Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
“Monsieur le Président, Son Excellence Monsieur le Ministre, batata bamaman, mbeto na mbeno. Lelo toyei awa mpo na kotraiter makambo ya minéné. Il faut tosolola bien, il faut toyokana.”
Ik neem aan dat er weinigen van jullie begrepen hebben wat ik gezegd heb. Ik zie hilariteit, maar ik zie ook onbegrip. Collega’s, deze situatie maken talloze zorgbehoeftige, kwetsbare burgers, in Vlaanderen elke dag mee, niet langer alleen in onze hoofdstad, Brussel, in de Vlaamse Rand, maar over het hele Vlaamse land: in ziekenhuizen, spoedgevallendiensten, woonzorgcentra, tot en met de kinderopvang waar ouders ’s ochtends hun kleintjes afzetten en waar nieuw ingestroomde arbeidskrachten onze eigen taal niet machtig zijn.
Mijn partij is voor actieve arbeidsmigratie. Dat is daarnet nog aan bod gekomen. De heer Ronse en anderen hebben het aangekaart. Wij zijn absoluut voor een positieve actieve arbeidsmigratie. Maar inzake zorg vindt onze partij dat het absoluut noodzakelijk is dat die verleend kan worden in de eigen landstaal. Wij vinden dat een essentiële kwaliteitseis, en daar kan niet op worden afgedongen. We hebben al vaker hier vooraan gestaan, vorig jaar ook mevrouw Croo. Ik heb de minister toen horen antwoorden dat de erkenning van de zorgberoepen weliswaar Vlaamse materie is geworden met de zesde staatshervorming, maar dat het normatief kader nog altijd federaal wordt bepaald.
Recent heeft mijn collega Van Campenhout opnieuw een ballonnetje opgelaten om toch die taalvereisten voor de Vlaamse Gemeenschap in te voeren voor het Vlaamse land. Er is opnieuw een gelijkaardig antwoord gekomen: “Neen, burgers die vanuit de Europese Unie (EU) komen, moeten maar één van de drie landstalen machtig zijn, en de facto geldt hetzelfde voor mensen die van buiten de EU komen.” Welnu, voor ons is de taal essentieel. Vandaar opnieuw mijn vraag, en we reiken de hand uit met het hele parlement. Ik denk dat we daarin allemaal op dezelfde lijn zitten. Wat kunnen we vanuit Vlaanderen doen om ervoor te zorgen dat op korte termijn alle zorgverleners in Vlaanderen de zorg in het Nederlands kunnen leveren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is inderdaad juist dat in het kader van de federale regels met betrekking tot de gezondheidszorgberoepen aan het visum de verplichting is gekoppeld om een van de officiële landstalen te gebruiken. Ik heb begrepen, maar u volgt dat waarschijnlijk nauwkeuriger op dan ik, dat ondertussen federaal aan die wetgeving wordt gesleuteld en dat zowel op het vlak van controle maar ook op het vlak van het specifiëren van die verplichting wellicht gekeken wordt naar het verduidelijken, namelijk dat het dan moet gaan over de taal van de regio waar men het beroep uitoefent. Indien dat gebeurt, zou dat al een heel belangrijke stap zijn in het verduidelijken van die verplichtingen en dat kader.
Op Vlaams niveau beschikken wij over een belangrijk advies van onze strategische adviesraad van een aantal jaren geleden, die zich over de vraag heeft gebogen en heeft gezegd dat communicatie toch wel essentieel is bij een goede zorg- en hulpverlening. De adviesraad heeft ons toen geadviseerd om die zaken te bekijken vanuit het kwaliteitsbeleid, vanuit de inschatting dat, als men een goede kwaliteit van de zorg wil leveren, men er toch voor moet zorgen dat men op een goede manier kan communiceren, niet alleen in het Nederlands – natuurlijk vooral in het Nederlands – maar ook de non-verbale communicatie wordt in dat advies vermeld. Het is een belangrijk advies omdat het een insteek geeft die wij op het Vlaamse niveau kunnen gebruiken om rond dat thema ook actief te zijn en te stimuleren dat effectief het Nederlands wordt gebruikt.
Wij hebben tot nu toe één regelgeving waarin specifieke regels daarover zijn opgenomen, meer bepaald het decreet op de voorschoolse kinderopvang. Ik mag aankondigen dat u wellicht binnenkort een ontwerp van decreet voorgelegd zult krijgen dat een kader schept voor het niet-dringend liggend ziekenvervoer. Daarin zullen we de kennis van de taal opnemen als een vergunningsvoorwaarde, want ik weet dat het ook uw frustratie is dat we daar soms klachten over krijgen maar daar niet kunnen op reageren. Er zal een ontwerp van decreet worden voorgelegd aan het parlement over die materie waarin we dat wel kunnen opnemen.
Onze Zorginspectie ziet daar ook op toe. Voor wie dat zeer formeel in de regelgeving staat, is dat natuurlijk eenvoudig of duidelijk, voor de andere wordt vanuit het perspectief wat kwaliteitsvolle zorg is, bepaald dat de voorzieningen die worden geïnspecteerd, moeten aantonen dat ze inderdaad op een goede manier kunnen communiceren met hun cliënten, bewoners of patiënten. Op die manier proberen we uitvoering te geven aan de passage uit het regeerakkoord en proberen we in lijn met het advies binnen het kwaliteitsperspectief een beleid te voeren rond dit thema.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit me aan bij de bezorgdheid over de kwaliteit. We hebben de internationale verdragen over mensenrechten, we hebben de wet op de patiëntenrechten – weliswaar federaal – en we hebben de deontologische codes die ik destijds heb moeten inzweren voor de beroepsgroepen waarbij mensen in hun taal kunnen worden geholpen. Ik ben blij met het advies van de SAR en ik ben ook blij met uw insteek om naar een kwaliteitsbenadering te gaan. U zet daar enorm op in. Ik denk dan aan het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals en aan het Instituut voor Kwaliteit van Zorg. Ik denk dat we moeten gaan naar een sectorbrede kwaliteitseis die de taalvereiste in aanmerking neemt.
De heer Bertels heeft het woord.
Taaldiversiteit kan op vele terreinen een meerwaarde betekenen maar, en daar zijn we het allemaal over eens, in de sector van de zorg is het belangrijk dat een Nederlandstalige dienstverlening kan worden verzekerd door zorgverleners. Ons Kwaliteitsdecreet voorziet daar ook in. Of het nu gaat over kinderopvang, ouderenzorg, personen met een handicap, preventieve gezondheidszorg, er moet een gemeenschappelijk basistaal zijn voor een goede, kwalitatieve en efficiënte zorgverlening. Bij een continue zorgverlening moet men elkaar kunnen verstaan en is er dus een gemeenschappelijke taal nodig. In Vlaanderen is dat het Nederlands. Daar zijn we het allemaal over eens en het Kwaliteitsdecreet biedt daar ook al een kader. Er is nog een ander specifiek kader op komst. Over de doelstellingen zijn we het eens.
Minister, een bijkomende vraag aan u is of u een evolutie ziet in het toezicht door de agentschappen en/of de inspectie dat er in de verschillende sectoren voldoende taalbeheersing van het Nederland is om die kwalitatieve zorg te garanderen. Hebt u daar een zicht op?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Persyn, ik heb niet kunnen verstaan wat u daarnet zei, maar ik denk wel dat ik heb begrepen wat u bedoelde. Wat u bedoelde, was, vermoed ik, dat zorg krijgen in de eigen taal ongelooflijk belangrijk is voor iedereen. Dat is een bezorgdheid die ik met u deel en die oprecht is. Wanneer je zorgbehoevend bent, wanneer ouderen in een rusthuis gaan wonen, is het belangrijk dat ze in hun eigen taal kunnen worden geholpen, straffer nog, vaak zelfs in het eigen dialect, om een goede zorg te krijgen.
Om dat te verwerven moet men niet enkel kijken naar de toegangscriteria, maar moet men ook nagaan hoe het Nederlands op de werkvloer kan worden versterkt. De realiteit is immers dat in de rusthuizen de helft van de vacatures niet ingevuld geraakt waardoor veel mensen uit het buitenland zorgkundige taken bij ons opnemen. De vraag is hoe we die mensen Nederlandskundig zullen maken. Minister, hoe zult u het Nederlands op de werkvloer versterken zodat de zorg inderdaad in de taal van de bewoner kan worden verleend?
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, dit is bijna exact dezelfde vraag, dag op dag, als de vraag die mevrouw Croo hier een jaar geleden stelde over de taalvereisten in de zorg. Er is weinig veranderd in een jaar tijd. Ik ben toch blij met het advies van de SAR die adviseert om het Nederlands toch te gebruiken in de zorg.
Ik ben lichtjes verheugd over specifieke kaders waar het decreet telkens een taalvereiste inschrijft. Maar ik sluit me wel aan bij het pleidooi van de heer Persyn om over alle sectoren heen binnen de welzijnssector die taalvereisten op te nemen. Ik hoop, minister, dat u daar oor voor hebt.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik denk dat het duidelijk is dat alle fracties hetzelfde zeggen: de kennis van het Nederlands in een zorgrelatie is van cruciaal belang. De minister heeft gezegd dat de Zorginspectie hierop toeziet. Dat kunnen we lezen in de beleidsbrief.
Deze week konden we ook lezen, want uiteindelijk moeten we wel voldoende handen hebben in de zorg, dat er een pilootproject gestart is in Limburg ‘In de Zorg - Uit de Zorgen’. Via een taalbad in de logistieke hulp kunnen mensen doorgroeien naar een zorgberoep, op voorwaarde van een goede kennis van het Nederlands. Hopelijk, minister, kent dit succes, want er zijn mensen op zoek naar een goede job, een job met een diploma in het Nederlands. Daarvoor zijn anderstaligen hier woonachtig of gearriveerd in Vlaanderen.
Minister, als er een positief pilootproject is, is het dan de bedoeling om dat uit te rollen over Vlaanderen?
Collega’s, mevrouw Coppé, ik ben zeer blij dat u Limburg ontdekt via de goede voorbeelden. Het is inderdaad een interessant initiatief en uiteraard wordt wel degelijk rekening gehouden met de realiteit: de mensen moeten zich de taal machtig maken.
We staan in Vlaanderen uiteraard voor een gigantische opdracht: de zorgvragen nemen toe, het aanbod groeit, er is een nieuwe golf van gepensioneerden op komst in de zorg- en welzijnssector. Dus we hebben er alle belang bij dat we alles wat aan talent beschikbaar is en kan worden gemobiliseerd, kansen geven, boeien en toeleiden naar jobs in zorg en welzijn. Onze zorgambassadeur werkt aan een nieuw actieplan en daarin is dit issue zeker een belangrijk aspect. Minister Muyters doet daar met VDAB zeer goede inspanningen voor.
Ik kan alleen maar beamen dat we met dat project en wat we daaruit leren, absoluut moeten bekijken wat dat kan betekenen voor heel Vlaanderen. Taalkennis is daar uiteraard een component van.
Mijnheer Bertels, ik kan hier niet zomaar zeggen dat daar een evolutie is, dat zullen we met Zorginspectie eens nauwkeuriger moeten bekijken en bespreken. Ik heb die indruk intuïtief niet, dat dit versterkt is. Maar – en dat is de link met het vorige aspect van de problematiek, natuurlijk – in de mate dat ook appel gedaan wordt op buitenlandse zorgverstrekkers en beroepskrachten, zal die uitdaging groter zijn.
We horen wel, dat was ook deel van de verontwaardiging van de heer Persyn, neem ik aan, dat sommige ziekenhuizen problemen hebben om de juiste artsen te vinden. De Europese mobiliteit, dat speelt vaak, moet daar worden gebruikt.
Mevrouw Van den Brandt, Verso werkt inderdaad aan een brochure: ze doen een aanbod aan de leden precies rond taal op het werk. De brochure is erop gericht om medewerkers in de social profit die het wat moeilijker hebben daar ook mee aan de slag te laten gaan. Vanuit dat perspectief ben ik natuurlijk zeer blij dat Verso naar zijn leden, de socialprofitorganisaties, dit initiatief heeft genomen.
Enkele kleine opmerkingen. In verband met de inspectie, we hebben dat bij de kinderopvang gezien, het volstaat niet dat één persoon, de verantwoordelijke, het Nederlands machtig is: elke verzorger of verzorgster moet de taal machtig zijn. Die kinderen zijn daar soms 8 uur per dag, het is belangrijk voor de kleintjes dat ze een goed taalbad krijgen.
Inzake de zorgverlening zelf zijn wij voor de optie van taaltrajecten en/of een taalbad. Het is daarnet nog aan bod gekomen bij de vraag over de instroom van mensen uit Wallonië en Frankrijk. Voor ons is het belangrijk dat elke zorgverlener uiteindelijk de Nederlandse taal machtig is. Dat is een een op een. Wij pleiten daarom voor de dringende en dwingende taalvereiste voor het Nederlands.
Er is hier vorige week nog gezegd dat het niveau, de graad van beschaving van een gemeenschap, zich afmeet aan zijn zorg voor ouderen. Onze minister van Dierenwelzijn neemt daar de dieren bij – hij is in goed gezelschap: Gandhi. Wel, voor ons is het belangrijk dat mensen ook zorg in hun eigen taal kunnen krijgen. Daaraan meten wij ook de graad van onze Vlaamse beschaving af. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.