Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, straks is het zomervakantie en dan vertrekken opnieuw een half miljoen kinderen en jongeren op kamp. We hebben alle twee in de jeugdbeweging gezeten, minister. Ik ga hier niet de discussie openen welke jeugdbeweging de beste is. De voorzitter en ik weten dat wel. Maar we zijn er alle twee van overtuigd dat een kamp eigenlijk het hoogtepunt is van het jaar. En elke week, elke vakantie, zetten vele jonge vrijwilligers zich in om vele kinderen en jongeren een fijne tijd te laten beleven.
Kunnen er soms fouten gebeuren? Tuurlijk. Moeten we jongeren op hun verantwoordelijkheid wijzen? Tuurlijk. En dat gebeurt ook. Maar een voorstel, zoals de gouverneur uit mijn provincie heeft gedaan, om de factuur van de reddingsoperatie dan maar door te sturen naar die jongeren, sorry, maar dat vind ik er echt over. Ik denk dat we dat absoluut niet mogen doen.
Minister, ik heb eigenlijk maar één vraag voor u. Hoe zult u ervoor zorgen dat kinderen en jongeren wel degelijk nog een fijne tijd kunnen beleven, zonder zich zorgen te moeten maken over dergelijke voorstellen?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik dank u voor de vraag. Ik breng even de situatie van vorig weekend in herinnering. We hebben het allemaal in het lang en in het breed kunnen lezen in de pers. Een jeugdbeweging kwam aan in Oostende, dacht dat het water veilig was om pootje te baden of zelfs te zwemmen – het is blijkbaar een plek in Oostende waar dat jammer genoeg wel meer voorkomt.
Voorzitter, het mag wel over Oostende gaan, over de jeugdbewegingen en de gouverneur van West-Vlaanderen.
Nee, alle gekheid op een stokje. Men heeft te laat gezien dat het eigenlijk niet kon en niet mocht. De rode vlag was wel gehesen, maar door het feit dat er ook al andere mensen in de zee waren gaan zwemmen, dacht men: ‘Het zal wel gaan.’
De jeugdbeweging heeft dan zelf wel nog op tijd kunnen ingrijpen om de jongeren uit het water te halen. Een aantal van hen zijn inderdaad door een interventie van de redders uit het water gehaald. En daar stopt het voor mij ook, net zoals bij u.
Ik denk dat die jongeren terecht zeker een berisping zullen hebben gekregen, onder hun voeten zullen hebben gekregen van de politie. Ik denk trouwens ook dat de ouders ’s avonds zullen hebben gezegd: ‘Wat hebben jullie uitgestoken?’ Er zal dus wel een hartig woordje gepraat zijn.
Ik denk ook dat het daarbij moet blijven. Want de oproep van de gouverneur is voor mij een brug te ver, al kun je het vanuit zijn perspectief voor een stuk wel begrijpen. Hij zegt: ‘Als dat nog eens gebeurt of zelfs in deze situatie, zullen we de factuur voor de reddingsoperatie dan maar aan de jeugdbewegingen doorsturen.’ Dat werkt volgens mij niet. En ik wil het, als minister van Jeugd, ook niet geweten hebben. We voeren met deze Vlaamse Regering juist een beleid om onze vrijwilligers een hart onder de riem te steken. We weten dat die vrijwilligers in het jeugdwerk ook wel fouten kunnen maken. Het zijn duizenden groepen, honderdduizenden kinderen. Over diegenen waar alles goed verloopt, horen we niets. Er zijn inderdaad af en toe een aantal dingen die fout lopen. Maar dat gebeurt in de jeugdbeweging net zoals dat in het gewone leven gebeurt. En daarmee moeten we zonder meer leren omgaan. Een mens leert ook uit zijn fouten, zeker als hij daar nog eens op wordt gewezen door de politie of door vrienden of familie.
Dat moet volstaan, samen met het feit dat de nationale leiding van die verschillende jeugdbewegingen wel degelijk via vorming inzet om dit soort dingen te voorkomen. Water, vuur, hoogte en verkeer zijn een aantal risicofactoren die altijd maar terugkomen in de vorming van leiders van jeugdbewegingen. En dat moet volstaan.
Wat zal ik dus doen om ervoor te zorgen dat die kinderen en jongeren een goed kamp kunnen hebben? Ik zal ervoor zorgen dat we het kampcharter dat we hebben getekend deze week, met de plaatselijke overheden, met de jeugdverblijfcentra, met de jeugdbewegingen, de jeugdsector in het breed, kunnen toepassen. En die veiligheidsvoorzieningen zitten daar ook in. Dat is genoeg. Zo kunnen die jongeren waarschijnlijk een zorgeloze zomer tegemoet gaan. En zo hoort het ook. (Applaus)
Ik dank u voor uw duidelijk antwoord, minister. Ik ben blij dat u dat voorstel heel duidelijk afwijst. Ik hoop dat straks ook alle andere fracties in dit parlement dit zullen doen.
Het kampcharter is natuurlijk een heel goede maatregel. U weet dat wij daarvan voorstander zijn. We moeten vertrouwen geven aan onze jongeren. Ze verdienen dat ook. Jongeren vandaag moeten bezig zijn met de voorbereiding van hun kamp, met de voorbereiding om die kinderen en jongeren een leuke tijd te laten beleven, en niet met regeltjes, boetes en procedures.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me inderdaad graag aan bij deze vraagstelling, zeker op dit moment, nu we aan de vooravond van de vakantie staan, met de vele fantastische jeugdkampen die op de agenda staan van vele jongeren en ouders. Ik wil dan ook eerst mijn appreciatie nog eens uitdrukken voor het engagement van de vele jongeren in het jeugdwerk.
De uitspraak van gouverneur Decaluwé was, met dat in het achterhoofd, op zijn minst een beetje ongelukkig te noemen en zeker geen goed voorstel. Maar de boodschap achter de uitspraak is er wel niet minder belangrijk om geworden. Hij wil namelijk aandacht vragen en iedereen waarschuwen voor de gevaren die de zee in zich heeft.
Minister, daarom toch even een vraagje. Gouverneur Decaluwé heeft een vormingsinitiatief aangekondigd. Vele jongeren komen maar af en toe aan zee, voor een kamp, en missen zulke vormingsinitiatieven misschien. Ik stel me dan ook de vraag of een sensibiliserende brochure – bijvoorbeeld verdeeld via de kampeigenaars op het moment dat ze hun kampplaats reserveren of als ze aankomen – niet een krachtiger instrument kan zijn. Elke kampplaats heeft haar eigenaardigheden. Misschien kan zo’n brochure een sterk instrument zijn en de jongeren positief benaderen. Minister, wenst u aan zo’n vormingsinitiatief en sensibiliserende brochure mee te werken?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, het was vorig weekend ongetwijfeld flink schrikken voor de Chirogroep die dit heeft meegemaakt, voor de leiding en voor de ouders. Als men zoiets meemaakt – en dat wens je niemand toe –, is dat zeer beangstigend.
Ik wil twee dingen zeggen. Wat die groep jongeren is overkomen, is niet enkel een kwestie van jeugdbewegingen, er zaten ook andere mensen op dat moment in de zee. Een dag later zijn er weer twee mensen van diezelfde plek gehaald omdat ook zij niet duidelijk konden zien of ze er wel of niet mochten zwemmen. Ik steun zeker het voorstel van mevrouw Rombouts om ervoor te zorgen dat we jongeren en jeugdbewegingen informeren wat ze waar wel en niet mogen doen, maar het probleem is duidelijk breder dan dat.
Voorts zou ik u, minister, toch in dit parlement nog willen danken voor uw reactie. Ik heb dat ook al gedaan op de sociale media. Ik vond uw reactie als minister de enige terechte reactie. Namelijk: jongeren moeten zich volop kunnen ontwikkelen, moeten kunnen groeien, moeten fouten kunnen maken, ze mogen daarop terechtgewezen worden, maar ze mogen nooit de dreiging voelen van enorme geldboetes. Dat helpt niemand verder. Dus: goede reactie, minister.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik ben ook heel blij met de vraag van collega Soens. Ik denk dat we allemaal heel erg geschrokken zijn door het voorval.
Het spreekt voor zich dat we respect moeten hebben voor het jeugdige engagement van de jongeren in talrijke leidingploegen in heel Vlaanderen. We geven binnen ons jeugdwerk al op vroege leeftijd heel veel vertrouwen en verantwoordelijkheid. Ik wil ervoor pleiten omdat vooral zo te houden en ook te stimuleren.
Aan de andere kant kunnen we niet ontkennen dat jeugdbewegingen een organisatie- en toezichtsplicht hebben. De leiding moet voorzien in gezonde en veilige activiteiten. Ik begrijp wel de bekommernis bij de gouverneur.
We staan aan de vooravond van de zomervakantie met de vele kampen. Een verhoogde waakzaamheid bij de koepels en in de leiding is zeker op zijn plaats.
Ik had nog een bijkomende vraag, minister, maar ik heb begrepen dat u intussen daarop geantwoord hebt via het kampcharter. Ik sta volledig achter uw mening.
Dank u wel voor de kamerbrede steun. Ik moet alleen de vraag rond extra vorming nog beantwoorden. Kijk, ik vind het helemaal niet verkeerd dat de gouverneur, als ik goed ben ingelicht, in contact zal gaan met de nationale koepel van de jeugdbeweging waar het over gaat, om op die manier nog eens de puntjes op de i te zetten. Het is ook nog eens een aanscherpen van de nationale koepels in het algemeen om zich daarvan bewust te zijn.
Ik denk niet dat het zinvol is om daar nog extra vorming rond te organiseren. Zoals ik net al zei, zitten water, vuur, hoogte en verkeer wel degelijk in de algemene leidersvorming. Voor groepen die op kamp gaan in de omgeving van of naar de zee kan het deel uitmaken van het onthaalbeleid van de gemeente. Dat staat ook in het kampcharter. Voor de rest, nogmaals, moeten de nationale koepels – en geloof me, ze doen dat – aan de leiding die nu op kamp gaat, duidelijk maken waar ze moeten op letten.
Mijn zoon is gewestleider of districtscommissaris van een jeugdbeweging met een hele reeks groepen. Tegenwoordig moeten ze heel wat zaken ondertekenen. Ook binnen de jeugdbeweging zelf: dat men voldoende volwassenen heeft, dat men hierop let, dat men daarop let. Dat is veel meer dan in mijn tijd en ik zal u maar niet vertellen wat ik toen allemaal heb uitgespookt bij de jeugdbeweging, en ik wil het van mevrouw Rombouts en mevrouw Soens ook niet weten. (Opmerkingen. Gelach)
Alle gekheid op een stokje, men besteedt daar zeer veel aandacht aan, men zal dat zeker nu op basis van deze feiten extra mee in de vorming en informatie opnemen. Dat neemt niet weg dat zich in de toekomst nog dergelijke zaken kunnen voordoen. De jeugdbewegingen weten in elk geval waar ze aan toe zijn, de leiding is goed gevormd en verantwoordelijk. Zij zullen op die manier de beste omstandigheden voor een goed zomerkamp kunnen creëren.
Minister, ik heb alleen goede herinneringen aan de Chiro en ik ben blij dat ik bij de collega’s eenzelfde geluid hoor. Dat is een belangrijk signaal aan de gouverneur en aan de jongeren dat we trots zijn op ons jeugdwerk en vertrouwen hebben in al die jonge mensen die week in week uit zoveel engagement tonen om andere kinderen en jongeren een fijne tijd te bezorgen. Ik ben blij dat we het daar unaniem over eens zijn. Ik wens de jongeren die binnenkort op kamp vertrekken een heel fijn kamp. (Applaus bij sp.a en bij Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.