Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik wil het heel even met u hebben over een problematiek die heel wat werkgevers kennen, ook de Vlaamse overheid. Dat is het ziekteverzuim. Het is een beetje een vervelend en moeilijk woord voor het aantal dagen dat medewerkers door ziekte niet op de werkvloer kunnen verschijnen.
Wat zien we in de cijfers? Dat die de laatste jaren gestegen zijn. Sinds 2008 is er een stijging van ruim 18 procent, tot 7,5 procent ziekteafwezigheid in 2016.
Dat betekent heel concreet dat als je 100 dagen telt, een gemiddelde medewerker van de Vlaamse overheid 7,5 dagen daarvan afwezig is wegens ziekte. Dat zijn er uiteraard veel te veel. Maar het goede nieuws, of het minder slechte, is wel dat we de kloof met de privésector aan het dichten zijn. Dat is toch wel opmerkelijk te noemen. Vroeger was het zo dat een Vlaamse ambtenaar gemiddeld veel meer afwezig was wegens ziekte dan een medewerker uit een privébedrijf. Vandaag is dat niet meer zo. Sinds 2015 is die kloof gedicht.
Dat is positief te noemen, maar dat ontslaat ons als goede, moderne werkgever natuurlijk niet van onze verantwoordelijkheid om een goed welzijns- en gezondheidsbeleid te voeren op de werkvloer, om ervoor te zorgen dat het ziektepercentage en afwezigheidspercentage bij de Vlaamse overheid daalt. Het is uiteraard belangrijk voor de werkgever, maar ook voor de medewerker zelf, dat we daar een positief beleid voeren en dat we hopelijk de stijgende trend eindelijk eens kunnen keren.
Minister, welke maatregelen neemt u, en welke zult u bijkomend nemen om het ziekte- en afwezigheidspercentage bij Vlaamse overheidsmedewerkers te doen dalen?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Maertens, het is misschien wel belangrijk om bij het begin van mijn antwoord aan te stippen dat de stijging van het ziekteverzuim bij de Vlaamse overheid vooral te wijten is aan langdurig zieken. Dat zijn mensen die langer dan één maand afwezig zijn, vooral te wijten aan stress, burn-outs en dergelijke meer. U hebt er zelf al naar verwezen dat die tendens zich ook voordoet in de private sector, en ook dat het verschil in afwezigheden of ziekteverzuim tussen de Vlaamse overheid en de private sector kleiner wordt. In 2016 bijvoorbeeld was het ziekteverzuim bij de Vlaamse overheid nog 7,54 procent, maar in de private sector was dat in 2016 ook al gestegen naar 7,26 procent.
Die kloof wordt dus inderdaad gedicht. Is dat goed? Ben ik daar blij om? Neen, want elk ziekteverzuim is er natuurlijk een te veel. U hebt cijfers geciteerd uit 2008. Wij hebben er als Vlaamse overheid altijd op ingezet om die mensen zo snel mogelijk terug te begeleiden. Ook in deze legislatuur zet ik daar persoonlijk versterkt op in. Ik zal u een aantal voorbeelden geven. Vorig jaar is er een uitgebreid actieplan uitgerold om werkgebonden stress en burn-out tegen te gaan. Belangrijk hierbij is ook werken aan de gezondheid van de personeelsleden. In 2016 is er een experiment opgezet rond gezond bewegen en gezond eten. Dat experiment is nu afgerond. Er wordt nu bekeken hoe we dat breder kunnen uitrollen. Ik denk dat dat ook zeer belangrijk is. U weet ook dat de Vlaamse overheid verhoogd inzet op plaats- en tijdonafhankelijk werk, om zo een beter evenwicht te krijgen tussen werk enerzijds en privé anderzijds. En we doen ook verhoogde inspanningen op het vlak van re-integratie van personeelsleden die langdurig afwezig zijn wegens ziekte. Het is absoluut noodzakelijk om mensen zo snel mogelijk te re-integreren op de werkvloer, opdat hij of zij nadien niet zo snel weer uitvalt.
Een laatste punt is recent goedgekeurd binnen de Vlaamse Regering. Dat zal ingang vinden op 1 januari 2018 en weerspiegelt zich dus nog niet in de cijfers die we nu hebben. We hebben een nieuw systeem uitgewerkt voor ambtenaren die door een arbeidshandicap of een chronische ziekte niet meer voltijds kunnen werken, maar die bijvoorbeeld wel deeltijds willen werken. Boven op hun deeltijdse loon krijgen zij ook nog een supplement van 30 procent.
Ik heb een aantal voorbeelden aangehaald waarvan ik hoop dat u zult zeggen dat het goede engagementen en goede praktijken zijn, collega Maertens, waaruit blijkt dat de Vlaamse overheid er wel degelijk op inzet om het ziekteverzuim tegen te gaan.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het is inderdaad bekend dat de overheid al gedurende enige jaren een en ander doet om het welzijn op de werkvloer en de gezondheid van de medewerkers te verbeteren. We moeten dat uiteraard blijven doen. We moeten dat aanmoedigen.
Ik vond dat u iets heel interessants zei over die langdurig zieken. U zegt een aantal maatregelen te nemen. Die re-integratie vind ik bijvoorbeeld bijzonder interessant. Als je de cijfers analyseert, zie je inderdaad dat die groep van langdurig zieken de grootste is in het totale aantal afwezigen, maar dat die ook het sterkst groeit. Ik denk dat we daar in het beleid dus specifiek op moeten inzetten, door die re-integratie aan te moedigen, maar uiteraard ook door andere maatregelen in te voeren. Ik wil u vragen om die analyse te blijven doen, ook op microniveau, de werkvloer zelf, de diensten, de entiteiten. Neemt u nog specifiek andere maatregelen ten aanzien van die langdurig zieken?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Uit deze cijfers blijken twee zaken. De eerste is dat we dichter bij het gemiddelde van de privésector komen, en dat is veeleer een positieve ontwikkeling. Ten tweede kunnen we ook niet om de vaststelling heen dat het aantal langdurig zieken stijgt. Dat is een algemeen probleem, niet alleen bij de Vlaamse overheid en in de lokale besturen of in de privésector.
Er wordt gezegd dat de re-integratiebegeleiding belangrijk is. De Vlaamse Regering heeft op dat gebied initiatieven genomen. Ook het autonomieaspect is van belang. Mensen moeten zelf inhoud kunnen geven aan hun job. Ook levenslang leren en interne mutaties zijn belangrijk, zodat mensen af en toe van jobinhoud kunnen veranderen om de motivatie te stimuleren.
Minister, hoe staat u tegenover het systeem van interne mutaties? Kan dat niet vereenvoudigd worden? Volgens mij kan dat immers een element zijn om het aantal langdurig zieken terug te schroeven.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, vanuit sp.a vinden we het positief dat er initiatieven worden genomen. Eerder bleek evenwel bij het onderzoek van het Rekenhof dat de besparingen die de Vlaamse Regering oplegde bij de eigen ambtenaren leiden tot kwaliteitsverlies van de dienstverlening en tot stress bij het personeel. Bent u ook bereid om de gevolgen en de impact van de nieuwe besparingen op stress en burn-out en bij uitbreiding op afwezigheid en ziekte te onderzoeken?
Ik zal met die laatste vraag beginnen, die vaak aan bod komt en waar al veel over gezegd is. Als het over ziekteverzuim gaat, verwijst u steeds naar de besparingen op personeel die we deze legislatuur inderdaad doen. Tegelijkertijd is uw fractie gekant tegen uitzendarbeid. Met uitzendarbeid kun je ervoor zorgen dat als er iemand ziek valt, collega’s zijn of haar werk niet moeten overnemen, maar dat iemand van de uitzendsector kan komen helpen om de werkdruk te verlagen. Van tweeën één: u kunt u moeilijk blijven verzetten tegen de uitzendarbeid en dan tegelijk zeggen dat we niet genoeg doen tegen het ziekteverzuim. Mijnheer De Loor, dat is volgens mij een faire en terechte opmerking.
Mijnheer Van den Heuvel, uw suggestie is zeer interessant. Ik vat even samen: u vraagt of een vereenvoudiging van het systeem van interne mutatie onderzocht kan worden, zodat mensen door iets anders te doen minder kans lopen op burn-out of stress. Ik zal dat zeker meenemen als waardevolle suggestie.
Ik kon hier in dit korte tijdsbestek niet alle maatregelen opsommen die we nemen, maar ik heb toch een aantal belangrijke voorbeelden gegeven. Mijnheer Maertens, re-integratie is inderdaad een goede zaak en ik vind het ook zeer goed als we mensen met een arbeidshandicap of mensen die chronisch ziek zijn, toch de kans geven om binnen de Vlaamse overheid halftijds te werken, maar hun tegelijkertijd een loonsupplement geven boven op dat deeltijds loon. Door die maatregel blijven die mensen niet thuis zitten, maar houden we ze aan het werk bij de Vlaamse overheid.
Ik stel vast dat er een maatschappelijke evolutie aan de gang is. Tegenwoordig wordt er veel meer gespraat over burn-out en stress. Het is geen taboe meer. Dat wil niet zeggen dat we er niets aan moeten doen. Maar het feit dat mensen zich daarover uiten en gemakkelijker toegeven dat ze last hebben van stress of leiden aan een burn-out, speelt ook mee. Binnen de Vlaamse overheid nemen we heel goede maatregelen om daaraan tegemoet te komen en onze medewerkers zo gemotiveerd mogelijk op de werkvloer te houden.
Ik juich de genomen en de aangekondigde maatregelen toe. Ik wacht het effect van die maatregelen af. Ik hoop dat de impact duidelijk zal blijken uit de cijfers van de volgende jaren. Het is echt belangrijk dat we de stijgende trend van ziekte en afwezigheid kunnen ombuigen in een dalende trend. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen als werkgever. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de medewerker zelf en zeker ook bij de medische wereld. Laten we de handen in elkaar slaan om in dat verband de komende jaren betere cijfers te kunnen voorleggen.
De actuele vraag is afgehandeld.