Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
‘Loont passie?’ is een verslag van een onderzoeksgroep over de sociaal-economische positie van de professionele kunstenaar in Vlaanderen, dat is voorgesteld eind januari 2017. In dat verslag staat dat de atypische tewerkstelling van kunstenaars steeds meer opgang maakt. Dat betekent kortetermijnprojecten en projectmatig werken, wat heel wat flexibiliteit en mobiliteit in de tewerkstelling vergt. Daarvoor is een goed loopbaanmanagement nodig.
De aanleiding van mijn vraag is het feit dat recent in de pers verscheen dat kunstenaars een handvest gaan ondertekenen waarbij ze niet meer ingaan op oneerlijke financiële voorstellen van kunstenorganisaties inzake verloning. Ze zeggen daarbij dat ze zo het plafond naar beneden trekken.
Minister, ik weet dat de correcte verloning van kunstenaars al in diverse beleidsdocumenten van u is vernoemd en dat het een heikel punt blijft. Het is belangrijk dat onze kunstenaars goed worden verloond. De tijd van La Bohème, onder de brug met een halve fles wijn, is mooi voor de boekjes maar strookt niet met de realiteit.
Minister, op welke manier monitort u nu of organisaties wel degelijk instappen in een correct verloningsbeleid en op welke manier wilt u het loopbaanmanagement van de kunstenaar en het financieel beheer van die organisaties daarin versterken?
Minister Gatz heeft het woord.
Het klopt, mijnheer Meremans, dat ik vanaf mijn aantreden heb gezegd dat ik het wel degelijk belangrijk vind in allerlei beleidsdocumenten om kunstenaars op een correcte manier te betalen of te laten betalen. De hoe-vraag is natuurlijk de belangrijkste. Al een hele tijd, maar misschien moeten we dat nog een beetje aanscherpen, monitort mijn administratie wel degelijk vooraf de artistieke en zakelijke plannen van ofwel projecten, ofwel via werkingssubsidies, ofwel voor de grotere instellingen via de beheersovereenkomsten. Vraag is of men een voldoende realistische inschatting maakt van hoe men de kunstenaars en ander personeel zal verlonen voor het tot stand brengen van die kunstprojecten.
We doen dat systematisch. Dat is soms ook de reden waarom bepaalde plannen een minder goed zakelijk advies krijgen. We zijn het erover eens dat het artistieke moet primeren, maar we willen allemaal dat kunstenaars correct worden verloond.
Ik ben zeker bereid om daarover met het Overleg Kunstenorganisaties (oKo), de belangenbehartiger van de sector, aan tafel te zitten, om te zien of we dit voldoende doen en hoe we dit nog meer kunnen doen, onder meer door te bekijken hoe we eventuele klachten daarover juist kunnen kanaliseren. Dat kan natuurlijk altijd rechtstreeks bij ons, op het kabinet, of op de administratie. Maar misschien heeft oKo daar andere visies over. Ik wil er wel de aandacht op vestigen dat de huidige collectieve arbeidsovereenkomst die geldt in de kunstensector een stukje strenger is dan de mensen die het solidariteitshandvest nu hebben ondertekend voorstellen. Daarmee heb ik niet gezegd dat het geen goed initiatief is. Het is een belangrijk signaal. Maar het is geruststellend dat de huidige regels een grotere bescherming bieden dan wat het solidariteitshandvest voorstelt.
U hebt het tot slot over de loopbaan. Wanneer men aan het werk is en betaald wordt, moeten we ervoor zorgen dat dit correct verloopt. Maar men is helaas niet altijd aan het werk. Dat zit bij kunstenaars een beetje ingebakken in de loopbaan. Ik werk in werkgroepen samen met minister Alda Greoli en haar kabinet om te bekijken hoe we het kunstenaarsstatuut, dat men ons in het buitenland trouwens benijdt, nog kunnen versterken om er in die communicerende vaten voor te zorgen dat men wordt opgevangen wanneer het nodig is.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U moet mijn vraag zien als een signaal dat we dit ook wel ernstig nemen. We vinden het allemaal normaal dat iedereen een goede en correcte verloning krijgt. Alleen krijgen kunstenaars niet altijd het forum om dat naar voren te brengen. Het zijn stielmannen. Stielmannen moeten goed verloond worden.
U zegt dat u wilt bekijken wat we kunnen doen om de klachten te monitoren. U verwijst naar federale maatregelen die moeten worden genomen voor het kunstenaarsstatuut. Dat stemt mij allemaal wel hoopvol, maar die monitoring blijft niettemin belangrijk. Indien organisaties er niet in slagen om hun mensen op een deftige manier te verlonen, moeten daar achteraf de nodige bemerkingen, sancties of evaluaties aan verbonden worden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijnheer Meremans, dank u voor de terechte vraag. U wijst op een probleem dat zeer acuut is en dat helaas niet uniek is voor de podiumkunstenaars. Dat bleek vorig jaar al uit het andere onderzoek naar de sociaal-economische positie van de professionele kunstenaar in Vlaanderen. Wij hebben daar toen al op gewezen in de plenaire vergadering. Ondertussen is de situatie inderdaad niet verbeterd.
Mijnheer Meremans, u en de minister wezen erop dat die groep podiumkunstenaars een solidariteitsverklaring ondertekende om collectief te gaan werken onder de barema’s van de collectieve arbeidsovereenkomst. Dat op zich is natuurlijk heel schrijnend. Er is een evidente link met het feit dat op de werkingsmiddelen werd bespaard, wat nog niet werd rechtgezet. Ook daarop heb ik vorige week gewezen. Dit leidt tot een pak burn-outs in een heel gedreven sector. Daarom hebben wij, samen met de collega’s van Groen, een resolutie uitgewerkt om de burn-outs in de sector aan te pakken. We zullen die resolutie indienen. Mijnheer Meremans, u staat daar vooraan. De problematiek ligt u ook na aan het hart. Wij hopen dat de meerderheid deze resolutie samen met ons wil ondertekenen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sluit mij ook aan bij de collega’s die de vraag hebben gesteld en diegenen die zich daarbij aansluiten. Minister, dit probleem kan maar op twee manieren worden aangepakt. Er moet niet alleen bij de aanvraag van de subsidies een controle zijn of de zakelijke cijfers kloppen, bijvoorbeeld die van de verloning. Er moet ook een steekproefgewijze controle zijn van de praktijk. Dat ontbreekt nog. We kunnen niet anders dan vaststellen dat er veel misbruiken zijn en dat we daar iets aan moeten doen. Ik wil er ook voor pleiten dat de inspanningen die nu in Vlaanderen een beetje versnipperd zijn – het oKo-charter, het handvest voor de kunstenaars waarnaar u ook verwijst, het solidariteitsdocument – zouden uitmonden in een globale aanpak van de sector.
Ik zou graag verwijzen naar het, overigens op een Vlaams idee gevestigd, Fair Practice Label, dat gisteren in Amsterdam voor de Nederlandse kunstenaars is gelanceerd. Het is een samenwerking tussen de overheid en het veld, de fondsen enzovoort in Nederland.
Ik denk dat u eens rond de tafel moet zitten met de actoren die u hebt genoemd, om na te gaan hoe we dat samen, eventueel met een piepkleine ondersteuning, maar vooral met vereende krachten, ook voor Vlaanderen kunnen waarmaken.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik ga graag in op de suggestie van de heer Caron. Ik denk inderdaad dat het een verantwoordelijkheid is van de overheid en anderzijds ook van de sector. Want je voelde in de discussie rond het solidariteitshandvest ook wel het spanningsveld tussen de programmatoren en de huizen die zo veel mogelijk hun plannen willen uitvoeren en de acteurs – of beter, de kunstenaars in het algemeen –, die zeiden: ‘Ja, maar wij willen daar niet de slechts betaalde schakel van zijn.’
En soms zul je dan ook het debat moeten voeren over of je misschien een heel klein beetje minder moet doen, maar beter betaald. Dat debat mogen we niet uit de weg gaan.
Aangezien ik oKo toch binnen enkele weken zie over een ander gespreksonderwerp, dat we morgen in de commissie zullen behandelen, wil ik dat ook met hen opnemen om te bekijken, met anderen, met de fondsen – u zegt het, mijnheer Caron – hoe we daar toch tot een bijkomende afspraak, een verbintenis kunnen komen bovenop en naast de cao. Ik ben ook bereid om te bekijken hoe we met steekproefcontroles een en ander nog wat kunnen verbeteren. Ik ben het eens met de heer Meremans, die zegt: ‘Als blijkt dat bepaalde organisaties dat systematisch niet goed genoeg doen, dan moeten daar een aantal consequenties aan vasthangen.’
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, ik bedank jullie voor jullie constructieve bijdrage. De minister haalt het aan: we hebben er eigenlijk voor gekozen om minder organisaties te ondersteunen. Maar dan is het ook aan hen om die correcte verloning toe te passen. Ze moeten inderdaad het evenwicht zoeken tussen diverse actoren bij gewijzigd financieel beheer. Maar dan moet men niet gaan zoeken naar de zwakste schakel, om daarop dan te besparen. Die praktijken moeten werkelijk een halt worden toegeroepen.
Ik kijk uit naar de zaken die de heer Caron naar voren heeft gebracht, zoals het Fair Practice Label. Er is op dat vlak nog werk voor de commissie. We zullen dat allemaal in de gaten houden en blijven monitoren. We zullen dit ongetwijfeld volgend jaar of binnen x-aantal maanden opnieuw kunnen evalueren.
De actuele vraag is afgehandeld.