Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij weet iedereen dat een bedrijf altijd drie belangrijke levensfases kent. Er is de start, later is een groei of een doorgroei mogelijk, en ten slotte kan het gebeuren dat het bedrijf wordt overgenomen.
Er zijn veel initiatieven voor startende bedrijven. Meestal gaat het om kleinere bedragen dan soms nodig is om te kunnen starten. Tijdens de volgende fase, de groei en vooral de doorgroei, is echter nood aan een vrij belangrijk doorgroeikapitaal. Dat is belangrijk omdat kmo’s die aan doorgroei denken, er ook aan denken mensen aan te werven. Ze creëren jobs. Jobs creëren overheidsinkomsten en zorgen voor een sterkere economie. Een doorgroei kan er echter ook voor zorgen dat de technologische kennis bij ons blijft. Vaak worden kmo’s door buitenlandse bedrijven overgenomen. Soms vertrekken ze zelfs. We stellen vast dat bepaalde bedrijven die hier vertrekken, zich in de VS vestigen. We moeten, met andere woorden, een oplossing vinden voor het mogelijk financieringsprobleem voor bedrijven die groeikapitaal nodig hebben.
Wat de mogelijkheden van de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) betreft, weet ik dat er een aantal systemen zijn. Daarnaast heeft het me verrast dat minister Van Overtveldt aan een aantal federale maatregelen denkt.
Hij sprak dan heel specifiek over fiscale stimuli voor privéfondsen. Dan borrelt bij mij een vraag op. Ik veronderstel dat u samen hebt overlegd en dat het een aanvullend kan zijn aan het ander.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, er is zeker overleg geweest. Er zijn eigenlijk twee technieken om ervoor te zorgen dat er fondsen zijn die groei- of doorgroeibedrijven kunnen ondersteunen.
Ten eerste is er de techniek waarbij de overheid mee in die fondsen stapt en zo bepaalt waarnaar die middelen gaan. Dat is wat ARKimedes in het verleden deed en vandaag nog doet. In het verleden waren ze gericht op groeibedrijven tot 5 miljoen euro. Dankzij de kapitaalverhoging en een verruiming van de strategie kunnen we nu participeren in fondsen die op zich dan participaties nemen in groei- of doorgroeibedrijven of kapitaal leveren tot 20 miljoen euro. Dat is de eerste techniek.
Stel je voor dat we ook nog willen meegaan om te participeren in bedrijven boven 20 miljoen euro. Dat zijn er niet zo heel veel. Dan zou dat in elk geval heel veel bijkomend kapitaal in ARKimedes vragen. Dat kunnen we als overheid moeilijk leveren. De tweede stap heeft bijvoorbeeld al gevraagd dat we 100 miljoen euro extra kapitaal aan ARKimedes zouden leveren. Dit is zonder twijfel Vlaamse materie.
Een andere methodiek is het geven van fiscale stimuli aan hen die participeren in die fondsen. Dankzij die fiscale stimuli kun je dan mee richten hoe die fondsen worden ingezet. Het is daarover dat minister Van Overtveldt het heeft gehad in De Tijd. We hebben daarover overlegd. Hij wil het volgend segment doen. Ik heb al gezegd dat we vandaag kunnen participeren tot ongeveer 20 miljoen euro. Hij zal de stap doen om participaties boven 20 miljoen euro te doen in fondsen die dan – ik zeg maar wat – 200 of 300 miljoen euro zouden samenbrengen.
Er is complementariteit in de maatregelen. We hebben al overlegd en we zullen dat in de toekomst ook verder blijven doen.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk wat de twee stappen zijn. De eerste stap, tot ongeveer 20 miljoen euro, is een Vlaamse maatregel door mee in deze fondsen te stappen. Daarboven zijn het fiscale stimuli, wat een federale materie is. Ik denk dat de boodschap voor ondernemers duidelijk is, omdat ze anders zelf op zoek moeten gaan. Het is erg complex om daar je weg in te vinden. Daarom is het goed dat deze boodschap duidelijk wordt meegegeven.
Anderzijds is het zo dat een groeiende kmo niet alleen maar een financiële problematiek heeft. Soms zijn er typische groeipijnen of struikelblokken. Waar kunnen ze bijkomende research vinden? Waar kunnen ze bijkomend samenwerken? Minister, kan er ook nog meer beweging worden ingezet om die struikelblokken meer te ondervangen?
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, mijnheer Gryffroy, ik hoor het u graag zeggen, maar ik zit hier niet alleen als parlementslid maar ook als ondernemer. Het is niet altijd even duidelijk wat en waar we advies moeten vragen. Voor Open Vld staat de ondernemer centraal en niet zozeer de structuren. Voor een ondernemer maakt het eigenlijk niet uit waar hij hulp moet gaan vragen, federaal of Vlaams. Voor heel veel ondernemers is dat nog altijd niet duidelijk. Ik citeer een Chinees leider: “Het maakt eigenlijk niet uit of de kat zwart of wit is, als ze maar muizen vangt.” Ondernemers denken ook zo. We willen wel steun hebben. Of dit nu federaal of Vlaams is, is niet altijd duidelijk.
Wil ik daarmee zeggen dat er niets gebeurt? Uiteraard niet. Ik juich initiatieven toe zoals de vereenvoudiging van de kmo-portefeuille en de groeisubsidies. Federaal zijn er ook al maatregelen genomen. Is het niet te overwegen om te pleiten voor één duidelijk ondernemersloket waar zowel federale als Vlaamse vragen kunnen worden gesteld?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, ik neem heel graag het woord om mevrouw Vanwesenbeeck te bedanken voor haar tussenkomst en om haar vraag zeker te ondersteunen. Wij als politici kunnen vinden dat we heel goed bezig zijn, maar als het voor de ondernemer, de doelgroep, niet duidelijk is, dan hebben we een heel groot probleem.
Ik wil u complimenteren, minister, en ook uw collega aan de overkant, want samenwerkingsfederalisme kan dus duidelijk werken als er goesting is. Ik ga op die samenwerking terugkomen in alle deelaspecten die er zijn.
Ik sluit af, lieve voorzitter, met te zeggen dat het heel belangrijk is om de ondernemer, de doelgroep waarvoor al die maatregelen bedoeld zijn, te bereiken en niet de subsidie-industrie die vandaag werkt, waardoor niemand nog het bos door de bomen ziet. Dat moeten we wegwerken. Vereenvoudiging: het automatisch toekennen van een aantal maatregelen. Er is nog veel werk.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter – lieve voorzitter, zo u wilt – het wordt wat later op de avond en dat merken we aan de vraagstelling. We hebben Vlaams-nationalisten die pleiten voor het samenwerkingsfederalisme, we hebben liberalen die communisten citeren, we gaan steeds verder, we verleggen grenzen. Dat is op zich goed, zolang het maar het goede doel dient. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Vanwesenbeeck, u pleit voor één loket, dat is terecht. We hebben één loket en dat functioneert heel goed, met het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) die zich samen profileren naar ondernemers. Vlaanderen heeft een heel ruim financieringsinstrumentarium, daarom bevreemdde mij een klein beetje de communicatie van federaal minister Van Overtveldt dat er nu een federaal initiatief zou nodig zijn om fiscale kortingen toe te kennen voor de financiers van onze groeiondernemingen. Vlaanderen is daar zelf bevoegd voor en kan zelf initiatief nemen. Zult u in dezen zelf initiatief nemen, minister? Wat mogen we wanneer verwachten?
Ik zal beginnen bij u, mijnheer Bothuyne. Het is nodig dat er ook voor die grotere – in vakjargon – tickets mogelijkheden zijn. Neen, ik kan dat niet Vlaams. Vlaanderen kan wel zorgen voor participaties in die fondsen, maar dan zou ik bij ARKimedes de budgetten en het kapitaal enorm moeten verhogen. De federale overheid heeft ook nog altijd een bevoegdheid om fiscale stimuli toe te kennen aan bedrijven, aan pensioenfondsen en zo meer. Het is nodig.
Ik heb een vergadering gehad met alle winnaars van de beloftevolle ondernemingen van de laatste elf jaar. Een van de punten die daar naar voren kwamen, is wat de heer Gryffroy naar voren bracht en wat minister Van Overtveldt zegt, dat zijn de grotere tickets, boven de 20 miljoen euro. Het is niet vaak, maar je vindt daar vandaag weinig of geen fondsen in Vlaanderen, wij hebben die pensioenfondsen niet die elders vaak bestaan om daarin te participeren. Daarom is het nuttig en zinvol om daar met fiscale stimuli die grotere tickets mogelijk te maken via private middelen. Het is nodig, absoluut, ja, zeker wel. En ja, het kan wel. De fiscale stimuli zijn een federale maatregel. Het zou verkeerd zijn dat wij daar Vlaams kapitaal zouden inzetten. Dus ik denk dat dat een goede zaak is.
Mevrouw Vanwesenbeeck, ik begrijp u helemaal. Dat is de hele tijd al mijn beleid geweest – mevrouw Turan, ik richt me ook tot u – om de zaken te vereenvoudigen. Ik kan daar al een mooi palmares voorleggen, met de kmo-subsidie, de groeisubsidie en het clusterbeleid. Al die zaken zijn vanmorgen al aan bod gekomen, voor wie erbij was. Bij de start van de speerpuntcluster Energie werd de versnippering van middelen eindelijk gestopt. Dat werd bij elkaar gebracht, samenwerking werd gestimuleerd en dergelijke meer.
Bij PMV kan elk bedrijf terecht. Het zal niet meer zijn zoals vroeger van ‘we gaan eens zeggen welke instrumenten er allemaal zijn voor u’. Neen, we gaan nu luisteren. Hebt u een goed plan en een goed team, dan zullen we u verder helpen met een waarborg en lening of kapitaalparticipatie, of we verwijzen u naar de juiste instantie: een bank of bijvoorbeeld een aantal fondsen waar we hier over spreken. Dat is de weg die ik wil gaan. Dat is voor het deel waarborglening en kapitaal, maar ze zullen ook kunnen verwijzen naar het Agentschap Ondernemen als het is om subsidies te krijgen, hetzij bij de kmo-portefeuille, de doorgroeiportefeuille of iets dergelijks.
Ik denk dus dat het voor een bedrijf eenvoudig is. Het gebeurt via PMV. Men kan er terecht voor alles wat betreft leningen, kapitaal, waarborgen en dergelijke. Met dat ene loket willen we duidelijkheid creëren. We willen niet zomaar de instrumenten opsommen, maar luisteren naar wat men nodig heeft: een lening, kapitaal of een waarborg. We willen helpen. Als de markt helpt, dan is dat prima: dan moet PMV het niet doen. Daar ben ik nu al tweeënhalf jaar mee bezig. Ik verwacht dat dit zal zorgen voor een ommekeer, al vraagt het wat tijd voor alles doorsijpelt en bedrijven beseffen dat ook de eenvoudige manier kan werken.
Mevrouw Turan, u neemt actief deel aan de commissiebijeenkomsten. Ik hoop dat we kunnen beginnen met het maken van het onderscheid tussen de bomen en het bos. Mijn werk is nog niet af. De bovenkant – de innovatieondersteuning, speerpuntclusters en netwerkclusters – en de onderkant – de kmo-portefeuilles en de groeisubsidies – hebben we aangepakt. Wat ertussen ligt, ben ik volop aan het aanpakken. Het werk van PMV is inmiddels ook vereenvoudigd, wat ervoor moet zorgen dat bedrijven meer en meer door de bomen het bos zullen zien. Het is evenwel een blijvend aandachtspunt. De neiging bestaat om snel te vervallen in het teruggrijpen naar administratieve regelgeving, met formulieren en dergelijke. Het is een blijvend aandachtspunt om daaraan te remediëren. Subsidies moeten kunnen, maar zonder de subsidiologen. Spijtig voor hen, maar als dat me lukt, zou ik heel erg tevreden zijn. Elke dag opnieuw probeer ik te leren. Ik probeerde dat ook door te kijken naar beloftevolle ondernemingen en ook door naar ondernemingen te gaan en te luisteren naar jonge en oudere ondernemers. Zo willen we weten hoe we als overheid ervoor kunnen zorgen dat de drempel wordt verlaagd en het hen gemakkelijker wordt gemaakt om te ondernemen.
Dank voor het omstandig antwoord, minister.
Mevrouw Vanwesenbeeck, ik ben een voormalig ondernemer. Men start op zijn eentje. Ik bouwde het bedrijf uit, tot 20, 25 mensen. Uw opmerking is terecht. Vroeger luidde het steeds van ‘Het maakt me niet uit waar we uiteindelijk moeten terechtkomen’. Ik moet wel zeggen dat de laatste contacten die ik met mijn ex-collega’s heb gehad, me leerden dat er zich de afgelopen jaren een verbetering heeft voorgedaan. Men ziet beter waar men naartoe moet. Ik ken een aantal zeer innovatieve bedrijven in de informatietechnologiesector die naar de VS zijn vertrokken omdat het ticket van meer dan 20 miljoen euro hier bij ons op fiscaal vlak niet interessant is. Sorry hoor, mijnheer Bothuyne, maar dat is de federale fiscaliteit die daarvoor zorgt. Ik heb het nu niet over samenwerkingsfederalisme, maar over ons confederaal model. Als wij de fiscaliteit kunnen bepalen, kunnen we voor een oplossing zorgen. Vandaag echter bestaat er een duidelijk onderscheid tussen wat PMV kan doen en wat het federale niveau kan doen.
De actuele vraag is afgehandeld.