Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eerst en vooral een verontschuldiging, want de titel van de vraag is fout. Het brugpensioen is al een hele tijd geleden afgeschaft. Het gaat nu over het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Het gaat wel degelijk over de SWT’ers waarover de cijfers vandaag in de krant staan.
Minister, ik zal u eerst zeggen waarover ik u geen vraag zal stellen. Ik zal u geen vraag stellen over het federale beleid om stapsgewijs de toegang tot het brugpensioen, tot het SWT, te verstrengen. Dat is niet nodig. Het federale beleid is duidelijk: u steunt het, uw partij steunt het. We hebben vorige week nog gezien dat het interprofessioneel akkoord (IPA), waarin de sociale partners de bepalingen over het verder verstrengen van de toegang tot het SWT duidelijk hebben afgesproken, gesteund wordt door de federale meerderheid. Ik ga ervan uit dat u uw federale collega’s steunt en dat u vindt dat minister Jan Jambon zijn werk goed doet.
Waar ik u wel vragen over wil stellen, is over de resultaten van ons Vlaamse beleid inzake het SWT. U hebt gisteren zelf een aantal cijfers rondgestuurd, na vragen van mevrouw Talpe en de heer Ronse vorige week. Daaruit bleek dat de cijfers van 2015, het eerste jaar waarover we volledige cijfers hebben, niet goed zijn. In 2015 gingen er welgeteld 79 mensen vanuit het SWT terug aan de slag, op een totaal van 3319 die bij VDAB waren ingeschreven. Dat is 2,3 procent. In het eerste halfjaar van 2016 zaten we op 2,4 procent.
Ik heb in 2012 ook cijfers gevraagd over het activeren van mensen uit het systeem van het SWT. Toen zaten we nog op een doorstroom naar werk van 4 tot 5 procent. Het resultaat is dus gehalveerd. En het was toen al niet goed. Het is nu nog slechter.
Nochtans zijn er redenen om aan te nemen dat het nu iets vlotter zou moeten gaan om mensen vanuit het SWT naar de arbeidsmarkt te doen doorstromen. Er is de verstrenging van de toegang tot de arbeidsmarkt. De beschikbaarheidsvereiste is duidelijk bepaald. De arbeidsmarkt zelf is geëvolueerd en is voor een deel krapper geworden. De nood aan geschikte profielen, aan geschikte mensen is heel sterk aanwezig bij heel veel bedrijven. De SWT’ers kunnen de bedrijfstoeslag, die hun door hun vorige bedrijf is uitbetaald, behouden op een fiscaal gunstige manier. Mensen die in een SWT zijn, die werkloos zijn en opnieuw aan de slag gaan, kunnen voor een zeer mooi loon een einde aan hun carrière breien.
Minister, wat zult u doen om die barslechte cijfers op te krikken met uw eigen bevoegdheden? Wat zult u doen om ervoor te zorgen dat er meer SWT’ers naar de arbeidsmarkt doorstromen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begin met te zeggen dat ik geen enkel bedrijf of werknemer die in het SWT zit met de vinger wijs. Dat heb ik al elke keer gezegd. Zij nemen de wetgeving zoals zij is, zoals zij 25 jaar geleden werd gestart en zoals zij ondertussen is verstrengd. Van mij mag zij nog verstrengen. Wij wijzen niemand met de vinger. Wij zeggen op geen enkele manier dat dit niet kan. De wetgeving is er en we kunnen haar dus toepassen.
Welk beleid heb ik de afgelopen zeven jaar gevoerd ten aanzien van 50- en 55-plussers? Ik geef een voorbeeld. In 2009 werden mensen van 52 al niet meer geactiveerd door VDAB. We hebben die leeftijd stelselmatig verhoogd.
Mevrouw Talpe, ik wou daarnet al meer cijfers geven over de resultaten. De resultaten zijn er. Er zijn nog nooit zoveel 50- of 55-plussers actief geweest als vandaag. De 50- tot 59-jarigen waren in januari 2017 in vergelijking met januari 2016 met 8,1 procent minder. Ik heb dus de indruk dat we steeds meer zien dat 55-plussers kans maken op de arbeidsmarkt. De maatregelen helpen, van RSZ-kortingen (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) over competenties opdoen via stages en weet ik veel wat allemaal, zowel voor diegenen die erin zijn, want we hebben er meer aan het werk, als voor diegenen die erin kunnen komen.
Wat blijkt? En ik ben blij dat u het zelf zei dat het ook voor die SWT’ers zou moeten zijn. Wat zien we? Neen, voor die SWT’ers is er niet. Er is één groot verschil tussen die andere en deze, namelijk dat die ene geen SWT zijn om op terug te vallen, of ook geen SWT hebben om op terug te vallen, en die andere wel. En dus is mijn gevoel, en niet meer dan mijn gevoel, en ik stel u de vraag: ziet u nog andere redenen waarom de ene 55-plusser, die geen SWT heeft, en de andere, die wel SWT heeft, waarom de ene wel geactiveerd kan worden en de andere niet geactiveerd kan worden? VDAB en ik voeren hetzelfde beleid, wij allebei.
Ik denk dat u heel mooi illustreert waar het probleem zit, mijnheer Muyters. Uiteraard is het kader waarin de SWT’ers zich bij VDAB aanmelden, anders. De omstandigheden zijn voor hen een stukje anders. Maar dat vergt ook een aangepaste aanpak, een aangepast beleid. En wat zie ik? U behandelt deze groep net als alle andere, terwijl we daar een specifieke aanpak nodig hebben.
In het verleden bleek al dat VDAB nauwelijks aangepaste vacatures bezorgde aan deze mensen, dat VDAB nauwelijks aandacht gaf aan deze mensen, omdat ze net uw gevoel deelden. U gaf de mensen van VDAB het gevoel dat het toch niet de moeite was om inspanningen te doen voor deze groep. Wel, de omstandigheden zijn veranderd. Het federale beleid is veranderd. Het is tijd dat we met het Vlaamse beleid ook mee evolueren en dus effectief werk maken van een aanbod op maat, ook voor deze groep. Bovendien hebt u zelf ook de stok achter de deur. U kunt ook de sanctie eventueel nog gebruiken, mocht de medewerking daar effectief achterwege blijven.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik vind het al goed dat u aangaf SWT’ers niet te willen viseren, want in de krant las ik dat u zei dat het gedaan moet zijn dat SWT’ers zich in het brugpensioen of in het SWT wentelen. Ik vind het echt ongepast om ouderen die ontslagen worden, af te schilderen als profiteurs. Maar dit gezegd.
Wat kunnen we nog meer doen, zegt u. Mijn vraag is: weet u dat bij SWT’ers vaak bij het ontslag een outplacementkantoor eerst aan de slag gaat voor de activering? En hebt u eigenlijk al een doorlichting gedaan van de activeringsprogramma’s van outplacementkantoren, en meer concreet in het kader van herstructureringen? Als u vindt dat men onvoldoende activerend is, hoeveel herstructureringsplannen hebt u al negatief geadviseerd op dat vlak? Want in het kader van de regionale toetsing hebt u inderdaad die stok achter de deur.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, u gaf zelf aan dat het enige verschil dat u zag tussen de ene groep en de andere groep 55-plussers, SWT was. U insinueerde daar inderdaad dat ze zich wel nestelen in een soort gemakkelijke hangmat en daardoor niet actiever zijn op de arbeidsmarkt. Maar ik ben blij dat u dat rechtzet. Ik ben blij dat u ‘neen’ knikt. Dat is een heel duidelijk signaal.
Het tweede punt gaat over VDAB. Het toesturen van vacatures naar die mensen, daar is ook heel wat fout in gelopen. Ik denk dat u vooral daar ook naar moet kijken, in plaats van uw gevoel te volgen, zoals u zelf hebt gezegd, en op basis van één element daar uitspraken over te doen in de pers.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik wil ook het woord nemen bij deze belangrijke problematiek. Ik denk, collega Bothuyne, dat een van de echte redenen van het SWT of het ontslaan van oudere werknemers niet hun leeftijd is, maar toch ook heel vaak nog de kostprijs. Mochten we een andere looncurve kunnen hanteren, dan zouden we zeker en vast ook een aangepaste werkdruk kunnen verkrijgen. Ik zal zeker niet nalaten om de collega’s van mijn fractie op het federale niveau daarover aan te spreken. Ik denk dat ik daarvoor in u ook wel een medestander zal vinden.
Ik denk dat het grootste struikelblok die link tussen anciënniteit en verloning is. Het is nu eenmaal zo, dat moet federaal voor eens en voor altijd geregeld worden. En verder zou ik zeggen dat we vanuit Vlaanderen onze RSZ-korting onverkort moeten handhaven, sowieso. Want het is wel een mindere loonkost en toch een stimulans om die oudere werknemers aan te nemen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, we maken inderdaad vooruitgang voor 55-plussers, maar een doorstroom van 2 procent voor die SWT, daar wordt niemand vrolijk van – wij niet, u niet en hopelijk minister Peeters ook niet. De hamvraag is dus hoe we die doorstroom kunnen verbeteren op een manier die uiteraard niet voor sociale onrust zorgt.
De focus moet ook liggen op de SWT’er zelf. Velen onder hen zijn absoluut arbeidsbereid. Een aantal sleutels liggen federaal. Het is ook evident dat Vlaams en federaal elk op hun eigen bevoegdheden kijken waar men dit kan aanpakken en verbeteren.
Belangrijk is toch dat we kiezen voor samenwerking. Die samenwerking geldt ook voor de sociale partners. De huidige SWT-regeling baadt nog altijd te veel in een sfeer van desactivering in plaats van activering. Bij de werkgevers- en werknemersorganisaties moet er een mind switch komen.
Minister, wat zult u ondernemen om met uw federale collega na te gaan waar die knelpunten zitten op Vlaams en op federaal niveau? Zult u in overleg treden met de sociale partners?
Ik wil daar gerust met mijn federale collega Peeters over spreken. Eén ding zien we: het alternatief om vijf dagen te gaan werken, is voor veel mensen zwaar in vergelijking met wat ze dan meer verdienen. Dat betekent niet dat ze profiteurs zijn. In het artikel zult u gelezen hebben dat ik gezegd heb dat ik niemand met de vinger wijs. Vandaag heb ik dat herhaald. De wetgeving is zo en wordt zo door de werkgevers en door de werknemers toegepast. Ik spreek dus niet van profiteurs, maar als je vijf dagen per week niet moet werken en je een werkloosheidsuitkering krijgt en daarbovenop een werkgeversuitkering, en het alternatief is om vijf dagen te gaan werken en een beetje meer te verdienen, dan kan ik begrijpen dat heel wat mensen niet gemotiveerd zijn om die stap te zetten.
Mijnheer Bothuyne, dat is het belangrijk punt. De wettelijke verplichtingen voor SWT’ers en de anderen zijn verschillend. We doen wat we moeten doen. De activering van SWT’ers is niet dezelfde als van andere 55-plussers.
Mevrouw Kherbache en mijnheer Annouri, het toesturen van de vacatures is een afspraak met de sociale partners, en dat geldt voor alle 55-plussers. Dat gaat dan niet om automatische matching van vacatures maar om meer gepaste jobaanbiedingen. Op vraag van het parlement heb ik navraag gedaan bij de sociale partners in de raad van bestuur van VDAB. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Wanneer dat wel gebeurt, zal ik kijken of ik het voldoende vind om het niet door te trekken. Dat is niet voor SWT’ers, maar voor alle 55-plussers. Het is dus niet zoals de heer Annouri zegt dat het anders is voor SWT’ers. Het is anders voor 55-plussers. En toch zien we bij 55-plussers positieve resultaten inzake anciënniteit, looncurve, enz.
Kortom, er is niet één probleem, maar een samenspel van knelpunten. Er is dus ook een veelheid aan oplossingen. Het verstrengen van de SWT-regeling of de afschaffing ervan voor de nieuwe instroom, zou een van die maatregelen kunnen zijn. Anciënniteit kan ook een element zijn. Opleiding en ervoor zorgen dat die mensen binnen de arbeidsmarkt voldoende waarde hebben, is vandaag zeer belangrijk. Het idee om samen met de sociale partners eindelijk ons opleidingsinstrumentarium te veranderen, is ook nog een belangrijk element. Ik zou zo nog even kunnen doorgaan.
Mevrouw Kherbache, ik heb geen enkel negatief advies met betrekking tot de outplacementregeling, want er wordt wettelijk bepaald wat in die outplacementregeling vervat moet zijn. Bij alle voorstellen zegt mijn administratie dat ze ruim voldoen aan de wettelijke bepalingen van outplacement. Kortom, als we 55-plussers meer aan het werk willen krijgen, moeten we een reeks maatregelen nemen en is de verdere en snelle verstrenging van nieuwe instroom via SWT daar zeker een element van.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. We moeten focussen op de oplossingen waarvoor we de hefbomen zelf in handen hebben.
Ik zou u willen vragen om aan de raad van bestuur van VDAB te vragen om een en ander door te lichten en om samen met uw administratie na te gaan op welke manier die adviezen kunnen worden toegepast. Want intussen gaat het om meer dan adviezen en kunt u de plannen die bij herstructurering worden opgemaakt, beoordelen. U kunt zeggen of het goed of niet goed is, en u hebt een beslissende stem in het gebruik van SWT in Vlaanderen. Tot op vandaag laat u het alleszins onverkort doorgaan. Ik denk dat u die bevoegdheid moet gebruiken om een sterkere begeleiding uit te werken, meer op maat van deze groep, want ik ben ervan overtuigd, net als u, dat er veel talent zit dat we nu verloren laten gaan. Ik reken erop dat u dat talent aan boord hijst en houdt.
De actuele vraag is afgehandeld.