Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de invoering van een gemeenschapsdienst voor bepaalde langdurig werklozen
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, vanmorgen kregen we het nieuws dat Open Vld verplichte gemeenschapsdienst wil invoeren voor de langdurig werklozen. Als je kijkt naar wat wij op Vlaams niveau doen voor – en ik noem hen liever mensen met een afstand op de arbeidsmarkt dan werklozen – dan zie je verschillende zaken. VDAB ziet iedereen, ziet die mensen en kijkt naar welke afstand er is tussen hen en de arbeidsmarkt. VDAB gaat na welke afspraken kunnen worden gemaakt op maat van die persoon. Het kan zijn dat VDAB zegt dat iemand een opleiding kan volgen tot calculator in de bouwsector omdat er veel vraag naar is, en een traject met die persoon afspreekt. Het kan zijn dat VDAB zegt dat iemand beter wat werkervaring zou opdoen, dicht in de buurt, en hem werkervaring wil laten opdoen en hem klusjes laat doen in een school of voor de gemeente. Het zal telkens afhangen van persoon tot persoon, maar één ding staat vast: als ik uw beleid bekijk, dan is het zo dat iedereen met een afstand tot de arbeidsmarkt en langdurig werkzoekend is, verplicht wordt zich in te schakelen in een traject naar werk en dus ook kan worden gesanctioneerd.
Ik denk dus dat het voorstel dat werd gedaan, een verdienstelijk voorstel is, maar dat we op Vlaams niveau eigenlijk die zaken al doen. Het enige probleem is dat op federaal niveau men ons een beetje beperkt in wat we kunnen doen rond bijvoorbeeld wijk-werken. De federale overheid zegt dat er maar 7291 mensen per jaar in wijk-werken mogen stappen, want anders moet Vlaanderen een responsabiliseringsbijdrage betalen.
Als we met een constructieve bril kijken naar het voorstel, kunnen we er misschien een opening in zien om aan het federale niveau te vragen om, met een technisch woord, het contingent van 7291 op te trekken, want er zijn tenslotte wel 65.000 langdurig werkzoekenden in Vlaanderen.
Dus, minister, mijn vraag luidt: zult u overleg plegen met het federale niveau om te kijken of dat aantal van 7291 kan worden opgetrokken?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, inderdaad, mijn collega Egbert Lachaert staat klaar om een wetsvoorstel in te dienen om het normatief kader in te voeren voor de gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen.
Om alle misverstanden te vermijden, wil ik toch nog even duiden wat gemeenschapsdienst precies is. We willen een aantal langdurig werklozen via een activerende maatregel een aantal gemeenschapstaken laten uitvoeren en zo die stap naar werk vergemakkelijken. Het is absoluut geen straf, het is ook geen ‘voor wat hoort wat’-verplichting. Het heeft wel degelijk een constructieve aanpak.
En het is ook steeds de bedoeling geweest van de gemeenschapsdienst – want dit was ook ingeschreven in de regeerakkoorden, zowel het Vlaamse als het federale – dat dit een traject naar werk zou worden, dat dit daarin zou moeten worden ‘ingebed’ en dat we dat dus niet los van elkaar kunnen zien.
Minister, u hebt in het verleden al meermaals gezegd dat u geen grote pleitbezorger was van gemeenschapsdienst als afzonderlijk instrument en dat u dit onder het wijk-werken wilde catalogeren. U zei: ‘Dit kan zodra het federaal normatief kader er is.’ Nu, dat kader was er nog niet en is er nog altijd niet. Daarom doet mijn collega Lachaert ook dat voorstel.
Er worden nu verschillende uitspraken gedaan alsof het voorstel overbodig zou zijn. Ik wil hierover graag wat duiding. Vindt u dit voorstel ook overbodig? Hoe staat u tegenover de uitspraak van federaal minister Peeters, die zegt dat er eigenlijk instemming nodig was vanuit de regio's om hier stappen te zetten naar het federaal normatief kader?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, ik wil even de vier punten aanhalen die ik heb gehoord van de heer Lachaert. Een echt voorstel heb ik nog niet gezien. Dat blijkt ook nog niet te zijn ingediend. Ik kan dus niet beter dan luisteren naar wat hij vanmorgen heeft gezegd.
Eén, het moet een traject naar werk zijn. Twee, het gaat over langdurig werklozen. Drie, er komt een lijst met taken die niet in concurrentie komen met de privésector. Vier, we moeten maatwerk doen voor de werkzoekenden.
Ten eerste, een traject naar werk. Toen ik die vier punten hoorde, bedacht ik meteen dat dat is wat wij met wijk-werken doen. Want, een traject naar werk, dat is wat wijk-werken doet. Zoals de heer Ronse zei, gaan we na welke werklozen met wijk-werken taken kunnen doen die niet in de privésector kunnen of mogen gebeuren, eenvoudige taken. We beperken het ook tot een jaar, zodat niemand in dat traject blijft zitten. Dat traject naar werk is daardoor dus zeker gegarandeerd.
Twee, beter dan langdurig werklozen spreken wij in Vlaanderen, door jullie goedgekeurd, over afstand tot de arbeidsmarkt. Zo moet iemand die bijvoorbeeld één jaar en tien maanden werkloos is en via wijk-werken de stap naar het economische circuit zou kunnen zetten, niet nog eens twee maanden wachten om twee jaar werkloos te zijn. Als het nuttig is, zetten we het in. Daarom denk ik dat de definitie van afstand tot de arbeidsmarkt beter is.
Drie, de lijst is er. We hebben een lijst opgesteld met de sociale partners in VDAB. De werkgeversorganisaties hebben dus mee bepaald welke taken zouden kunnen worden uitgevoerd. U weet dat we nog maatwerk mogelijk hebben gemaakt voor de gemeente, doordat zij eigen taken die lokaal nodig zijn, daarbovenop kunnen zetten. Dus ook dat is gerealiseerd.
Ten slotte, wat maatwerk betreft, weten jullie beiden zeer goed dat heel de VDAB-werking maatwerk is voor de werkzoekenden.
Die vier voorstellen die de heer Lachaert ziet voor de gemeenschapsdiensten, doen wij – en ik denk nog juister – in wijk-werken.
En dan zegt hij dat we moeten kunnen sanctioneren. Mijnheer Ronse, u hebt het gezegd: sinds de zesde staatshervorming kunnen wij sanctioneren. Dus als er tussen een werkzoekende en een bemiddelaar een afspraak wordt gemaakt over een traject naar werk en daarna wordt dat niet uitgevoerd, dan kan die werkloze daarvoor worden gesanctioneerd.
Daarbovenop heb ik wel wat schrik wanneer ik mijn federale collega hoor zeggen dat hij vindt dat dat voor elke werkloze twee halve dagen in de week is, want dan verlies ik hier flexibiliteit, en dat zou ik niet graag hebben. Wij kunnen nu bij VDAB beslissen in functie van de werkloze, dus op maat van de werkloze, van enkele uren per maand tot 60 uren per maand. Dat is de filosofie van wijk-werken. Ik wil die flexibiliteit graag bewaren.
Samenvattend zit ik in de volgende situatie: ik heb geen bezwaar tegen een federaal kader, maar ik heb het niet nodig, want we doen dit al in Vlaanderen. Ik zou niet graag worden beperkt door een federaal kader dat het aantal uren flexibiliteit naar het op maat werken van de werkzoekende mogelijk maakt.
Mijnheer Ronse, u vraagt naar het plafond van 7291 en of dat zinvol is. Als men toch een initiatief neemt, zou ik graag hebben dat men dat plafond weglaat, vooral omdat wij activerend werken. Dat is dan wel de voorwaarde. Als ze daar een buffer maken van mensen die in de werkloosheid blijven zitten, dat ze wijk-werken zouden gebruiken om zich in te settelen, dan is dat geen goede zaak. Net daarom hebben we PWA omgevormd tot wijk-werken. Als je een activerende maatregel maakt, zoals wij hebben gedaan in Vlaanderen, dan kan dat contingent worden weggelaten.
Moet ik in overleg treden met de federale collega? Ik heb geen federaal kader nodig om te doen wat ik doe. Als men dat plafond zou willen weglaten, met veel plezier. In september 2015 heb ik daarover gesproken met federaal minister Kris Peeters. Toen bleek dat er weinig initiatief zou worden genomen omdat andere regio's dezelfde stappen niet wensten te zetten.
Minister, ik hoop dat collega Lachaert meekijkt. Dan zal hij een aantal zaken hebben geleerd, zoals het feit dat wat hij voorstelt, al bestaat. Het verschil is dat het bij ons beperkt is tot een jaar. Het is niet verstandig om de periode voor mensen die na een jaar bijklussen in scholen of gemeenten nog niet aan een job kunnen geraken, te verlengen. Dan kunnen andere trajecten zoals sociale economie of arbeidszorg nuttig zijn.
Het is verstandig dat de partijen zich op het federale niveau groeperen om dat plafond te doorbreken, zodat we de activerende maatregel die we nu hebben, verder kunnen uitwerken op het Vlaamse niveau. Dat is het positieve van het voorstel.
Minister, wij hebben in Vlaanderen het PWA-stelsel omgevormd. We hebben gezegd dat we die mensen niet levenslang in gemeenschapsdienst zullen steken. We doen dat tijdelijk via wijk-werken. Hoe zit dat eigenlijk in Wallonië en in Brussel?
Minister, we verschillen toch wat van mening, maar niet inzake maatwerk. In Vlaanderen leveren we al heel wat inspanningen om werkzoekenden op maat te begeleiden. Daar gaat het ons niet om. Wat hier wordt voorgesteld, is een aparte maatregel, een bijkomend laagdrempelig instrument die een andere doelgroep beoogt die wat verder van de arbeidsmarkt staat, bij wie we de duurtijd op een andere manier inschatten en voor wie we een aantal taken op maat bepalen. Dat is absoluut ook geen beperking, want je hebt altijd de mogelijkheid om wijk-werken toe te passen. Die twee zullen elkaar dan gewoon versterken.
In de conceptnota wijk-werken was gemeenschapsdienst opgenomen als een te realiseren instrument en doelstelling. Van vandaag op morgen blijkt nu met het nieuwe wijk-werken dat die doelstelling plots is gerealiseerd. Dat was toch een bevreemdende vaststelling. Daarom wil ik u nogmaals vragen of u vindt dat met het wijk-werken zoals dat vandaag op tafel ligt, het regeerakkoord zoals we dat hebben ondertekend, volledig en correct is uitgevoerd.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, sp.a is ook niet overtuigd dat de gemeenschapsdienst de oplossing is voor sociale integratie en voor activering van langdurig werklozen. We zijn het ook niet eens met het verhaal dat u net hebt verteld, dat wijk-werken het antwoord is op gemeenschapsdienst, want het profiel van een wijk-werker is niet het profiel van een langdurig werkloze. Dat debat hebben we meermaals gevoerd. Mocht het evident zijn dat wijk-werkers bepaalde jobs gemakkelijker konden invullen, dan zou u als voorzitter van het Vlaams Parlement, ook geen initiatief moeten hebben genomen om in Limburg fruitplukkers met een PWA-statuut van Wallonië te laten komen.
Er zit in uw redenering dus een combinatie die niet opgaat.
Ik denk dat u vandaag maar één maatregel hebt om langdurig werkzoekenden te activeren, en dat is die aanwervingsincentive. Dat is op dit moment de enige maatregel om langdurig werklozen te activeren, maar heel succesvol is die vandaag niet. Gaat u die evalueren en bijsturen, om in die optiek het aantal langdurig werkzoekenden te doen dalen?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, wat ons betreft, is die verplichte gemeenschapsdienst ook geen goed idee en heeft die heel weinig toegevoegde waarde. De job van een werkzoekende is om werk te zoeken. Collega Ronse heeft aangehaald dat er verschillende vormen van trajectbegeleiding bestaan. Dat zijn vormen die, wat ons betreft, geïntensifieerd kunnen worden. Dat moet een continu proces zijn, om te zien wat er beter kan, om ervoor te zorgen dat die langdurig werkzoekenden gemakkelijker kunnen doorstromen naar de vacatures die ook langdurig open blijven staan. We moeten zien hoe we dat kunnen blijven verbeteren. Er gebeurt al van alles.
Een tweede stap, naast het intensifiëren van dat proces, is kijken hoe we de werkgevers kunnen activeren, om te zien hoe zij ook een extra steentje kunnen verleggen, om ervoor te zorgen dat die mensen sneller aan een job worden geholpen. Ik wil u vragen en oproepen, minister, om ook van die laatste stap extra werk te maken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, ik was deze morgen wat geschrokken. Ik dacht dat collega Lachaert een paar jaar arbeidsmarktbeleid had gemist, toen hij zijn voorstel deze morgen in de krant liet publiceren. ‘Back to the future’. Ik denk dat het debat over de verplichte gemeenschapsdienst volledig achterhaald en verouderd is en dat we ondertussen al veel verder staan in ons arbeidsmarktbeleid.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat er nog een probleem is. We hebben 65.000 mensen die twee jaar en langer werkzoekend zijn in Vlaanderen. De werkloosheid daalt, behalve voor één groep: de zeer langdurig werkzoekenden, mensen die vijf jaar en langer werkzoekend zijn. Die groep stijgt nog altijd in aantal. Dat geeft aan dat we ook in de activering en begeleiding van langdurig werkzoekenden zeker nog een tandje bij kunnen steken. De minister heeft al aangekondigd dat hij elke langdurig werkzoekende vanaf nu een traject op maat zal aanbieden. Wat ons betreft, moet dat inclusief werkervaring, waaronder wijk-werken, maar er zijn ook andere instrumenten mogelijk.
Minister, ik hoop dat u snel en efficiënt werk kunt maken van die trajecten op maat van elke langdurig werkzoekende, met bijzondere aandacht voor die zeer langdurig werkzoekenden.
Mijnheer Bothuyne, dat het aantal zeer langdurig werklozen stijgt, heeft te maken met de regels die veranderd zijn, onder andere rond de brugpensioenen, en niet door het beleid dat gevoerd wordt. Dat wil ik toch duidelijk naar voren brengen.
Ja, er zijn 65.000 langdurig werklozen, maar zoals u weet, gaan we die screenen. We zijn daarmee begonnen. We gaan dat over de volgende twee jaar spreiden. We nemen daar zelfs derden bij, om de capaciteit te verhogen. We gaan daar ook opleidingscapaciteit bij doen.
Zo kom ik terug bij wat collega Ronse daarstraks zei. We doen altijd alles op maat van de werklozen. Als wijk-werken het beste instrument is, dan zal het met wijk-werken zijn. Als het tijdelijke werkervaring is, zal het met tijdelijke werkervaring zijn. Als er een opleiding nodig is, dan zullen we in opleiding voorzien. Als er stages nodig zijn, zullen we in stages voorzien.
Is dat dan verplicht? Ja, dat is verplicht. Als je als werkloze afspraken maakt om met VDAB een traject naar werk uit te stippelen, dan heb je die afspraken na te komen. Als die afspraken niet nagekomen worden, dan zal dat mee in je dossier komen, dat een beoordeling zal geven en mogelijk tot sanctionering kan leiden. Dat is toch wel belangrijk. Is dat dan een verplichte gemeenschapsdienst? De taken die ik vanmorgen heb gehoord – die die u zegt, collega Talpe, vind ik wat raar – zijn dezelfde taken die op de lijst staan die vandaag bestaat voor het wijk-werken. Ik ken er geen andere. Het is de afstand tot de arbeidsmarkt. Dat zijn dezelfde.
Als je het natuurlijk over heel België bekijkt, is niet overal hetzelfde systeem van kracht. En dan kom ik bij de vraag van collega Ronse. Sommige mensen vonden het raar dat ik vragen krijg over Brussel en Wallonië. Ik vind dat niet zo raar, want er is nog altijd een federaal kader. Een mogelijk federaal kader is waar de heer Lachaert het over heeft. En dat mogelijke federale kader, dat gaat dan toch ook voor Brussel en Wallonië gelden? En dan is de vraag: is het niet zinvol dat men ook in Wallonië en Brussel activerende maatregelen neemt om de langdurig werklozen naar werk te begeleiden? En hebben ze dat al? Dat is de vraag die collega Ronse stelt. En mijn antwoord is: ik denk het niet, want het PWA is niet hervormd in Wallonië.
U weet dat wij dat hebben hervormd omdat het een maatregel was waar werklozen in bleven hangen. Wij hebben er nu voor gezorgd dat het maar tijdelijk is. Dat is zeer fundamenteel, want anders maak je kans dat je daarin blijft hangen. Dat is het grote verschil tussen de twee landsgedeelten. Als je dan het contingent zou verhogen of het plafond zou laten springen, krijg je daar het alternatief ‘werkloosheidsuitkering met nog iets bovenop’ en dan blijf je daarin zitten. Je voelt je daar goed in. Mevrouw Talpe, het is zoals u zei: het mag niet zijn ‘voor wat hoort wat’. Het moet een traject naar werk zijn. Wij hebben met wijk-werken een traject naar werk.
Alles wat hier naar voren werd gebracht, zijn we aan het realiseren. Zijn we er al? Neen! De screening van elke langdurig werkloze zal ons helpen om voor elke werkzoekende, zoals de heer Lachaert het naar voren bracht, ervoor te zorgen dat er op maat een traject naar werk wordt uitgestippeld. Dan heb je drie mogelijkheden. Ofwel werkt dat traject naar werk, en dan komen die mensen terecht in het normale economische circuit; ofwel lukt het niet voor mensen die er alles aan hebben gedaan om het te proberen, en dan kunnen we zoeken naar alternatieven in de sociale economie en in de andere trajecten die bestaan in de lokale diensteneconomie en dergelijke meer; ofwel willen ze niet, en dan moeten we sanctioneren.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik vind het toch redelijk choquerend dat men in Wallonië en Brussel nog altijd vasthoudt aan bepaalde statuten. Men zegt daar: ‘Gij hebt een afstand tot de arbeidsmarkt. De rest van uw leven moogt ge twee uur per dag bijklussen, en dat is oneindig: ge moogt dat blijven doen.’ Dat is ons vroegere PWA-stelsel (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap). Dat is spijtig voor ons, want dat wordt ook met Vlaamse middelen voor sociale zekerheid betaald. Daardoor kunnen wij op Vlaams niveau niet stijgen met onze activerende maatregelen. We kunnen niet het plafond van 7291 doorbreken. Het voorstel van de heer Lachaert zou op zijn minst moeten betekenen dat dat communautaire punt ook op het federale niveau eens duidelijk wordt aangekaart.
Collega’s, als we het hebben over activeren, moeten we op Vlaams niveau alles uit onze bevoegdheden halen. We komen altijd op hetzelfde uit: de beste maatregel om verder te activeren, is om die werkloosheidsuitkering ook in de tijd te beperken. We moeten dat aanpakken. Enkel dan zullen we al onze langdurig werklozen aan het werk kunnen helpen. (Applaus bij de N-VA)
Minister, in Vlaanderen werd het engagement aangegaan om de gemeenschapsdienst te integreren in het wijk-werken. Dat is ook in het federale en in het Vlaamse regeerakkoord opgenomen. Nu wordt dit plots onder het nieuwe wijk-werken geschoven en valt de gemeenschapsdienst daarvan tussenuit. Wij denken dat het systeem wel een toekomst heeft. Maar wij delen uiteraard uw bezorgdheid dat gemeenschapsdienst niet het traject naar werk mag belemmeren. Dat werd in de commissie al verscheidene keren gezegd. Wij zien dat niet zo. Wij zien het als een algemeen systeem dat een meerwaarde kan betekenen voor de langdurig werklozen met een moeilijker profiel en met een afstand tot de arbeidsmarkt, voor wie het wijk-werken toch een stap te ver is.
Tot slot, ik vond dat armworstelen tussen het federale en het Vlaamse niveau ook betreurenswaardig. Vlaanderen wijst naar het federale niveau en het federale niveau wijst naar Vlaanderen. Dan is het plots overbodig. Daar hebben de werkzoekenden en eigenlijk alle mensen geen boodschap aan. Zeker in tijden van grote krapte op de arbeidsmarkt, wanneer we zo veel mogelijk mensen en in het bijzonder onze langdurig werklozen willen activeren, moeten we allemaal aan hetzelfde zeel trekken. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.