Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord
Minister, zoals u weet, is sinds de zesde staatshervorming de erkenning van de zorgberoepen een Vlaamse materie geworden. Federaal worden nog altijd de visa uitgereikt, waarbij de gelijkwaardigheid en de geldigheid van het diploma worden gecontroleerd. In februari 2014 besliste het Overlegcomité om een interfederale gemengde werkgroep op te richten over de operationalisering van het kadaster, het afvlakken van schommelingen, en om regelmatig informatie ter beschikking te stellen van de stagemeesters en van de andere gecontingenteerde beroepen zoals tandartsen.
Daarnaast wordt steeds meer de vraag gesteld dat er iets moet gebeuren om de kwaliteit van de zorg te waarborgen bij de buitenlandse zorgverstrekkers. We komen dikwijls tot de vaststelling dat de kennis onvoldoende is, maar nog meer dat ze de taal niet spreken of verstaan. Minister De Block verstopt zich een beetje en wijst naar ons.
Minister, is het niet aan u om een taalexamen van een hoog relevant niveau in te passen alvorens de erkenning toe te kennen aan die zorgverstrekkers?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Croo, door de zesde staatshervorming is de erkenning van de gezondheidszorgberoepen – en ik zeg het duidelijk – met naleving van de door de federale overheid vastgestelde erkenningsnormen een gemeenschapsbevoegdheid geworden. Het afleveren van het visum, namelijk de toelating om de geneeskunde uit te oefenen, is een federale bevoegdheid gebleven. De argumenten die daarvoor zijn gebruikt, hebben te maken met het feit dat de toelating om geneeskunde uit te oefenen beschouwd wordt als essentieel onderdeel uitmakend van de bevoegdheid ‘uitoefenen van de geneeskunde’.
Toen de commissies bij ons aan de slag gegaan zijn, hebben zij natuurlijk gekeken wat de federale normering is die moet worden toegepast. De federale normering zegt: “De migrant wiens beroepskwalificaties in België werden erkend overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2 of de dienstverrichter die in België werd toegelaten overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3, kent voldoende Nederlands, Frans of Duits om het desbetreffende gereglementeerd beroep in België te kunnen uitoefenen.”
Nu zijn we het er uiteraard over eens dat de kennis van de taal essentieel is om in Vlaanderen als zorgverstrekker je beroep te kunnen uitoefenen, maar omdat in de federale normen heel uitdrukkelijk gezegd wordt dat een van de drie talen tot de norm behoort, zijn de erkenningscommissies – dat geven ze aan in Vlaanderen – niet bevoegd om daar een keuze in te maken. Dat is een aspect van de toets die bij het visum moet behoren of die vroeger aan het visum was gekoppeld of alleszins door de federale overheid werd getoetst toen de bevoegdheid nog op één niveau zat.
Nadat de erkenningscommissies ons dat gesignaleerd hebben, heb ik aan de federale collega een brief geschreven en gezegd dat we moeten kijken wat er gebeurt. Met de huidige federale normen zijn we niet in staat om te zeggen dat men Nederlands moet kennen. In de tekst staat “een van de drie talen”. Ik heb gevraagd om te kijken hoe we daar een oplossing aan kunnen geven want ik deel, zoals gezegd, de mening dat het een belangrijke zaak is.
Ik heb nu begrepen – daar zijn natuurlijk argumenten voor – dat in de bespreking en de hervorming van datgene wat wij onder het KB 78 vatten, de gezondheidszorgberoepen, de discussie over de kennis van de taal ook wordt meegenomen en dat er ook bekeken wordt om een kader te creëren om die talenkennis te kunnen controleren. Ik ga er ook van uit dat we op die manier effectief een stuk van de oplossing aan die problematiek kunnen geven.
We mogen ons niet wegsteken achter de federale bevoegdheden. Europa geeft de mogelijkheid aan de lidstaten om zelf erkenningsnormen op te leggen en taalexamens te organiseren. Dan vind ik dat Vlaanderen dat überhaupt moet doen, want het is zo belangrijk dat er goed gecommuniceerd wordt, dat dokters niet spreken over een luchtdruk in plaats van een bloeddruk en van die domme dingen meer, want dat gebeurt nu wel. We willen echt wel dat ze die taal onder de knie hebben, zeker omdat we nu in de praktijk worden geconfronteerd met heel veel Erasmusstudenten, waarbij we ook al zien dat er een moeilijke communicatie is. Dat ondervinden we al aan den lijve. Het feit dat buitenlandse artsen en tandartsen hier komen werken en de taal onvoldoende kennen, is echt een ondermijning van de kwaliteit van de zorg. We gaan ons eigen systeem ondermijnen. Dat kan toch niet. We moeten erg de nadruk leggen op die taalerkenning.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Ik kan de minister en mevrouw Croo volgen in het feit dat elke patiënt recht heeft op een bekwame arts die de patiënt begrijpt en die op verstaanbare wijze met die patiënt kan communiceren. Ik denk ook dat op dit moment al zeer veel artsen of specialisten van buitenlandse oorsprong in onze gezondheidszorg en in onze ziekenhuizen werken die zeer goed werk verrichten. Het is een open deur intrappen: een arts heeft een zeer grote verantwoordelijkheid en de kwaliteit van de zorg is primordiaal. Minister, sinds Vlaanderen bevoegd is voor de erkenningen, weet ik niet of er zich concrete incidenten hebben voorgedaan. Maar als die zich hebben voorgedaan, is daar dan een evaluatiesysteem voor? Wordt het systeem van de erkenningen goed opgevolgd en geëvalueerd? Elk incident, elk probleem is er natuurlijk eentje te veel.
De heer Bertels heeft het woord.
Het is een open deur intrappen, maar we hebben in Vlaanderen en in België een kwalitatief goede gezondheidszorg en die wordt ook zo ervaren door onze bevolking. We moeten dan ook aan kwaliteitsbewaking doen, in de zin van communicatie met de patiënt maar ook in de zin dat onze burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat de arts bij wie ze terechtkomen, vrijwillig of onvrijwillig – denk maar aan de spoed –, bekwaam is en dat hij voldoende medische kennis heeft.
Minister, u weet dat er federaal een oefening bezig is met betrekking tot de arbeidsmobiliteit binnen Europa omdat er discussies bestaan omtrent de bekwaamheid van sommige artsen die hier toegang hebben. De federale minister heeft een initiatief aangekondigd voor de zomer, onder meer voor de artsen maar ook voor de andere zorgverstrekkers zoals kinesisten en dergelijke meer. Mijn vraag is dan ook heel simpel: op welke wijze bent u betrokken bij de oefening die federaal minister De Block aan het maken is met betrekking tot de Europese arbeidsmobiliteit en de beperkingen die zij daar eventueel aan wil stellen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het spreekt uiteraard voor zich dat kunnen communiceren met je patiënten ongelofelijk belangrijk is en dat je bij een dokter terecht moet kunnen in je eigen taal. En dan heb ik het niet enkel over het moment dat je je diploma behaalt, ook op de werkvloer is het belangrijk dat te allen tijde wordt ingezet op het versterken van de taal van de regio waar de dokters aanwezig zijn.
Minister, ik wil het debat een beetje opentrekken. U hebt binnen de zorg handen te kort, er zijn vacatures die niet ingevuld geraken. Er zijn mensen die hier aankomen als nieuwkomer met een diploma in de zorg zoals verpleegkundige. Het duurt vaak heel lang voor hun diploma wordt erkend. Op die manier laten wij veel talent wachten in plaats van het te benutten. Er is een commissie die deze erkenningen doet. Heel wat verpleegkundigen kunnen niet aan de slag omdat die commissie niet samenkomt. Kunt u zeggen of er schot komt in de zaak en of u zelf betrokken bent bij het versnellen van het erkennen van elders verworven competenties, specifiek gericht op de zorg?
De heer Depoortere heeft het woord.
Uiteraard is het ook voor ons geen evidentie dat buitenlandse artsen hier een praktijk zouden kunnen uitoefenen zonder kennis van de Nederlandse taal. Gezondheid is een te belangrijk gegeven om daar met soepele criteria mee om te gaan. Ik verwijs naar het beleid van de minister waar men de patiënt centraal stelt. Het zou een terugkeer zijn naar de negentiende eeuw indien de patiënten zouden worden behandeld door huisartsen die de taal niet machtig zijn.
Ik heb begrepen uit het antwoord van de minister dat hij niet meestapt in het pleidooi van sommigen, zoals we hebben kunnen lezen in de pers, voor een kennisexamen in verschillende talen. Ik zou willen vragen ons daarvoor te behoeden.
Collega’s, ik keer even terug naar de kern van de vraag. Deze vraag is ontstaan nadat door de staatshervorming de gemeenschappen bevoegd zijn geworden voor de erkenning van gezondheidsberoepen, dit met respect voor de federale daarvoor uitgevaardigde normen. Een van die normen is de kennis van een van de landstalen. Wat in Vlaanderen door sommige leden van de erkenningscommissie is opgemerkt, is dat daardoor de kwestie van de taalkennis in de erkenningscommissie niet meer aan bod komt. Volgens de leden van de commissie moet dit kunnen worden gekoppeld aan het visum dat door de federale overheid wordt afgeleverd. Ik heb daarover onmiddellijk contact gelegd. Ik begrijp dat de federale overheid zich ervan bewust is dat daarvoor een kader moet worden gecreëerd. Ik heb er geen bezwaar tegen om nog eens na te gaan wat de gemeenschap kan doen binnen de bevoegdheid waar we het nu over hebben, met name de erkenning van gezondheidszorgberoepen. De aanleiding van mijn contact was echter dat dit minstens voorafgaand aan de aflevering van het visum aan de orde zou moeten zijn, zoals dat vroeger ook federaal gebeurde.
Wij hebben vrij veel en intens contact met de federale overheid en in het bijzonder met de federale overheidsdienst en het kabinet van federaal minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, precies over het koninklijk besluit 78 en alles wat er Europees over de mobiliteit van verpleegkundigen en andere beroepen aan de orde is. Dat geldt ook voor de minister bevoegd voor het onderwijs. Ik apprecieer de manier waarop we daarbij worden betrokken, dat geldt wellicht ook voor de andere gemeenschappen. Ik ben tevreden over de gang van zaken.
Mevrouw Van den Brandt, wat die commissie betreft, beschik ik hier echt niet over de parate gegevens om te weten hoe de zaken op het terrein verlopen. Ik weet dat er inzake zorgkundigen al contacten zijn geweest om een aantal zaken te versnellen. Om precies te weten waar we nu staan, zal ik echter een hulplijn moeten inroepen. Dat betekent dat ik daar in de commissie tekst en uitleg bij zal geven.
De taalkennis is belangrijk. Als het we echter juridisch bekijken, moeten we nagaan hoe een kader kan worden gecreëerd dat toelaat om geneeskunde uit te oefenen en bij uitbreiding ook andere beroepen. Het is de bedoeling dat te koppelen aan de taalkennis. Dat betekent dat een aantal normen daarover zullen moeten worden verfijnd.
Ik kan begrijpen dat de federale overheid aangeeft dat dat in de hervorming van de gezondheidszorgberoepen wel een issue is dat mee moet worden opgenomen.
Minister, ik hoop dat u het momentum niet laat liggen om het taalexamen in te voeren op het Vlaamse niveau. Ik blijf erbij: Oostenrijk organiseert vier keer per jaar zo'n examen, in Nederland worden de kwalificaties grondig gecontroleerd. Komt daarbij dat nu de deuren worden opengezet. De zijdeuren, de voordeuren, het venster, alles wordt opengezet voor de buitenlandse zorgverstrekkers, van wie we toch geen garantie hebben, terwijl onze jongeren met een handicap beginnen door het toelatingsexamen waarvoor amper 20 procent slaagt en voor wie er quota zijn. Misschien moet u er ook over nadenken om voor die buitenlanders ook eens quota op te leggen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.