Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kwaliteitsbewaking bij en vorming van zelfstandige ondernemers na de afschaffing van de vestigingswetgeving
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, een EU-richtlijn heeft ons in een knettergekke situatie gestort: Vlaamse ondernemers die aan strengere voorwaarden moeten voldoen om hier in Vlaanderen een onderneming op te starten dan buitenlandse ondernemers die hen in Vlaanderen willen beconcurreren. Dat kan uiteraard niet. Enkele weken geleden hebben we gezegd dat de richtlijn moet zijn dat eerlijke concurrentie moet zegevieren en dat de lat gelijk moet liggen voor iedereen die in Vlaanderen wil concurreren.
Minister, u hebt al een tijd geleden de hand aan de ploeg geslagen. U hebt in de commissie verteld welk lang en intensief overleg u hebt gevoerd met de verschillende sectorfederaties. Er is ook een pak andere regelgeving die ervoor zorgt dat zowel de ondernemers als de consumenten worden beschermd doordat bijvoorbeeld een bakker nog een tiental andere regelgevingen moet naleven wanneer hij zijn beroep uitoefent.
Minister, mijn vraag is een heel simpele vraag. Vorige vrijdag hebt u in uw visienota, die is goedgekeurd door de Vlaamse Regering, gezegd dat u de Vestigingswet wilt afschaffen. Wat is de impact daarvan op het ondernemerschap in Vlaanderen?
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, als men zich in Vlaanderen wil vestigen als ondernemer, moet men een attest van bedrijfsbeheer voorleggen. Voor bepaalde beschermde beroepen moet men daarvoor aan extra voorwaarden voldoen. Door een recente Europese richtlijn, die we een maand geleden hebben omgezet, kwamen we tot de situatie dat we aan onze eigen Vlaamse ondernemers andere, meer voorwaarden oplegden dan aan andere EU-burgers. We krijgen dan situaties dat de Poolse begrafenisondernemer, of misschien in een meer voorkomend geval, de Nederlandse schoonheidsspecialiste zich in Vlaanderen kan vestigen zonder aan voorwaarden te moeten voldoen waaraan onze Vlaamse ondernemers wel moeten voldoen.
Onze huidige Vestigingswet voldoet dus niet meer aan de Europese regelgeving. Het was een verouderd en log instrument dat moest worden geactualiseerd. In uw visienota die u afgelopen vrijdag hebt voorgelegd aan de Vlaamse Regering, is er beslist dat men die Vestigingswet zal afschaffen.
Nu moeten we toch niet vergeten wat het oorspronkelijke doel was van die weliswaar verouderde Vestigingswet. Dat is tweeledig: enerzijds de preventieve bescherming van onze eigen ondernemers en anderzijds het bewaken van de kwaliteit voor onze consumenten. Na afschaffing van de Vestigingswet moet er wel worden gewaakt over het garanderen van de kwaliteit voor de consumenten. We moeten ook zorgen voor opleiding en permanente vorming van onze ondernemers.
Minister, hoe gaat u daar op termijn alternatieven voor uitwerken, alternatieven die dan ook kunnen worden opgelegd aan die andere EU-burgers die zich hier dan zullen komen vestigen?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat beide vraagstellers de omgeving en de context zeer goed hebben geschetst. Het is effectief raar dat een Vlaamse slager aan voorwaarden moet voldoen, en een Nederlandse of Franse slager dat niet hoeft. We kunnen dat zelfs nog verder trekken. Het is raar dat iemand in Nederland een brood kan bakken en door middel van e-commerce in Vlaanderen kan verkopen, maar dat een Vlaming zonder diploma niet door middel van e-commerce aan dezelfde personen kan leveren. Deze rare situaties en discriminaties moeten worden weggewerkt.
Zoals ik al heb verklaard en zoals de heer Parys net nog heeft geschetst, hebben we veel gesprekken met alle sectoren gevoerd. De conclusie was dat we eigenlijk maar één beslissing konden nemen, namelijk de Vestigingswet afschaffen. De meerderheid in elk van die sectoren was het hiermee eens.
Het effect van die beslissing lijkt me eigenlijk heel eenvoudig. Indien we de administratieve last verminderen, zullen we meer mensen uitlokken om een beroep uit te oefenen en om een bepaald ondernemerschap op zich te nemen. Dankzij de daling van het aantal voorwaarden zullen we meer startende ondernemingen hebben.
Het is tevens belangrijk dat we het gamma van bestaande ondernemingen kunnen verruimen. Ik zal een eenvoudig voorbeeld geven. Wie vandaag een brasserie uitbaat, mag wel wat producten en eten aanbieden, maar zodra hij een aardappelgerecht wil aanbieden, moet hij over een gediplomeerde kok beschikken. In de toekomst zal het mogelijk zijn zonder gediplomeerde kok frieten aan te bieden. Dit is in mijn ogen een belangrijk aspect. We zullen het ondernemerschap verder kunnen bevorderen.
Wat de kwaliteitseisen betreft, wil ik een aantal punten naar voren brengen. Zoals de heer Parys al heeft vermeld, zijn sinds 1998, toen de Vestigingswet is ingevoerd, massa’s productnormen, veiligheidsnormen, milieunormen en kwaliteitseisen opgelegd. De wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming vormt al een basis die ten aanzien van de cliënt heel wat bescherming oplegt. Dat is een goede zaak. Dit geldt overigens voor Vlaamse en voor buitenlandse bedrijven.
Eigenlijk stelt de Vestigingswet dat iemand kwaliteit moet leveren wanneer hij van start gaat. Als hij mag starten, is alles in orde. De meeste of toch een aantal sectoren hebben al kwaliteitslabels. Dit betekent dat regelmatig wordt gecontroleerd of aan de voor een label gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan. Enkel in dat geval mag het kwaliteitslabel worden uitgehangen. Het is de bedoeling dat doorheen heel de levensloop van de onderneming aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Bestaande labels zijn dat van keurslager en warme bakker. Er zijn andere sectoren, zoals de horeca, die ook kwaliteitslabels zullen opleggen.
De consument is natuurlijk nog steeds vrij te beslissen te gaan waar het kwaliteitslabel niet hangt. Dat is een keuze die hij zelf moet maken. Een consument die voor een kwaliteitslabel kiest, is echter zeker dat hij de kwaliteit kan krijgen die door dat label wordt gegarandeerd.
Wat de ondernemers betreft, ben ik het er helemaal niet mee eens dat het ondernemen zo gemakkelijk zal worden. Het blijft een rare situatie. Er is een vestigingswet voor bepaalde beroepen en er bestaat een algemeen diploma bedrijfsbeheer. Wie hoger geschoold was en een bachelordiploma had gehaald, kreeg die echter automatisch. We hebben echter gemerkt dat het aantal faillissementen sinds 1998 niet is afgenomen vanwege de opgelegde voorwaarden.
Volgens mij moeten we ervoor zorgen dat we met SYNTRA Vlaanderen een dynamisch en sterk opleidingsbeleid voeren. Ik ga ervan uit dat iemand die ondernemer wordt, voordien toch even nadenkt en wil weten wat het beroep inhoudt. Hij moet met goede informatie en een sterke opleiding aan de start kunnen staan. Dit geldt niet enkel voor ondernemers. Eigenlijk zou elke werknemer dit best doen. Als hij aan de start komt, moet hij even nadenken over waar hij wil werken, waar hij kan werken, wat de voorwaarden zijn en hoe hij zich kan voorbereiden om er goed aan te beginnen. Wat de ondernemers betreft, zullen we dit bereiken met een dynamisch aanbod, niet enkel bij de start, maar doorheen heel de levensloop van een onderneming.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoor u graag stellen dat u een aantal drempels voor ondernemers wilt wegwerken. Het is inderdaad veel belangrijker de kwaliteit te verzekeren in de dagelijkse werking tijdens de hele levensloop dan enkel op het ogenblik dat voor het eerst een bordje aan de deur wordt gehangen. Daar pleit ik voor. Er moet absoluut geen nieuwe, bijkomende regelgeving komen, want die is er al wel genoeg.
Mijn bijkomende vraag is niet aan de minister gericht, maar aan sp.a. Collega’s, ik zou graag een klein didactisch moment inlassen. Ik las de tweet van sp.a-woordvoerder Vandecruys vorige week vrijdag. Zij zegt over de goedkeuring van uw visienota door de regering: “N-VA maatregel: Vlaming moet diploma hebben om slager te worden, andere Europeanen niet. Sociale dumping ten koste van de hardwerkende Vlaming.”
Dat is uiteraard een accurate beschrijving van de situatie, als u als Vlaming wilt gaan ondernemen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest – waar u in de regering zit – maar het is net het omgekeerde van wat de minister in zijn visienota heeft gezet. Sp.a-fractie, gaat u die tweet rechtzetten?
Minister, we zijn verheugd te vernemen dat u het kind niet met het badwater wilt weggooien, en dat de twee pijlers – kwaliteitsbescherming van de consument maar zeker ook de bescherming van de ondernemer – worden meegenomen in een vervolgtraject. Ik hoop dat er een rol voor u en voor het agentschap is weggelegd, samen met de sector en de beroepsfederaties. U gaf de voorbeelden van een aantal kwaliteitslabels die al bestaan. Het lijkt me toch essentieel dat we nu, zeker na die overgangsperiode, moeten gaan naar een interne kwaliteitsbewaking die toch zeker ook vanuit het agentschap mee wordt ondersteund en uitgerold.
Minister, ik heb gelezen in de visietekst dat de meeste sectoren ingestemd hebben, maar de bouwsector heeft dat nog niet gedaan. Hoe gaat u dat verder aanpakken?
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, ik stel vast dat er een beetje ongerustheid bestaat bij ondernemers van die gereglementeerde beroepen die nu hun beroep uitoefenen. Ze hebben die opleiding gevolgd en voelen zich eigenlijk een beetje bedreigd. Ik vind het jammer dat dat zo wordt bekeken, en ik denk dat er misschien een taak voor ons is weggelegd om daar een soort van sensibiliseringscampagne rond te voeren en aan te geven: ‘Kijk, eigenlijk wordt uw markt groter en hebt u meer uitdagingen om die negatieve perceptie om te keren in een positieve.’
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik denk dat het gevoel dat de collega net beschrijft, voortkomt uit de praktijk van vandaag. Heel wat mensen voelen zich inderdaad deloyaal beconcurreerd. Ik weet niet of een loutere sensibiliseringscampagne dat gevoel zal wegnemen. Dat gevoel wordt geïnspireerd door de kassa die ze hebben en het feit dat het alsmaar moeilijker wordt om in een bepaalde activiteit het hoofd boven water te houden. We hebben ons bij dit decreet onthouden, minister, omdat we niet wisten wat u er in de praktijk mee zou gaan doen. U legt wel de lat voor iedereen gelijk, maar u legt ze voor iedereen op nul. Ik weet niet of de consument daar beter van wordt.
En ik heb grote vragen, net zoals mevrouw Christiaens, bij de toekomst van de bouwsector, ook een sector die te maken heeft met felle vormen van sociale dumping. Er heerst grote ongerustheid en, als ik de pers mag geloven, er is nog geen akkoord voorhanden. Ik vraag me af hoe u dat gaat aanpakken.
De heer Vanbesien heeft het woord
Het is evident dat de bestaande discriminatie eruit moest, dat er iets moest gebeuren. Ik wil zoals vele anderen toch mijn bezorgdheid uiten over de kwaliteitscontrole. De heer Parys spreekt van: geen enkele nieuwe regel. Ik denk dat het belangrijk is dat we geen regeltjes en ‘reglementitis’ gaan creëren. Er moeten wel duidelijke kwaliteitsregels zijn waaraan moet worden voldaan. We moeten niet al onze bonen te week leggen bij de kwaliteitslabels die dan te halen zijn, of niet te halen, en wie deze niet haalt, mag toch nog altijd ‘in business’ zijn.
Ik denk dat het zowel voor de consument als voor de ondernemers, en om voor een gelijk speelveld te zorgen, belangrijk is dat er duidelijke maar toch ambitieuze kwaliteitsregels zijn.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, misschien een kort, didactisch betoog. Ik moet zeggen dat eigenlijk de redenering van zowel de minister als die van de collega’s wordt omgedraaid. Er wordt het argument aangehaald dat het wegwerken van discriminatie de bedoeling was van het afschaffen van de Vestigingswet, die er trouwens is gekomen op vraag van de ondernemers zelf. Die Vestigingswet wordt niet afgeschaft omwille van discriminatie maar omwille van de verplichting van de EU – dat is net het punt –, van een EU-richtlijn die wij moeten toepassen. Ik ga akkoord met collega Vanwesenbeeck dat er toch wel wat ongerustheid is bij de ondernemers, want die Vestigingswet was er om een zekere garantie op kwaliteit te bieden. Men kon evengoed die Vestigingswet behouden, ook voor buitenlanders natuurlijk zodat ook zij die kwaliteitsnormen zouden moeten halen. Nu lijkt het alsof, zoals de collega van sp.a zegt, de lat op de grond wordt gelegd en het voor iedereen gelijk is.
Mijnheer Sintobin, ik ga bij u beginnen. Toen we hier het decreet hebben besproken dat de EU-richtlijn omzet, is dat toch duidelijk naar voren gekomen. Wij kunnen de vestigingsvoorwaarden in Vlaanderen bewaren, maar alleen voor Vlamingen, alleen voor Vlaamse ondernemers. Dat betekent, mijnheer Sintobin … (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Neen, dat is niet uw punt. Uw punt is dat we dat ook kunnen opleggen aan buitenlanders. Neen, dat kunnen we niet. Daarom hebben we gezegd dat we het gaan doen, want dat het discriminerend is dat die Nederlander hier kan komen masseren zonder diploma, maar dat de Vlaming niet mag masseren zonder diploma. Ik heb het niet over de politiek masseren, maar mensen masseren. Dat is het verschil, en die discriminatie wou ik opheffen en wilden de sectoren zelf opheffen. Ik heb geen 36 en meer gesprekken gevoerd met die sectoren. Wij hebben overal met die sectoren een meerderheid, meestal unanimiteit, die zegt dat de beste oplossing is om ermee te stoppen en geen vestigingsvoorwaarden meer op te leggen. Dat is het eerste punt.
Zijn we dan de lat op nul aan het leggen voor iedereen? Ik heb in de commissie beloofd – en het is vandaag ook overgemaakt aan de commissiesecretaris – om de voorlopige reguleringsimpactanalyse (RIA), waar eigenlijk de stand van zaken voor elke sector wordt beschreven, over te maken. Welke wetgeving bestaat er? Er is een broodnormering waar een brood aan moet voldoen. Er zijn milieuwetgevingen. Er is de consumentenbescherming. Er is zoveel wetgeving die maakt dat de consument garanties heeft dat het product dat hij koopt, voldoet aan de milieuvoorwaarden, aan de veiligheidsvoorwaarden. Die waren er vaak in 1998 nog niet. 20 jaar later zijn ze er wel. In het rapport dat ik heb overgemaakt, zult u per sector kunnen nagaan wat er al bestond. De lat op nul leggen, is zeker niet waar.
Een derde punt is ook zeer belangrijk en heb ik al gezegd in het antwoord. Een sector kan zeggen dat hij gaat labelen, want dan is het niet meer zoals nu: als ik start als bakker, is het in orde. Je moet wel voldoen aan die broodnormering enzovoort. Maar je kunt nog meer doen voor de consument en labelen. Je mag je bijvoorbeeld alleen warme bakker noemen als je aan voorwaarden die de sector bepaalt, voldoet. Als je je als buitenlander warme bakker wilt noemen, zul je daar ook aan moeten voldoen. Dat is geen wetgeving, maar als je erkend wilt worden als warme bakker, als keurslager of als een horecazaak met een label, dan zul je aan voorwaarden moeten voldoen. Dat geldt hier in de detailhandel, maar dat geldt evengoed in grote bedrijven met ISO-normen of andere normen. Als je die norm wilt afficheren, dan moet je aan voorwaarden voldoen.
Wij hebben gezien dat het effectief niet nodig is, met de wetgeving die er bestaat, met de labelingsfilosofie die er bestaat, om er nog iets bovenop te doen. Het is dus belangrijk: de informatie is er en we kunnen zeker, als dat gewenst is, nog meer in detail ingaan op de RIA, met de documenten die ik heb overgemaakt. Ik kan u echter garanderen dat wat daarin verschijnt, het gevolg is van zeer veel werk en dat er een consensus over is, of minstens een grote meerderheid die erachter staat.
Dan kom ik tot de bouwsector. Daar had ik dat nog niet. Daar heb ik die consensus, die grote meerderheid nog niet. Daar zijn er nog bijkomende gesprekken nodig. Ik zal die gesprekken heel intens blijven voeren. Ik vind dat je zoiets samen met een sector doet. Dat doe je niet boven een sector. Er zijn voordelen. Er zijn nadelen. Hoe lossen we dat op? Mijnheer Van Malderen, bij die andere sectoren was ik klaar met de gesprekken en hadden we samen een alternatief, met de normering die al bestaat en met de labeling die er was. Met de bouwsector hadden we dat nog niet. We hadden nog niet samen een afspraak over hoe we dat in de toekomst dan aanpakken.
Ik had twee dingen kunnen doen. Ik had degenen die nu al klaar zijn, kunnen laten wachten en kunnen zeggen dat we met iedereen allemaal samen de Schelde zouden oversteken. Wat ik nu echter heb gedaan, is het volgende. Wij zijn klaar met een grote groep. Laten we starten met die grote groep, op 1 januari 2018. Ik ga nu de uitvoeringsbesluiten daarvoor klaarmaken. We gaan met hen al verder, en ik werk heel hard voort om ook met de bouwsector tot een vergelijk te komen.
Minister, ik vond uw betoog en uw antwoord zeer duidelijk. Ik was wel een beetje verwonderd over de replieken van de collega’s. Ik begrijp heel goed dat hier ongerustheid over heerst. Dat is altijd zo als er iets verandert. Wat ik echter niet begrijp, is het volgende. Een partij verklaart bezorgd te zijn omdat ze veel ongerustheid hoort op het terrein, maar als ik dan vraag dat het ‘fake news’, dat de leugens – letterlijk – die door dezelfde partij de wereld zijn ingestuurd, zouden worden rechtgezet, dan krijg ik geen enkel antwoord ervan. (Applaus bij de N-VA)
Mijn vraag is en blijft: kan men alstublieft die verkeerde informatie van vorige week, die ondertussen al 29 keer is geretweet, rechtzetten? Dank u wel, het zal helpen om de onduidelijkheid en de bezorgdheid die er heerst op het terrein, daadwerkelijk weg te nemen. (Applaus bij de N-VA)
Minister, ik denk dat het positief is dat een mogelijke discriminatie wordt uitgesloten. Ik denk dat het positief is dat een mogelijke drempel om te starten met ondernemerschap wordt weggewerkt. Kwaliteit is echter tijdloos, en sommige uiteenzettingen tonen ook aan dat die bezorgdheid daarover bestaat. Er moet nu worden gewerkt aan een toekomstgericht zelfstandig ondernemen, met de nodige kwaliteitsvoorwaarden. Ik heb u de woorden ‘samen’, ‘voorwaarden’, en ‘alternatief’ horen zeggen. Ik denk dus dat het nu wel nodig is dat u en het agentschap, samen met de sector, een voortrekkersrol spelen om ook ondersteunende maatregelen uit te werken. (Applaus bij CD&V)
De actuele vragen zijn afgehandeld.