Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik ga meteen beginnen met te zeggen dat ik een beetje een boontje heb voor mevrouw De Bolle, omdat zij altijd een klare kijk en een duidelijke visie heeft. Ze heeft natuurlijk ook het voordeel dat ze het zelf niet moet betalen wat ze voorstelt. Maar het is wel belangrijk dat we inzake de toepassing van lokale veiligheid heel lokaal en integraal denken. Ze noemt het een Kanaalplan, ik zou het nog liever een Kanaliseringsplan noemen. Er zijn al steden, zoals het uitmuntende Mechelen en Gent, die al gezegd hebben dat ze eigenlijk al in die richting bezig zijn – en Antwerpen, hoor ik u daarnet ook vermelden.
Het is heel belangrijk dat we doorgaan op dat integrale en lokale. We hebben dat hier ook al in onze Vlaamse resoluties gezet: het moet een keten van veiligheid zijn, en de lokale overheid is de hoofdrolspeler. Het is dus duidelijk dat we dat idee niet mogen loslaten, dat het op maat moet zijn. Gaat u ermee akkoord om die lokale integrale aanpak te steunen en eventueel te zoeken, samen met uw federale collega, hoe we dat nog beter en nog intenser lokaal op maat kunnen implementeren?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, de vraag die de diensten mij op papier doorgestuurd hebben, wijkt wel enigszins af van de vraag die u nu stelt, maar geen probleem.
Ik heb mevrouw De Bolle, de commissaris-generaal van de federale politie, inderdaad het voorstel horen doen om de aanpak van het Kanaalplan uit te breiden over heel België. Daarbij gaat het vooral over de methode achter het Kanaalplan, een doorgedreven samenwerking tussen in casu federale diensten zoals de federale politie, Justitie, inspectiediensten en dergelijke meer.
Ik heb evenwel geen pleidooi gehoord om in pakweg Herstappe of Gooik, om maar een voorbeeld te geven, te starten met grootschalige domiciliecontroles, met doorlichting van vzw’s, controles van alle voertuigen en woonsten en dergelijke meer. De concrete invulling van de aanpak verschilt immers van gemeente tot gemeente – ik hoop dat we het daarover eens zijn, mijnheer Doomst – en is ook afhankelijk van de lokale situatie.
Ik heb wel een pleidooi gehoord voor een integrale aanpak. U hebt dat daar blijkbaar ook uit kunnen distilleren. Ik denk dat dat zeer goed is, die oproep van mevrouw De Bolle. Wat bedoelt ze eigenlijk concreet? Een integrale aanpak, waarbij de burgemeester de leiding neemt en de federale diensten, bijvoorbeeld politie, Justitie, inspectiediensten zoals de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en dergelijke meer, steun kunnen bieden indien gevraagd.
U vroeg in uw initiële vraag ook mijn mening daarover. Het lijkt mij een zeer terecht pleidooi, maar het gaat vooralsnog natuurlijk enkel over federale bevoegdheden: politiediensten, Justitie, inspectiediensten en dergelijke meer. Maar misschien kan ik uw zorgen een beetje wegnemen, mijnheer Doomst. U weet dat er overleg is in het kader van Plan R. U weet ook dat er zoiets bestaat als een nationale taskforce. En als er aan ons gevraagd wordt om ook samen te werken naast de integrale aanpak die nu wordt bepleit vanuit het federale niveau, om ook met onze eigen bevoegdheden mee aan de slag te gaan, dan zal ik die vraag absoluut honoreren en daarover heel graag concreet in overleg gaan met mijn federale collega’s en met mevrouw De Bolle.
Bedankt, minister. U bent natuurlijk geen geketende, maar een ketenminister in heel dat geval. Het is toch heel belangrijk dat preventie daar niet van losgekoppeld wordt. De federale procureur heeft ook in de commissie Radicalisering heel duidelijk gezegd dat hij te veel hoort spreken over het curatieve en het repressieve, en te weinig over dat preventieve als inherent deel van die aanpak. Hij zegt dat wij, met Vlaanderen, dat belangrijke preventieve luik meer op de voorgrond moeten duwen. Hij zegt als federale procureur zelf dat het essentieel is en dat we er nog meer werk van moeten maken dan op dit ogenblik het geval is. Ik wou u dus vragen: wilt u toch nog meer meegaan in die complementariteit?
De heer Somers heeft het woord.
Minister, wat mevrouw De Bolle heeft gezegd, is eigenlijk dat we naar een geïntegreerde aanpak moeten gaan waarbij het federale niveau een rol speelt, maar we onderschatten nog altijd het belang van de instrumenten op regionaal, op Vlaams vlak. Om daadwerkelijk dat beleid te kunnen uitvoeren, heb je de Wooninspectie, het vergunningenbeleid en de sociale inspectie nodig en moet je iets kunnen doen aan het spijbelgedrag. Dat zijn stuk voor stuk zaken waarin Vlaanderen een belangrijke rol zou kunnen spelen.
Wanneer je geïntegreerd de veiligheid wilt versterken en de wantoestanden wilt tegengaan, wanneer je opnieuw een rechtstatelijk gevoel wilt installeren in bepaalde wijken, dan heb je al die instrumenten nodig. Op Vlaams vlak missen we een beetje een gecoördineerd overzicht daarover. Het zou misschien zinvol kunnen zijn om eens een oefening te maken: indien we een dergelijk kanaalplan verder zouden uitrollen, evident vertaald naar de realiteit van elke stad en elke gemeente, wat zou dat dan betekenen voor de verschillende diensten van Vlaanderen om dat op een consequente en constructieve manier te doen? Hoe zouden wij vanuit onze Vlaamse administratie en regelgeving die lokale besturen die daar wensen aan mee te werken, kunnen ondersteunen? Dit is een heel pertinente vraag. Minister, bent u bereid om daar een screening van te maken?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik denk dat mevrouw De Bolle met haar oproep benadrukt dat de integrale aanpak betekent dat elk bevoegdheidsniveau volop inzet op zijn kerntaak. We hebben procureur Van Leeuw en de veiligheidsdiensten hier in het Vlaams Parlement gehoord, allemaal federale actoren die aangeven dat Vlaanderen een cruciale rol heeft in het preventieve luik. Op dat vlak is de boodschap dat we daar een tandje moeten bijsteken.
Tegelijkertijd wijst men op de veiligheidsrisico’s door de nog altijd gebrekkige opvolging van gedetineerden en van diegenen die nu op de lijst staan van de ‘foreign terrorist fighters’. Daar hebben de justitiehuizen een rol in te spelen.
In november hebben we een definitie ontwikkeld voor disengagement-trajecten. Ik denk dat het nu tijd is om te zorgen voor een specifieke aanpak in plaats van een versnipperde aanpak die tot nu toe onvoldoende blijkt.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik wil nog eens duidelijk maken dat niemand heeft gepleit voor een uitbreiding naar heel Vlaanderen van de ver doorgedreven huiszoekingen die vandaag in Brussel en omstreken gebeuren. U vlakt het nu wel een beetje af, mijnheer Doomst, maar wanneer we de persberichten van uw collega aan de overkant lezen, dan is dat toch wel zo begrepen. Het is belangrijk om dat nog even te onderstrepen.
Wanneer u hier vandaag zegt dat we de manier van samenwerken die heel positief is ervaren moeten overnemen, dan vindt u in mij een bondgenoot.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, een moment van stilte zoals we daarnet hebben gehouden, kan belangrijk zijn.
Nog belangrijker is echter dat wij de juiste politieke conclusies trekken uit de dramatische gebeurtenissen van vorig jaar. Dat gebeurt op dit moment nog veel te weinig, denk ik. Ik verwijs in dit korte tijdsbestek naar één element uit het Kanaalplan, één element dat ik alvast kan toejuichen, en dat is het feit dat men obscure islamitische vzw’s onder de loep wil nemen en dat men daartegen wil optreden. Ik verwijs ook naar het rapport van OCAD waarin staat dat het salafisme in onze moskeeën toeneemt. Ook de Brusselse minister bevestigt vandaag trouwens dat alle moskeeën in Brussel in handen zijn van de salafisten. De Vlaamse Regering mag haar ogen dan ook niet sluiten voor dat woekerende islamextremisme en moet daartegen optreden.
Daarom mijn bijkomende vraag, minister. De aanpak van het salafisme, van obscure islamitische vzw’s, is een van de elementen uit het Kanaalplan. Hoe wil de Vlaamse Regering haar steentje bijdragen aan de ontmanteling van dergelijke salafistische netwerken in Vlaanderen?
Collega’s, sta mij toe om te zeggen dat hier heel veel onderwerpen op één hoop worden gegooid. Er was één concrete vraag van de heer Doomst. Ik heb daarop geantwoord.
Mijnheer Somers, ik ben absoluut bereid om een screening te doen. De heer Doomst heeft in zijn repliek al gezegd dat dat goed werkt in steden zoals Mechelen, Gent en Antwerpen. Die gaan al voor een integrale aanpak van alle problemen samen. Maar het gaat niet enkel om de federale diensten, maar ook om de lokale diensten, die dan wel onder mijn bevoegdheden vallen, of althans onder de bevoegdheid van collega’s.
Mijnheer Somers, we kunnen dat eventueel ook opnemen in de voortgangsrapportage in het kader van het plan van aanpak voor de deradicalisering. Ik heb daar totaal geen probleem mee. Maar, collega’s, we zijn hier in het Vlaams Parlement. We moeten blijven focussen op de bevoegdheden die wij hebben. Ik heb niets te zeggen over de federale politie. Ik heb niets te zeggen over Justitie. Ik heb niets te zeggen over de federale inspectiediensten, genre RVA en dergelijke. Dat wil niet zeggen dat we daar geen gesprekken mee moeten aanknopen. Dat gebeurt nu al op lokaal niveau. Mevrouw De Bolle heeft een belangrijk signaal gegeven: we moeten tot die doorgedreven samenwerking, een integrale aanpak, komen. De burgemeester neemt de leiding, en alle diensten kunnen bijspringen indien nodig. Dat is een goede zaak.
Mijnheer Doomst, preventie is inderdaad onze taak en bevoegdheid in het kader van het bestrijden van radicalisering of, concreter wat Vlaanderen betreft, het voorkomen dat mensen radicaliseren. Het woord ‘preventie’ heeft natuurlijk in de federale context en in het pleidooi van mevrouw De Bolle een andere focus. Het gaat daar over veiligheid. Wij moeten een heel andere focus leggen. Wij moeten vanuit Welzijn, vanuit Jeugd, vanuit mijn eigen bevoegdheden, vanuit Binnenlands Bestuur, vanuit Werk en Onderwijs inzetten op preventie om te voorkomen dat jongeren radicaliseren, en wij moeten voor diegenen die terugkomen naar Vlaanderen, het deradicaliseringsproces in gang zetten. Dat is onze definitie van preventie. Preventie op federaal niveau gaat veeleer over veiligheid. Die kunnen bij elkaar aansluiten, en wij moeten die ook absoluut bij elkaar laten aansluiten.
Een doorgedreven samenwerking tussen alle diensten op federaal en Vlaams niveau kan dit probleem alleen maar ten goede komen. Ik zal in dezen mijn verantwoordelijkheid opnemen.
Minister, dank u voor de antwoorden. Het was nu net mijn bedoeling om die brede veiligheidskijk te behouden. We moeten ervoor zorgen dat we niet een Vlaams Kanaalplan en een federaal Kanaalplan hebben. We moeten de onderdelen van de keten preventief-curatief-repressief beter op elkaar afstemmen. Het zou misschien leuk zijn om mevrouw De Bolle eens naar de commissie Binnenlands Bestuur uit te nodigen en te horen over een aantal modellen waaraan men werkt. Dat zou een vreugdevol en leerrijk moment kunnen zijn.
De actuele vraag is afgehandeld.