Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, iemand met diabetes gaat naar de huisarts, en naar de specialist in het ziekenhuis. Deze patiënt wordt wellicht ook vaste klant bij de apotheek. Voor veel mensen zal dit ook thuisverpleging betekenen. Wat je dan wilt, is dat al deze zorgverleners samenwerken, dat ze goed overleggen wie wat doet, dat alles in elkaar past, dat ze praten over de beste zorg voor jou en je omgeving.
Om dat overleg waar te maken, minister, gaat u eerstelijnszones inrichten. Dat is voor alle duidelijkheid een heel goede zaak.
Waarom sta ik dan hier? Niet alleen om te applaudisseren, maar omdat die dokters, apothekers en verpleegkundigen al in een overleg zitten. De huisdokter zit al in zijn huisartsenkring. De specialist in het ziekenhuis zit met zijn ziekenhuis in een ziekenhuisnetwerk. Dat zijn niet dezelfde netwerken. De thuisverpleegkundige zit een dienst voor thuisverpleging, en dat is nog eens een ander netwerk. Als er geestelijke gezondheidszorg nodig is: nog eens een ander netwerk.
Het is een heel lappendeken en het past niet allemaal in elkaar. We willen dat de zorgverleners bezig zijn met hun kerntaak, en dat is zorg voor de patiënt. Als we de patiënt centraal stellen, moeten we de zorgverleners zo veel mogelijk tijd met de patiënt geven, en zo min mogelijk met het overleg.
Hoe gaat u dat overleg organiseren? Hoe gaat u ervoor zorgen dat al die netwerken en zorgstructuren eindelijk in elkaar passen en coherent samenvallen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, de operatie ‘Vlaanderen proberen in te delen in een zestigtal eerstelijnszones’ is het rechtstreekse gevolg van die succesrijk genoemde conferentie over de organisatie van de eerstelijn, die in Vlaanderen in februari 2017 na een heel lang traject heeft plaatsgevonden. We hebben toen bekeken hoe we de nieuwe bevoegdheden zullen uitoefenen die we kregen en die te maken hebben met de ondersteuning van de samenwerking in de eerstelijn en met de residentiële ouderenzorg. De conclusie was: laat ons proberen om de structuren die vanuit het RIZIV waren opgesteld en die in de loop der jaren waren ingericht vanuit Vlaanderen, de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL’s), de loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisaties (Logo’s), de expertisenetwerken Dementie, de palliatieve zorgstructuren te rationaliseren en saneren. Laat ons – en dat was een zeer duidelijke conclusie van de conferentie – gaan voor een eerstelijnszoneconcept, een zestigtal zones, en laat ons de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie volgen. Je moet dat doen op een niveau van 75.000 tot 125.000 inwoners.
We hebben toen afgesproken dat we dat proces bottom-up gingen starten, en dat we er – en dat was nieuw – de lokale besturen erin gingen betrekken, niet alleen de zorgsector maar ook de welzijnsactoren. Als je de zorgvragen van morgen goed wilt beantwoorden, moet je ook die competenties in dat overleg kunnen betrekken. We zijn dat proces gestart met de overtuiging dat een gedragen bottom-upbenadering de beste benadering was. De lokale besturen werden daarin ook betrokken. Daardoor werden zij ook gevat om na te gaan wat in hun historische situatie het beste concept zou zijn.
De eerste ronde is zeer succesvol geweest: 55 voorstellen kwamen binnen. Een groot aantal daarvan hebben we kunnen aanvaarden als een project om verder op te bouwen omdat het beantwoordt aan de criteria. Uiteraard is het de bedoeling om geleidelijk aan zoveel mogelijk historisch tot stand gekomen vormen van regionale afstemming op elkaar af te stemmen. Dat is in onze commissie regelmatig aan de orde gekomen. We hebben nu eenmaal, om tal van redenen, een voorzieningenlandschap dat niet overal gelijk aanwezig is, denk maar aan de geestelijke gezondheidszorg. We hebben uiteraard historisch tot stand gekomen samenwerkingsmodellen. Het is absoluut de bedoeling om geleidelijk aan, van onderuit, met incentives en een aantal stimulerende initiatieven te trachten een en ander op elkaar af te stemmen. Maar dit moment is natuurlijk cruciaal. Ik ben er echt van overtuigd dat iedereen in de eerstelijn – ik heb voldoende contacten met al die zorgverstrekkers en zorgvoorzieningen – zeer goed beseft dat als je in de toekomst de chronische patiënten en de mensen met grote kwetsbaarheden die lang thuis willen ondersteund blijven, goed wilt ondersteunen en als je die zorg goed wilt organiseren, dat je dan samenwerking nodig hebt op het niveau van een dergelijke zone.
De gemeentebesturen zijn, zoals gezegd, betrokken. We zullen dat proces geleidelijk aan uitvoeren. We zullen uiteraard ook met de ziekenhuizen bekijken hoe de vraag vanuit de federale en Vlaamse overheid om samen te werken met betrekking tot de basisspecialismen die in de ziekenhuizen kort bij de mensen moeten zijn, hoe die intenties en intentieverklaringen, gematcht kunnen worden met de geleidelijke vorming van die eerstelijnszones.
Ik heb gekozen voor de bottom-up benadering omdat ik geloof dat dat belangrijk is. In dit land heb je draagvlak nodig als je dit soort dingen wilt doen. Onze eerste analyse is alleszins dat wat er zich aan het aftekenen is in zeer grote mate voldoende consistent en homogeen is. We kunnen daar zeker op voortbouwen. Ik hoop natuurlijk dat we geleidelijk aan ook de blinde vlekken kunnen invullen, zodat we eigenlijk kunnen zeggen dat we heel Vlaanderen kunnen dekken in een concept waarbij we dan uiteraard ook bekijken hoe we andere samenwerkingsmodellen, voor zover dat zinvol is uiteraard, geleidelijk aan meer op elkaar kunnen afstemmen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik onthoud twee trefwoorden uit uw antwoord: van onderuit en geleidelijk aan. Je zou kunnen zeggen dat dat op zich goede woorden zijn.
Het siert u trouwens als minister dat u op zoek gaat naar draagvlak, dat u met de mensen wilt beslissen en niet boven hun hoofden heen. Maar het beleid dat we hierover hebben, over die eerstelijnszone, daar zijn we al vlotjes vijftien jaar mee bezig. Het was indertijd nog een groene minister die daarvoor de bouwstenen heeft gelegd. We zijn ondertussen vijftien jaar werkgroepen, reflectiekamers, conferenties, toetsingsmoment, symposia en consoorten aan het organiseren. Die hebben allemaal hun meerwaarde, maar er komt een moment dat er iets hardere beslissingen nodig zijn. Als we gaan wachten tot iedere huisarts, iedere apotheek, iedere thuisverpleegkundige, ieder ziekenhuis akkoord gaat met de indeling, dan vrees ik dat noch u als minister noch ik als levende mens dit zal meemaken.
Het is nodig dat u een heel groot draagvlak hebt, dat u daar zelf ook verdienste aan hebt, en dat we stappen mogen zetten en die zones moeten vormen. Niet alleen de eerstelijnszones, maar ook de ziekenhuisnetwerken, ook de geestelijkegezondheidsnetwerken, ook zelfs de mobiliteitsnetwerken. Dat is iets heel anders, maar het is ongelooflijk belangrijk dat als een oudere zich moet verplaatsen, dat via een mobiliteitsnetwerk kan. Dat moet allemaal in elkaar passen.
Minister, hoe gaat u al die lappendekens op een redelijke tijd samen kregen?
De heer Persyn heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik ben blij dat u als geapprecieerde vrouwelijke collega deze vraag stelt, in het bijzonder omdat twee vrouwelijke voorgangers van u heel veel werk hebben verricht in dit domein. Denk aan federaal minister Aelvoet die indertijd de studie bestelde en die de basis is van die zorgzones. Die studie is afgeleverd in 2001. Mieke Vogels heeft in 2003 hier het Zorgregiodecreet ingediend. In 2010 was er de grote eerstelijnsconferentie, in februari 2017 kwam het grote moment toen iedereen dacht dat het startschot zou worden gegeven voor de eerstelijnszones. Die zijn er toen niet gekomen. Minister, ik apprecieer uw voorzichtigheid. Ik kan jullie beiden bijtreden. Er is een groot draagvlak dat heel breed wordt gedragen. Ik hoop alleen dat we niet nog eens zeven jaar moeten wachten, dat we dit op het einde van deze legislatuur kunnen afronden en dat dan de eerstelijnszones zijn gevormd.
Ik treed wel de bezorgdheid bij om ook de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg meteen in te kantelen, want anders zal dat weer een heel verhaal worden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, dit is inderdaad een pertinente vraag. Als er één ding is waar ik van overtuigd ben, dan is het dat er gewoon te veel wordt overlegd en dat er te weinig tijd is om zich met de patiënt bezig te houden. Tenslotte gaat het daarover, over de kwaliteit van zorg die we aan de patiënt kunnen bieden. We moeten ervoor zorgen dat er niet weer een wirwar komt van verschillende zaken, waardoor er langs alle kanten weer heel veel overleg wordt gepleegd.
Minister, het personeel van de SEL’s en van de Lokale Multidisciplinaire Netwerken (LMN’s) zou worden opgenomen in het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn. Daar is wat bezorgdheid over. Is daar al meer duidelijkheid over?
De heer Bertels heeft het woord.
Ik neem aan dat de doelstelling van de eerstelijnszones om te komen tot een betere zorg voor mensen met een zorgnood, tot een integrale zorg met een centrale plaats voor mensen met een zorgnood, niet meer in vraag wordt gesteld. Die is tot stand gekomen met een breed draagvlak. Huisartsen, apothekers, thuisverplegers, welzijnswerkers, psychologen in de zorg- en welzijnsectoren moeten samenwerken ten voordele van die personen in zorgnood.
Minister, ik neem aan dat uw bottom-upwerkwijze om een breed draagvlak te zoeken een goede werkwijze is, en dat die ook eindig is. De eerstelijnszone moet maar een hulpmiddel blijven. Het is een structuur, een middel om tot een betere zorg te komen. We moeten dringend kunnen overschakelen naar inhoudelijke projecten en samenwerkingsvormen om die betere zorg te kunnen verlenen.
Minister, hoe gaat u concreet verder met het inhoudelijke project dat u wilt starten voor de nog niet erkende zones of de blinde vlekken in het Vlaamse landschap?
Collega's, ik ben dankbaar voor sommige van uw reacties. Ik reken op u allen als we in deze legislatuur de kaart zullen proberen vol te maken. Ik reken op uw steun in die gebieden waar om allerlei historische of andere redenen huisartsen en lokale besturen niet kunnen overeenkomen, om toch een consistente zone te maken. Als we dat gaan beslissen, laat ons dat dan ook politiek als één front verdedigen op het moment dat het protest zal opstijgen. We hebben gekozen voor een bottom-uptraject, maar we gaan dat niet vrijblijvend laten.
Collega Persyn, ik heb dat ook gezegd op de eerstelijnsconferentie. We starten met de coalition of the willing, maar er moet geen enkele illusie zijn: wij gaan het verhaal vol maken en heel Vlaanderen zal moeten worden afgedekt. Dat is cruciaal in het kader van onze volksgezondheid en vanuit het perspectief van onze patiënten.
In die zin ben ik blij met de steun. Na de conferentie is er uiteraard een projectplan gemaakt, collega Saeys, waarbij we heel wat projecten hebben gedefinieerd, en ook de stakeholders die bij de uitbouw van dat project betrokken moeten worden, naar aanleiding van de conclusies van die conferentie.
Een van die conclusies was dat er inderdaad een Vlaams instituut moet komen voor de ondersteuning van de eerste lijn. Na afweging van alle plussen en minnen hebben we nu deze piste op tafel: het personeel dat in al die zones zal moeten worden ingezet, in plaats van daar zestig vzw’s of welke structuur dan ook voor te maken, laat ons kijken of we die personeelskwesties met een minimale overhead kunnen ophangen aan dat Vlaamse instituut, waarbij de mensen dan uiteraard met voldoende impact vanuit de lokale betrokkenen kunnen worden ingezet in de regio’s. Dat traject moet natuurlijk op zijn juridische en sociale validiteit onderzocht worden en er moet over overlegd worden, maar het is inderdaad de piste waarop we nu werken.
Het alternatief was dat we aan alle zones zouden zeggen dat ze rechtspersoonlijkheid moeten aannemen, omdat ze personeel in dienst zullen moeten nemen enzovoort. Dat zien we echt niet zitten. We denken dat het veel beter is om dat zo minimalistisch mogelijk te doen en te zoeken naar de juiste balans tussen aan de ene kant de impact van de lokale actoren op de inzet van de middelen en aan de andere kant administratief en arbeidsrechtelijk de eenvoudigste en meest efficiënte oplossing. Dat is het spoor dat we nu volgen.
Zoals gezegd, collega Bertels, zijn er een veertien- of vijftiental projecten die nu lopen, bijvoorbeeld de redactie van een e-zorg- en ondersteuningsplan, dat digitaal zal zijn en dat dan ook voor heel Vlaanderen hét plan zal zijn dat we gebruiken. Zo zijn er nog wel een aantal projecten die ontwikkeld moeten worden en die uiteraard ook moeten sporen met een aantal evoluties op het federale niveau.
Globaal, collega’s, dank ik u voor de steun. We gaan proberen om het landschap echt te completeren. Het is juist dat mevrouw Vogels destijds het Zorgregiodecreet in dit parlement heeft laten goedkeuren. Ik stel vast dat dat toen misschien erg gecontesteerd was bij sommigen en dat daar nu een andere kijk op is. We moeten het momentum gebruiken. Er is in de gezondheidszorg een hele shift bezig. Wij moeten onze eerste lijn met al zijn talenten en mogelijkheden daar absoluut voor equiperen. Dit is een belangrijke opportuniteit op korte termijn. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zal mevrouw Vogels laten weten dat de minister heeft gezegd dat ze te vroeg gelijk had. Dat is iets wat groenen wel vaker overkomt.
Ik ben blij dat we allemaal op dezelfde lijn zitten. Minister, u zegt dat u rekent op het parlement om, op het moment dat u beslissingen neemt, niet aan de kant van de oppositie te gaan staan. Op het moment dat u die beslissingen zult nemen – en ik hoop oprecht dat u dat nog in deze legislatuur zult doen – zal ik een vraag stellen op basis van de brief die we vanuit de sector gekregen hebben. Ik zal u vragen op basis van welke criteria u beslist hebt. U zult mij dan antwoorden op basis van welk objectief kader u dat gedaan hebt. En ik zal u dan antwoorden – dat beloof ik u nu plechtig, minister – dat ik blij ben dat er een beslissing genomen is en dat ik hoop dat u met die mensen die zich niet in de beslissing kunnen vinden, in overleg gaat om toch een zo goed mogelijke oplossing uit te werken.
Het zal niet evident zijn, en dan hebben we alleen nog maar die eerste stap gezet, die eerstelijnszones. Dan moet u nog de geestelijke gezondheidszorg daarbij krijgen. Dan moet u nog zorgen dat die ziekenhuizen erin passen. En al dat werk is snel nodig, want die oudere, die thuiszorg combineert met mantelzorg, met de familie die die ondersteuning biedt, heeft nood aan zulke samenwerkende netwerken, en die heeft daar dringend nood aan. (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.