Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de uitspraken van minister Hilde Crevits betreffende de schoolse betrokkenheid van allochtone ouders.
Het debat is geopend.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, vandaag is het Internationale Vrouwendag, 8 maart. Dat is een strijddag voor gelijke rechten, een emancipatiedag, en tegelijkertijd is Internationale Vrouwendag geen dag van gevecht van mannen tegen vrouwen of van vrouwen tegen mannen. Neen, het is een strijd voor vrouwenrechten die een gedeeld engagement uitmaakt van vrouwen én mannen, vanuit de bekommernis dat gelijke kansen voor allen een betere samenleving voor allen oplevert.
Collega’s, hier wil ik de parallel trekken met de discussie van de afgelopen dagen. We moeten dezelfde strijd voor gelijke kansen van al onze kinderen op school voeren. We moeten die strijd voeren met alle stakeholders. Die moeten we samen voeren, met de jongeren zelf, de leerkrachten, de ouders, en vanuit het beleid. Dat moet een gericht beleid zijn, een beleid van investeringen en duurzaam hervormen, dat inderdaad de lat in ons onderwijs hoog houdt, maar dat ook de kloof die we kennen dicht.
Minister, mijn vraag is dan ook even eenvoudig als duidelijk: waarom koos u er maandag voor om één groep te viseren? U viseerde ouders met migratieroots. U weet toch net zo goed als ik dat de problemen benoemd zijn en dat problemen benoemd moeten worden. De PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) zijn duidelijk. Er is een slechte score van kansarme kinderen, een slechtere score van kinderen met migratieroots. Sp.a klopt al jaren op die nagel. Wij stellen al jaren beleid voor om dat te verhelpen.
Maar de analyse is één ding, oplossingen aanreiken, dat is iets anders. Dat is wat het beleid en de minister van Onderwijs moeten doen. Wat merken we? U hebt mensen op hun ziel getrapt, u hebt mensen gekwetst. U hebt Leila gekwetst, Leila, een moeder van drie kinderen die al tien jaar actief is in de ouderraad op de school van haar kinderen. Er wordt hier minnetjes over gedaan, maar wij hebben daar veel respect voor. U hebt ook Fien gekwetst, de kleuterjuf, die smeekt om outreachend te kunnen werken ten aanzien van alle ouders, ongeacht hun thuissituatie, maar die middelen nodig heeft om dat effectief te kunnen doen. U hebt ook Mehmet gekwetst. Hij contacteerde me. Misschien is zijn rolmodel een voorbeeld. Hij is een Turkse vader die aan de schoolpoort staat, ondanks de shiften waarin hij werkt, om als hij kan zijn zoontje te gaan afzetten en te gaan ophalen en een praatje te doen met de juf of de meester. Minister, ook Bart, de schooldirecteur, die zijn deuren openzet voor allochtone moeders om hen Nederlands te leren en daar veel motivatie voelt, ook hij voelde zich beledigd. Waarom doet u dat? We kennen u zo niet. De mensen kennen u zo niet.
Vanuit sp.a roepen we u met aandrang op om de brokken te lijmen. U kunt dat om te beginnen doen met excuses. Die kunnen altijd helend werken. Daarnaast kunt u dat vooral doen met beleid. Kennis van het Nederlands als onderwijstaal: ontzettend belangrijk. Niemand in dit halfrond betwist dat. Al gevoeliger: beleid dat ook de thuistaal respecteert, dat effectief aandacht heeft voor leerwinst en welbevinden op school, uit respect voor het goede Vlaamse principe dat ook mijn grootvader mij overbracht: de kinderen moeten hun talen kennen. Hijzelf was Franstalig, maar ik mocht ook goed plat Sinttruins leren. Dat vond hij belangrijk. Positieve rolmodellen: ons lerarenkorps is niet divers genoeg. Jongeren hebben nood aan herkenning, aan weerbaarheid. We hebben nood aan positieve rolmodellen met schoolse successen van kinderen uit alle milieus, kansarm en kansrijk. En ja, ook beleid voeren door in te zetten op ouderbetrokkenheid en participatie van alle ouders op school.
Er zijn in Vlaanderen inderdaad ouders die om verschillende redenen niet of onvoldoende betrokken zijn bij de carrière van hun kinderen op school, omdat ze het te druk hebben met overleven, en bij sommigen effectief omdat het angstzweet hen uitbreekt omdat ze gewoon niet kunnen helpen met de leerstof die hun kind naar huis meebrengt. En inderdaad, er zijn er die te druk bezig zijn met zijn tweeën om uit werken te gaan, al dan niet met het oog op een succesvolle carrière. Er zijn heel veel redenen waarom ouders uit liefde en engagement bezig zijn met hun kinderen, maar er zijn er helaas ook voor wie dat moeilijker lukt dan voor anderen.
Daarom: begin aan een beleid dat gericht is op emancipatie. Ik begon met een verwijzing naar de Internationale Vrouwendag. Ik zou daar ook mee willen afronden. Minister, stel u voor dat men honderd jaar geleden vrede had genomen met de volgende stelling: ja, er halen nu eenmaal niet meer meisjes een hoger diploma. Dat komt waarschijnlijk omdat hun ouders te weinig betrokken zijn. Hadden we het daar dan maar bij moeten laten, minister? Wij van sp.a vinden alvast van niet. Ik had hier waarschijnlijk dan niet gestaan en u was waarschijnlijk geen minister van Onderwijs. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik ben een beetje verbaasd over uw discours. Langs de ene kant zegt u: ‘Minister, een schande dat u dat hebt gezegd’, om dan direct te zeggen: “Wij, vanuit sp.a, wij vinden dat daarrond beleid moet worden gevoerd en we vinden dat belangrijk.’
Op 22 maart 2007 heeft een zeer wijs lid van uw partij, Frank Vandenbroucke, gezegd: “Allochtone ouders moeten meer naar school.” Dat was 2007. Dat is net hetzelfde als wat minister Crevits een maand geleden in De Zondag heeft gezegd en nu nog eens heeft herhaald. Het is ook net hetzelfde, mevrouw Gennez, als wat wij, de N-VA, al jaren zeggen. We zijn blij dat u eindelijk erkent, mevrouw Gennez, wat Frank Vandenbroucke zei in 2007. We zijn blij dat de minister dit nu ook zegt. Ik denk dat we maximaal initiatieven moeten nemen.
Wat ik u niet hoor zeggen, is dat hier in 2012 een voorstel van resolutie kamerbreed werd goedgekeurd, om een sterker engagement van ouders te kunnen vragen. Want, beste collega’s, het klopt inderdaad, u hebt het zelf gezegd: scholen en leerkrachten doen ontzettend veel inspanningen. Weet u wat frustrerend is? Dat het niet helpt. We kunnen zoveel engagementen inschrijven in schoolreglementen als we willen. We kunnen zoveel Nederlands aanbieden als we willen. Maar als we de analyse maken die de minister heeft gemaakt, en die wij ook maken, van de PISA-resultaten, dan blijkt dat de tweede generatie die zelf Nederlands heeft geleerd op onze schoolbanken, het slechter doet dan de eerste generatie. U kunt dan toch niet gaan zeggen dat er, ten eerste, geen probleem is, en ten tweede, dat het probleem niet steviger en groter is dan in bepaalde andere groepen? Uit die PISA-resultaten blijkt dat degenen die thuis geen Nederlands spreken en van allochtone afkomst zijn, een verschil van 106 punten scoren. Weet u wat dat betekent, collega’s? 106 punten staat gelijk aan een verschil of achterstand van drieënhalf jaar voltijds leren.
Ik denk niet dat we het debat nog moeten voeren over ‘de minister heeft schandalige uitspraken gedaan’. Absoluut niet. Ze heeft gewoon gezegd wat uw minister in het verleden al heeft gezegd, wat de N-VA en de VU al in 1995 met Chris Vandenbroucke – het zit blijkbaar in de familienaam dat die mensen een wezenlijk inzicht hebben – … (Gelach. Opmerkingen)
Oké, sorry, Joris, excuseer, er staat u een grote toekomst te wachten.
We moeten de mensen die effectief Nederlands hebben geleerd, waarderen voor hun inspanningen. We moeten niet blijven pamperen.
We moeten echt durven zeggen: de school kan veel, maar u, ouders, hebt een verantwoordelijkheid. Ik sluit af met een schoolreglement, en ik vind het fantastisch, de eerste zin luidt: “Ouders zijn de eerste opvoeders van kinderen.” (Applaus)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Gennez. Dank u wel, voorzitter, om de kans te bieden voor een debat dat toch wel bijzonder belangrijk is.
Wie mij kent, weet dat ik in de bijna tien jaar dat ik Vlaams minister ben, altijd probeer om de nuance te vinden. Ik slaagde daar doorgaans in en ik vind dat belangrijk.
Mevrouw Gennez, de PISA-testen worden al heel veel jaren afgenomen van de leerlingen. Ondanks de enorme inspanningen – ere wie ere toekomt, er zijn in het verleden al enorme inspanningen geleverd, ook door ministers van uw partij, ook door regeringen waar mijn partij geen deel van uitmaakte – zien we vandaag – en de heer Daniëls heeft ernaar verwezen – dat de PISA-resultaten van bepaalde groepen jongeren – en ik moet duidelijk zijn: ook van onze Turkse en Marokkaanse jongeren – niet goed zijn. De heer Daniëls zegt dat de tweede generatie slechter scoort dan de eerste. Wel, ze scoren beide niet goed.
We hebben zelfs tabellen gemaakt waarbij we alle andere indicatoren eruit hebben gehaald, zoals de armoede-indicator, om te zien wat de impact van taal is. Zo zien we dat die impact van taal en onvoldoende taalbeheersing in geen enkel OESO-land zo groot is als in Vlaanderen.
Als ik dan zie dat die tweede generatie het echt niet beter doet dan de eerste generatie, dan moeten we onderzoeken, ook anno 2017, wat we nog extra kunnen doen boven op wat al gebeurt. Deze regering heeft al een aantal maatregelen genomen. Het is niet voor niets dat deze regering heeft beslist om scholen die verhoudingsgewijs meer anderstalige kleuters hebben, extra financiële ondersteuning te geven. Het is niet voor niets – gisteren nog heb ik met de heer De Ro een school in Vilvoorde bezocht – dat we vragen om kleuterparticipatie nog veel sterker op de kaart te zetten, omdat het zo belangrijk is dat die taal wordt verworven. Het is niet voor niets dat deze regering heeft beslist om in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs een basisgeletterdheid in te voeren, om echt alle jongeren over de lat te krijgen, ook de lat van de taal.
Mevrouw Gennez, als ik al die inspanningen zie, als ik ook zie hoe allerhande ouders in Vlaanderen inspanningen doen om betrokken te zijn, dan heb ik met mijn uitspraken, niet alleen de uitspraken maandag, maar ook deze die ik een aantal weken geleden in De Zondag heb gedaan, en die voor alle duidelijkheid kamerbreed zijn toegejuicht, vooral willen vragen dat ook onze ouders van Turkse en Marokkaanse kinderen zeer geëngageerd naar die school zouden kijken.
Ik was gisteren in Vilvoorde. Daar heeft de directeur me zelf gezegd dat ze blij zijn dat ik die uitspraak heb gedaan. Hij wees erop dat men er de centra voor basiseducatie heeft, dat die naar zijn school komen, dat ze Nederlands geven aan ouders die geen Nederlands kennen. Hij stelde dat ze kaarten hebben gemaakt met het oog op de communicatie tussen ouders die het Nederlands niet kennen en de kleuters, maar dat ze maar een beperkte groep bereiken. We moeten proberen om de hele groep te bereiken. Mevrouw Gennez, mijn vraag is een vraag naar engagement, een uitgestoken hand opdat men ook aan de overkant alle inspanningen zou doen ten aanzien van de scholen, net zoals de scholen die inspanningen moeten doen.
Zo vreemd zijn mijn uitspraken niet. Er is hier al verwezen naar voormalig minister Vandenbroucke. Ik ga ook nog twee verwijzingen geven. Mieke Van Hecke, de voormalige baas van het katholiek onderwijs, had in 2013 een interview met Pascal Smet. In dat interview heeft ze zelf gezegd de indruk te hebben dat de kloof groter wordt, dat de engagementen vanuit onze gemeenschappen die niet verkleinen, maar dat die integendeel groter wordt. Een paar maanden geleden – ik heb toen geen enkele vraag naar excuses gehoord, en er waren talrijke leden aanwezig – heeft gouverneur Herman Reynders tijdens de Staten-Generaal van het Limburgse onderwijs de volgende woorden gesproken: “Onderwijs en begeleiding van leerlingen zijn uiteraard niet enkel een taak van de scholen en de overheid in het algemeen. De ouders en diegenen die verantwoordelijkheid dragen in de allochtone gemeenschappen, dragen ook hier een aanzienlijke verantwoordelijkheid. Misschien moet er zelfs opnieuw een debat komen over de manier waarop in ons land huwelijksmigratie wordt georganiseerd.” Dat zijn niet mijn woorden. Dat zijn de woorden van de gouverneur.
Hij vervolgde: “Maar er is meer. Ik heb jarenlang goede contacten met de gemeenschappen onderhouden. De voorbije jaren waren deze contacten nog intenser, omdat ik vaststel dat we op weg zijn naar een segregatie, naar een gesegregeerde samenleving waar gemeenschappen naast elkaar en veel minder met elkaar leven.” (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Gennez, dát is de reden waarom we met de ouderkoepels in Vlaanderen een nieuw akkoord hebben gesloten, waarbij we niet meer vragen om dit doelgroep per doelgroep te gaan bekijken, maar vragen om een manier te zoeken om te communiceren met alle ouders, waarbij men geen onderscheid meer maakt tussen nationaliteit of ervoor zorgt vooral dingen te doen die voor de eigen ouders goed zijn. Neen, we proberen iedereen te bereiken.
Mevrouw Gennez, ik zal de komende weken en maanden ook echt de inspanningen doen die ik ook in de voorbije periode heb gedaan om met onze allochtone gemeenschap te spreken, maar ik wil vooral diegenen die vandaag enorme inspanningen doen, en gisteren hebben we daar ook weer een voorbeeld van gezien, een hart onder de riem steken, en ik wil aan alle ouders vragen om zich alstublieft op dezelfde manier te engageren. Dat zal zeker een positieve bijdrage leveren voor het welzijn en ook voor de schoolse resultaten van hun kinderen. (Applaus bij de meerderheid)
Collega’s, ik denk dat zowel de heer Daniëls als minister Crevits hier heel duidelijk het sp.a-engagement sinds jaren heeft aangetoond inzake het belang van het Nederlands, en tegelijkertijd ook de analyse maken dat de kloof te groot is. De vraag is echter: wat doen we eraan? En wat doet deze regering? Besparen. Besparen op de werkingsmiddelen: 45 euro per kleuter en 117 euro per leerling in het secundair onderwijs. (Rumoer)
En als wij hier, collega’s, de taal vertolken, en de emotie ook voor een stuk vertolken, van mensen die we de afgelopen dagen hebben gehoord, dan vertolken wij inderdaad de taal van ouders. Sommigen proberen, anderen hebben misschien onvoldoende inspanning geleverd. Zelfs daar gaan we nog mee akkoord. We vertolken de taal van ouders die zeggen: wel, door beledigd te worden, raken wij niet gemotiveerd. Maar we vertolken ook, collega’s, de taal van leerkrachten. Ik heb het voorbeeld gegeven van Fien, de kleuterjuf. Ik heb het voorbeeld gegeven van Bart, de schooldirecteur. Die zeggen: wij willen niet liever dan, samen met het beleidsdomein Welzijn waar het moet, outreachend werken naar ouders in kansarme milieus, waar er soms een taalbarrière is, maar waar er soms ook sprake is van een psychosociale problematiek, en inderdaad, waar de schande in onze Vlaamse samenleving en ook in ons onderwijs nog altijd te groot is, dat je afkomst je toekomst bepaalt, en niet je talent je toekomst bepaalt.
En daarom, minister, moet een regering, een beleidsverantwoordelijke, twee dingen doen: investeren in plaats van besparen, wat u doet, en hervormen in plaats van een standstill te prediken zoals bij het secundair onderwijs, zoals u doet. U bent op de foute weg. (Applaus bij sp.a)
De heer Daniëls heeft het woord. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, in plaats van u kwaad te maken: mevrouw Gennez heeft een uiteenzetting gegeven, de heer Daniëls reageert daarop, minister Crevits reageert daarop. Luister even, als je wilt dialogeren met elkaar. Nu reageren de heer Daniëls en mevrouw Crevits, en dan krijgt u het woord. Dat is toch de logica zelf? Er zijn er nog zes die hun vinger opgestoken hebben. We moeten toch een beetje orde in de zaak houden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, voor uw betrokkenheid bij het debat.
Mevrouw Gennez, er is toch iets wat mij van het hart moet. Wat u nu eigenlijk zegt, is toch een zeer aparte redenering. U zegt: de hervorming secundair onderwijs had anders moeten zijn, en dan hadden ouders betrokken geweest. Dat is voor mij hocus pocus wat u daar doet. Daar begrijp ik echt niets van. (Opmerkingen)
Ten tweede zegt u: u bespaart, en daarom zijn ouders niet betrokken. Dat zijn echt kromme redeneringen. Er zijn scholen die zeggen: wij bellen elke ouder op om naar het oudercontact te komen. Dan denk ik van: amai, knap. Maar weet u wat ik mij dan afvraag? Vinden wij het dus normaal dat ouders opgebeld moeten worden om te zeggen dat het oudercontact over hun kinderen belangrijk is? Als we dat normaal vinden, moeten we dat in alle scholen gaan doen. Maar kunnen we niet minstens verwachten dat ouders die betrokkenheid hebben?
Een laatste punt dat ik wil inbrengen, is: deze regering zou zogezegd niet investeren. Excuseer, deze regering investeert 900 euro extra per anderstalige kleuter om Nederlands te leren. Deze regering investeert 150 euro om 3- tot 4-jarigen voldoende naar het kleuteronderwijs te laten gaan. Dat zijn zaken die gebeuren. Alsjeblieft.
Dank u wel, collega’s. Over uitspraken gesproken: het is goed dat we naar elkaar luisteren, maar ik wil toch nog iets zeggen over dat beledigen, collega Gennez. Weet u wat de grote coming man van uw partij in Antwerpen gisteren gezegd heeft in het debat van Jan De Meulemeester? Hij heeft daar gezegd dat door mijn uitspraken de allochtone vrouwen beledigd zijn. Is ouderbetrokkenheid, voor zover het over beledigen zou gaan, geen zaak van mannen én vrouwen, op Vrouwendag? (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil nog een voorbeeld geven. Ik kan er niet zo goed mee om dat sp.a hier de indruk probeert te wekken dat zij het allemaal goed weten en het zo goed gedaan hebben. Was het allemaal zo perfect geweest, dan hadden we vandaag dit debat niet. Dan moesten we ons geen zorgen maken over ongelijke kansen. (Applaus bij de meerderheid)
Over kwetsbare mensen gesproken – dan stop ik met citaten –: het heeft me ongelooflijk kwaad gemaakt toen voormalig minister Smet een paar jaar geleden in een interview zei: “Tegelijk wil ik stringenter zijn tegenover mensen uit sociaal kwetsbare groepen. Ze moeten weten dat het menens is en zelf ook een inspanning leveren.” Getekend sp.a! (Applaus bij de meerderheid)
Collega's, misschien nog eens: we voeren hier een postfactueel debat. (Opmerkingen bij de meerderheid)
Zowel CD&V als N-VA beschuldigt sp.a van een gebrek aan belang geven aan ouderbetrokkenheid of een gebrek aan analyse, om dan met 27 citaten van sp.a’ers te bewijzen hoe belangrijk wij dat vinden. Tegelijkertijd, minister, heb ik hier geen polariserende toon aangeslagen en ben ik inderdaad de spreekbuis geweest van een aantal mensen die ons de voorbije dagen gecontacteerd hebben omdat ze u zo niet kennen, als een verwijtende minister, als een minister die polariseert, als een minister die al meer dan drie jaar op haar stoel zit maar effectief zegt dat het tijd is om de problemen te benoemen. Weet u wat, minister? Het is tijd om de problemen effectief aan te pakken! (Applaus bij de sp.a en Groen)
Als ik dan kijk naar het regeerakkoord, dat waarschijnlijk met een sterker zwart-geel potlood geschreven werd, staat daar inderdaad het voornemen in om de GOK-middelen, de middelen voor gelijke kansen in ons onderwijs, te laten evolueren naar een gelijke basistoelage per kind. Terwijl iedereen weet, collega's, dat als je inzet op taalarmoede of taalachterstand of het betrekken van ouders die je moeilijk bereikt, dat ook een inspanning van leerkrachten en dus financiering van scholen en leerkrachten vraagt. Dat is de realiteit. We moeten daar verder niet polemisch over doen. We zouden beter de analyses die we met zijn allen al jaren als een riedeltje afdraaien en die PISA als internationaal onderzoek bevestigt, heel doelgericht omzetten in maatregelen naar gelijke onderwijskansen, naar taalverwerving, naar respect voor de thuistaal.
Wat geeft de heer Daniëls dan als voorbeeld, daarin bijgetreden door de minister? Hij zegt dat ze – trouwens met goedkeuring van de oppositiepartijen Groen en sp.a – investeren in extra OKAN-middelen (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers) voor nieuwkomers en anderstalige kleuters. Wel, dat zijn anderstalige nieuwkomers. Natuurlijk moeten wij hen integreren. Maar de discussie gaat vandaag wel over de tweede en de derde generatie jongeren die hier zijn opgegroeid, die hier zijn geboren, die de taal spreken en die heel vaak wegens kansarmoede en een gebrek aan kansen niet de schoolse vooruitgang maken die nodig is.
Minister, daar zou u op moeten inzetten, eerder dan op polariseren en het beledigen van mensen. Dat is niet uw stijl, het gaat u niet af. Ik zou u willen vragen om daarmee op te houden, de hand aan de ploeg te slaan. De steun van sp.a voor gelijke onderwijskansen voor elk kind, zowel wat betreft kennis van de Nederlandse taal als ouderbetrokkenheid, maar ook het respect voor een thuisomgeving en de moeilijkheden in sommige gezinnen, die steun hebt u. Verder zou ik ophouden met polariseren. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik wilde reageren op iets wat u in het begin zei. U zei letterlijk: “Nergens in de OESO is de kloof groter dan in ons land.” Dat klopt. Ons land bengelt helemaal aan de staart als het gaat over het betrekken van kwetsbare ouders, als het gaat over het betrekken van mensen met een migratie-achtergrond. Dan vraag ik mij af of wij hier andere allochtone ouders hebben dan in andere landen. Zijn die ouders hier helemaal anders dan in andere landen? Of zou het toch kunnen dat er misschien iets is met ons schoolsysteem? Zou het kunnen dat er iets is met de oplossingen die wij bieden, dat wij misschien iets te weinig doen?
Minister, waarom gaat u heel eenzijdig allochtone ouders viseren in de krant, terwijl u weet dat het toch om een gedeelde verantwoordelijkheid gaat? U zou met een pact moeten komen, dat heb ik al vaker gezegd. In deze plenaire vergadering heb ik een oproep gedaan: Vlaamse Regering, kom met een pact, kom met oplossingen om dat probleem van de achterstand aan te pakken. Dan vindt u ook in ons een bondgenoot. Maar ik heb geen enkele oplossing gelezen in uw interviews, en dat vond ik zo jammer in de toon van dit debat. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Meuleman, u weet ook dat het interview van deze week een vervolg is op een vorig interview in De Zondag, waarvan u hier op het spreekgestoelte hebt gezegd dat u het boven uw bed zou hangen. In dat interview heb ik mijn grote zorg geuit dat de integratie niet zo goed loopt. Ik heb duidelijk gesteld dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van velen. U hebt gelijk, ik vind ook dat het gezamenlijke verantwoordelijkheid is.
In december heb ik in De Standaard een opiniestuk geschreven. Daarin schreef ik: taal is een criterium, maar is niet alles. Als we de eerste generatie met de tweede generatie vergelijken, dan is ons onthaalbeleid, de manier waarop we nu al hebben ingegrepen om vervolgcoaches te geven aan jongeren die aankomen – vroeger was dat anders – een goede zaak. Het zou kunnen helpen om de tweede generatie misschien een duwtje in de rug te geven en om scholen weerbaarder te maken. Het is een gegeven dat de tweede generatie het bij ons niet beter doet dan in de andere landen. Dat stellen we nu vast.
Hoe proberen we daarop in te grijpen? Ik heb het daarnet proberen duidelijk te maken: door keuzes te maken in de hervorming van het secundair onderwijs. Dat moeten we doen. We moeten er in het eerste en tweede jaar van het middelbaar onderwijs voor zorgen dat jongeren de kans krijgen om te worden geremedieerd tijdens de schooluren, door de lat te leggen op basisgeletterdheid, door niet te zeggen dat het niet zo belangrijk is om Nederlands te kennen, door iedereen de kans te geven die basis te halen. Zo kunnen we tijdens de schoolcarrière ingrijpen. Zo zijn er veel maatregelen die we nemen naast wat ik al heb vermeld.
Dus ja, we proberen dat op de best mogelijke wijze te doen. Ik heb duidelijk willen maken – en dat was helemaal niet beledigend bedoeld, want ik zit ook niet beledigend in elkaar – dat het ook van belang is dat er een actief engagement is van ouders. Er zijn groepen ouders die het fantastisch doen. We hebben daarvan al prachtige voorbeelden gezien, maar er is ook een groep voor wie het moeilijker is. Als je als kind in een huis woont waar geen Nederlands wordt gesproken en je gaat naar een Nederlandstalige school en je voelt dat er thuis weinig of geen interesse is in wat je op school doet, dan gaat u me niet vertellen dat dat niet veel moeilijker is voor een kind.
Dat is ook de reden van het engagement met de ouderkoepels. Misschien is dat het pact waarnaar u verwijst. We hebben gezegd: dit wordt een bijzondere uitdaging voor jullie vanaf 2016.
Minister, er is wel een pak werk aan de winkel. De hervorming van het secundair onderwijs die u zogezegd voorstelt als oplossing, zal de segregatie niet tegengaan, zal het hiërarchische systeem niet doorbreken. Dat is volgens de OESO letterlijk net het probleem in het Vlaams onderwijssysteem en een van de oorzaken waarom de tweede generatie niet meekan.
Wat hebben we nog nodig om de ouderbetrokkenheid te vergroten? Brugfiguren. Dat werd gerealiseerd met het project flankerend onderwijsbeleid, maar daar hebt u fors op bespaard. Brede scholen die er zouden kunnen voor zorgen dat jongeren, die anders niet naar een muziekacademie of in een sportclub geraken, wier ouders misschien op school Nederlands zouden kunnen leren, ook in hun vrije tijd… Mocht dat van de grond komen, dat zou helpen. Maar ook daarop hebt u niet ontzettend veel ingezet. Er is dus nog zoveel werk aan de winkel.
Wat doet u dan? U komt niet met oplossingen, u steekt wel een verwijtende vinger uit enkel en alleen naar allochtone ouders. Minister, ik begrijp dat niet, ik ben die toon van u inderdaad niet gewoon. Voor mij verdoezelt dat een stuk onmacht in een aantal dossiers waarin u niet vooruit geraakt, onder andere in het Inschrijvingsdecreet, want ook dat moet segregatie tegengaan. Daarmee landt u niet. Het lerarenloopbaanpact dat de leerkracht moet versterken en professionaliseren net om met die superdiversiteit om te gaan, ook daarmee landt u niet. Met een aantal dossiers landt u dus niet, u zit vast en wat zegt u? Ik zal dan maar met de vinger wijzen naar de ouders.
Voor een minister van Onderwijs die de sleutels in handen heeft en het beleid kan voeren, is dat veel te weinig. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Meuleman, ik begrijp ook niet goed waarom u blijft zeggen dat dit verwijtend was. Dit was helemaal geen verwijt, het is een uitgestoken hand, een vraag naar betrokkenheid. Ik heb ook al gelezen en gehoord van heel veel verenigingen die actief zijn met mensen met een migratie-achtergrond, dat men wenst dat er een grotere betrokkenheid komt, dat ook degenen die nu al zeer actief zijn betrokken, willen dat die groep groter wordt. Dus laat ons daarop inzetten.
Gisteren had ik het over de centra voor basiseducatie waarin we trouwens, mevrouw Gennez – en dat is ook nodig – 10,5 miljoen euro extra investeren, in deze tijden. Zo brengen we onderwijs dichter bij mensen die het Nederlands niet machtig zijn. Zo leren we hun ook hoe ons onderwijs in elkaar zit. Dat zijn toch schitterende zaken? En dat heeft niets te maken met andere dossiers, die ook moeten worden opgelost en waarop we ook moeten ingrijpen, maar die zouden verhinderen dat we deze problematieken aanpakken.
Trouwens, mevrouw Meuleman, het zijn wel deze regering en ikzelf geweest die in de lerarenopleiding nu al een pact hebben gesloten om ook leerlingen dat maatschappelijke engagement tijdens de opleiding te laten proeven. Zij komen zo ook in contact met heel veel mensen met een migratieachtergrond. En twee, het is ook deze regering die het project ‘Kleine kinderen, Grote Kansen’, rond armoede, herkenning en erkenning uit de grond heeft gestampt, om er juist voor te zorgen dat leerkrachten ook vaardig worden in het herkennen van signalen.
Ik zeg het voor de laatste keer in deze sessie: beledigen is absoluut niet mijn stijl en was absoluut niet mijn bedoeling. Ik zal al doen wat ik kan om, mochten mensen zich in negatieve zin aangesproken voelen, daarmee in dialoog te gaan, want dat was totaal niet de bedoeling.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil toch iets rechtzetten. Ik krijg nogal wat berichtjes binnen van mensen die aan het volgen zijn: ‘Eerste, tweede, derde generatie: jullie halen alles door elkaar in het parlement.’ Als wij in dit parlement verwijzen naar PISA, dan gaat dat over metingen die nu gebeurd zijn, bij 15-jarige Vlaamse leerlingen. Dat gaat niet over de eerste generatie oma’s en opa’s die hier veertig jaar geleden zijn toegekomen, van Spaanse, Marokkaanse, Tunesische of Algerijnse oorsprong. Sorry indien ik misschien wat belerend overkom. Maar de eerste generatie PISA waarover we hier spreken, zijn jongeren die recent zijn toegekomen. En in vergelijking met de tweede generatie PISA, de jongeren met een migratieachtergrond die hier geboren zijn, zitten daar verschillen op. En daarover moeten we spreken.
Ik zeg dit omdat, voor veel mensen die onderwijs en PISA niet volgen, de eerste, tweede en derde generatie is wat ik in mijn stad meemaak en vele anderen in hun steden meemaken: mensen van zestig jaar, veertig jaar en twintig jaar en kindjes. Het hele debat over PISA wordt verziekt als we zo gaan focussen.
Twee, ik erger me toch ook wel aan de eerste drie kwartier, waarin iedereen – of velen – de minister hebben verweten dat ze heeft beledigd en in karikaturen heeft gesproken. Maar het debat, zowel het betoog van de heer Daniëls, als dat van mevrouw Gennez, was bij wijlen toch ook wel karikaturaal. Caroline blijft zeggen dat er op alles wordt bespaard in onderwijs en dat daardoor alle problemen toenemen. De minister heeft het net gehad over basiseducatie en de stijging van de middelen. We hebben gisteren nog gezien wat het doet met allochtone of anderstalige ouders om op school les te krijgen van basiseducatie. Dat is al geen besparing, maar een stijging van de middelen. Caroline, je hebt daarnet gezegd dat je bang bent dat de SES-middelen zullen verdwijnen. Maar ze nemen net toe, al voor het twee jaar op rij! Op die manier neem je de karikatuur van in het begin van de legislatuur mee dat ze zouden verdwijnen. Maar ze verdwijnen niet. De minister heeft dat al gezegd en ook de meerderheid heeft het al verschillende keren gezegd.
En Koen, sorry dat ik het moet zeggen, maar u doet hier de uitspraak: ‘Vinden we het normaal dat scholen bellen naar ouders?’ Wel, ik zeg, als schepen van Onderwijs: ik ben godverdomme blij dat scholen bellen naar ouders als de kinderen ’s morgens niet op school zijn! Ik ben blij dat scholen bellen naar ouders die nog geen Nederlands kunnen lezen. Ik ben blij dat scholen alle inspanningen doen naar ouders die de ‘skills’ niet hebben die mensen uit de middenklasse, die hier in dit parlement zitten, wel hebben, om naar oudercontacten te gaan. Ik ben dus heel, heel blij dat scholen die inspanningen doen.
En vind ik dat normaal? Ja, ik vind het normaal dat we alle inspanningen doen om iedereen mee te krijgen. Ik hoor hier de toon: ‘Is het normaal dat we dat van scholen verwachten?’ We verwachten dat scholen het maximale doen voor álle kinderen. En dat betekent dat je voor sommige kinderen en sommige ouders meer doet. En als we die toon, collega’s, het komende uur in meerderheid en oppositie laten vallen, dan zal de Vlaming die naar tv kijkt misschien eens horen wat we willen doen rond betrokkenheid en ongelijke kansen in onderwijs. (Applaus bij Open Vld, CD&V, sp.a en Groen)
Mijnheer Jo, ik stel voor dat we elkaar bij de familienaam noemen, want anders zal de kijker niet meer kunnen volgen wie nu Koen, Caroline, Jan, Jo en ik weet niet wie allemaal is. (Gelach)
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u. Ik zou nog graag reageren op de uitspraken van mevrouw Gennez, maar ook van mevrouw Meuleman. Zij zeggen: ‘Minister, wij vragen van u beleid.’ Maar Vlaanderen voert reeds sinds 2003 een gelijkekansenbeleid. We hebben extra middelen toegekend aan de scholen, zowel voor de omkadering als voor de werking.
We hebben inderdaad een aantal jaren later in dit parlement de engagementsverklaring goedgekeurd omdat we het belangrijk vonden dat ouders en scholen afspraken maakten, dat ze een engagement opnamen en dat het zelfs op papier werd gezet. Wat stellen we vandaag vast? Dat we erop achteruitgaan in plaats van vooruit. Is het dan niet normaal dat een minister van Onderwijs een heel duidelijk moment creëert om duidelijk te stellen dat het beleid anders moet?
Het beleid moet rekening houden met verschillende contexten waarin kinderen opgroeien. Niet alleen de school moet inspanningen doen, ook de ouders. En er zijn zeer goede voorbeelden van ouders die schitterende inspanningen doen, die zeer verbonden zijn met de school, en er zijn scholen die schitterende inspanningen doen met resultaat. Er worden linken gelegd tussen andere organisaties en scholen om stappen vooruit te zetten, maar dat is niet Vlaanderenbreed. Daarom is het belangrijk dat nu wel een momentum wordt gecreëerd om de problemen te benoemen, om te verwijzen naar goede voorbeelden, om te evolueren naar een contextuele en integrale benadering van de problemen die zich voordoen, zodat er verbindingen worden gelegd tussen scholen en ouders, tussen scholen en organisaties die samen kijken hoe ze de beste kansen kunnen creëren in de ontwikkeling van onze kinderen. Dat is de boodschap die de minister heeft willen geven, en dat is een zeer belangrijke boodschap omdat het beleid dat we tot vandaag hebben gevoerd in Vlaanderen, onvoldoende resultaten boekt, en dit ten nadele van kansen voor kinderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt duidelijk gevloekt in de multiculturele kerk en u wordt nu al, na de eerste reactie vandaag, gevraagd om te biecht te gaan en vergeving voor uw zonden te vragen. Ik vraag u, minister, om dat uitdrukkelijk niet te doen. U hebt een analyse gemaakt die juist is en die trouwens bevestigd wordt of gebaseerd is op PISA-testen. Ik vraag u dan ook om de uitspraken die u hebt gedaan, vandaag niet kapot te nuanceren. U hebt een correcte analyse gemaakt en u moet zich daaraan houden en uw beleid daarop afstemmen. Want collega’s van de linkerzijde, ik kan me niet van indruk ontdoen dat sp.a en Groen niet willen dat allochtonen behoorlijk Nederlands leren en zich daardoor verbeteren. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat jullie willen dat allochtonen zich daardoor kunnen blijven wentelen in hun slachtofferrol en dat jullie dat dan electoraal kunnen uitbuiten. Dat is het idee dat jullie nalaten in dit debat. En als dat niet zo zou zijn, heb dan in godsnaam toch eens de moed om te zeggen dat de gedeelde verantwoordelijkheid ook ligt bij de ouders, dat de gedeelde verantwoordelijkheid ook ligt bij allochtonen. Want als u het probleem niet erkent, dan zult u het zeker ook niet kunnen oplossen.
Collega’s, we spreken hier al over de tweede en derde generatie. We kennen meer dan vijftig jaar immigratie naar dit land. En als we nog altijd moeten benadrukken dat iets vanzelfsprekends als de taal leren van de plaats waar je leeft en woont belangrijk is, als we nog altijd moeten benadrukken dat het belangrijk is dat ouders hun kinderen begeleiden in hun schoolloopbaan, als we dat na vijftig jaar migratie nog altijd moeten beklemtonen, dan is het in het verleden fundamenteel misgelopen met integratie in Vlaanderen, dan zijn de inspanningen van het verleden tevergeefs geweest en dan heeft men vooral de verkeerde klemtonen gelegd en heeft men te lang gepamperd en de schuld aan de overheid en de maatschappij gegeven en veel te weinig de verantwoordelijkheid bij de allochtonen gelegd. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik heb het debat dat nu drie kwartier bezig is, zeer aandachtig beluisterd en er is iets dat ik eigenlijk niet begrijp. Hier is blijkbaar een dovemansgesprek bezig. Mevrouw Meuleman heeft het over een dubbele verantwoordelijkheid. Mevrouw Gennez pleitte aan het eind van haar betoog ook voor ouderbetrokkenheid. Collega’s, ik heb de minister niets anders horen zeggen. Ik heb de minister geen andere oproep horen doen dan die van een gedeelde verantwoordelijkheid en ouderbetrokkenheid. We zijn het daar allemaal over eens. Waar zoekt u dan het verschil? Mevrouw Gennez, ik voel me wel persoonlijk aangesproken wanneer u de minister verwijt dat dit regeerakkoord met een zwart-gele pen zou zijn geschreven.
Welnu, bij het regeerakkoord van 2004 waren wij er ook bij. En bij het regeerakkoord van 2009 waren wij er ook bij. Ik ben fier dat dit Vlaams Parlement en de eerste minister die verantwoordelijk was voor inburgering Marino Keulen, want daar heeft het ook mee te maken, die stappen hebben gezet. Wat ik vreemd vind, is dat diegenen die nu kritiek geven, dezelfden zijn die kritiek gaven wanneer we over inburgering spraken, wanneer we 25 jaar geleden over NT2 spraken. Het zijn dezelfden die het belang van het Nederlands niet onderschrijven, 25 jaar geleden niet en nu ook niet. Ik heb goed geluisterd. Ik heb gehoord dat hier een grote consensus is. Ik zou zeggen, minister, we gaan op deze weg verder. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega’s, collega De Ro heeft daarnet heel terecht gezegd dat het toch mogelijk moet zijn om in dit halfrond dit debat te voeren zonder dat we zelf voortdurend polariseren. Veel hangt er ook van af hoe je kranten leest. We moeten er niet flauw over doen: sommige krantenkoppen hadden inderdaad de stijl van een vermanend vingertje. Maar wie het interview van minister Crevits in De Zondag heeft gelezen en ook goed luistert naar haar andere uitspraken, weet toch dat het een uitgestoken hand is naar iedereen die politieke verantwoordelijkheid draagt, maar ook naar de mensen in het onderwijsveld, om samen meer werk te maken van die ouderparticipatie en liefst van zo veel mogelijk groepen. Laat ons alstublieft die uitgestoken hand ook aannemen.
Collega’s, ik krijg zonet nog een mail waarin men mij er opmerkzaam op maakt – en vermoedelijk hebben jullie die mail ook ontvangen – dat heel wat organisaties van samenlevingsopbouw en brugfiguren reeds tien jaar in het veld werkzaam zijn en werkelijk al het mogelijke doen om ouderparticipatie te verhogen. Ik zou dit niet laten voorbijgaan om toch ook voor die mensen mijn appreciatie uit te spreken en om hen aan te moedigen om hun activiteiten in dezelfde zin verder te zetten. (Applaus bij CD&V)
Collega’s, het voorbeeld dat ik gaf van scholen die alle ouders opbellen, heb ik niet zelf uitgevonden. We zijn momenteel bezig met onze Ronde van Vlaanderen. Wat die scholen eigenlijk zeggen, collega De Ro, is dat ze veel inspanningen doen en er veel tijd in steken. Ze maken grotere klassen om uit het urenpakket mensen daarop te zetten. Weet u wat die mensen moedeloos maakt? Dat het eigenlijk nauwelijks iets opbrengt. Ze zeggen dat het altijd dezelfden zijn die ze niet kunnen bereiken en die niet komen. En dus – en dat was mijn oproep – moeten we durven te zeggen dat ouderverantwoordelijkheid – zoals scholen in een schoolreglement schrijven – belangrijk is. Wij geven kansen, maar die kansen moeten ook worden gegrepen, want anders worden mensen moedeloos.
Collega De Meyer, ik heb inderdaad ook die mail gekregen. Wat ik me dan afvraag, is dat als die organisaties inderdaad al tien jaar bezig zijn – dat is dus de tweede generatie, want dat zijn die 15-jarigen waarover minister Crevits en collega De Ro spreken –, we misschien eens moeten nagaan of we op dezelfde manier verder moeten dan wel of we moeten bijsturen, zodat de effectiviteit van de inspanningen van die organisaties hoger ligt. Want daarover gaat het. Onze tweede generatie blijft hangen op hetzelfde niveau van de eerste generatie. En daar nemen wij als N-VA, in het belang van Vlaanderen en in het belang van die allochtone kinderen, geen genoegen mee.
Voorzitter, ik geef nog een citaat van Dirk Van Damme van de OESO: “Diegenen die de taalproblematiek zo sterk relativeren, bewijzen PISA niet gelezen te hebben en hiermee de allochtone leerlingen geenszins een dienst te bewijzen in het licht van hun eigen kansen.” Ik denk dat dat het zeer goed samenvat. (Applaus bij de N-VA)
Collega’s, mijn eerste zin was dat een emancipatorische strijd van vrouwen, van mensen in kansarmoede, van jongeren met een andere etnische origine ook in het onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid en een gedeelde strijd is. Ik ben dan ook heel blij dat de heer De Meyer, van de partij van de minister, heel duidelijk zegt: ‘Effectief, de toon in het interview kwam over als een beschuldigende vinger, maar vandaag reikt de minister een uitgestoken hand, die we graag aannemen.’ (Rumoer. Opmerkingen)
Ik zou iedereen die zich inderdaad geviseerd heeft gevoeld, willen oproepen om die uitgestoken hand effectief aan te nemen. Ik zou ook de collega’s in dit parlement willen oproepen om werk te maken van concrete maatregelen. De engagementsverklaring uit 2007 over ouderparticipatie is misschien niet bindend genoeg. Misschien moeten we ze verstrengen, maar dan kunnen we inderdaad best ook scholen en leerkrachten middelen aanreiken, zowel financiële als kaders en tools, om effectief dat engagement te versterken.
Tot slot zegt mevrouw Helsen van CD&V heel duidelijk dat de minister met de handen in het haar zat. Ze wilde een momentum creëren, een noodkreet de wereld insturen om het belang van ouderparticipatie en gelijke kansen voor alle jongeren gehoord te laten worden. Dat siert mevrouw Helsen. Er is niet altijd steun vanuit andere partijen in de regering, maar hier en nu willen wij benadrukken: armoede, kansarmoede en een gebrek aan kansen in onderwijs herstel je niet met steekvlampolitiek, met één momentum, maar het vraagt een volgehouden inspanning, dag aan dag. Dat is mensenwerk en vraagt middelen. Daarvoor is sp.a absoluut partner van minister Crevits. (Applaus bij sp.a)
Ik kan me ook voor een deel vinden in de betogen van mevrouw Helsen en de heer De Meyer als ze zeggen dat de minister eigenlijk heeft opgeroepen tot een ander beleid, dat er een momentum moet komen omdat we al jaren proberen die generatie mee te krijgen en dat niet lukt. Dus, de minister wou oproepen tot een ander beleid.
Dat heeft de minister echter niet gedaan in de krant. In de krant was de kop: ‘Van allochtonen mogen we meer engagement verwachten’. Daarmee heeft de minister de allochtonen over één kam gescheerd, alsof dé allochtoon zomaar bestaat. (Opmerkingen)
Geschoren, inderdaad, excuseer mijn Nederlands. Daardoor is mijn schoolcarrière ook niet zo succesvol geweest, waarschijnlijk. (Gelach. Opmerkingen)
Jawel, maar goed.
Minister, daarmee hebt u een hele hoop mensen tegen u in het harnas gejaagd, gekwetst, beledigd, boos gemaakt. Ze zijn massaal in hun pen gekropen. Ze hebben brieven geschreven. Ze hebben gezegd dat hun mama er altijd is op het oudercontact, dat hun vader zijn shiften verlegt, dat hun moeder in het oudercomité zit. Er zijn heel veel reacties gekomen. Het moet dan toch zijn dat dit een snaar heeft geraakt en dat mensen zich boos en beledigd gevoeld hebben. Het interview was zeer eenzijdig en de beleidsvoorstellen heb ik nergens gelezen. Ik ben ook blij, minister, dat u zich min of meer verontschuldigd hebt. Tussen de lijnen las ik toch ook wel een verontschuldiging. (Rumoer)
U hebt gezegd dat u het niet zo hebt bedoeld en dat u wilde zeggen dat het beleid anders moet. Daarin kan ik u volgen. Daaraan willen we constructief meewerken en oplossingen zoeken, maar de toon en de eenzijdigheid van het debat konden we absoluut niet smaken.
Bij een dergelijk debat is het ook niet onbelangrijk dat men naar elkaar luistert. Ik heb duidelijk gezegd: we moeten er niet flauw over doen, sommige krantenkoppen hadden de stijl van een vermanend vingertje. Als je echter naar de inhoud gaat, dan was dat een boodschap van er samen werk van te maken, de uitgestoken hand van de minister. Dit was de essentie van mijn betoog.
Voorzitter, ik wil reageren omdat ik vind dat de collega’s mij niet hebben begrepen. Ofwel hebben ze slecht geluisterd, ofwel heb ik me niet goed uitgedrukt. Ik wil het nogmaals herhalen.
Ik heb heel duidelijk gezegd dat, als we kijken naar het beleid dat we de voorbije jaren hebben gevoerd en naar de resultaten die we daarmee hebben bereikt, de minister een momentum mag creëren om duidelijk aan te geven dat wij nog steeds met uitdagingen en problemen zitten, die we op een andere manier moeten aanpakken. Zij nodigt uit om met allen samen, niet enkel en alleen met het onderwijs maar ook met de ouders, na te denken over hoe we stappen vooruit kunnen zetten. Dit is wat ik duidelijk heb gezegd, maar ik stel vast dat ik anders werd begrepen en vertaald. Daarom wou ik dit even corrigeren.
Collega’s, ik ga toch nog eens duidelijk zijn.
Het is nooit mijn stijl om te beledigen. Dat is punt één.
Ten tweede, ik heb gezegd wat ik gezegd heb. Ik ga hier geen steen gooien naar een journalist. Ik heb dat interview voor de publicatie ervan gelezen en goedgekeurd. We gaan hier dus geen rondje journalistenbashen doen. Ik heb daar geen zin in. Het is allemaal zeer correct verlopen.
De boodschap die ik heb gebracht, heb ik een aantal weken geleden ook in De Zondag gebracht. Toen, mevrouw Meuleman, was er meer ruimte om te zeggen hoe we er met het beleid op kunnen inspelen. De journalist was daarover verbaasd. Ik vond dat bijzonder interessant. Hij vroeg of ik dat eigenlijk oké vond en of dat nuttig is en belangrijk dat ouders zich engageren. Het ging over PISA-resultaten bij Marokkaanse en Turkse jongeren. Ik heb gezegd: ‘Ja, het is heel belangrijk dat ouders zich engageren.’ Ik ben blij dat veel ouders een mail sturen om te zeggen dat ze zich engageren. Maar elke school in Vlaanderen zal u bevestigen dat niet iedereen wordt bereikt. En dat heeft heus niet alleen met armoede te maken. Daar zijn veel oorzaken voor. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, er werd hier al een paar keer verwezen naar mensen die beledigd zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik een van hen was. Ik voelde mij persoonlijk geraakt. (Opmerkingen)
Collega’s, laat mij uitspreken vooraleer jullie ontgoocheld zijn.
Minister, ik kan mij vinden in de antwoorden die u niet geeft. Ik kan mij vinden in het genuanceerde verhaal. Maar het artikel, zoals het er stond, kwam effectief zo over. Mijn kinderen gaan naar een Brusselse school waar 80 procent van de kinderen roots hebben in migratie. Als u spreekt over allochtone ouders, dan zijn dat mijn buren. Als u spreekt over allochtone kinderen, dan zijn dat de vriendjes van mijn jongens. Daarom raakte het mij persoonlijk. Als ik naar een oudercontact ga, moet ik knokken voor tien minuutjes op die lijst omdat alle ouders er zijn. Dat is de verdienste van de school, die zijn stinkende best doet om die ouders daar te krijgen. Maar dat is ook de verdienste van de ouders die daar zijn.
Toen ik ’s ochtends aan die schoolpoort stond, kon ik alleen maar vaststellen dat er ouders waren die mij zeiden dat ze het wel zo lazen – het mag een kop zijn of een artikel, of het mag zijn dat er te weinig plaats was in de krant. Zij vroegen: ‘Wat doen wij fout? Wat doen wij verkeerd?’ Dat zijn ouders die zien dat hun kinderen met 25 in de klas zitten. Er staan leerkrachten aan die schoolpoort, die willens nillens kinderen met 25 in de klas moeten leren lezen en schrijven. Dat zijn secundaire scholen, waar er geen hervorming is en waar ze snakken en smeken om hervormingen om de segregatie tegen te gaan.
Minister, voer effectief beleid. Doe het. Maar allochtone ouders viseren – en zo kwam het over – is groepen en mensen kwetsen. Het was misschien niet uw bedoeling, maar het is wel bij velen zo overgekomen. Als Nederlandstalige ouder heb ik die belediging ook persoonlijk zo gevoeld. (Applaus bij Groen en de sp.a)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt voor één keer in uw leven het politiek-correcte pad, dat u nochtans met zeer veel overtuiging bewandelt, verlaten, en u kreeg meteen de multiculturele goegemeente over zich heen, gaande van Joël De Ceulaer, die de rest van de wereld ons benijdt, over het Minderhedenforum tot de linkerzijde, die al jarenlang blind is voor allerlei problemen met allochtonen.
En dat alleen maar omdat u zei dat er een probleem is met de kennis van het Nederlands en het gebrek aan engagement van veel allochtone ouders ten aanzien van hun schoolgaande kinderen, wat uiteraard een negatieve invloed heeft op hun schoolresultaten. Het kot was meteen te klein. Ik kon u bijna welkom heten in de club van de bozen die verketterd worden wegens het uiten van een politieke mening.
Minister, ook in uw eigen partij zijn er nog allochtonen waar u werk aan heeft. Zo zei Mustafa Harraq, gemeenteraadslid van CD&V in mijn eigen stad Genk, gisteren in Het Belang Van Limburg: “Hilde Crevits moet niet naar de ouders wijzen maar naar de scholen. Het zijn niet de ouders die falen, maar het onderwijssysteem.” Dat zegt uw partijgenoot, minister. Uw beleid faalt volgens hem.
Diezelfde commentaren waren te horen bij de overgesubsidieerde antidiscriminatielobby. Men schoof nogmaals de schuld in onze schoenen: bij de Vlaming, de samenleving, het onderwijs en dergelijke meer, want o wee als we ook eens de allochtonen op hun verantwoordelijkheid zouden wijzen. Dat was dus de teneur de voorbije twee dagen. Degenen die u meestal doodknuffelen vanwege uw voorliefde voor de multicultuur, kapten nu hopen bagger over u uit omdat u durfde insinueren dat de taalproblemen van allochtone ouders en te weinig participatie aan het schoolgebeuren een negatieve invloed hebben op de schoolresultaten.
Ik zou al die zogenaamde experten en professionele verontwaardigden willen uitnodigen om uit hun ivoren toren af te dalen en te kijken naar wat zich al jarenlang in onze scholen afspeelt. Wie niet wil erkennen dat er een gebrek aan engagement is bij veel allochtonen als het gaat over de schoolprestaties van hun kinderen, ontkent alleen maar het licht van de zon en is vooral mijlenver verwijderd van de dagelijkse realiteit in voornamelijk concentratiescholen.
Ik ben blij dat u vele jaren na het Vlaams Belang, vele jaren na mijn partij, een gelijkaardige analyse maakt. Maar u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik mij toch ernstig afvraag of dit, in het geval van een CD&V-minister, geen tijdelijke opstoot van voortschrijdend inzicht is met de verkiezingen in het vooruitzicht. Ik wil u dus graag in de gaten houden de komende weken om te zien hoe stevig uw ruggengraat is. Staat u nog altijd recht na al die kritiek die u te verwerken kreeg? En vooral, gaat u ook handelen naar de analyse die u nu klaar en duidelijk hebt gemaakt? Wat gaat u doen om de allochtonen op hun verantwoordelijkheid te wijzen?
Ik wil een aantal suggesties meegeven om het probleem op te lossen: maak van de concentratiescholen in onze grote steden en in de Limburgse mijngemeenten inburgeringsscholen, waar allochtone kinderen hun taalachterstand kunnen wegwerken en vertrouwd worden gemaakt met onze Vlaamse normen en waarden, zodat er ook in de andere scholen voldoende kwaliteitsvol onderwijs kan worden aangeboden en er vooral aan kennisoverdracht kan worden gedaan in plaats van alleen maar aan het aanleren en bijspijkeren van de Nederlandse taal. Spreek desnoods het kindergeld aan als ouders in gebreke blijven inzake integratie of inzake kennis van het Nederlands, als kinderen onvoldoende opdagen op school of als ouders niet tussenkomen wanneer er zich problemen stellen met hun kinderen. Vooral – en dat is niet alleen een bevoegdheid van deze regering, maar ook en vooral van de Federale Regering – werk aan de voornaamste oorzaak van het probleem, met name de te grote instroom van migranten naar ons land. Zolang we geen rem zetten op de immigratie, op gezinsvorming, gezinshereniging en dergelijke meer, blijft het dweilen met de kraan open.
Minister, u hebt nu de analyse gemaakt, u hebt de problemen benoemd – en dat is geen dag te vroeg – maar heb nu ook de moed om ze te durven oplossen en de juiste oplossingen aan te bieden. Luister vooral naar de leerkrachten die de dagelijkse praktijk in de vreemdelingenscholen in Vlaanderen kennen, en luister niet naar wereldvreemde academici of halsstarrig politiek correcte politici. Dat is mijn oproep aan u. U hebt de analyse gemaakt. Zet nu uw woorden ook om in gepaste daden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Ro heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, ik noch iemand van mijn fractie, kent ouders die niet inzitten met de toekomst van hun kinderen. Ik vermoed dat ik vanop dit spreekgestoelte namens iedereen hier mag spreken, weinigen onder ons kennen ouders die voor hun kinderen niet het beste willen. Meer nog, ik ken eigenlijk geen enkele ouder die voor zijn kind niet een betere toekomst wil dan hij voor zichzelf heeft kunnen opbouwen.
Veel ouders, met welke achtergrond dan ook, maken zich vaak echt wel zorgen over die toekomst. Ik wil dat niet onderschatten. Vaak zijn dat dan nog ouders in een moeilijke situatie. Die zijn net nog bezorgder over de toekomst van hun kinderen en hopen dat ze meer kansen zullen hebben dan zijzelf.
Dan denk ik dat de maatschappij, het onderwijs en de politiek de nodige empathie mogen hebben voor de ouders die niet de skills hebben om aan ouderbetrokkenheid te doen zoals wij dat zelf gewoon zijn via ouderavonden, met rapporten en via brieven. De cijfers over geletterdheid van minister Homans tonen aan dat niet alleen anderstalige Vlamingen of mensen met een migratie-achtergrond onze taal niet goed beheersen, er zijn ook Vlaamse ouders die een deel van de communicatie van de overheid, scholen of gemeente niet begrijpen. Enige empathie daarvoor – en daarom reageerde ik daarnet zo emotioneel – is geen zwaktebod of hoeft geen opgestoken vingertje te zijn.
Allochtone ouders, de allochtoon, de allochtone gemeenschap… Ik ben schepen, ik ben mens, ik ben inwoner van een gemeente of stad met heel veel nationaliteiten waar we eerder spreken over superdiversiteit en waar ik niet één etiket op kan plakken, net zoals Vlamingen ook zeer heterogeen zijn. Met alle nieuwe mensen die erbij zijn gekomen, blijven we ook steeds diverser worden. Iedereen in dezelfde zak steken, dat gaat niet op.
Hebben we het debat en de woorden van de minister nodig gehad in de commissie Onderwijs om te weten dat er problemen zijn met jongeren, en niet alleen met jongeren met een migratie-achtergrond, maar ook jongeren met een andere thuistaal of met een kansarm thuismilieu? Neen. Iedereen die met Onderwijs bezig is geweest in de afgelopen twintig, dertig jaar, of recenter, is daarmee bezig. Dat is misschien het goede van dit actualiteitsdebat, dat is dat we alles nog eens op scherp kunnen stellen. Want tot voor een paar maanden, tot voor het laatste PISA-onderzoek, als hier iemand het woord durfde te nemen en wees op een aantal zwakheden van ons onderwijs, dan werd die bijna verketterd. Dan werd er gezegd: ‘Pas op, u praat iedereen een depressie aan’. Ik blijf dat consequent doen. Mijn fractie blijft dat consequent doen. Wij kunnen geen talent verspillen in Vlaanderen. ‘Alle kinderen meekrijgen’ moet meer dan een slogan zijn.
Kan ouderbetrokkenheid daarbij helpen? Absoluut. Is er te weinig ouderbetrokkenheid? Ook absoluut. Er is veertig jaar documentatie in het Ministerie van Onderwijs, er zijn veertig jaar boeken daarover, en veertig jaar geleden was Vlaanderen een ander land of regio dan nu, dertig jaar geleden ook en twintig jaar geleden ook. Ja, er zijn mensen met een migratie-achtergrond die als ouder niet sterk genoeg zijn of te weinig interesse hebben om te komen. Ja, er zijn ook Vlaamse ouders die niet komen opdagen en wij hebben de oproep van de minister zo begrepen: dat er meer ouderbetrokkenheid tout court moet zijn. De ene altijd tegen de andere uitspelen, we moeten daar zeer voorzichtig mee zijn.
Zou het helpen, collega’s, als morgen maximaal alle ouders betrokken zijn? Is dan alle ongelijkheid in Vlaanderen weggewerkt? Zijn dan alle kinderen gelijk? Hebben alle kinderen dan de beste resultaten? Neen. Daar werd bij het begin van ons debat te veel de nadruk op gelegd, dat we alles aan de ouderbetrokkenheid moeten wijten. Er zijn nog veel andere factoren, zoals vroeger en meer naar school gaan. In een actuele vraag straks komen we bij de kleuterparticipatie terecht. Vorig jaar werd hier nog gelachen omdat we het weer over de kleuters hadden. Ik ben blij dat iedereen effectief achter diezelfde vlag gaat stappen en zeggen: ja, het is ontzettend belangrijk om kinderen vroeg, tijdig en vaak naar school te sturen.
Er is echter ook het versterken van onze leerkrachten. Iemand zei dat het toch erg is dat het gaat om kinderen die twintig jaar geleden uit die klas kwamen en nu zelf kinderen hebben. Men gaf het voorbeeld van Maasmechelen. Gisteren hebben we dat in Vilvoorde ook gehoord. Mag ik echter de mensen eens uitdagen om bijvoorbeeld een aantal biografieën van allochtone politici te lezen, om hun succesverhaal te lezen, en de vraag te stellen met hoeveel anderstaligen of kansarmen ze in een klas zaten? Twintig of tien jaar geleden had je in mijn stad vier, vijf, zes anderstaligen, drie kansarme kinderen. Nu heb je met veel geluk in Brussel, maar ook in Vilvoorde en de Vlaamse Rand, twee of drie Nederlandstalige kinderen. We weten dat dat pedagogisch gezien absoluut geen probleem hoeft te zijn, maar niet al onze leerkrachten zijn daar voldoende op voorbereid. Collega Brusseel heeft het er al diverse keren over gehad: de lerarenopleidingen en de nascholing moeten onze leerkrachten versterken.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, collega De Ro, ik heb lang getwijfeld of ik me zou mengen in dit debat, maar ik voelde me een beetje aangesproken door de vraag die u stelde. Misschien moet ik daar gewoon heel eerlijk op antwoorden.
Ik ben geboren in Vlaanderen, in Gent. Heel mijn schoolcarrière ben ik in Vlaanderen naar school gegaan. Ik heb in geen enkele andere taal of geen enkele andere cultuur les gekregen. In de lagere school zat ik in een klas met ongeveer dertig leerlingen, en als ik dat nu bekijk en als u het mij vraagt, was dat een overvolle klas. In die klas zat één Vlaming, Ronny, en één iemand van Italiaanse origine, Martin. Voor de rest waren we allemaal kindjes van Marokkaanse en van Turkse origine. Qua concentratie, qua gelijke kansen kan dat inderdaad wel tellen. Mijn eerste contacten met echte Vlaamse kindjes hebben plaatsgevonden in de middelbare school. Was dat de verantwoordelijkheid van mijn ouders? Wat dat de schuld van mijn vader, die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in verschillende shifts bij Opel Belgium moest gaan werken? Of van mijn mama, die een eigen zaak had, die de taal niet sprak? Ja, minister, het waren allebei laaggeschoolde arbeiders. Ze werkten heel hard, ook om voor hun kinderen iets te kunnen betekenen. Zij gingen naar elke bijeenkomst van de school. Ze gingen naar elk schoolcontact. (Opmerkingen)
Als jullie het woord hebben, wil ik ook luisteren.
Minister, u zegt dat u niemand hebt willen schofferen, dat u niemand hebt willen beledigen. Collega De Ro, ik heb tweets gekregen waarin mensen zeggen dat die mensen toch niet naar de tv kijken, dat ze toch niet weten wat de minister heeft gezegd. Neen, u niet, maar ik wou dat gewoon maar melden. Minister, als dat de teneur van Vlaanderen vandaag is, dan maak ik me grote zorgen over morgen. Collega Gennez heeft het al verscheidene keren herhaald: van u zijn we dat niet gewoon. U verwees daarnet naar bepaalde mensen die hierdoor zouden zijn beledigd. Wel, niet alleen mijn ouders, niet alleen ook de duizenden ouders die dag in dag uit proberen de problemen van hun kinderen op te lossen met de middelen die ze hebben, zijn beledigd, ook ik voel me persoonlijk beledigd door uw toedoen. U had als minister van Onderwijs veel beter moeten weten, in plaats van een verklaring af te leggen die aanleiding zou kunnen geven tot een dergelijk debat. Dat had ik van u dus echt niet verwacht.
Collega De Ro, dat is de realiteit. Er zijn de PISA-cijfers en de discussies die diverse keren in de commissie Onderwijs worden gevoerd. Ik zit daar niet in, ik voer die niet van nabij, maar ik weet waarover de moeders mij telkens aanspreken. Minister, het gaat vooral over de moeder. Inderdaad, ouderparticipatie en betrokkenheid, die zijn niet alleen voor de moeder, maar ook voor de vader, maar het is ook een realiteit dat de vaders veelal moeten gaan werken en misschien wat teruggetrokken zijn naast de moeder. Die betrokkenheid is niet de fysieke aanwezigheid, maar dat is inderdaad wel een begin. Die moeders zeggen me dat hun kind hulp met huiswerk nodig heeft. Ze smeken me, en verklaren er zelfs voor te willen gaan kuisen, om een leerkracht te vinden voor huistaakbegeleiding. Ze stellen dat hun kind wordt gediscrimineerd door de leerkracht. Collega’s, met alle respect voor alle leerkrachten, ik ben er bijna van overtuigd dat dat voor honderd procent niet het geval is, maar dat is een noodkreet van die ouders, omdat die niet weten hoe ze moeten omgaan met de problemen waarmee hun kinderen in hun schoolse carrière worden geconfronteerd.
Ik vraag u vandaag, minister: maak van dit moment een keerpunt en reik de hand, niet alleen naar de leerkrachten, niet alleen naar scholen, maar ook naar de ouders, want samen kun je vooruit gaan, en niet door zwartepieten door te sturen naar elkaar. Zet u in, ook voor die ouders die oplossingen proberen te zoeken. Die moeten mij niet bellen. Die moeten mij niet contacteren om extra Nederlandse taallessen te kunnen vinden voor hun leerlingen. Dat zou dan automatisch op die scholen moeten kunnen gebeuren. En u zou daar als minister ook de nodige ondersteuning voor moeten bieden. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw, groot respect voor uw betoog. U zit hier in dit parlement. Ook groot respect voor de manier waarop uw ouders uw schoolcarrière hebben begeleid. Ik vind dat fantastisch. Wat ik u ook zou willen zeggen, ook aan alle mensen die het zo schitterend doen: wij zijn met de overheid volop bezig om te zoeken op welke manier wij in huiswerkbegeleiding kunnen voorzien. Dat gebeurt ook op bijzonder veel plaatsen. Maar u moet ook begrijpen, mevrouw Turan, dat er een stukje wanhoop is in scholen, omdat ze een pak ouders ook niet kunnen bereiken.
Als u zegt dat we de handen in elkaar moeten slaan, ben ik het daar volkomen mee eens. Dat is ook echt de bedoeling van alle uitspraken die ik gedaan heb. Maar ik zou toch ook graag hebben dat u mee erkent en dat u mee probeert te zoeken naar manieren om hen voor wie het niet belangrijk is, ook te overtuigen van het grote belang van datgene wat uw ouders inderdaad op een fantastische manier hebben gedaan. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Turan, ik ben blij met uw betoog. Ik zou zeggen: meer Turans, meer Demirs, meer Sminates, met plezier. Maar uw getuigenis geeft ook blijk van het feit dat dat engagement ook van thuis uit meegegeven werd. En ik weet het, bij de allochtone bevolking zijn er ook problemen.
Ik heb het interview van Zuhal gelezen, die zegt: “Mijn papa verplichtte mij om ’s zondags naar de bibliotheek te gaan” – zo zei ze dat; ik wist niet dat in Genk de bibliotheek op zondag open was – “om drie boeken te gaan halen die ik wekelijks moest lezen”. Dát getuigt juist van dat engagement.
Maar ik zie in mijn omgeving ook mensen van Marokkaanse of Turkse afkomst, die ook zeggen: ‘In mijn familie kregen wij die stimulansen, maar ik zie bij anderen dat die er niet altijd is.’ En dat is ook de boodschap, over afkomst heen, de boodschap van de minister en de boodschap die van ons allen moet zijn. Ik betreur het wanneer u zich geschoffeerd voelt, want dat was zeker niet de bedoeling. Het moet juist een positieve boodschap zijn, van figuren zoals u en anderen, hier in dit halfrond en overal in Vlaanderen, die getuigen dat zij een toekomst kunnen maken, hier, samen met ons, in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Collega Turan, ik ben blij met uw betoog. Ik voel mij niet aangesproken, maar dat was, denk ik, ook niet de bedoeling. Maar nu gaat u wel merken dat het laatste punt dat ik wil maken, misschien in contrast zal staan met wat u gezegd hebt. Maar dan moet u toch proberen te luisteren tot het einde, en niet zeggen van ‘Oei, hij heeft mij niet begrepen’.
Ik wil op het einde toch nog één pleidooi houden, collega’s, één pleidooi om een fenomeen met wortel te proberen uit te roeien in Vlaanderen, en dat is segregatie. Er zijn verschillende mensen uit steden en gemeenten die de afgelopen paar jaar persoonlijk ervaren hebben wat segregatie in haar meest extreme vorm kan opleveren. Als we spreken over ouderbetrokkenheid, en we hopen dat morgen alle ouders effectief meer betrokken zijn bij hun school, dan hoop ik dat als die ouders allemaal op school zijn bij eender welke activiteit – en er zijn veel meer mogelijkheden dan alleen maar een klassieke ouderavond, dat bewijzen heel veel scholen elke dag – dan hoop ik dat daar de diversiteit die in de straten en in de wijken leeft, ook op die dagen zichtbaar is, en dat we ons als Vlaanderen niet neerleggen bij scholen die een ander profiel hebben dan de wijk waar ze in liggen. En spijtig genoeg is dat over heel Vlaanderen nog altijd het geval.
Minister, u weet dat de strijd tegen segregatie een van mijn overtuigingen is die zeer gevoelig liggen en mij zeer diep raken. Die moeten we voeren over de partijgrenzen heen en ook over de grens van meerderheid en oppositie. Als er een momentum is in deze legislatuur om aan ongelijkheid in onderwijs te werken en segregatie aan te pakken, dan is dit het moment. Als iedereen die hier naar buiten gaat, als alle kijkers het alleen nog maar willen hebben over de woorden en de mogelijke beledigingen die hieraan worden gekoppeld zijn, dan heeft dit debat weinig zin gehad, collega's. We moeten dit momentum met z'n allen aangrijpen.
Minister, ik was gisteren samen met heel veel allochtone ouders heel blij om met u rond de tafel te zitten, maar ook om 's avonds met mijn collega's van Groen, N-VA, Open Vld en sp.a, onze bestuursmeerderheid in Vilvoorde, met de Marokkaanse gemeenschap aan tafel te zitten, zonder camera's, zonder veel aandacht van de pers, maar om met die oprechte bezorgdheden rond segregatie en ongelijkheid en betrokkenheid om te gaan. Ik merk effectief dat er een heel grote bereidheid is maar ook een heel groot verwachtingspatroon van verschillende gemeenschappen om voor hun kinderen meer te kunnen doen, samen met ons, niet tegen ons, en wij niet tegen hen. Onze steun daarvoor hebt u in elk geval. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, er zijn in dit debat al vele zaken aangehaald. Ik wil er toch nog een aantal beklemtonen, ook wel afgaand op de reden waarom de minister de uitspraken die ze heeft gedaan, ook heeft gedaan. Want dat is ook de motivatiegrond waarom mijn fractie in het verleden telkens die uitspraak al heeft gedaan. Als we vaststellen dat kinderen van de tweede generatie het in Vlaanderen niet beter doen dan de eerste generatie, en dat andere landen daar wel in slagen, zoals Nederland, dan moeten we kijken hoe dat komt.
Als je in Nederland gaat kijken, dan heeft men in Rotterdam manifest gekozen om maximaal in te zetten op dat Nederlands. Als ik kijk naar de engagementsverklaring van 2012 – ik ben blij dat ze hier naar voren wordt geschoven –, moeten we die dan niet bindender maken? Minister Crevits heeft ook verwezen naar het beleid van minister Homans die bij verhuur de voorwaarden meer bindend heeft gemaakt, naar een vereiste. Ik denk dat we dat moeten doen. Als ik hoor dat het engagement misschien te licht weegt en als mevrouw Gennez het zelf voorstelt, dan denk ik dat we dat zo snel mogelijk sterker moeten maken.
Hier wordt ook gezegd dat het niet aan het Nederlands ligt, maar aan de kansarmoede. Oké, maar dan moeten we gaan kijken hoeveel mensen in armoede terechtkomen. Omdat je geen werk hebt. Hoe komt het dat je moeilijk aan werk geraakt? Omdat je geen diploma hebt. En nu zijn we er. Want wat zegt PISA? De kans dat je geen diploma haalt, is zeer groot als je thuis geen Nederlands spreekt. En collega's, de minister heeft er terecht naar verwezen, dat is ook zo als we corrigeren naar sociaal-economische status. Er is dus met andere woorden wel degelijk een zeer grote band.
Dan komen we op het punt waar wij met onze fractie al heel sterk op hebben gewezen: hoe is het mogelijk, alle inspanningen van voorgaande ministers van Inburgering, minister Keulen en minister Bourgeois, ten spijt, dat we toch vaststellen dat we voor die tweede generatie eigenlijk opnieuw van nul af aan moeten beginnen? Dat is zonde van de middelen, zonde van de tijd, zonde van de organisaties die de heer De Meyer heeft opgesomd. Zonde. Maar vooral, beste collega's, zonde voor die medeburgers, want dat maakt dat zij niet mee kunnen bouwen aan ons Vlaanderen, omdat ze niet in staat zijn om mee te bouwen, omdat ze ons niet begrijpen. En als mensen elkaar niet verstaan, wordt begrijpen moeilijk en wordt leren nagenoeg onmogelijk.
En dus, collega's, hebben we nood aan rolmodellen, absoluut. Ik ben blij dat er in het Vlaams Parlement een aantal zitten, maar het is zoals daarnet is gezegd, dat zijn net de ouders die zeggen dat ze geëngageerd zijn. Dat is echter niet de groep die we bedoelen, beste mensen. Er zijn voorbeelden gegeven van ouders die zeggen dat ze in het oudercomité zitten. Ik heb in Hautekiet mensen gehoord in een zeer rijk en zelfs dialectisch Nederlands, maar daar hebben we het niet over. Dat zijn niet degenen die we niet kunnen bereiken, want zij bereiken ons, zelfs op de Vlaamse radio.
Over die groep gaat het niet, het gaat over anderen die we er maar niet bij krijgen, die we ondanks alle kansen, ondanks alle basiseducatie, ondanks alle straathoekwerk, ondanks alle inspanningen, ondanks alle telefoons, ondanks huisbezoeken, ondanks engagementverklaringen, ondanks middelen NT2, ondanks maatschappijoriëntatie , niet bereiken. Minister, daarop zegt u en zeggen wij als N-VA heel duidelijk: dames en heren, we creëren veel kansen, maar op een bepaald moment verwachten we ook dat mensen die kansen grijpen. Daar gaat het over.
Als ik dan hoor dat er geen beleid wordt gevoerd…
Mijnheer Daniëls, ik heb een heel concrete vraag voor u en ook voor de minister. Als ik het goed begrijp, pleit u hier voor een bindende taalvereiste voor ouders, naar het voorbeeld van de sociale huur. Pleit u daarvoor, ook in het onderwijs? Indien de ouder geen Nederlands spreekt of niet slaagt voor een examen, wat betekent dat dan voor het recht op onderwijs voor de kinderen? Voor onze fractie is dat in elk geval absoluut.
De heer Annouri heeft het woord.
Mijnheer Daniels, dit is een heuglijk moment, want ik hoor u spreken en voor een heel groot deel ben ik het met u eens. Dat is mooi voor in het verslag, maar er is natuurlijk wel een probleem. U zegt zelf dat het natuurlijk niet gaat over de collega's die hier zitten en die u rolmodellen noemt en de mensen die de radio bereiken en de mensen die het goed doen, en zo zijn er heel veel voorbeelden. Maar dat is natuurlijk wel de kern van het probleem. Er is heel veel heisa en onrust geweest, heel veel mensen zijn kwaad geworden omdat de uitspraken in de media, die ertoe hebben geleid dat we dit debat nu voeren, absoluut niet de nuance aan bod hebben gebracht die u hier vandaag brengt. De tweedeling was heel simpel: allochtone ouders versus niet-allochtone ouders. Daarover zijn heel veel mensen kwaad geworden.
Als u zegt dat er heel veel inspanningen gebeuren om ouders te bereiken en dat we daar niet in slagen, dan klopt dat. Ik heb zelf aan de universiteit van Leuven gewerkt en ik zag dat bij heel veel scholen, zowel in superdiverse omgevingen als daarbuiten. Er zijn leerkrachten die zich elke dag kapot werken om ouders te bereiken en ze botsen op muren. Als je met die ouders gaat praten – het is heel arbeidsintensief om hen te bereiken – dan hoor je heel veel redenen waarom dat niet lukt. Maar dat overtreft natuurlijk de simplistische tweedeling van autochtonen en allochtonen.
Als er een reden is waarom het goed is dat we dit debat hebben gevoerd, dan is het om uiteindelijk ook uit uw mond te horen dat het niet gaat over allochtoon versus autochtoon, maar over moeilijk te bereiken ouders versus niet moeilijk te bereiken ouders. Dat is de enige tweedeling die we in dit debat moeten voeren. (Applaus bij Groen en sp.a)
Hierop moet ik mezelf herhalen. U geeft het zelf toe en ik ben blij, er zijn veel kansen en initiatieven die we vanuit Vlaanderen aanreiken. Blijkbaar zijn er een aantal die daarop ingaan en blijkbaar met groot effect, en anderen die daar niet op ingaan. Dat is wat wij noemen: ouderverantwoordelijkheid, ouderbetrokkenheid. Dat is iets wat we misschien wel wat duidelijker mogen zeggen.
U spreekt over die tweedeling. Als ik het artikel lees, dan denk ik dat de minister dat heeft willen aangeven. Dat is dat we binnen die groep die we niet bereiken, eerlijk moeten zijn. Daar stellen we vast dat dat de groep is – dat is ook het aanvoelen in scholen – die meestal ook geen Nederlands kent. En dus zit je terug in hetzelfde verhaal.
Mevrouw Gennez, u vroeg: gaat u daar nu iets aan doen? Daar wil ik toe komen. We doen daar al zaken voor. We gaan bij die kinderen met taalscreening proberen na te gaan waar we staan. We bieden taalbaden aan. Dat staat in de regelgeving. Maar scholen gaan er niet op in. Dat is toch jammer, dat is toch zonde. Hoe komt het dat ze daar niet op ingaan?
Ik heb de vraag gesteld aan de minister: hoeveel scholen nemen nu deel aan die taalbaden? De minister zei: ‘Ik weet het niet, ik heb er geen idee van.’ Bij elk schoolbezoek dat ik afleg – en ik doe er wel wat – vraag ik dat. Scholen zeggen dan: ‘Mag dat?’ Ja, dat mag. Ik bezorg hun dan de regelgeving. En zij zeggen dan: ‘We krijgen signalen dat dat geen goed idee is.’ Ah ja. Dat is dan toch jammer? Want scholen zeggen: ‘Oh, dat zou ideaal zijn. Dan kunnen wij in onze gemeente die middelen samenleggen en heel intensief aan de slag gaan met die kinderen.’
En waarom gebeurt dat niet? Blijkbaar komt er van ergens een signaal: niet doen, niet goed. Maar die scholen blijven wel met de vraag zitten: ja, wat dan wel?
De taalscreenings, waarbij we bij elke overgang kijken hoe ver we staan.
Sorry, mevrouw Gennez, ik zag u uw wenkbrauwen fronsen. Ik heb niet volledig geantwoord op uw vraag: ‘Wat mevrouw Homans doet, wilt u dat dan ook in het Onderwijs?’ Ik lees in het artikel dat minister Crevits zegt: ‘Het gaat over het engagement dat we vragen, zoals minister Liesbeth Homans dat doet in de huursector. Daar wordt de taalbereidheid om een sociale woning te verkrijgen, omgezet in een taalvereiste. Ik sta daar volledig achter.’ Ik denk dat dat de engagementsverklaring is die u zelf hebt aangehaald, die we wat strikter zullen moet formuleren. Ik denk dat het daarover gaat. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Collega’s, ik zal misschien voor mezelf spreken, dat is het duidelijkst. Ik heb verwezen naar de maatregelen die we hebben genomen inzake de taalvereisten huur. Ik heb gezegd: ik sta daarachter. We hebben dat ook mee goedgekeurd als partij. En vervolgens heb ik gezegd – ik herinner me mijn letterlijke woorden niet meer –: de taal kennen is fantastisch, ook als je in de sport- of cultuursector actief bent. Maar er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om dergelijke voorwaarden in te voeren ten opzichte van ouders.
Ik had het daarnet trouwens al moeilijk toen mevrouw Gennez zei: ‘We gaan die engagementsverklaring verstrengen.’ Het is voor mij goed dat we daarover nadenken. Maar wat ik niet wens – laat mij daarover duidelijk zijn – is dat we in een situatie zouden terechtkomen waarin we een engagementsverklaring streng maken op kap van de kinderen. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
De enigen die er nooit het slachtoffer van mogen zijn, zijn de kinderen die naar school gaan. (Applaus bij CD&V, de N-VA, Open Vld, sp.a en Groen)
Ik denk dat dat juist is, minister. Ik denk dat het juist is wat u zegt. Maar ouders ondertekenen op dit moment wel een schoolreglement. En dat staat erin. En die scholen zeggen: de ouders hebben dat getekend, maar ja. Het is op bepaalde vlakken zo vrijblijvend, dat we eigenlijk niet wat druk kunnen zetten. En dus denk ik inderdaad dat we moeten nagaan hoe we kunnen proberen voor die scholen, die ouders waarin heel veel tijd en energie wordt gestoken en die we toch niet kunnen bereiken, bij de les te krijgen.
Het recht op onderwijs staat in de Grondwet en de kinderen mogen uiteraard nooit het slachtoffer worden van welke kennis dan ook van de ouders. We hebben de verdomde plicht om kinderen binnen het gezin, maar ook in ons onderwijs, te emanciperen.
Dus ik ben zeer blij, mijnheer Daniëls, dat wat u voorleest uit het interview van de minister, ze daarover hier heel duidelijk zegt dat ze daar uitdrukkelijk afstand van neemt, dat het recht op onderwijs absoluut is, dat er gewoon een engagement wordt gevraagd van ouders om te participeren en dat alle tools die daarvoor noodzakelijk zijn, zullen worden aangereikt. Dat is wat we samen willen en ik hoop dat dat engagement ook wordt aangegaan.
Mevrouw Gennez, ik ben het eens met uw conclusie. Maar nu maakt u wel een bijzonder rare redenering. U neemt het woord en zegt dat we dat moeten verstrengen. De minister waarschuwt dat de verstrenging niet tot resultaat mag hebben dat de kinderen daaronder lijden. En nu zegt u: ‘Ah, minister, nu ben ik blij dat u dat ontkent.’ Dat doet uitschijnen alsof de minister, laat staan de meerderheid, dat eerst heeft geponeerd. U hebt dat geïnsinueerd, niet wij! (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Excuseer, mevrouw Gennez, excuseer! Ik zal proberen me te beheersen en het rustig te zeggen. Ik heb hier nooit – nooit – gezegd, noch ikzelf, noch namens mijn fractie, dat we een kind van school zouden sturen – want dat insinueert u, dat insinueert u! – omdat de ouders geen Nederlands zouden kennen. Excuseer! Dat heb ik nooit gezegd, nooit beweerd.
Wat we wel zeggen – en ik ga mee in uw voorstel, ik ga mee in uw voorstel! – is: ‘Ja, die engagementsverklaring, misschien moeten we die’ – en uw letterlijke woorden waren ‘meer bindend maken dan op dit moment van toepassing is.’ Ik zeg ja, ik zeg ja, mevrouw Gennez! Voilà, daarover gaat het! Maar betekent meer bindend maken dat we het kind van school zullen sturen? Nee, nooit gezegd, nooit beweerd. Dat zal nooit van toepassing zijn. Alsjeblieft, zeg!
Ik zal nog eens reageren, want ik heb zelf geen uitspraken gedaan over de verstrenging van de engagementsverklaring, maar ik wil toch zeggen dat betrokkenheid heel moeilijk af te dwingen is. Betrokkenheid is iets dat men creëert, een klimaat dat men schept. De betrokkenheid die vandaag bestaat en in veel gevallen zeer goed is – we hebben een aantal voorbeelden gehoord – zou ik graag uitbreiden naar die groepen van mensen die we niet bereiken. Dat is de uitdaging waar we samen voor staan. En daar kunnen Samenlevingsopbouw Vlaanderen en de scholen zelf aan helpen. Ik heb immers terechte suggesties gehoord om op een andere manier te communiceren met de ouders.
Verder wil ik wijzen op de enorme meerwaarde die er is wanneer ouders bijvoorbeeld via de centra voor basiseducatie met het Nederlands in contact komen. Wanneer kindjes Nederlands leren op school – en we zijn het op alle banken eens over het belang daarvan voor de kansen in hun latere leven – en wanneer ouders op die manier in contact komen met de Nederlandse taal en dan via de centra voor basiseducatie ook het Nederlands leren, dan is dat toch een prachtige hefboom voor een betere integratie. Dat is de oproep die ik heb gedaan. En voor de overheid zwaardere engagementen gaat opleggen aan de scholen, wil ik eerst alles wat er nu al is, ook aanboren. Het debat van de voorbije dagen en alle mails die we daarover krijgen, kunnen eigenlijk alleen als iets heel positiefs worden gezien om te proberen een nog groter engagement te creëren dan wat er vandaag al is, want het is potverdikke nodig.
Minister, waarom zegt u dan zulke zaken in dat interview? U zegt dat u het hebt nagelezen. Daarin staat letterlijk: “Het gaat over het engagement dat we vragen zoals ook mevrouw Liesbeth Homans dat doet in de huursector. Daar wordt de taalbereidheid om een sociale woning te krijgen omgezet in een taalvereiste. Ik sta daar volledig achter. Het gaat over dat soort engagement dat we vragen.” En u laat dat uitschijnen in dat interview. Waarom gebruikt u zulke zinnen en woorden? U kent het belang van woorden en van taal. Dat is toch polariserend? In het klimaat waarin we ons nu bevinden, begeeft u zich daarmee op een soort ‘slope’. Waarom doet u dat? Ik ken u zo niet en ik was ook echt geschokt.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal het nog eens proberen uit te leggen.
Sorry, maar dit is een herhaling, mevrouw Meuleman. Er is net geantwoord op de uiteenzetting van mevrouw Gennez, maar waarschijnlijk was u met andere zaken bezig. Er is dus al op geantwoord, maar nu moet de minister nog eens uitleggen wat ze eigenlijk niet bedoeld heeft in dat interview. En dus geef ik nu het woord aan de heer Daniëls. We kunnen hier bezig blijven en zesmaal een punt herhalen. Ik volg hier het hele debat. De heer Daniëls heeft het woord.
Nu word ik gestraft.
U wordt niet gestraft, u gaat nog eens aan het parlement moeten uitleggen wat u hebt bedoeld met het citaat dat mevrouw Gennez en de heer Daniëls hier ook al hebben vernoemd. We zijn hier rondjes aan het draaien, zoals de heer De Croo zegt. Maar omdat u het bent, mag u nog iets zeggen.
Mevrouw Meuleman, ik probeer het nog eens duidelijk te maken. Bent u ook overtuigd van het belang, zowel voor ouders als voor kinderen, van een goede taalkennis? Van mensen die hier aankomen, vragen wij dat ze zich inburgeren en dat ze een cursus NT2 volgen. We gaan dus enorme engagementen aan, en dat is wat ik wil onderstrepen. Ik heb dat ook heel expliciet gedaan en zal dat blijven doen en blijven benoemen. En misschien had er moeten staan ‘beste ouders’, want de titel van het interview heb ik niet zelf gekozen maar de tekst is wel nagelezen. Het ging over een heel warm pleidooi waarin ik nogmaals wil onderstrepen dat taal een sleutel is tot integratie, dat taal een manier is om binnen onze samenleving een belangrijk rol te spelen. Tenzij u dat niet erkent – maar ik kan niet van u geloven dat u dat niet zou erkennen – zou u daar ook voor 100 procent achter moeten staan. Maar op het moment dat hier wordt gezegd dat de engagementsverklaringen in onderwijs zullen worden aangescherpt, zeg ik persoonlijk – want ik heb het nog niet met mijn partij besproken, maar ik denk niet dat zij daar anders over denkt – dat we dat engagement dat je niet kunt afdwingen, sterker moeten maken en ouders ervan moeten overtuigen hoe belangrijk het is om dat engagement inzake taal op te nemen.
Eigenlijk is er één iets dat zeer opmerkelijk is in dit debat. En dat is dat er van iets positiefs voor kinderen, voor ouders en voor Vlaanderen iets negatiefs wordt gemaakt. Want wie kan er nu toch iets tegen hebben dat die ouders Nederlands kennen en betrokken zijn, dat hun kinderen meer kans hebben om een diploma te kunnen krijgen en dus uit de kansarmoede kunnen geraken omdat ze met dat diploma kunnen gaan werken? Ik begrijp dat niet. Daarover gaat het. Diegenen die zeggen: ‘Neen, niet te veel engagement. Toch wat opletten want ze voelen zich gestigmatiseerd omdat we vragen om Nederlands te leren.’ Daar zeg je eigenlijk tegen: we blijven in het verhaal zitten van een kleinere kans op een diploma, en zonder diploma geen werk en dan blijft die kansarmoede draaien. Dat kunnen we nu toch niet aanvaarden in Vlaanderen? Of het nu gaat over allochtonen of autochtonen, dat geeft me niets, maar ik wil ze wel allemaal meetrekken want zij die in de toekomst niet aan werk geraken, collega's, zullen we met z'n allen moeten ondersteunen.
Collega's Daniëls, u hebt nu al tweemaal gezegd dat er hier collega's zouden zijn die pleiten voor minder engagement of niet te veel engagement. U hebt het daarnet nog eens duidelijk gezegd. Niet alleen de voorzitter volgt het hele debat, ik heb ook geprobeerd om mij in te spannen om alles te horen wat hier gezegd is, maar ik heb dat van niemand gehoord, dus ik vind het ook niet wijs om zoiets te poneren. Ik denk net dat we moeten verbinden tussen alle partijen die hier zitten om samen te werken zodat er meer ouders betrokken zijn. En opnieuw beweren dat er mensen hier zijn... (Applaus bij sp.a)
Collega De Ro, ik lees in de kranten ook wat ik lees. Het debat wordt ook gevoerd op andere fora en u bent er ook op actief. Ik zeg u dat we hier zeggen – en mevrouw Gennez zegt het ook – dat we meer engagement vragen. Dat vragen we. Met andere woorden: in de logica als je zegt dat het niet meer moet zijn, dan zijn er twee andere mogelijkheden: status quo of minder. Ik zeg u dat wij vanuit onze fractie heel duidelijk – en ik heb dat bij mevrouw Gennez ook gehoord – meer engagement vragen, meer betrokkenheid, het meer bindend maken. Dat is wat ik zeg. Want als we niet samen zeggen ‘meer’, dan concludeer ik dat in de logica de twee andere mogelijkheden zijn: hetzelfde als vandaag – maar dan blijven we trappelen, en dat is eigenlijk wat minister Crevits met haar oproep zegt – of minder. Goed, ik zie niemand zijn hand opsteken die niet wil dat we meer engagement gaan vragen – ik kijk rond : neen. Vandaar dat ik zeg: 'meer'.
Collega's, ik sluit af. Daarover gaat het: het engagement van ouders om betrokken te zijn, het engagement van ouders om Nederlands te leren, is in het belang van hun kinderen, in het belang van zichzelf en in het belang van Vlaanderen. En daarop willen wij met onze fractie inzetten, verder inzetten en verstevigen. Ik dank u. (Applaus bij N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, veel van het debat is gevoerd. Ik denk dat we het debat over uw uitspraken hebben gehad. Ik blijf me afvragen waarom, waarom het nodig was om in zo'n zwart-wit schema te communiceren. Frank Vander linden zei gisteren in De Ideale Wereld dat we de minister kennen als iemand die boven de polariserende relmaatschappij – zo noemde hij dat – staat. Dus hij was ook een beetje verbaasd. Het leken meer politieke uitspraken die men doet in het kader van een campagne. Van een minister die een beleid moet voeren en de sleutels in eigen handen heeft, had ik iets anders verwacht. Maar goed, we hebben dat reeds gezegd.
Minister, in het interview in De Zondag zegt u dat als u moet kiezen en als men u vraagt welke uw prioriteiten zijn en wat voor u de komende jaren dé prioriteit is, het voor u de uitdaging is om kinderen van ouders met een migratie-achtergrond mee te krijgen. Minister, ik kan alleen maar zeggen dat ik het daar nog steeds 100 procent mee eens ben. U hebt absoluut gelijk. Dat is de uitdaging voor de toekomst en voor de komende jaren in het onderwijs. De steden verkleuren aan een razend tempo, en ons onderwijs is nog altijd niet de emancipatiemachine die het zou moeten zijn. We laten te veel kinderen achter. De kloof in Vlaanderen is het grootst. Andere landen doen het beter. Dan moeten we ons de vraag stellen wat het beleid daaraan kan doen, wat u als minister van Onderwijs en wat deze Vlaamse Regering daaraan kan doen. Mijn partij en ik zijn ervan overtuigd, minister, dat er meer kan en moet worden gedaan.
Er zijn al een aantal dingen gezegd. Ik kan daar dus kort over zijn. Ik ben het absoluut eens met onder andere de heer De Ro, die zegt dat de segregatie in het onderwijs aanpakken primordiaal is. Voor mij bieden het onderwijssysteem zoals het nu is en de hervorming daar te weinig een antwoord op. Die zal de segregatie niet aanpakken. De OESO heeft het ook al aangehaald. Ze maken een keiharde analyse van het watervalsysteem en van de hiërarchische manier waarop in ons systeem diversiteit wordt opgevangen. We wachten op een onderwijshervorming die daar iets probeert aan te doen.
We wachten ook op een Inschrijvingsdecreet dat niet alleen sterke ouders die kunnen kamperen, die er snel bij zijn, de beste plaatsen of de plaatsen van hun vrije keuze geeft in het secundair onderwijs, maar een decreet dat iedereen gelijke toegang geeft. Zoiets moet er dringend komen. Daar blijft het al jarenlang op wachten.
Wat vinden we nog? Een hecht pact met een diversiteitsbeleid die naam waardig: waar blijft het? Uw plan, uw pact om die kinderen met ouders met een migratieachtergrond mee te nemen, ligt er niet. Het is er niet.
Wat zou er in zo’n pact moeten staan? Ouderbetrokkenheid is absoluut een van de zaken die naar voren kunnen worden geschoven. Er kan meer ingezet worden op brugfiguren om de ouderbetrokkenheid te verhogen. U zou moeten inzetten op een brede school waar activiteiten plaatsvinden, waar kinderen kunnen sporten, waar kinderen op een informele manier Nederlands kunnen leren, waar kinderen kunnen kennismaken met kunst en cultuur, kinderen die anders niet in de kunstacademie geraken. Zoiets zou in zo’n pact kunnen staan.
Waar kunnen we nog op inzetten? Een talenbeleid dat op een andere manier inzet op het leren van het Nederlands, dat de moedertaal van kinderen ook een plek geeft om ervoor te zorgen dat ze zich goed voelen, dat het welzijn verhoogt.
Waar kan zo’n pact nog op inzetten? Op het versterken van de leerkrachten, minister. Net daarom vinden we het lerarenloopbaanpact zo belangrijk, omdat leerkrachten ondersteund moeten kunnen worden om om te gaan met leerlingen in die superdiverse veranderende context.
Als u komt met een pact dat al deze elementen bevat, dan krijgt u van mijn fractie zeker alle steun. De hele discussie deed me een beetje denken aan de Pano-reportage en de discussie over kleuterklasjes. Die reportage ging over het feit dat kleuterjuffen verzuipen en dat ze met zoveel kleutertjes in de klas niet toekomen aan lesgeven omdat ze neuzen moeten snuiten, pampers moeten verversen, kleuters eten moeten geven en ze te slapen leggen als ze doodmoe zijn in die drukke, veel te grote kleuterklas. Toen zei u ook fors dat ouders maar moeten zorgen dat kinderen zindelijk zijn vooraleer ze naar school komen. Dat is waar, maar daarmee lost u het probleem van de te grote klassen en te weinig middelen niet op. Ook toen probeerde u op een gelijkaardige manier met goed klinkende maar ongenuanceerde uitspraken uw verantwoordelijkheid of de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering te verdoezelen. Het spijt me, maar dat wijst op onmacht. Terwijl u eigenlijk in mij en mijn partij Groen een bondgenoot zou kunnen vinden als we zouden kunnen werken aan oplossingen in plaats van het vingertje. (Applaus bij Groen)
Ik kan het toch niet laten om even iets te zeggen na mevrouw Meuleman, anders zou wie het voorlaatst iets zegt, het minst aandacht krijgen.
Mevrouw Meuleman, u hebt in uw opsomming een aantal interessante zaken gezegd om in zo’n pact te stoppen, maar een pact is papier. Ik vind het van belang dat we effectief maatregelen nemen. Bijna alle zaken die u noemt, zijn voor ons relevant en we hebben er misschien al keuzes in gemaakt. Eén iets dat nog niet aan bod is gekomen en waar mevrouw Turan even naar verwezen heeft, stond ook in het bewuste artikel, namelijk dat er te weinig leerkrachten zijn met een migratieachtergrond. Sommigen hebben het blijkbaar niet gelezen. Ik hoorde mevrouw Turan vragen waarom ik dat niet heb gezegd. Het stond erin. Ik heb dat expliciet vernoemd, maar in de dagen erna is dat blijkbaar helemaal onder het stof verdwenen. (Opmerkingen van Güler Turan)
Voel u niet aangesproken. Ik was bezig tegen mevrouw Meuleman.
In de voorbije dagen hebben we al een effect gezien van de uitspraken. De Karel de Grote Hogeschool zegt te voorzien in een eigen module en dat dit al een tijdje geleden beslist was. Het katholiek onderwijs zegt daar fors op te zullen inzetten. Ik vind dat zeer positief.
Wie denkt dat mijn tussenkomsten polariserend zijn, zou dat nog eens goed moeten bekijken. Ik heb nog eens de hand uitgestoken naar de allochtone gemeenschap, om te zeggen dat ze ook moeten kiezen voor het lerarenberoep. Als onze klassen en ons lerarenkorps ook een weerspiegeling zijn van de kinderen die naar de scholen gaan, zal het voor een deeltje goed komen. Het is een van de bouwstenen waarin we ook moeten investeren. U hebt dat niet aangehaald, maar ik ga ervan uit dat u dat ook volmondig zult kunnen ondersteunen.
Dat was in het interview inderdaad iets waarmee ik het absoluut eens was. In mijn uitgebreidere vraag om uitleg heb ik inderdaad gezegd dat wij dat zeker positief vinden. Er moeten meer rolmodellen komen in het onderwijs, meer leerkrachten met een migratieachtergrond. Mijn vraag was toen ook hoe u daar werk van zult maken, hoe u dat concreet wilt bewerkstelligen. Dat is zeker iets wat in zo’n pact zou moeten zitten en waarbij ik graag van u concrete voorstellen zou horen. Hoe kunnen we dat bereiken? Daar wordt al lang over gesproken. Maar, minister, de ruimte in de krant was misschien te klein. Ik hoop dat wij samen met u heel snel tot een reeks beleidsmaatregelen kunnen komen die wij kunnen steunen, en die dan liefst in een andere toon zullen worden gecommuniceerd. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de laatste spreker staat altijd voor de situatie dat er al heel veel is gezegd. Ik wil beginnen met te stellen dat het voor CD&V ontzettend belangrijk is dat elk kind zich thuis voelt op school. Dat vraagt inspanningen van de school om een schoolcultuur te creëren die inspeelt op diversiteit. Schoolbesturen moeten acties ondernemen, zodat de achtergrond of de eigenheid van kinderen geen belemmeringen vormen om te participeren en te leren. Daarom is het belangrijk dat ouders nauw betrokken worden bij de vorming van hun kind, niet alleen thuis maar ook op school. Daarom is het onmisbaar dat scholen en ouders samenwerken, dat zij samen verantwoordelijkheid opnemen, dat zij samen bekijken hoe ze elkaar kunnen versterken om de beste kansen te bieden in de ontwikkeling van kinderen. Dat is een context waarin ze samen opereren, waarin ze samen rechten maar ook plichten hebben, waarin ze vertrouwen geven aan elkaar, maar ook een wederzijds engagement aangaan.
Wij hebben hier al gesproken over de engagementsverklaring. CD&V heeft er in het verleden altijd op gewezen dat dit een verklaring moet zijn die niet eenzijdig tot stand mag komen. Het mag geen verklaring zijn die verglijdt tot een papieren document. Wij zien dat het vandaag in veel te veel gevallen blijft bij een administratief document. Het is hoog tijd dat we samen bekijken hoe die engagementsverklaring kan evolueren tot een samenwerking die van twee kanten komt, een wederzijds engagement dat volledig doorleefd is door school en ouders.
Minister, daarom is het goed dat u een appel richt tot zowel scholen als tot ouders, om die betrokkenheid meer dan ooit vorm te geven. Het is belangrijk dat er ook in het bijzonder een oproep wordt gericht naar die ouders die vandaag moeilijk worden bereikt, zodat zij te horen krijgen dat het echt belangrijk is om samen te bekijken hoe in een gezamenlijke verantwoordelijkheid de kansen van de kinderen op ontwikkeling kunnen worden gemaximaliseerd.
Het klopt dat het wetenschappelijk onderzoek nog niet alle details bevestigd heeft. Ik heb zelf nog niet zolang geleden een bezoek gebracht aan het centrum voor basiseducatie en aan het Heilig Grafinstituut in Turnhout, waar een zeer mooie samenwerking tot stand komt, waar een oudergroep is en waar zeer mooie resultaten geboekt worden. Dergelijke goedepraktijkvoorbeelden bevestigen dat de grote betrokkenheid van ouders bij de school leidt tot twee belangrijke zaken. Ze leidt ten eerste tot een betere integratie van ouders in het schoolgebeuren, in die schoolcultuur die vaak totaal verschilt van de thuiscultuur. Maar de ouderbetrokkenheid komt ook het welbevinden van het kind op school en de schoolse resultaten van kinderen ten goede.
Die goede leerresultaten zijn belangrijk. Goede leerresultaten zijn niet enkel en alleen een gevolg van ouderbetrokkenheid. Uiteraard is een goede Nederlandse taal cruciaal in ons onderwijs. Het is belangrijk dat ouders dit ook weten en het vormt een extra uitdaging voor de school om in die context aan de slag te gaan. Het is echter ook belangrijk dat we met zijn allen weten dat in het kader van een goede taalontwikkeling de erkenning van de identiteit cruciaal is om tot een goede taalontwikkeling te kunnen komen. Veel experten hebben daar reeds op gewezen. Daarom is bijzondere aandacht voor de identiteitsontwikkeling die gepaard gaat met exploratie, respect, openheid, maar ook met binding, cruciaal in ons onderwijs.
Minister, het is heel duidelijk dat uw uitspraken effect hebben. Er is heel veel reactie op gekomen van allerlei aard. Het is goed dat het debat vandaag opnieuw wordt gevoerd. Het is zeer goed dat ook de reacties naar boven komen van de goedepraktijkvoorbeelden, van de engagementen die reeds jaren in onze samenleving worden genomen, engagementen om de drempels weg te werken, om ervoor te zorgen dat ouders die aanvankelijk onzeker stonden ten opzichte van de school, nu zelfverzekerd participeren in het onderwijsgebeuren en waarbij we zien dat de leerresultaten van de kinderen daarmee vooruit gaan. Daarom is het belangrijk dat vanuit die goedepraktijkvoorbeelden, maar ook vanuit alle informatie die we vanuit wetenschappelijk onderzoek hebben, scholen ouders, organisaties, het middenveld en ook de overheid een engagement opnemen en dat we iedereen uitnodigen om een engagement op te nemen. We vinden het immers belangrijk dat de kloof die we vandaag zien binnen ons onderwijs gedicht wordt. We vinden het belangrijk dat iedereen daarin zijn verantwoordelijkheid neemt. Wij bouwen heel graag mee met u, minister, aan die bruggen die nodig zijn, aan de verbindingen die moeten worden gelegd. Wij wensen u heel veel succes om daar in de volgende maanden werk van te maken.
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Ik zou graag kort willen besluiten. Als we het aantal mensen zien dat in Vlaanderen de voorbije jaren naar hier is gekomen en onze taal minder goed machtig is, kunnen we daar op verschillende wijzen op reageren. Het debat van de voorbije dagen heeft voor mij duidelijk gemaakt dat dit zo een gevoelige kwestie is waarin iedereen zich heel snel persoonlijk aangesproken voelt. Tegelijk leid ik daar ook uit af dat er toch wel een energie aanwezig is om de zoektocht die we aan het maken zijn naar betere integratie, voort te zetten en om goede oplossingen te vinden.
Wat mij betreft, is de kennis van het Nederlands voor ouders en voor kinderen een absolute voorwaarde, een noodzaak om goed in onze samenleving te kunnen functioneren. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat meertaligheid een troef is, en ik zeg dat met evenveel enthousiasme. Het is een troef die we op dit ogenblik te weinig aanboren. Het ene hoeft helemaal niet op gespannen voet te staan met het andere. Als we daar een beetje respectvol naar kijken, dan kunnen we erin slagen – en dat is door diverse leden gezegd – om ook kinderen die zich in een meertalige thuiscontext bevinden – want steeds meer kinderen spreken thuis niet één vreemde taal, maar meerdere – sterkere wortels te geven.
Ik zou graag een oproep doen om de commotie maar tegelijk ook de aandacht voor de problematiek die is ontstaan, positief te gaan gebruiken, als een soort katalysator om aandacht te geven aan de zorgen die er vandaag zijn, en vooral om een grotere toenadering tot stand te brengen tussen ouders en leerlingen en scholen. Het lukt al aardig voor een aantal mensen, maar het lukt voor een groep mensen ook veel minder goed. Als we daar al onze energie insteken met veel kleine, effectieve maatregelen en minder papier, dan zal het ons lukken om van dit debat en deze discussie deze namiddag een heel positieve beleidswending te maken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen? (Neen)
Het debat is gesloten.