Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, vorige week stond er goed nieuws in de krant. We konden allemaal lezen dat 15.000 huurders de weg hadden gevonden naar een koopwoning.
Dat is natuurlijk een goede zaak. Want zoals u weet, is elke Vlaming geboren met een baksteen in de maag en vinden ze huurgeld eigenlijk verloren geld, omdat ze dat als verloren spaargeld beschouwen. Daarom zijn er jongeren die lang bij hun ouders blijven wonen, om zo een beetje te kunnen sparen. De mensen die dat niet willen, gaan dan iets huren. Maar eigenlijk willen zij dan een zo laag mogelijke huur, omdat ze dan van het restante inkomen een beetje willen sparen, in de hoop ooit een eigen woning te kunnen verwerven.
Maar wat zien we? Doordat de goede huurders naar de private woningen doorstromen, is er een mismatch tussen het aanbod en de vraag.
Minister, hoe zult u de vragen van de huurder beter bijsturen? Vandaag is één op de twee huurders single. Ze verdienen ongeveer 1500 euro, terwijl iemand die koopt ongeveer 2000 euro verdient.
De verhuurder krijgt vandaag steeds meer voor zijn woning op de koopmarkt, aangezien de prijzen stijgen. Anderzijds zien we dat de verhuurder zijn woning wil renoveren, maar dat de huurprijzen begrensd zijn. Wat zult u eraan doen opdat de verhuurder de private huurmarkt niet verlaat? Wat zult u daaraan doen? Hoe zult u ervoor zorgen dat de grootste sociale huisvestingsmaatschappij, de private verhuurder, op die markt blijft, zodat de huurder nog terechtkan op deze huurmarkt?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we het er allen mee eens kunnen zijn dat het goed is dat meer Vlamingen een woning kunnen verwerven. Ik denk dat dat goed is.
De problematiek die u schetst over de zwakke huurders, heeft eigenlijk veel meer te maken met een inkomensproblematiek en niet zozeer met een woonproblematiek. Dat weten we allemaal.
De uitdaging die u weergeeft, is terecht. Het is dan ook de kern van de conceptnota Private Huur, waarvan we de krachtlijnen in de plenaire vergadering en in de commissie al zo’n dertig keer hebben besproken. Centraal in deze conceptnota Private Huur – mevrouw Van Volcem, u bent lid van mijn commissie Wonen, u weet dat, u hebt daarover al verschillende vragen gesteld – staat het terug in evenwicht brengen van enerzijds de rechten en plichten van de huurder en anderzijds de rechten en plichten van de verhuurder. Zo werken we in de conceptnota Private Huur bijvoorbeeld het principe van de huurwaarborglening uit, het principe van geconventioneerd huren en geven we ondersteuning aan de zwakkere huurders, bijvoorbeeld via een huurpremie.
Ik kijk in de richting van mevrouw Moerenhout. U hebt gisteren een Belga-bericht laten uitsturen, want u stuurt dat zelf natuurlijk niet uit. Er is een Belga-bericht uitgestuurd, met uw naam, op basis van een schriftelijke vraag die u aan mij had gesteld. Ik was eigenlijk zeer blij met het nieuws, want u zei zelf – of althans Belga – dat tussen 2014 en 2016 het aantal huurpremies van 8,7 miljoen euro naar 15,4 miljoen euro was gestegen. Eigenlijk is dat nagenoeg een verdubbeling.
Ik wil daar nog aan toevoegen, collega’s, dat er in het verleden nog nooit zo veel geïnvesteerd is in huurpremies en -subsidies. De leden van de commissie Wonen kennen intussen hopelijk het verschil tussen de twee, ik ga dat dus niet meer uitleggen. Er is nog nooit zo veel geïnvesteerd in beide systemen als vandaag, zijnde 40 miljoen euro per jaar.
Ik kan ook nog heel veel zeggen over het feit dat we heel veel hebben geïnvesteerd in sociale huisvesting: twee keer 200 miljoen euro machtiging en dergelijke. We kennen de analyse. Ik ben het met u eens: vanuit Wonen, mevrouw Van Volcem, doen we alles wat we kunnen doen en nemen we onze verantwoordelijkheid meer dan op.
We hebben natuurlijk al heel veel gediscussieerd, minister. Ik moet zeggen dat het nieuws opmerkelijk was omdat men altijd zei dat de huurmarkt ging groeien, maar nu zien we dat ze eigenlijk krimpt, er zijn er 15.000 minder. De studies van het Woononderzoek dateren van 2013. Dat zijn cijfers van voordien. Nu zien we trends die gebaseerd zijn op accurate cijfers. U hebt die conceptnota, maar op basis van oude cijfers. Waar zult u adequaat dat beleid bijsturen?
Er zijn heel wat uitdagingen. De jonge mensen vormen meestal niet meer dat klassieke gezin. Er zijn enorm veel singles, en nieuw samengestelde gezinnen. We hebben een heel diverse markt. Er is een meer divers aanbod nodig.
Bovendien, minister, wacht de verhuurder als het ware, niet alleen op de conceptnota, maar eigenlijk ook op wijzigingen in het decreet. Ze zeggen dat de markt steeds precairder wordt en dat zij hun woningen energiezuinig moeten maken. Hoe kunnen zij dat allemaal blijven matchen? Hoe zult u die problemen aankaarten?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, het stelt me een beetje teleur dat u hierover een actuele vraag hebt. U haalt het Grote Woononderzoek aan en dan springt u in één klap op dit onderzoek, maar dat is een onderzoek van een vastgoedgroep, dat is van heel beperkte ‘toebehoorders’ terwijl er zoveel administraties, steunpunten en onderzoeksinstellingen zijn. Ik zou u en uw partij – het is nog voorgevallen binnen uw partij deze week met minister Tommelein – toch willen oproepen om de gepaste enquêtes, studies en onderzoeken te gebruiken en geen enquêtes van private bedrijven.
Los daarvan, het is inderdaad opmerkelijk in de studie of de enquête: het aantal huurders daalt. Minister, u zegt het zelf: het aantal huurders met een huurpremie is verdubbeld. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de criteria uitgebreid zijn – was het maar waar –, maar wel dat de armoede op die huurmarkt toeneemt. Wij hebben hier minder huurders, en die zijn armer geworden, de kloof tussen arm en rijk is toegenomen. Dat lijkt me juist een reden om de huurpremies uit te breiden, en niet om tevreden te zijn met wat er vandaag voorligt.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, sta me toe om mevrouw Moerenhout een beetje bij te treden. Ik sta ook nogal sceptisch tegenover de beperkte analyses die door een commerciële speler gebeuren. Om daar meteen verregaande conclusies uit te trekken over de huurmarkt, daar heb ik vragen bij. Het zal wel zo zijn dat bij dat kantoor het ene jaar een woning een week langer te huur staat dan het andere jaar, maar ik zou toch zeer voorzichtig zijn om daar algemene conclusies uit te trekken.
Ik denk dat het belangrijk is dat we aandachtig blijven voor de problemen die er op de private huurmarkt zijn en dan vooral in het lagere huursegment. U zegt dat steeds meer mensen een woning kunnen kopen. Ik vind dat ook zeer positief. Maar in het lagere huursegment is dat niet het geval, daar blijft de toestand nog altijd problematisch.
Het verwondert me dat u het nieuwe Huurdecreet hier aanhaalt. U zit ook in de commissie Wonen. U bent daar actief. Ik dacht dat u het verhaal volgde van de werkwijze om alles in één decreet te stoppen, alles in één beweging, en niet te prullen en te morrelen in de marge met continu aanpassingen te doen. Ik dacht dat u het ermee eens was om in één beweging met een nieuw decreet te komen, maar blijkbaar moet het nu sneller gaan.
Minister, ik zou u willen vragen om door te gaan zoals u bezig bent. Ik kijk vooral uit naar het systeem van de geconventioneerde huur dat u zult uitwerken voor het lagere huursegment.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de collega’s. Het gaat om een beperkt onderzoek. Uit het Grote Woononderzoek blijkt ontegensprekelijk dat het aandeel van de huurmarkt stijgt. De sociaal-economische omstandigheden, de uitdunning van de gezinnen en de vergrijzing van de bevolking, vereisen dat de huurmarkt wordt versterkt. U zei het ook, minister: de premies zijn bijna verdubbeld. Dat is goed nieuws, we zijn daar erg blij mee, want huurders in een precaire situatie hebben die ondersteuning echt nodig. Maar, mevrouw Van Volcem, als liberaal zult u het met me eens zijn dat de marktwerking ervoor zal zorgen dat een stijgend aanbod van kwalitatieve, betaalbare woningen de huurprijzen zal doen dalen. Dat zal meer huurders toestaan om een kwalitatief goede woning te betrekken.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Het betreft hier conclusies getrokken door private actoren op basis van enquêtes die ze zelf hebben besteld. Ik weet dus niet of die betrouwbaar zijn en vergelijkbaar zijn met het Grote Woononderzoek waarnaar u verwijst. We stellen vast dat wie het zich enigszins kan permitteren, niet meer op de private huurmarkt terechtkomt, maar probeert een eigen woning te verwerven. Ik hoor hier zeggen dat dit goed nieuws is, maar daar ben ik niet zeker van. Er zijn heel wat mensen die worden gedwongen om een woning te kopen omdat ze geen betaalbare goede woning op de huurmarkt vinden. U schudt het hoofd, minister, maar ik hoef u de cijfers van mensen die geen woning vinden omdat ze alleenstaand zijn of een vreemde achternaam hebben, niet voor te leggen. Mevrouw Van Volcem, u stelt de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat de huurder de huurmarkt niet verlaat. Ik denk dat de beste manier erin bestaat dat men ervoor zorgt dat er een kwalitatief product tegen een betaalbare prijs wordt aangeboden.
Voorzitter, sta me toe te zeggen dat er weinig concrete vragen zijn gesteld. Ik hoorde allerlei opmerkingen, en dat mag natuurlijk. Uiteraard ben ik het volledig eens met de heer Engelbosch, die voorstelt om de uitkomst van de conceptnota private huur af te wachten. In de commissie is dat ook zo afgesproken. Nu overhaaste conclusies trekken, daar pas ik voor.
Inzake Wonen maar ook voor andere beleidsdomeinen bestaan er duizenden studies. Dit is er eentje van, maar elke week komt er wel een nieuwe. Mevrouw Hostekint, het zal u misschien verbazen, maar ik ben het eens met de opmerking van mevrouw Moerenhout en van uzelf dat voor het beleid het Grote Woononderzoek steeds onze referentie is geweest. Uiteraard mag u vragen stellen over deze studie. Toch stel ik voor dat we de conceptnota private huur in de commissie bespreken, zoals we dat al twintig of dertig keer hebben gedaan.
Mevrouw Moerenhout, u vraagt om de huurpremies uit te breiden. In 2016 waren de huursubsidies goed voor een recordbedrag van 40 miljoen euro. Ik denk niet dat het realistisch is om op uw vraag in te gaan. Ik ben het met alle volksvertegenwoordigers eens om dit debat in de commissie Wonen voort te zetten. Als dat debat aanleiding zou geven tot de redactie van een decreet, dan kunnen we daarover hier een uitgebreid debat organiseren.
Voorzitter, minister, collega's, het Grote Woononderzoek wordt om de vijf jaar gehouden – met cijfers die dan natuurlijk wat gedateerd zijn. Het laatste onderzoek dateert van 2013, wat betekent dat het nieuwe onderzoek pas in 2018, tijdens het laatste jaar van de legislatuur, zal verschijnen. Een adequaat beleid vereist dat we niet achter de feiten aan lopen. Integendeel, wanneer we vaststellen dat de private spelers op basis van vijfduizend huurcontracten – en niet op basis van enquêtes bij pakweg zeshonderd personen, mijnheer Engelbosch – een trend vaststellen, dan is dat toch een teken aan de wand. Minister, ik vraag u dus om creatief mee te denken om ervoor te zorgen dat de private huurder – en daarover ben ik het met de andere partijen eens – zo veel mogelijk wordt gestimuleerd om op de private huurmarkt te blijven.
Een groot deel van het budget in Vlaanderen gaat naar nieuwbouwsocialewoningen, en dat is geen oplossing, omdat de helft van de mensen die vandaag een privéwoning huren, theoretisch recht hebben op een sociale woning. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld