Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we weten dat Vlaanderen vergrijst en verzilvert. Het is al meerdere malen niet alleen hier, maar ook in de commissie onderwerp van gesprek geweest. Het is een bezorgdheid van ons allen en van Vlaanderen tout court, want iedereen heeft wel mensen die ouder worden en die vooral meer zorg nodig hebben.
‘Een echte thuis voor kwetsbare personen’, dat was de titel van de conceptnota die vrijdag laatstleden werd goedgekeurd in de schoot van de Vlaamse Regering, onder de bevoegdheid van minister Vandeurzen. Er is in de media zeer veel aandacht naar die conceptnota gegaan, en dat is terecht. We staan met Vlaanderen voor een grote uitdaging om de ouderenzorg op te vangen. Daarin worden nu de krijtlijnen opgenomen wat de residentiële ouderenzorg betreft.
In de conceptnota valt het op dat het meerjarenengagement zich niet alleen beperkt tot het aantal woongelegenheden. Ook het groeipad om in meer zorg en kwalitatieve zorg te voorzien, is daarin opgenomen. U hoort het, het is een heel belangrijke nota om de vergrijzing en de verzilvering op te vangen.
Een andere passage gaat onder andere over het dagprijzenbeleid. Ook dat is belangrijk, want iedere senior die klaarstaat, spijtig genoeg, omdat de thuiszorg niet meer lukt en de overstap naar een residentiële setting moet worden gemaakt, is natuurlijk bezorgd: hoeveel zal mij dit kosten, niet alleen als ik binnenga, als ik de stap zet, maar ook de periode dat ik er verblijf?
Minister, mijn vraag gaat over het dagprijzenbeleid. U spreekt over dialoog met de verschillende koepels en de instellingen. Aan de hand van welke criteria zal dit worden opgesteld en opgevangen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, door de vergrijzing staan wij in Vlaanderen, zeker na de zesde staatshervorming, voor de grote uitdaging hoe wij onze ouderenzorg, en meer bepaald onze residentiële ouderenzorg, in de toekomst gaan versterken. De aandacht die er in de media soms is naar aanleiding van echt schrijnende situaties, bevestigt alleen maar dat het absoluut nodig is om daarin te investeren en daarin ook vooruit te kijken. Daarom zijn we met heel veel overleg met alle sectoren tot een plan gekomen, dat heel wat dimensies van de ouderenzorg bevat, rond kwaliteit, bestuurlijke transparantie, de zoektocht naar voldoende personeel, de nabijheid en de manier waarop woonzorgcentra zich in de buurt integreren. Maar ook rond de betaalbaarheid en de toegankelijkheid zijn een aantal lijnen getrokken.
En wat die betaalbaarheid betreft: wij zijn sinds 2015 bevoegd voor het prijscontrolesysteem. We zijn daar onmiddellijk mee aan de slag gegaan. We hebben die regelgeving aangepast. Dringende aanpassingen zijn gebeurd. We hebben dan ook met de sector transparante criteria opgesteld waaraan prijsaanpassingsvragen moeten beantwoorden of waarop ze beoordeeld worden. Dat was allemaal niet zo duidelijk toen we daarmee startten. We hebben dus zo’n kader gemaakt.
Dat is een tijdelijk kader. De afspraak is dat dat zal worden geëvalueerd. Met welke elementen, is uw vraag. Ten eerste: met de sectoren, betrokken koepels en de administratie is een oplijsting in voorbereiding van de knelpunten waarmee men geconfronteerd wordt als men die criteria toepast bij de behandeling van vragen. Ten tweede: er is een studie gevraagd aan het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) om te kijken hoe we met dat prijscontrolesysteem in de toekomst moeten omgaan. En ten derde hebben we een nulmeting gedaan van de dagprijzen. We gaan opnieuw een meting doen van de evolutie van de dagprijzen in Vlaanderen.
Die drie instrumenten zullen ons toelaten om met de sector aan tafel te zitten, zoals het ook in de nota staat beschreven. We gaan de sector uitnodigen om met ons een protocol te tekenen waarin ook de overheid engagementen neemt voor uitbreiding en versterking, maar ook de sector zich engageert om gedurende een aantal jaren op tal van terreinen – indicatoren, personeelsnormen – met ons een traject te doorlopen, onder meer ook de aanpassing van de prijscontrolesysteem aan de hand van die drie invalshoeken.
Een van de punten die we zeker met de sector willen bespreken, is de piste of het denkbaar is om te gaan naar vaste of stabiele dagprijzen, dagprijzen die voorspelbaar zijn, minus uiteraard indexatiesystemen, voor de betrokken bewoners. Niet alleen vanuit het perspectief van die bewoner – we voelen wel dat die daarnaar vraagt –, maar ook vanuit het perspectief van de overheid die tenslotte toch heel wat extra geld op tafel gaat leggen, in termen van capaciteit en rvt-bedden (rust- en verzorgingstehuis), is de vraag of zo'n systeem denkbaar is. Het bestaat in Frankrijk. We willen met de sector nagaan of dat haalbaar is. Ik ben voorzichtig omdat ik denk dat het toch voldoende reflectie verdient. Er zijn er ook die beweren dat het een prijsverhogend effect gaat hebben omdat men natuurlijk hoger zal inzetten bij de start.
We willen de haalbaarheid met de sector overleggen en nagaan met welke randvoorwaarden dit kan. Het moet ook duidelijk zijn: een prijsstabiliseringsysteem kan natuurlijk niet betekenen dat je bijvoorbeeld gedurende zeven of acht jaar een prijs aanhoudt. We weten dat de gemiddelde verblijfsduur tussen anderhalf en twee jaar ligt. Zoiets kan natuurlijk nooit zijn zonder randvoorwaarden of de bepaling van factoren die tot aanpassing kunnen leiden.
Dat gesprek gaan we voeren in het kader van het protocol waartoe we de sector uitnodigen, op basis van de drie invalshoeken die ik net heb meegegeven. We zullen daarbij natuurlijk ook kijken naar de buitenlandse ervaringen die men met dat soort systeem heeft.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid en duidelijk antwoord. Het is de vraag van de senioren in Vlaanderen om duidelijkheid te hebben, zoveel mogelijk. Het is ook uw wens die u hier uitdrukkelijk verwoordt, om tot een stabiele dagprijs te kunnen komen, zoveel mogelijk, waarbij natuurlijk een indexering mogelijk is. Als men thuis woont, moet men ook meer betalen als het leven duurder wordt.
Ik denk dat we een grote stap vooruitzetten met dit traject. De conceptnota zal opnieuw rust geven omdat we voelen dat Vlaanderen met deze nota en het werken met het traject, voorbereid is.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, u hebt het ook al gezegd dat er door de overheveling momenteel al een nieuw systeem van prijsregulering en controle is dat in 2015 is goedgekeurd. Er is een sterke motivatie nodig om de dagprijs te laten stijgen, en vaak gebeurt dit ook gefaseerd. Mij lijkt het dan ook wenselijk om eerste evaluatie af te wachten en bovendien komt er een studie van professor Pacolet. Mij lijkt het niet aangewezen om nu een nieuw systeem in te voeren. Het is beter om eerst de evaluatie en de studie af te wachten.
Ik denk wel dat de kritieken van Zorgnet-Icuro terecht zijn en dat we voorzichtig moeten zijn dat de financiële leefbaarheid van woonzorgcentra en betaalbaarheid voor de bewoner goed afgewogen moeten zijn. Er moet een evenwicht zijn.
Deze regering heeft al heel wat geïnvesteerd in de zorg. Er is de persoonsvolgende financiering. Iedereen een rugzakje meegeven en de persoon zelf laten bepalen wat hij nodig heeft aan zorg, zal ook een invloed hebben op de dagprijs.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de zorgbehoevende oudere vraagt niet alleen een beleid voor de toekomst, maar ook beleid voor nu. U hebt het verzwegen, maar de gemiddelde prijs voor een verblijf in een woonzorgcentrum in Vlaanderen is nu al gestegen tot 1654 euro per maand. Het gemiddeld pensioen is 1200 euro per maand. Een groot verschil dus. Veel zorgbehoevende ouderen, die we allemaal zorg willen geven, hebben nú problemen om die rusthuisfactuur te kunnen betalen en zijn nu bang om naar een woonzorgcentrum te gaan omdat die financiële toegankelijkheid voor hen een probleem is.
Minister, u hebt er zelf enigszins naar verwezen: die dagprijsgarantie, wel al iets genuanceerder dan in de pers is verschenen. Buitenlandse voorbeelden tonen immers aan dat er een verhoging van de dagprijs is in het begin bij het invoeren van zo’n systeem. Dat is niet alleen een bewering. Buitenlandse voorbeelden tonen dat aan en ik neem aan dat u dat ook weet. Minister, het blijft voor ons dus een groot raadsel waarom u geen maximumfactuur wilt invoeren zoals dat bestaat in de federale gezondheidszorg om alle zorgbehoevende ouderen op het einde van hun leven in een woonzorgcentrum de zorg te kunnen geven die ze nodig hebben. Dat is toch het minste dat we als Vlaamse overheid kunnen doen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit is een debat over hoe we de prijs niet zullen doen oplopen, maar het debat dat mensen vandaag echt vragen, is hoe we die prijs omlaag krijgen. Het is momenteel zo dat mensen 500, 600 euro boven op hun pensioen moeten opleggen om hun rusthuisfactuur te betalen, en dat is onhoudbaar. Dus, die prijs moet niet stabiel blijven, die moet omlaag, en wat omhoog moet, is de kwaliteit van die rusthuizen, zodat, als je ouders naar een rusthuis gaan, je hen met een gerust gevoel kunt achterlaten.
Een essentiële sleutel om die kwaliteit op te trekken, is in extra personeel voorzien, zodat er genoeg volk is in die rusthuizen om de zorg te geven waar ouderen recht op hebben. Minister, dat is ook mijn vraag aan u: hoe zult u die twee doelen vooropstellen, die prijzen omlaag, die kwaliteit omhoog, en eindelijk een verstrenging van die personeelsnormen op tafel leggen?
De heer Depoortere heeft het woord.
Toch even enkele feiten op een rij. De gemiddelde rusthuisfactuur per maand bedraagt ongeveer 1600 euro. Het gemiddelde pensioen bedraagt ongeveer 1200 euro. Een aantal jaren geleden is gebleken uit een studie van Test-Aankoop dat de prijzen in een rusthuis met 20 procent zijn gestegen. Minister, ik vrees dus dat u met uw vaste dagprijs geen soelaas zult brengen voor de senioren zelf. De factuur is gewoon veel te hoog, en dus pleiten wij voor een wettelijke begrenzing van wat een oudere moet betalen in een rusthuis.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, de conceptnota gaat over een zeer belangrijke materie, en mijn aanvoelen is inderdaad ook dat het over meer gaat dan enkel die dagprijsgarantie. Het belangrijkste in het verhaal is dat we de senioren, de bejaarden van vandaag en van morgen de zorg geven waar ze recht op hebben. Daar zijn we als overheid verantwoordelijk voor. We moeten niet in bakstenen investeren. We moeten in de zorg investeren, in handen aan het bed. Die omslag wordt gelukkig ook gemaakt in de conceptnota. Ik ben dus blij dat we, zoals we dat de vorige jaren hebben gedaan, investeren in rvt-bedden, investeren in zorg aan de bedden, en dat we dat ook zullen voortzetten.
Ik stel me ook vragen bij de dagprijsgarantie. Daarom vind ik het ook goed dat u zegt dat u dat zult onderzoeken, dat er perverse effecten kunnen zijn, dat de vraag rijst of het huidige systeem goed is en het nodig is om naar een nieuw systeem te gaan. Ik heb er geen probleem mee dat daar onderzoek naar wordt gedaan en dat we dat eens grondig bespreken, maar de essentie voor ons is ervoor zorgen dat er centen zijn en dat we die ook investeren in zorg voor onze bejaarden, want die verdienen dat ook. (Applaus bij de N-VA)
Ik ben het met een aantal zaken eens, met een aantal zaken minder eens. Het is heel duidelijk dat we het gesprek zullen voeren met de sector over alle onderdelen van dit ambitieuze plan. We willen graag ook een engagement van de sector, en daar moet een engagement van de Vlaamse overheid tegenover staan, om dat in de volgende jaren tot een goed einde te brengen. Daar zit onder meer het engagement in om met elkaar te spreken over dat prijscontrolesysteem. Dat moeten we doen op basis van de resultaten van de studie van het HIVA, aan de hand van de ervaringen die met het systeem zijn opgebouwd en aan de hand van de prijsevaluatie, dus de inschatting die we kunnen maken van de reële, op het terrein gehanteerde prijzen. Die drie elementen zullen de basis zijn van dat overleg, dat snel kan starten, aangezien we vermoeden dat we toch relatief snel in de volgende maanden al die elementen op tafel kunnen hebben.
Ik heb het al gezegd: ik ben genuanceerd. Ik heb dat ook heel duidelijk in de media gezegd, denk ik. Ik ben me immers bewust van de pro’s en contra’s van bepaalde formules. Dat heeft altijd wat te maken met randvoorwaarden.
Ik ben het er natuurlijk ten gronde mee eens dat we moeten investeren in de versterking van de financiering van de zorg en dus ook van de personeelsinzet in onze residentiële ouderenzorg. Ik ben het daar absoluut mee eens. Dat is volgens mij een belangrijk stuk om de betaalbaarheid te bewaken, samen met de extra middelen die we ter beschikking kunnen stellen om infrastructuuraanpassingen te doen of de investeringen in aangepaste infrastructuur.
Dit moet gecombineerd worden met de rechten op vergoedingen die mensen kunnen krijgen in het kader van de oude tegemoetkoming hulp aan bejaarden, de oude tegemoetkoming uit de zorgverzekering, zeg maar de nieuwe budgetten die onderdeel zullen zijn als een recht van de Vlaamse sociale bescherming.
Ik ben geen voorstander van een maximumfactuur voor woonzorgcentra. Ik vind dat ook geen eerlijke manier van voorstellen vermits die factuur natuurlijk ook woon- en leefkosten naast zorgkosten bevat. Als je dat zegt, moet je meteen ook zeggen dat de woon- en leefkosten thuis worden geplafonneerd. Dat is niet helemaal eerlijk, los van een aantal andere perverse effecten die dit systeem kan hebben.
Ik vind dat wat de prijzen betreft de marktwerking moet spelen. Als we op de website van ons agentschap prijzen duidelijk maken, dan zien we dat mensen daar met veel interesse naar zoeken. We hebben meer dan 800 woonzorgcentra in Vlaanderen. Ik ga er dan ook van uit dat de prijszetting een deel zal zijn van de manier waarop mensen keuzes maken tussen verschillende zorgaanbieders. Het is niet omdat we een gemiddelde hebben dat we over alle prijzen hetzelfde kunnen zeggen. Er zijn duidelijke verschillen. Ik hoop dat de marktwerking zijn effect niet zal missen.
Het zal een en-enverhaal zijn. We versterken de zorgfinanciering en proberen het aanbod uit te breiden zodat er voldoende aanbod is en mensen er kunnen op rekenen dat ze binnen een redelijke termijn en een redelijke afstand een aanbod kunnen vinden. Tegelijkertijd is er de evaluatie van het prijscontrolesysteem. Dat zijn belangrijke ingrediënten, maar ook de opties die door de regering zijn genomen en die we met de sector zullen bespreken.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en de andere leden voor hun betogen. Het bewijst dat een dergelijke conceptnota neerleggen en goedgekeurd krijgen, vooruitzien is en vertrouwen geeft aan de oudere bevolking. Vlaanderen ligt wakker van de oudere mensen, niet alleen van het budget maar ook van de kwaliteit van de zorg en van meer aanbod. Daarom vind ik dit een zeer goede opstap om verder te werken aan voldoende zorg voor ouderen. (Applaus bij de meerderheid)
De actuele vraag is afgehandeld.