Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, collega’s, 22 maart is in het hart gegrift van ons allen. Het is de dag waarop we terugblikken op de gruwel van de aanslagen en op het onnoemelijk leed van de slachtoffers en de nabestaanden. Daar zijn geen woorden voor.
De voorbije dagen is er teruggeblikt op het afgelopen jaar en wat ons allemaal heeft getroffen, zijn de getuigenissen van de slachtoffers zelf: hun dankbaarheid voor de hulpdiensten, hun veerkracht bij het verwerken van het verdriet en de pijn van de revalidatie, hun verbindende boodschap aan de samenleving, maar ook hun getuigenissen over hun lijdensweg bij het zoeken naar gepaste medische, psychosociale, financiële of juridische hulp. Het is niet de eerste keer dat ze die noodkreet slaken, zes maanden geleden deden ze dat ook al. Ze zeiden toen ook al dat ze zich onvoldoende gesteund voelden door de overheid en dat ze van het kastje naar de muur werden gestuurd.
Ik heb u het afgelopen jaar daarover herhaaldelijk ondervraagd. Begin dit jaar erkende u dat de bijstand aan de slachtoffers beter kan en dat er een betere coördinatie en afstemming zou moeten komen met het federale niveau. Daarom luiden mijn vragen nu: welke lessen trekt u uit die getuigenissen van die slachtoffers die zich onvoldoende gesteund voelen? Welke concrete stappen zullen genomen worden om ervoor te zorgen dat de slachtoffers kunnen rekenen op de nodige bijstand en hulp van de overheid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Bij wijze van inleiding geef ik u enkele cijfers. Bij zo’n dramatische gebeurtenis treedt het psychosociaal interventieplan in werking. Dat bestaat uit een acute fase en daarna volgt de opstart van een nafase. De gemeenschappen komen vooral in beeld in de nafase. In 2016 hebben onze centra voor algemeen welzijnswerk (CAW) 342 aanmeldingen gekregen bij slachtofferhulp; 254 personen hebben dan een kortdurende hulp gekregen en 80 personen hebben een beroep gedaan op een langdurige bijstand. Daarnaast zijn er nog een aantal consultvragen geweest van CLB, scholen en dergelijke meer.
We zien dat er nog steeds vraag is naar slachtofferhulp en ondersteuning. In die zin blijven onze CAW’s ook regelmatig publiek het bericht uitzenden dat ze nog steeds beschikbaar zijn voor slachtoffers. U hebt het punt al een tijdje geleden gemaakt. Ik kan alleen maar bevestigen dat daarop is doorgewerkt. We hebben onmiddellijk een coördinatie op het Vlaamse niveau tot stand gebracht en dat heeft behoorlijk gewerkt. Er werd een evaluatie gevraagd, ook vanuit het Justitiehuis Brussel, waar het slachtofferonthaal in eerste instantie werd aangesproken. Daar heeft men veel inspanningen gedaan voor de begeleiding in de juridische procedures, maar ook voor de bijstand in die juridische procedures.
Toch zijn er verbeteringen mogelijk. Ik noem er enkele op waar we nu mee bezig zijn. Omtrent het psychosociaal interventieplan hebben we mevrouw De Block gevraagd om het overleg op te starten met de gemeenschappen omdat daar praktische en andere problemen zijn vastgesteld die een oplossing moeten krijgen. Het bekendste probleem is dat van de namen van de betrokken personen, van wie proactief gecontacteerd worden. Dat overleg is intussen opgestart en die werkgroep is actief.
Maar er zijn nog andere issues. Een van de issues – en dat hebt u goed begrepen uit de verhalen en getuigenissen van de slachtoffers – is dat slachtoffers vaak niet alleen vragen naar psychosociale begeleiding of ondersteuning, maar dat er ook afstemming en coördinatie nodig is met andere aspecten van de ondersteuning: financiële vragen, arbeidsgeneeskundige problematieken, zaken die opgelost moeten worden in andere beleidsdomeinen, onderwijs, enzovoort.
We hebben al een eerste studiedag met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk achter de rug om te kijken, als je die coördinatiefunctie opneemt, hoe we dan breder kunnen gaan en hoe we die afstemming met de andere aspecten van een ondersteuning moeten organiseren. Slachtoffers geven signalen dat zij ook gezamenlijke trajecten willen, niet alleen maar doorverwijzen, maar veel meer continuïteit en het gezamenlijk gaan van een aantal trajecten. Ook dat is een les die we leren en die we nu meenemen in de manier waarop we ons in de toekomst kunnen organiseren.
Slachtofferonthaal en slachtofferhulp beter op één lijn brengen, of ten minste vanuit één perspectief van het slachtoffer beter toegankelijk maken en op elkaar afstemmen, ook dat is een issue dat we meenemen. En wat betreft lotgenotencontacten zijn er zeker vragen om die te faciliteren en te ondersteunen.
Kortom, er zijn een reeks thema’s die voor ons belangrijk zijn en die we moeten opnemen en die natuurlijk – en daarbij kijken we ook naar het federale niveau – ook te maken hebben met zaken die federale bevoegdheid zijn, zoals de relatie met verzekeringsmaatschappijen en dat soort zaken meer. Wij gaan absoluut, mee met de federale overheid, ons inspannen om die lessen om te zetten in datgene wat op het gemeenschapsniveau in de toekomst kan worden aangepakt. Mijn aanvoelen is dat het vooral zal gaan over de continuïteit van trajecten: niet alleen verwijzen, maar een stuk mee die weg gaan en ook de aansluiting op andere aspecten van hulpverlening dan datgene waar de CAW’s strikt genomen voor bevoegd zijn. Dat is alleszins wat wij onthouden uit de signalen vanuit de slachtoffers. Wij zijn ook bezig om dat om te zetten in een vernieuwde aanpak naar aanleiding van deze dramatische gebeurtenis.
Minister, wat de slachtoffers al een half jaar geleden vroegen, was één nationaal aanspreekpunt, waarbij alle overheden er werk van maken om zelf het loopwerk te doen voor de slachtoffers, in plaats van de slachtoffers te antwoorden met ‘dit is federale bevoegdheid, dit is gemeenschapsbevoegdheid’, en hen dan van het kastje naar de muur te sturen. Het is echt van cruciaal belang dat ze in u een bondgenoot vinden in het oplossen van hun problemen, die zich ook op federaal niveau bevinden.
Er is her en der al gewezen op het feit dat daar net het grote knelpunt zit, in de versnippering van die bevoegdheden. En het probleem zit bij één individu. Dat is niet verdeeld over verschillende entiteiten. Maar als men gaat aankloppen met zijn probleem, wordt men van het kastje naar de muur gestuurd.
Wat is het resultaat van het overleg dat u met de federale overheid hebt gehad? Is er nu bereidheid om lessen te trekken uit het afgelopen jaar en om één aanspreekpunt te installeren om dan in plaats van de slachtoffers zelf het loopwerk te doen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral mevrouw Kherbache bedanken om dit heel belangrijke thema hier vandaag op de agenda te zetten. Ik wil ook de minister bedanken voor zijn antwoord, omdat ik heel duidelijk hoor dat hij bereid is om lessen te trekken.
Minister, de ervaring van die slachtoffers kunnen we niet keren. We kunnen hun leed niet meer wegnemen, maar naar hen luisteren en hun besognes au sérieux nemen, moeten we wel doen. We willen en we zullen daaruit leren, zegt u. U haalt ook – en dat sluit aan bij de analyses die we de afgelopen dagen in de kranten gelezen hebben – die continuïteit en dat ene aanspreekpunt waar mevrouw Kherbache ook zo naar vraagt, naar voren als hét punt. U hebt dan ook onze volle steun om daar werk van te maken, en, zoals mevrouw Kherbache zegt, niet enkel binnen de Vlaamse bevoegdheden, maar binnen alle bevoegdheden in dit land, zodat we volgend jaar kunnen vaststellen dat het er ook effectief is en dat slachtoffers naar één plek moeten gaan voor al hun zorgvragen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Op een dag als vandaag is het belangrijk dat de overheid zich nederig opstelt. Uit de vragen die hier zijn gesteld en uit de reactie van mevrouw Van den Brandt kunnen we allemaal afleiden dat we op zoek zijn naar dat ene aanspreekpunt. We moeten daar effectief werk van maken, zowel in de afstemming tussen het Vlaamse en het federale niveau als binnen het Vlaamse niveau, waar we nog beter kunnen. Ik denk dan aan slachtofferonthaal en slachtofferbejegening, waar ook vaak breuken zijn in het hulpverleningstraject waar mensen niet op zitten te wachten. Ook voor ons is de belangrijkste vraag om vandaag tegemoet te komen aan die prangende vraag zodat slachtoffers, indien dit nog eens zou gebeuren, weten waar zij terechtkunnen en geen breuken in hun hulpverleningstraject moeten ondergaan.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Een zeer belangrijke les die wij hebben geleerd van slachtoffers, is inderdaad dat zij moeite hadden om de nodige hulp te zoeken. We zien in Welzijn dat dit toch wel een terugkerend probleem is.
De minister heeft gezegd dat hij zich heeft geëngageerd om te gaan naar één centraal aanspreekpunt voor slachtoffers, naar een overkoepelende website en naar een goede samenwerking met de federale overheid. Daarmee wordt al een heel belangrijke stap gezet. Slachtofferhulp is natuurlijk één zaak, maar we zien vaak dat er toch ook vervolgzorg nodig is, bijvoorbeeld door de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Vandaar mijn bijkomende vraag aan u, minister: hebben de slachtoffers onmiddellijk toegang gekregen tot die hulpverlening?
Ik kan alleen bevestigen dat het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk snel een coördinatie heeft georganiseerd. Zij hebben duidelijk één plaats en één persoon aangeduid voor de coördinatie op Vlaams niveau. Ze hebben trouwens ook al afspraken gemaakt voor de toekomst. Welk CAW zal met zijn mogelijkheden in de toekomst beschikbaar zijn om deze crisissituaties te coördineren? Op dat vlak zijn een aantal zaken goed verlopen en opnieuw voor de toekomst bekeken. De vraag is echter fundamenteel: alle overheden van ons land zullen er samen in moeten slagen om dat ene aanspreekpunt te organiseren, zeker omdat, en dat is ook heel logisch vanuit het perspectief van slachtoffers, het niet alleen gaat over psychosociale ondersteuning maar ook over bijvoorbeeld de terugbetaling van een en ander, het sociaal statuut, de erkenning in een federale wetgeving als slachtoffer. Kortom, daar zijn een aantal aspecten aan verbonden die in onze federale structuren over meerdere bestuursniveaus verantwoordelijkheden blootleggen. Daar hebben die slachtoffers natuurlijk geen boodschap aan. Wij moeten er dan ook voor zorgen dat die zaken worden gecoördineerd.
Mevrouw Kherbache, ik kan u echt bevestigen dat wij vanuit de Vlaamse Gemeenschap zeer uitdrukkelijk aan de federale overheid, in eerste instantie via de interministeriële conferentie met alle ministers bevoegd op het gemeenschapsniveau, hebben gevraagd om rond de tafel te zitten over die psychosociale interventieplannen. Die activiteiten onder leiding van minister De Block lopen. Wij hebben ook gezegd dat wij vanuit de Vlaamse Gemeenschap willen meewerken aan de realisatie van een uniek aanspreekpunt. We wachten nu op de commissie die nog lopende is, om een nieuwe stap te zetten, maar de Vlaamse Gemeenschap is zich zeer goed bewust van het feit dat die coördinatie in de toekomst moet gebeuren voor dergelijke situaties, en ik ben echt bereid om daaraan mee te werken.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik hoop dat het centraal aanspreekpunt er effectief snel komt. We moeten de signalen van de slachtoffers ernstig nemen. Ik denk dat u het met mij eens bent dat het echt onaanvaardbaar is dat we slachtoffers die al genoeg pijn en leed hebben, nog extra kopzorgen bezorgen omdat de overheid er niet in slaagt om op een gecoördineerde manier tegemoet te komen aan de noden van die mensen.
De actuele vraag is afgehandeld.