Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het stijgend ziekteverzuim bij het onderwijspersoneel in 2016
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, het is absoluut niet de eerste keer dat ik met betrekking tot deze vraag hier op het spreekgestoelte sta. Ik blijf natuurlijk bezorgd om het welzijn en het welbevinden van onze leerkrachten. Uiteraard zorgen de planlast, de toegenomen verwachtingen van de maatschappij en de ouders, de enorme diversiteit in de klassen waarmee het onderwijzend personeel moet omgaan, de pestdossiers en het feit dat mensen het slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag worden, ervoor dat het ziekteverzuim stijgt in het leerkrachtenkorps, maar zeker ook in de directies.
Ik heb de cijfers bekeken in het rapport dat het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) hierover heeft gepubliceerd. In 2016 ging het opnieuw om gemiddeld negentien dagen afwezigheid wegens ziekte. Dat is een stijging met twee dagen ten opzichte van het jaar daarvoor.
In 2015 werd 36 procent van deze ziektedagen opgenomen door leerkrachten en directies als gevolg van een psychosociale problematiek, burn-out, depressies enzovoort. Minister, dat betekent dat de mentale draagkracht van directieleden maar ook van personeelsleden onderwijs serieus onder spanning is komen te staan. Alle leeftijdsgroepen zijn daardoor gevat, maar in de groep tussen 56 en 65 jaar is 62 procent van de ziektedagen toe te schrijven aan psychische aandoeningen. Vandaar minister, dat ik toch nog eens aan u wil vragen welke bijkomende maatregelen en ondersteuning u nog kunt bieden om een halt toe te roepen aan deze cijfers.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, collega’s, ik volg deze problematiek al vele jaren met grote belangstelling op. We hebben opnieuw de cijfers ontvangen uit het ziekterapport 2016. We moeten daar niet flauw over doen. Het aantal ziektegevallen is gestegen, maar ik heb ook twee andere elementen vernomen, namelijk dat vier op de tien leerkrachten nooit ziek waren en dat men na langdurig ziekteverlof sneller opnieuw deeltijds is beginnen te werken.
De vragen van mevrouw Celis zijn begrijpelijke en terechte vragen. Ik wil daar geen onrecht of afbreuk aan doen, integendeel. Ik wil er wel op wijzen dat het welzijnsbeleid van het schoolbestuur op de scholen zelf heel belangrijk is. Mijn invalshoek is echter de volgende: intussen krijgen leerlingen geen les. Dagelijks gaan honderden, duizenden lestijden die het gevolg zijn van de open-endfinanciering eigenlijk verloren. Hoe kunnen we dat structureel oplossen en hoe kunnen schoolbesturen binnen de organieke reglementering die er vandaag al is, daar zelf een antwoord op geven zodat kinderen, leerlingen maximaal les kunnen krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb het ziekterapport uiteraard heel grondig doorgenomen. Hoofdoorzaak nummer één bij ziektes is de griep. Ik verwijs naar minister Homans, die hier links van mij zit en die enige symptomen van griep vertoont. De heer Daniëls had het vorige week zitten, maar hij ziet er vandaag weer fatsoenlijk uit. (Gelach)
Weer fatsoenlijk, dat is toch ‘ça va’? Dat is een vermelding in de annalen van deze plenaire vergadering.
Aan de griep kan men niet zoveel doen. Wanneer men ziek uitvalt door griep, dan is men weg uit de school. Wanneer de griep in de school hangt, dan worden snel veel leerlingen en leerkrachten besmet omdat onderwijs een contactberoep is.
Mijnheer De Meyer, wat die vervangingen betreft, hebben we nu voor het eerst een duidelijk zicht op hoeveel uren de scholen niet opnemen. Ik vind dat ook een heel groot probleem. Er is de open-endfinanciering. Doordat de vervangingen echter niet gebeuren, worden miljoenen euro’s niet gebruikt. Vandaar dat ik aan de sociale partners twee voorstellen heb gedaan om daarop in te grijpen. Het eerste laat toe, en ik verwijs naar wat onder andere in Vilvoorde gebeurt, dat men voor vervangingen jonge leerkrachten of leerkrachten met ervaring specifiek een dergelijk ambt kan geven om die vervangingen te doen. Men kan dan binnen de scholengemeenschap zeggen dat men daar één ambt voor heeft, wat ervoor zal zorgen dat die vervangingen altijd opgenomen worden. Het zou veel gemakkelijker zijn indien daarvoor zou worden samengewerkt tussen scholen – dat kan netoverstijgend zijn of binnen de scholengemeenschap – zodat die middelen worden gebruikt. Men krijgt dan leerkrachten die vaak vervangingen doen waardoor men niet telkens opnieuw op zoek moet gaan naar iemand die dat wil doen.
Ik had daarnet niet geantwoord op de vraag over de VDAB-databank. Het is inderdaad zo dat als gevolg van de krapte die er is, het aantal aanmeldingen is gestegen van 10.000 naar 16.000. We gaan dus vooruit. Er zijn steeds meer scholen die elke nood die ze hebben, melden aan VDAB. We streven er natuurlijk naar dat iedereen dat doet.
Er is nog een andere maatregel die voor mij ook kan. Zou het niet mogelijk zijn dat wanneer scholen echt geen vervanger vinden, die dagen kunnen worden opgespaard zodat zij op een later moment kunnen worden ingezet wanneer men wel vervanging heeft gevonden? Zo kunnen de klassen worden gesplitst of kunnen de ingehaalde uren op een fatsoenlijke manier worden teruggegeven aan de leerlingen.
Het zijn maatregelen die niets extra kosten maar die een optimale inzet betekenen van middelen die we sowieso hebben, maar die ervoor zouden kunnen zorgen dat we dat probleem van die niet-vervangingen toch wat kunnen beperken.
Mevrouw Celis, uw vermelding van de psychosociale problemen baart mij ook zorgen. Dat is aan de andere kant iets algemeen maatschappelijks: we zien dat in alle beroepsgroepen het aantal psychosociale problemen en burn-outs stijgt. In het onderwijs is dat niet anders. Veel aandacht moet daarom gaan, en ik kijk ook naar de collega’s die daar nauw bij betrokken zijn, naar de positie van de directeur. We zien dat je in scholen waar de directeur zich ook goed voelt ook een ander schoolklimaat krijgt, dat dat een enorme impact kan hebben. Ik verwacht in het voorjaar de resultaten van het onderzoek dat we doen bij directies om te bekijken wat de factoren zijn die ervoor zorgen dat een directeur zich goed voelt, hoe we ‘good practices’ kunnen overzetten en wat de impact daarvan kan zijn op de school. Dat moet zeker in het basisonderwijs zijn vertaling krijgen, want we zien dat daar vooral op dit ogenblik bij de oudere leeftijdsgroepen, maar ook bij de directies het aantal psychosociale problemen stijgt. Ik sluit niet uit dat dat inderdaad te maken heeft met de veelheid aan taken. Er is daar ook extra ondersteuning nodig en ik hoop dat we ook op dat vlak de komende maanden een aantal maatregelen kunnen nemen, die sowieso ook hun budgettaire vertaling zullen moeten hebben. (Applaus bij CD&V)
Minister, ik dank u voor het antwoord. U weet dat het voor ons, voor de N-VA zeer belangrijk is om alle onderwijsmensen, en uiteraard ook de directies, op een heel eenvoudige, laagdrempelige manier te kunnen helpen. Ik ga hier nog eens een pleidooi houden om naar een aanspreekpunt te evolueren. U weet dat er heel wat expertise bij de vzw Limits zat. Die is opgehouden te bestaan, daar speelden een paar andere elementen, maar de expertise hoeft daarom toch niet verloren te gaan. Ik denk dat het zeker voor psychosociaal welbevinden bijzonder, maar dan ook bijzonder belangrijk is dat men een aanspreekpunt heeft waar men met professionele mensen aan de slag kan gaan. Uiteraard zijn er al heel wat zaken, zoals de vertrouwenspersonen, waarnaar u ook al regelmatig hebt verwezen. De preventieadviseur psychosociale aspecten is er ook. Dat verbetert echter onze cijfers niet. Daarom moeten we misschien toch iets verder kijken en het professionele meenemen in de redenering.
Minister, ik wil u nog twee suggesties meegeven die ik ook hoor in het onderwijsveld. In noodsituaties, zoals bij griepepidemieën, moet je soms noodoplossingen voorhanden hebben. Voor de twee oplossingen die ik suggereer en heb gehoord in het veld, heb je echter de hulp nodig van de Federale Regering.
Jonggepensioneerden onder 65 jaar mogen beperkt bijverdienen. Indien er ter zake iets meer marge was, zouden sommige jonggepensioneerden wel gemakkelijker willen inspringen bij ziekteverloven.
Dan zijn er de mensen die deeltijds werken en van het oude systeem zijn en nog een toeslag krijgen van de RVA. Zij verliezen die als ze tijdelijk voltijds werken. Mocht die drempel wegvallen, dan zou het gemakkelijker zijn om die deeltijds werkenden ook te overtuigen om tijdelijk voltijds te werken.
Deze twee suggesties uit het onderwijsveld wil ik u heel graag meegeven.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, we zijn eens gaan bekijken wat je uit de rapporten over ziekteverzuim kunt afleiden. De locatie, de provincies en zo, dat staat er wel in, maar wat wij op het terrein horen, is dat de investeringen in nieuwe schoolgebouwen daadwerkelijk een impact hebben op stress, op het welbevinden van zowel leerlingen als leerkrachten. Dit is een vraag waarop u ongetwijfeld nu niet op kunt antwoorden, maar het zou interessant zijn om eens te bekijken wat de impact is geweest van die honderden nieuwe scholen op het ziekteverzuim bij leerkrachten. Voor sommige mensen kan dat een heel rare vraag lijken, maar het is een opmerking die we op heel veel plaatsen horen in scholen die de afgelopen jaren zijn vernieuwd, opengegaan, waar er heel veel is geïnvesteerd, zowel qua belichting als qua akoestiek, voor het welbevinden van zowel leerkrachten als leerlingen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat dat een impact zou kunnen hebben. Als dat een positief effect heeft, dan is dat alleen maar versterkend ten opzichte van het infrastructuurbeleid voor de komende jaren.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, het ziekteverzuim, het gros van de ziektedagen in het Vlaamse onderwijs komt inderdaad niet door de griep, maar door het psychosociale: burn-outs, stress, mensen die langdurig uitvallen gewoon omdat de werkdruk te hoog is en het beroep niet aantrekkelijker wordt gemaakt.
Het is niet sp.a of dit halfrond kamerbreed die u dit zegt, maar Koen Van Kerkhoven, de secretaris-generaal van de christelijke onderwijsvakbond, die aangeeft dat deze Vlaamse Regering niet langer kan wachten. Het ziekteverzuim is het hoogst in tien jaar. De paraplupolitiek heeft nu afgedaan. Er zijn investeringen nodig om de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep te versterken, en die zijn er tot op de dag van vandaag helaas niet. Men praat het gebrek aan aantrekkingskracht niet weg door het leven door een roze bril te zien. U moet handelen in plaats van communiceren.
Collega Celis, de hoofdoorzaak van de ziektes is de griep; het aantal dagen is psychosociaal. De griep is een korte ziekte. Er is, denk ik, geen tegenstelling tussen het aantal dagen en de hoofdoorzaak.
Collega Gennez, Koen Van Kerkhoven van COC zit elke week mee aan tafel. Hij onderhandelt alle maatregelen mee die wij willen nemen. Ik versta dat hij artikels schrijft, maar ook hij zit mee aan het stuur om een aantal maatregelen te nemen. Ik verwijs naar het appel dat daarnet ook is gegeven.
Collega Celis, u kent mijn bezorgdheid over het aanspreekpunt. Ik wens geen centraal aanspreekpunt ergens in Brussel waar mensen naar kunnen telefoneren. Er bestaan al zulke lijnen. Voor mij is het van belang dat mensen dichtbij worden geholpen. Flanders Synergy bijvoorbeeld gaat ook naar scholen om na te gaan hoe door een andere schoolorganisatie een beter klimaat kan worden georganiseerd. Er zijn de vertrouwenspersonen – u hebt ernaar verwezen – van wie een aantal nu worden opgeleid. Van maatregelen die pas in 2016 zijn genomen, kan men niet verwachten dat ze al effect hebben in 2016. Ik denk dat we ze een beetje tijd moeten geven, maar dat daarnaast – en het is gezegd door verschillende collega's – zowel de cao als de loopbaanmaatregelen relevant zullen zijn.
Collega De Meyer, uw twee voorstellen zijn waardevol. We laten nu al toe dat mensen die deeltijds werken, een tijdje voltijds terugkomen. Ze worden dan natuurlijk ook voltijds betaald. Gisteren of vandaag heb ik in de krant een prachtig artikel gelezen van een mijnheer van 70 jaar die naar een school terugkomt om alle ziektes op te vangen. Dit mag natuurlijk niet onze natte droom worden, maar het is goed dat er zulke mensen zijn.
De voorzitter heeft zich ook kandidaat gesteld om naar het onderwijs te gaan. Gelet op zijn oeverloos geduld en zijn zeer didactisch-pedagogische aanpak van de parlementsleden, kan het alleen maar een groot succes worden. Voorzitter, we kijken ernaar uit.
Sowieso moeten we tegelijk ook investeren in jongeren. Hou ze in het onderwijs en in die groep van meer ervaren leerkrachten voor wie het vandaag inderdaad steeds zwaarder wordt, zoals we zien. We moeten hun ook voldoende begeleiding geven, maar daarover wordt op dit ogenblik ook onderhandeld met de sociale partners.
Minister, gezonde mensen hebben duizend wensen en zieke mensen hebben er maar één. Als we vanuit het parlement, maar u zeker ook als minister, erop kunnen inspelen om een klimaat te scheppen waarbij leerkrachten en directies zich maximaal kunnen focussen op hun taak – directie zijn van een school of leerkracht zijn en lesgeven in een klas –, dan moeten we dat doen. Professioneel als het kan, kortbij en laagdrempelig: allemaal zeer belangrijk. Zolang de cijfers in de richting gaan die we nu zien, kunnen we het probleem zeker niet loslaten en moeten we er maximaal op blijven inzetten.
Voorzitter, ik vind het belangrijk dat, als men Koen Van Kerkhoven citeert, men hem volledig citeert. Ik heb zijn artikel ook gelezen, en in zijn slot zegt hij dat hij met enige belangstelling uitkijkt naar de verdere gesprekken rond de cao en het loopbaanpact.
Minister, het is duidelijk dat er een structurele oplossing moet komen, maar daarnaast moeten we ook nagaan welke creatieve maatregelen op korte termijn soelaas kunnen bieden.
De actuele vragen zijn afgehandeld.