Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over diversiteit in het hoger onderwijs
Actuele vraag over het nastreven van een verdere democratisering van het hoger onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel. We gaan proberen een tandje bij te steken en deze vraag niet te gebruiken.
Collega's, een op de tien studenten aan de universiteit zou allochtone roots hebben. Zou, omdat we eigenlijk geen concrete cijfers hebben, omdat de cijfers verschillend worden geïnterpreteerd en niet worden bijgehouden.
Minister, ik heb vernomen dat u wel een systeem zou hebben om de cijfers ondertussen meer en juister te registreren. Te midden van rectorverkiezingen aan twee van de drie universiteiten stellen we vast dat er plots een voorstel komt om dit gegeven op te krikken. Op zich zijn we daar niet tegen. We lezen heel veel voorstellen over halal voeding, gebedsruimtes, maar ook over bijles krijgen, gericht op leerlingen uit het vijfde en zesde leerjaar secundair onderwijs, voor het ingangsexamen geneeskunde, niet voor allemaal, maar blijkbaar specifiek voor allochtone leerlingen.
Nu, of halal voeding het toelatingsexamen geneeskunde meer slaagkansen geeft, dat weet ik niet. Dat lijken mij rare situaties te zijn. Eigenlijk is de kern voor ons de ouders, want ouders die het belang van onderwijs inzien, ook veel vroeger, daar ligt het kalf gebonden. Maar over de allochtone ouders zullen we het niet hebben om hier een aantal mensen niet opnieuw in een kramp te laten schieten, omdat we dat niet mogen zeggen.
Opmerkelijk is echter dat er vooral wordt gekeken naar het einde van het secundair onderwijs, en niet naar de hele loopbaan. In recente PISA-resultaten stelden we vast dat thuistaal eigenlijk een zeer grote verklaring is voor het niet hebben van de juiste startkwalificaties in het hoger onderwijs. Als je daar al achterloopt, ja, dan is het laatste jaar van het secundair en de start in het hoger onderwijs toch vele malen problematischer.
Minister, de vraag is dus eigenlijk of alle leerlingen met de gepaste capaciteiten starten in het hoger onderwijs. Mijn vraag is dan ook heel specifiek: welke Vlaanderenbrede beleidsmaatregelen ziet u om alle leerlingen die de juiste startkwalificatie hebben voor het hoger onderwijs, ook effectief te laten starten in dat hoger onderwijs?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Collega's, minister, de aula's in onze universiteiten zijn te wit. Jongeren met een migratieachtergrond vinden nog altijd te weinig de weg naar onze universiteiten. Als ze daar al geraken, zien we dat ze het minder goed doen, dat ze het moeilijker hebben dan andere studenten. De rectoren trokken gisteren in de pers aan de alarmbel.
Natuurlijk moet ons hoger onderwijs een afspiegeling zijn van de diversiteit die we kennen in onze samenleving: niet alleen jongeren met een migratieachtergrond, maar ook studenten met een handicap, en studenten die uit een moeilijke thuissituatie komen. Morgen houden we in onze commissie een hoorzitting over studenten met een handicap en de toeleiding naar ons hoger onderwijs naar aanleiding van een voorstel van decreet van onze fractie.
Minister, ik weet dat wij daarover dezelfde bezorgdheden delen. Welke initiatieven zult u nemen om die diversiteit in ons hoger onderwijs beter te maken?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, we weten al geruime tijd dat ons hoger onderwijs er moeilijk in slaagt om leerlingen van allochtone afkomst aan te trekken in het hoger onderwijs. Al verschillende jaren gebeuren er inspanningen, maar deze week heb ik voor het eerst een rector gehoord die zegt: ‘Hier wil ik nu echt een speerpunt van maken in mijn beleid.’ Ik vind het zeer positief dat er een zeer duidelijke keuze wordt gemaakt om meer allochtone leerlingen aan te trekken in het hoger onderwijs.
De verschillende universiteiten geven aan op welke manier ze dat doen. Terecht geven ze aan dat het belangrijk is een link te leggen tussen onderwijs en de thuissituatie. Dus daar wil ik het wel over hebben. Ik ben daar niet voor bevreesd omdat het belangrijk is het mentorproject dat wordt opgezet door de universiteiten, voort te zetten en mogelijks kracht bij te zetten.
Ik vind dus dat de juiste keuzes worden gemaakt in het voeren van een beleid in ons hoger onderwijs. Minister, welke mogelijkheden ziet u als minister van Onderwijs om vanuit de Vlaamse overheid dit juiste beleid mee kracht bij te zetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, zoals de heer Daniëls heeft vermeld, zijn het rectorverkiezingen. Ik zou echter toch een bijzondere pluim willen geven aan de rector van de Universiteit Antwerpen. Voor hem zijn het geen rectorverkiezingen, want hij is enige tijd geleden al verkozen. Hij heeft gisteren een opmerkelijk pleidooi van onze rectoren ondersteund om meer jongeren met een migratieachtergrond naar onze universiteiten te leiden.
Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van velen. De heer Daniëls heeft gelijk wanneer hij opmerkt dat het vreemd is dat er op dit ogenblik nog geen gezamenlijke registratie bestaat. Mevrouw Soens heeft hier in het verleden ook al een aantal keren op gewezen. Hoe is het mogelijk dat we niet samen registreren? Onze hogescholen en universiteiten zijn echter bereid vanaf nu voor de registratie te zorgen.
We moeten natuurlijk wel de juiste gegevens registreren. Indien we registreren wie buitenlandse roots heeft, omvat dit ook alle Nederlandse studenten. Op die manier zouden we misschien niet het juiste probleem aanpakken. Die registratie komt in orde.
Zoals ik daarnet al heb gesteld, is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dit heeft te maken met kwantiteit, maar evenzeer ook met kwaliteit. Het gaat niet op te vinden dat een bepaalde percentage van de jongeren aan de universiteiten een migratieachtergrond moet hebben. We moeten ervoor zorgen dat de jongeren die starten, ook goed zijn opgeleid. Ze moeten over de juiste skills beschikken om een opleiding in het hoger onderwijs te kunnen aanvatten.
Die kwaliteit start in de kleuterklas. Taal is een sleutel. Op dat vlak wil ik zeer duidelijk zijn. De Vlaamse Regering heeft erin voorzien de scholen bijkomende werkingsmiddelen te geven afhankelijk van het aantal bij hen schoollopende kinderen met een thuistaal die niet het Nederlands is. Dat is een zeer goede zaak.
De modernisering van het secundair onderwijs omvat tal van maatregelen. We gaan voor een basisgeletterdheid. Dit moet veel beterschap brengen. Ik wil erop wijzen dat de oriëntatieproef nu voor de tweede keer wordt afgenomen bij onze leerlingen in het vijfde en zesde studiejaar van het secundair onderwijs. We moeten ervoor zorgen dat elke jongere die secundair onderwijs volgt, de kans krijgt deze proef af te leggen. Hij zal dan meteen worden geconfronteerd met zijn interesses, zijn kennis en zijn motivatie en met de mogelijkheden waarover hij beschikt om hoger onderwijs te volgen.
We zitten natuurlijk met de bijzondere verantwoordelijkheid van onze hogeronderwijsinstellingen zelf. Zoals gisteren is verklaard, moeten we kwalitatieve jongeren aantrekken die liefst de juiste keuzes maken. Ze moeten goed op hogere studies worden voorbereid. Als er problemen zijn, moet er een remediëring zijn.
Sinds een jaar wordt nu ook een toelatingsproef gehouden voor de STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics) aan de universiteiten. Dit gebeurt ook voor de lerarenopleidingen. We zien dat alle jongeren die starten, de kans krijgen om bepaalde tekorten bij te werken en te remediëren. Dit geldt niet enkel voor jongeren met een migratieachtergrond. Die maatregelen gelden voor iedereen. Dit moet zorgen voor een betere oriëntering en doorstroming.
Een bijzonder belangrijke factor, die gisteren ook uitgebreid aan bod is gekomen, is de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat jongeren met een migratieachtergrond effectief de sprong naar het hoger onderwijs maken. Ik was verrast van de jongeren zelf te horen dat vooral de jongeren wier ouders een diploma van het hoger onderwijs hebben, die sprong maken. De jongeren wier ouders geen diploma van het hoger onderwijs hebben, worden thuis totaal niet gestimuleerd om die sprong te maken. Ik wik mijn woorden.
Om die reden zijn de tutoringprojecten van groot belang. We trekken dan ook middelen uit voor de hogescholen en voor de welzijnsorganisaties. Het is mijn overtuiging dat we hier feller op moeten inzetten. Er is het kwaliteitsaspect. Jongeren moeten goed voorbereid aan de start verschijnen. Er zijn echter heel wat jongeren die in het secundair onderwijs een richting volgen die goed voorbereidt op het hoger onderwijs, maar toch de sprong naar het hoger onderwijs niet maken of niet durven maken. Om hen te helpen die keuze te maken, is er een oriënteringsproef, maar de tutoringprojecten zijn eveneens zeer belangrijk.
Wat de jongeren betreft die effectief starten, merken we dat de doorstroming in het hoger onderwijs niet spectaculair goed verloopt. Om die reden verwijzen de rectoren naar een aantal flankerende maatregelen, die ik zeker kan ondersteunen. Het is immers van belang dat we jongeren de kans bieden zich goed te voelen. Het welbevinden is van belang in het secundair onderwijs en is zeker ook van belang in het hoger onderwijs. Het is belangrijk dat we hier met behulp van allerhande factoren voor zorgen. Gisteren zijn een aantal voorbeelden gegeven.
We mogen het effect niet onderschatten van de oproep die gisteren is gelanceerd en van de inspanningen die we zullen leveren om gezamenlijk te registreren. We mogen evenmin de effecten van de tutoringprojecten onderschatten. Ik heb gisteren verklaard dat ik dat budget gerust wil verdubbelen. Ik geloof echt dat goede voorbeelden – jongeren die het hebben gemaakt in het hoger onderwijs – effectief andere jongeren kunnen stimuleren of aanwakkeren om hoger onderwijs te volgen.
Collega Daniëls, wat uw specifieke vraag betreft rond de opleiding geneeskunde, heb ik zelf al initiatieven genomen voor alle jongeren in Vlaanderen om het taalgebruik goed aan te passen, het niet te wetenschappelijk te maken, maar te zorgen dat het een taalgebruik is dat afgestemd is op het secundair onderwijs. Het is sowieso van belang dat elke jongere die voelt dat er extra trajecten nodig zijn, de kans krijgt om die te volgen.
Ik kijk ook even naar de opmerkingen die collega Helsen maakte. Wat ik zou wensen, is dat we in de lerarenopleiding in een module voorzien om Nederlands te leren om specifiek de taal en de taalnuances aan te leren aan kinderen met een migratieachtergrond en dat we daar in de toekomst meer aandacht aan besteden. We zien dat in de eerste jaren van het secundair onderwijs het vaak niet meer matcht omdat de taalgevoeligheid anders is, de taal thuis niet gesproken wordt en je op dat moment nog extra aandacht moet hebben voor de taal.
Dank u wel, minister. Het is inderdaad waar: deelnemen is één, slagen is iets anders. We moeten opletten dat we niet alleen proberen hen te laten instromen, ze moeten wel de juiste startkwalificaties hebben. Dat is de kern van de zaak: we moeten in ons hoger onderwijs alle jongeren krijgen, los van achtergrond, woonplaats of taal, die de capaciteiten hebben om een diploma hoger onderwijs of universiteit te halen. Ik druk nog eens op ‘alle’.
U hebt het zelf over het Nederlands. Ik blijf wat op mijn honger zitten op dat vlak, zeker in de lagere en secundaire scholen. We bieden sinds 2013, als uitvloeisel van de talennota, mogelijkheden voor het organiseren van taalbaden. Dat gebeurt nauwelijks. Wat u aanhaalt in verband met de oriëntatieproef, is zeer goed. Ik denk dat we de gegevens van de oriëntatieproef moeten koppelen aan de slaagkansen.
Ik verwijs nog naar één zaak: we stellen vast in een onderzoek van enkele jaren geleden, dat leerlingen met een Turkse, Maghrebijnse of Arabische achtergrond zeer lage slaagcijfers hebben in het eerste jaar. Nadien hebben ze dezelfde slaagcijfers.
Minister, dank u voor uw antwoord. Er zijn natuurlijk geen pasklare antwoorden. Het is een en-en-enverhaal. Het gaat ook niet alleen over hoe we zo veel mogelijk jongeren uit kansengroepen – het gaat natuurlijk breder dan enkel over jongeren met een migratieachtergrond – naar ons hoger onderwijs toeleiden, maar ook over hoe we die jongeren zo goed mogelijk begeleiden zodra ze in het hoger onderwijs zitten. Ik denk dat de rol van studentenverenigingen daar zeer belangrijk in is.
U sprak over de registratie van kansengroepen. Dat is een vraag die ik al regelmatig heb gesteld. Meten is weten. Als we nog geen correcte cijfers hebben, dan is het moeilijk om een beleid op maat te kunnen voeren.
Tot slot over de oriënteringsproef: een goede oriëntering is natuurlijk cruciaal, zeker als we daarmee jongeren die misschien niet meteen aan het hoger onderwijs dachten, op die manier toch naar het hoger onderwijs kunnen toeleiden. Maar we moeten er toch waakzaam over zijn dat jongeren uit kansengroepen niet afgeschrikt raken door die oriënteringsproef en de resultaten ervan.
Minister, ik heb aan u de vraag gesteld op welke manier u het beleid dat de universiteit van Antwerpen wil voeren, mee kracht wil bijzetten. U hebt duidelijk aangegeven welke initiatieven u neemt binnen het leerplichtonderwijs. Dat is ontzettend belangrijk. U hebt ook aangegeven dat u bereid bent om de middelen voor tutoring binnen het hoger onderwijs te verdubbelen. Ik vind het zeer positief dat u bereid bent om de keuze te maken om de initiatieven die genomen worden, kracht bij te zetten.
Daarnaast is het ook interessant om samen eens te bekijken in welke mate de associaties een rol kunnen vervullen om diversiteit echt tot de kern te brengen, niet enkel en alleen van ons leerplichtonderwijs maar ook van ons hoger onderwijs. Ik heb nog eens gekeken welke opdracht we hun gegeven hebben. Ze hebben zeer veel aandacht geschonken aan onderzoek, aan de academisering van de hogeschoolopleidingen. We staan op het punt om van hen te vragen dat niet alleen universiteiten maar ook andere opleidingen binnen ons hoger onderwijs diversiteit als speerpunt vooropstellen in hun beleid en dat ook de associaties daarin hun verantwoordelijkheid opnemen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, mevrouw Helsen, ik deel uw enthousiasme voor de woorden van rector Van Goethem. Maar u bent vergeten dat er aan de VUB ook geen rectorverkiezingen in aantocht zijn en dat VUB-rector Caroline Pauwels daar ook zeer zinnige verklaringen over gedaan heeft, en veel meer nog, dat de VUB daar al jaren actief rond werkt, want daar vind je wel wat gekleurde aula’s.
Daar wordt gewerkt aan sociale ondersteuning, studiebegeleiding en huisvesting zonder te moeten inspelen op religie, want daar gaat het niet over als men gaat studeren en als we streven naar sociale mobiliteit. De VUB voert al jaren onderzoek naar de slaagkansen van die ondervertegenwoordigde groepen en bouwt daar een beleid rond. Ik denk dat dat ons kan inspireren, ook u als u nog maatregelen wilt treffen.
Wat de tutoring betreft, inderdaad, het Brutusproject (Brusselse Tutoren voor Scholieren) van de VUB en Scholengroep Brussel is een heel mooi voorbeeld. Als we wat meer tijd hebben, zal ik het bij gelegenheid met veel plezier toelichten.
Nog een laatste punt: de verantwoordelijkheid ligt wel degelijk in het leerplichtonderwijs, minister. (Applaus bij Open Vld en sp.a)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, dit is geen nieuw verhaal natuurlijk. Volgens OESO-onderzoek doen jongeren met een migratie-achtergrond het minder goed op 15 jaar en in het hoger onderwijs stromen ze minder in. Ze stromen onvoldoende door. Deze discussie gaat al jaren mee. Als we niet willen dat we binnen 5, 10 of 15 jaar nog dezelfde discussie voeren, dan zullen er extra inspanningen nodig zijn.
U hebt eigenlijk net het omgekeerde gedaan, minister. U hebt bespaard op het Aanmoedigingsfonds dat ervoor moest zorgen dat studenten doorstromen. U hebt bespaard op studentenvoorzieningen die ervoor moesten zorgen dat er betere begeleiding was, en net ook aan de VUB want daar waren ze daardoor het ergst getroffen, omdat zij inderdaad de meeste inspanningen deden op het vlak van begeleiding van studenten die het moeilijker hebben, vaak met een migratie-achtergrond.
Minister, bent u inderdaad bereid om die extra inspanningen te doen en die besparingen terug te schroeven die het moeilijker gemaakt hebben in het hoger onderwijs voor jongeren met een migratie-achtergrond?
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, het pleidooi van de rectoren om meer migranten toe te laten op de universiteiten gaat voorbij aan de doelstelling van die universiteiten, namelijk dat jongeren de kwaliteit en de vaardigheden moeten hebben om een bepaalde richting aan te vatten. Het aanbieden van bijvoorbeeld halalvoedsel in de universitaire restaurants gaat aan deze doelstelling voorbij en dient eigenlijk enkel om de lat laag te leggen en het percentage van migranten aan de universiteiten op te trekken. Wij vinden dit een totaal verkeerd signaal. Het zou u sieren, minister, om dat ook eens duidelijk te maken aan de rectoren.
Mijnheer Depoortere, ik zal eerst op uw opmerkingen reageren. Mevrouw Brusseel, ik kom straks nog op Brussel terug.
Als je rector bent van de Universiteit van Antwerpen en je stelt vast dat meer dan de helft van de populatie van jongeren in het middelbaar onderwijs een migratie-achtergrond heeft, en je ziet er slechts één op tien in het hoger onderwijs, dan is het toch niet zo onlogisch dat je het evident vindt en dat je het als een missie beschouwt om ervoor te zorgen dat een groter aandeel van die jongeren uit het secundair onderwijs doorstroomt naar het hoger onderwijs en dus ook naar de universiteit in je stad. Ik vind dat zelfs een trendbreuk met de vorige rector. Ik vind het schitterend dat de huidige rector daar echt zijn missie en erezaak van wil maken.
Het is natuurlijk juist, als jongeren hoger onderwijs volgen, dat ze dat het best doen op een gemotiveerde wijze en met de juiste kwalificaties. Los van jongeren met een migratie-achtergrond zien we dat één op vijf jongeren die vandaag start in het hoger onderwijs nooit de kwalificatie haalt. Er is dus wel werk aan de winkel om beter te oriënteren.
Collega Soens, ik maak me niet zoveel zorgen dat een oriëntatieproef de jongeren zal afschrikken. De oriëntatieproef wordt afgenomen in het vijfde en zesde middelbaar en is net bedoeld om jongeren, alle jongeren van het secundair, inzicht te geven in hun vaardigheden, niet alleen kennis maar ook motivatie en interesses. Dat is iets anders dan de toelatingsproef, die vindt plaats bij de start van het hoger onderwijs om na te gaan of de competenties van de student oké zijn. De oriëntatieproef kan juist mee een hefboom zijn om klassenraden of leerkrachten of directies ouders te overtuigen dat het toch goed zou zijn dat een bepaalde jongere hoger onderwijs zou volgen en het liefst in de richting die hij of zij interessant vindt.
Mevrouw Soens, we hebben het al heel vaak gehad over de registratie van kansengroepen. We moeten ervoor zorgen dat we op de juiste manier registreren. We zijn het nu eindelijk eens geraakt. Als je correct registreert, dan kan je ook beleid voeren ter zake. Ik geef een voorbeeld. Ik was op bezoek bij de Karel de Grote Hogeschool. Daar zei men me dat men een grote instroom van jongeren met een migratieachtergrond krijgt in de informaticaopleidingen, maar totaal niet in de lerarenopleiding. Dan kun je bekijken wat de redenen zijn en hoe we kunnen versterken. Als elke instelling dat echter op haar eigen eiland blijft doen, dan geraken we in Vlaanderen globaal moeilijker vooruit, denk ik.
Mijnheer Daniëls, u hebt uiteraard een punt: deelnemen is één ding, slagen iets anders. Voor mij is die oriëntatieproef zeer relevant. We zullen daar in de toekomst ook de effecten van zien. Uiteraard is het de bedoeling om te bekijken wat de resultaten zijn in het hoger onderwijs van de jongeren, om dan de oriëntatieproef goed af te stemmen op de keuzes die worden gemaakt. Dat is net de reden waarom die nog wat moet worden verfijnd. We hebben daar al een uitgebreid debat over gehad. De komende jaren zal die elk jaar wat fijnmaziger en meer betrouwbaar worden in haar resultaten.
Mevrouw Helsen, mevrouw Meuleman en anderen, het is natuurlijk heel gemakkelijk om te zeggen dat het al lang zo is en dat het tijd wordt dat ik actie onderneem. Ik denk echt dat de actie op veel terreinen moet worden ondernomen. Er is het leerplichtonderwijs. Ik vernam gisteren via de tv dat sommige leerkrachten blijkbaar sneller aan jongeren met een migratieachtergrond zeggen dat ze maar naar het beroepsonderwijs moeten gaan. Ik kan me moeilijk voorstellen dat een leerkracht dat zo zal doen, maar het is niet alleen een kwestie van wat je studeert, maar ook van hoe we ervoor zorgen dat elke jongere alle kansen krijgt op basis van zijn talenten en capaciteiten. Ik denk dan dat de resultaten van de voorbije jaren met de tutoringprojecten echt wel aantonen dat je zo een hefboom kunt betekenen om een generatie tot een kwalificatie hoger onderwijs te leiden.
Mevrouw Brusseel, ik wil besluiten met uzelf. Hoe zou ik de rector van Brussel durven te vergeten? Het doet me eigenlijk bijzonder veel plezier dat in verkiezingstijden de reeds verkozen rectoren ook heel duidelijk verklaren dat het hun menens is om ook ons hoger onderwijs mee te democratiseren. Democratisering is een uitstekende zaak, maar mag nooit leiden tot kwaliteitsverlies. Het is dus aan ons allen om ervoor te zorgen dat we daar verder slagkrachtig werk van maken. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Minister, ik noteer een aantal zaken. Alle extra ondersteuning moet openstaan voor alle toekomstige studenten, en niet enkel voor één. Ook noteer ik in heel algemene zin dat het Nederlands cruciaal is om ergens te geraken. Als u zegt dat leerkrachten anders zouden adviseren, dan is daar eigenlijk geen wetenschappelijke evidentie voor. Ik denk dus dat we toch wel heel voorzichtig moeten zijn. Leerkrachten kijken om te adviseren natuurlijk wél naar de competenties die leerlingen hebben, en dat is dan natuurlijk weer gelieerd aan dat Nederlands.
Afsluitend is de samenvatting voor mijn fractie: alle studenten die de juiste startkwalificaties hebben, moeten in het hoger onderwijs kunnen starten en kunnen slagen. Collega’s, we hebben het hier heel dikwijls over sociale mobiliteit. Sociale mobiliteit, dat gaat over je thuisgrond overstijgen, niet over het kopiëren van je thuisgrond naar de hogeronderwijsinstelling. (Applaus bij de N-VA)
Minister, ik krijg toch een beetje schrik van de woorden van collega Daniëls dat er geen specifiek beleid voor kansengroepen meer nodig is. Ik steun uw oproep voor extra middelen voor de projecten, maar vroeger hadden we inderdaad een Aanmoedigingsfonds, met middelen specifiek gericht op beleid inzake kansengroepen. Daar is op bespaard. Dat is ondertussen afgeschaft. Ik hoop toch dat u extra middelen voor die begeleiding van die kansengroepen wilt inzetten in het hoger onderwijs. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister, ik vind het positief dat u erop wijst dat we met zijn allen verantwoordelijkheid moeten nemen, zowel binnen het leerplichtonderwijs als binnen het volledige hoger onderwijs, en ook vanuit de overheid. Ik denk dus dat we met zijn allen onze schouders onder die keuze moeten zetten. Daarnaast vind ik het ook positief dat u heel duidelijk stelt dat onze onderwijsinstellingen niet enkel en alleen de opdracht hebben om kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden. Dat is een belangrijke opdracht, en ook in de toekomst zal het belangrijk zijn om op de kwaliteit van ons onderwijs toe te zien. Belangrijk is echter ook dat de leiders binnen onze onderwijsinstellingen een maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.
Wij hebben vandaag rectoren die een maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen. Het is belangrijk dat wij dat mee ondersteunen in de toekomst.
De actuele vragen zijn afgehandeld.