Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Rik Daems bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van resolutie van Rik Daems, Jan Van Esbroeck, Ward Kennes, Güler Turan en Wouter Vanbesien betreffende de internationale strategie van Vlaanderen in Europa en de wereld.
De heer Daems heeft het woord om te beargumenteren waarom hij vindt dat er moet worden overgegaan tot de spoedbehandeling.
Voorzitter, eigenlijk hadden we al vele jaren geleden een internationale strategie moeten vastleggen in dit Vlaams Parlement. Bij dezen is het dus meteen niet hoogdringend, maar superhoogdringend. Anderzijds is het zo dat wij in dit voorstel van resolutie eigenlijk verslag uitbrengen van de verplaatsingen die we hebben gedaan, waarbij we een aantal conclusies aan dit Vlaams Parlement willen voorleggen. Indien dit zou worden goedgekeurd, wat we ook hopen, geeft het meteen ook richting aan volgende buitenlandse verplaatsingen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voor onze fractie is het geen probleem dat dit voorstel nu wordt behandeld, maar ik wil toch wat vraagtekens plaatsen. Misschien moet er binnen het Bureau even worden besproken wat nu eigenlijk de criteria zijn om iets te bespreken via een spoedbehandeling. Voorzitter, u weet immers net als ik dat er bij dit voorstel van resolutie eigenlijk niet echt een concrete aanleiding is, wat meestal de reden is om iets met spoed te behandelen. Nogmaals, ik heb niets tegen dit voorstel van resolutie en ik begrijp de commissievoorzitter wel, maar het is natuurlijk wel een precedent dat hier vandaag wordt geschapen en dat misschien in de toekomst tot nieuwe en andere discussies zal leiden.
Dat het een precedent is, dat is zo, en dat is ook bedoeling. Verder is het zo dat in de nabije toekomst meerdere ministers buitenlandse verplaatsingen zullen doen, en laat nu net in de conclusie staan dat wij vinden dat een Vlaams minister die een buitenlandse verplaatsing doet, meteen ook verslag in zijn commissie moet uitbrengen. In die zin is het dus zeker hoogdringend.
Akkoord, maar dat gaat natuurlijk over de inhoud. Ik heb er echter geen probleem mee om het te behandelen, hoor.
Het parlement is de baas als het erover gaat om te beoordelen of er al dan niet een spoedbehandeling is.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, alle begrip voor uw opmerking. Het is eigenlijk ook gewoon efficiëntiewinst. Het is zo dat er informeel een consensus is in de commissie. Daarom is het een beetje belachelijk om dit voorstel nu ook formeel te gaan agenderen en bespreken, want de tekst wordt breed gedragen. We slaan dus gewoon een stap over, omdat die overbodig is.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Is het parlement het eens met dat voorstel tot spoedbehandeling? (Instemming)
Dan stel ik voor dat het voorstel van resolutie van Rik Daems, Jan Van Esbroeck, Ward Kennes, Güler Turan en Wouter Vanbesien betreffende de internationale strategie van Vlaanderen in Europa en de wereld onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Rik Daems, Jan Van Esbroeck, Ward Kennes, Güler Turan en Wouter Vanbesien betreffende de internationale strategie van Vlaanderen in Europa en de wereld.
De bespreking is geopend. (Opmerkingen)
Mijnheer Vandenbroucke, de tekst van het voorstel is digitaal beschikbaar. Het Vlaams Parlement is een digitaal parlement. Dat weet u toch?
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Meer dan ooit is het buitenland belangrijk voor Vlaanderen. Als open economie en samenleving moeten we sterk en zelfbewust in de wereld staan. Om de belangen van Vlaanderen op het internationale toneel adequaat te behartigen en optimaal te verdedigen, moeten we onze bevoegdheden op internationaal vlak ten volle durven uit te oefenen.
Onze fractie is altijd al een overtuigde voortrekker geweest van een maximale invulling van de Vlaamse bevoegdheden inzake internationale relaties en handel. Een professionele, moderne en efficiënte diplomatie is essentieel om een volwaardig buitenlands beleid te voeren. De oprichting van een volwaardig ministerie van Buitenlandse Zaken is in dat opzicht bijzonder belangrijk om onze internationale uitdagingen nog beter te kunnen aangaan. Dit nieuwe ministerie maakt het mogelijk om ons internationaal optreden en de internationale acties van de Vlaamse overheid te optimaliseren en coördineren.
Ik ben dan ook blij dat we nu ook hier vandaag in het Vlaams Parlement over partijgrenzen heen het belang van dit alles benadrukken en concretiseren in dit voorstel van resolutie.
Naast de snelle uitvoering en uitbouw van dat volwaardig ministerie van Buitenlandse Zaken dringen wij aan op een snelle actualisering van de verouderde samenwerkingsakkoorden en de achterhaalde protocollijst. Alle partijen in dit parlement zijn het erover eens dat onze Vlaamse diplomaten op een gelijkwaardig niveau en met de nodige slagkracht hun functie moeten kunnen uitoefenen. Alle partijen onderschrijven dat een snelle aanpassing van deze akkoorden daartoe noodzakelijk is.
Beste collega’s, u bent het wellicht met mij eens dat een goed beeld van het werkterrein belangrijk is, alvorens beslissingen te nemen. U bent het ongetwijfeld met me eens dat werkverplaatsingen – voor onze commissie in het bijzonder buitenlandse werkverplaatsingen – bijzonder waardevol zijn. De missieverklaring van onze commissie Buitenlands Beleid is hierin duidelijk. Bij bepaalde zendingen van uitzonderlijk belang is het bovendien wenselijk dat de parlementsvoorzitter deel uitmaakt van de delegatie.
Onze activiteiten in de commissie Buitenlands Beleid lopen parallel met de werkzaamheden van onze diplomatieke vertegenwoordigers in het buitenland en met de inspanningen van de Vlaamse Regering. Een vlotte wisselwerking tussen parlement, regering, commissies en ministers kan dat buitenlands optreden van Vlaanderen enkel en alleen versterken.
We pleiten er in dit voorstel van resolutie dan ook voor dat elke Vlaamse minister die een werkbezoek naar het buitenland onderneemt, hier ook zorgt voor de nodige terugkoppeling naar het parlement en een verslag uitbrengt van zijn buitenlandse activiteiten. Dit is nieuw en zou ongetwijfeld een meerwaarde betekenen voor de werking in onze commissies. In elk geval is het aangewezen dat er duidelijk en vlot geïnformeerd wordt over komende en aflopende buitenlandse bezoeken. Een traditie die we in de commissie Buitenlands Beleid al hebben, maar ook voor de andere commissies zonder meer een meerwaarde kan zijn.
Collega’s, in deze 21e eeuw is het internationale en Europese gebeuren belangrijker dan ooit. Onze fractie is dan ook blij met dit gezamenlijke initiatief om Vlaanderen en ons parlement internationaal nog duidelijker op de kaart te zetten. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de voorzitter van de commissie bedanken voor zijn initiatief waar hij de andere fracties bij heeft kunnen betrekken, of toch de fracties die in onze commissie stemrecht hebben. Het is zeer goed dat we als parlement meer aandacht besteden aan het buitenlands beleid. Heel veel buitenlandse gebeurtenissen hebben een directe impact op wat er in Vlaanderen gebeurt.
Het onderscheid tussen Vlaams, federaal, Europees en internationaal beleid wordt steeds minder door beschotten gescheiden. De zaken vloeien steeds meer in elkaar over.
In die zin is het belangrijk dat de commissie Buitenland slagkrachtig is, maar dat ook de andere commissies de nodige aandacht besteden aan de internationale aspecten van hun beleidsmaterie. Eén van de zaken die we vragen, zoals daarnet vermeld, is dat als ministers op buitenlandse werkverplaatsing geweest zijn, zij daarover verslag uitbrengen bij de bevoegde commissie in het parlement. Ik denk dat dit de interactie tussen wat de regering doet en het parlement op dat vlak zeker ten goede zal komen.
We vragen ook aandacht voor die samenwerking tussen de federale overheid en de andere deelstaten, want we hebben in ons land voor het buitenlands beleid een verregaande bevoegdheidsverdeling, in die zin dat onze deelstaten meer kunnen dan heel wat deelstaten in andere landen, wanneer ze ook een federale structuur hebben aangenomen. Maar we vinden het toch belangrijk dat er interactie blijft, omdat het nogal contradictorisch zou zijn om ons internationaal op de wereld te richten en ons in het binnenland binnen grenzen op te sluiten. Het is belangrijk om die interactie door te trekken in de eigen binnenlandse structuur.
We vragen ook meer aandacht voor de parlementaire diplomatie. Op dat punt kunnen nog belangrijke stappen gezet worden. Als parlement moeten we de kansen, die op dat vlak geboden worden, grijpen. Af en toe moeten we zelf voor een doorbraak zorgen om hierin als parlement nog een grotere rol te kunnen opnemen. Vaak denkt men nog te veel, ook vanuit het buitenland, dat dit een taak is voor onze federale collega’s. Wij, als Vlaams Parlement, kunnen op dit punt zeker nog verdere stappen zetten en ik denk dat dit voorstel van resolutie daar een stimulans toe kan geven.
Ten slotte zijn er ook een aantal zaken in verband met de regelingen voor de buitenlandse werkverplaatsingen opgenomen in dit voorstel van resolutie. Het belang van die reizen mag niet onderschat worden. Soms betreur ik dat wanneer wij als parlement keuzes maken om naar het buitenland te gaan, collega’s zich afvragen of dat verantwoord is, of we dat wel moeten doen en wat de publieke opinie daarover zal zeggen. We moeten niet wegsteken dat moderne parlementsleden ook over het muurtje moeten durven gaan kijken en ook moeten kunnen gaan leren wat er in andere landen gebeurt. Dat zijn geen snoepreisjes of zomaar iets wat erbij komt. Dat is een essentiële taak die we als parlementsleden moeten opnemen. We moeten dat dus zeker niet verbergen, maar in alle transparantie en openheid met duidelijke reglementen durven doen. We moeten daar ook de nodige tijd en energie in steken. Dit is een essentieel deel van onze parlementaire opdracht.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Het interesseert me vooral te horen wat commissievoorzitter Daems als hoofdindiener gaat zeggen. Zoals we van hem gewoon zijn, doet hij ook nu heel speciaal en komt hij als laatste aan het woord. Mijnheer Daems, u mag er niet op rekenen dat ik geen kort woordje zal moeten repliceren na uw tussenkomst.
Er ligt een voorstel van resolutie voor dat kamerbreed wordt gedragen. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat ik dat met heel veel enthousiasme heb goedgekeurd. Ik zal eerlijk zijn, dat is niet zo. Er staan een aantal fragmenten en zinnen in die ik liever anders geformuleerd had gezien. Ik had liever een aantal zinnen, die gewoon een herkauwing zijn van de beleidsbrief Buitenlands Beleid 2016-2017, niet zien terugkomen.
Essentieel is welke boodschap de commissieleden hiermee willen meegeven. Het is een beetje een opvolging van wat voorzitter Daems met zijn missieverklaring al heeft gedaan. Hij heeft ook de parlementsvoorzitter overtuigd om samen met de andere collega’s enigszins anders om te gaan met zijn budget en met de verplaatsingen van de commissie Buitenlands Beleid. Dat is toch ook wel één van de belangrijke boodschappen, want dat heeft niet alleen betrekking op de werking van de commissie Buitenlands Beleid, maar het is van belang voor alle commissies. Er wordt namelijk gevraagd om de werkverplaatsingen goed te laten aansluiten op de werking van de commissie en op ons Vlaams beleid om daar iets van te leren en die werkverplaatsingen niet te organiseren in het laatste jaar als een soort snoepreis, maar daar zo snel mogelijk een goede planning rond te maken en daar ook conclusies uit te trekken.
Dat zien we hier: een duidelijke verslaggeving van de werkbezoeken en eventueel van de resultaten die eraan worden gekoppeld in de commissie. We moeten niet een locatie kiezen en dan pro forma een agenda invullen om een buitenlandse verplaatsing te doen, maar omgekeerd.
Ook heel positief is de invulling van de parlementaire diplomatie. Daar hebben we het tijdens de werkzaamheden in de commissie al over gehad: parlementaire diplomatie en internationale betrokkenheid, niet alleen als we naar het buitenland gaan, maar ook als bepaalde collega’s uit het buitenland naar Vlaanderen komen. We moeten tijd maken om met hen te praten en te discussiëren.
Voorzitter, de leden van de commissie Buitenland zijn bereid om samen met u bepaalde internationale gasten die u ontvangt, zo goed mogelijk mee te ontvangen. Ik ben ervan overtuigd dat ook andere collega’s van andere commissies dat willen doen. Die verantwoordelijkheid moeten ze niet alleen nemen als er een mogelijkheid is om naar het buitenland te gaan, maar ook hier.
Dit mag u van mij als een van de belangrijkste boodschappen noteren: de uitwerking van een Vlaams buitenlands beleid, een ministerie van Buitenlandse Zaken. Als je bevoegdheden hebt, dan hoort daar ook een internationale vertegenwoordiging bij. We kunnen daar vanuit onze functie alleen maar ons best voor doen. Maar we mogen hierbij de budgettaire realiteit niet uit het oog verliezen. Het zijn budgettair zware tijden, veel gezinnen moeten verhoogde facturen betalen. De keuze om bepaalde afvaardigingen her en der te openen, daar blijf ik heel sceptisch tegenover, die kunnen eventueel later. Terwijl de gezinnen lijden, kunnen wij onmogelijk uitgebreide kosten maken.
Ik wil het nog hebben over een heel belangrijk advies. Wij vragen de regering om de middelen voor Buitenlandse Zaken regelmatig te evalueren. We vragen ook om de middelen niet te verminderen. Ik wil vooral benadrukken dat de middelen voor Ontwikkelingssamenwerking, dat al beperkte middelen heeft, niet moeten dalen.
Een grote ergernis is de protocollaire volgorde als er iemand uit Vlaanderen op buitenlandse missie gaat, en het heronderhandelen van het samenwerkingsakkoord met de federale en andere overheden. Over dit probleem hebben we al genoeg gehoord, maar de meerderheidspartijen zijn ook aan de overkant in de meerderheid. We vragen iets aan de Vlaamse Regering wat al in het regeerakkoord staat, en we blijven dat herkauwen. We vragen niet alleen aan de regering, maar ook aan de meerderheidspartijen om hier werk van te maken in plaats van de stilstand te bevestigen en telkens opnieuw hetzelfde te vragen.
Dit voorstel van resolutie heeft niet alleen betrekking op de werking en de verslaggeving van ministers. De minister-president is ook minister van Buitenlandse Handel. Wij moeten hem heel dikwijls missen in onze commissiewerkzaamheden. Ik apprecieer het dat we samen met de collega’s hebben gevraagd dat er ten minste een verslaggeving komt van al die buitenlandse reizen.
Collega’s, dit is een signaal dat we gezamenlijk willen geven. Ik kijk ernaar uit wat de Vlaamse Regering ermee zal doen en wat de resultaten zullen zijn.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik sluit me hierbij aan. Ik dank u, mijnheer Daems, voor het werk dat u hebt verzet. Dit voorstel van resolutie geeft ons een handvat om in de toekomst ons internationale werk op een goede en efficiënte manier te doen. Daarom steunen we dit.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik onderschrijf de uitgangspunten van dit voorstel van resolutie. Ik merk wel dat het enthousiasme niet bij iedereen even groot is, althans niet over bepaalde punten. Het punt van de protocollaire orde staat in het regeerakkoord. Dit en andere punten, een apart Vlaams buitenlands beleid, is een knoop die aan de andere kant is gebonden.
Wij kunnen hier in het Vlaams Parlement gemakkelijk voorstellen van resolutie opmaken, papier vullen en vragen stellen aan de Vlaamse Regering, maar het is een beetje zoals collega Turan zegt: die protocollaire orde is een federale kwestie. Collega Chris Janssens heeft daar vorig jaar al een schriftelijke vraag over gesteld aan minister-president Bourgeois, en die antwoordde dat dit volledig stil ligt. Onze collega Barbara Pas heeft in juli 2015, in november 2015, in maart 2016 en in juli 2016 minister Jambon ondervraagd in de Kamer. En ik weet niet of u zich daarvan bewust bent, collega’s, maar er werd in juli 2015 zelfs een werkgroep opgericht tussen het federale niveau en de deelstaten. Dat ligt volledig plat. Dat ligt volledig stil.
Ik zou dus zeggen, niet alleen aan de collega’s van de meerderheid, maar ook aan sp.a en Groen, die dit allemaal ondersteunen: dien in de Kamer eenzelfde voorstel van resolutie in namens alle partijen, en maak er ook een breekpunt van. Het is gemakkelijk om hier in het Vlaams Parlement een en ander te verkondigen, om dan aan de overkant tegen te stemmen of de boel te blokkeren. Mijn oproep aan u allen is dus om nog eens samen rond de tafel te zitten. Zorg ervoor dat uw collega’s in het federaal parlement eenzelfde voorstel indienen, zeker wat die protocollaire orde betreft, en dat u daar een breekpunt van maakt. Dat zou pas van moed getuigen.
Tot slot wil ik dit nog zeggen, zeker aan de collega’s van de N-VA: ik ben ook voor een zo groot mogelijk onafhankelijk Vlaams buitenlandbeleid, maar u weet net zo goed als ik dat zolang Vlaanderen niet onafhankelijk is, wij met handen en voeten gebonden zijn aan het federale niveau. Als ministers zoals minister Reynders minister van Buitenlandse Zaken zijn, is er van een apart Vlaams buitenlands beleid geen sprake. Mijn oproep is dus nogmaals: niet alleen hier, maar ook aan de overkant.
De heer Daems heeft het woord.
Collega’s, Vlaanderen is een klein stukje van de wereld. Dat betekent dat we een heel groot buitenland hebben. Het klinkt als een boutade, maar het is wel waar. Het is ook geweten dat Vlaanderen voor drie vierde van het buiteland leeft, van de export en de buitenlandse investeringen. Als je voor drie vierde van je export leeft, dan betekent dat eigenlijk dat je drie vierde van je welvaart importeert. Conclusie: Vlaanderen zal internationaal zijn of niet zijn. En dat moet zijn gevolg ook in dit huis, in dit parlement, kunnen kennen.
Tot voor kort was dat te weinig. Ik kan u zeggen, collega Sintobin, dat in het pand aan de overkant, dat wij genoegzaam de Kamer noemen, het buitenlanddebat weinig gevoerd wordt. Vandaag voeren we in deze kamer van volksvertegenwoordigers van Vlaanderen meer debat over buitenlands beleid dan daar. Dat is de realiteit. En dat is een goede zaak. Het betekent ook meteen dat het debat over buitenlands beleid en over Vlaanderen internationaal zich niet mag beperken tot de commissie Buitenlands Beleid, maar integendeel veel verder moet gaan en ook zijn plaats moet kennen, veel meer dan vandaag, in alle vakcommissies.
Dat is ook de reden waarom we dit voorstel van resolutie naar voren brengen, omdat we willen dat er in dit huis veel meer politiek debat zou plaatsgrijpen. Het heeft geen zin om zelf het hoofd te buigen onder de soms neerbuigende opmerkingen van anderen alsof dit een tweederangskamer of een grote gemeenteraad zou zijn. Dat is het dus niet, maar dan moeten we dat er wel zelf van maken. En ik denk dat uitgerekend het debat over internationale zaken het bewijs is dat we wel degelijk een volwaardig parlement kunnen zijn, dat niet alleen de evenknie kan zijn van het pand aan de overkant. Meer nog, het kan zelfs een aantal aparte stellingen aannemen waardoor wij bepalen hoe onder meer het algemene internationale beleid van Vlaanderen, en meer dan dat, vorm zou moeten krijgen.
Ik geef u enkele heel concrete voorbeelden. We hebben in dit parlement wel degelijk een volwaardig debat gevoerd over vrijhandel, over het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA), over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) en andere zaken, met verschillende meningen en zeer ideologisch. Zo hoort het ook. We hebben in dit parlement al debatten gevoerd – en straks nog meer – over mensenrechten, waarin de vraag hoe onze relatie met bijvoorbeeld Saoedi-Arabië moet zijn, wel degelijk op tafel komt. Het is een debat dat men in het pand aan de overkant nauwelijks voert. Dat is een realiteit. Ook zijn wij, nog meer dan wie ook, economisch betrokken bij brexit. Wel, wij zullen dit debat ook hier volwaardig voeren, niet noodzakelijk elders. Het politieke debat, inhoudelijk en vaak ook ideologisch, is wat hier moet gebeuren. Maar dan moeten we het ook zelf doen.
Ik ga een stuk verder, voorzitter, en geef een eerste opmerking in verband met de werkzaamheden van dit parlement. Het moet mij een beetje van het hart dat waarschijnlijk ook de werkwijze het debat wat stremt. Sta me toe dit te zeggen. Het is een feit dat elk voorstel sowieso volwaardig moet worden behandeld. Je moet je daarbij de vraag stellen of dat niet voor een stuk het politieke debat wat remt. Want het betekent natuurlijk dat het debat eerst binnen de meerderheid moet worden gevoerd, vooraleer het publiek wordt gevoerd, als er nieuwe parlementaire initiatieven komen. Ik plaats hier gewoon een vraagteken bij, omdat ik denk dat dat het grootste onderscheid is tussen dit parlement en een ander parlement, waar je wel de vrijheid hebt om je eigen mening te etaleren, zonder dat je daardoor het regeerakkoord, zonder dat je daardoor de cohesie – de grote cohesie – in de oppositie zou verbreken, maar wel het politieke debat zou aantrekken. Dat is een structureel gegeven, waarover ik met enkelen graag zou willen nadenken. Meer nog, het is een zaak die in alle commissies aan bod moet komen.
Ik geef u daarvan enkele heel concrete voorbeelden. In de commissie Economie gaan we binnenkort Europees commissaris Moscovici kunnen ontvangen. Hij kan een aantal heel eenduidige, duidelijke zaken naar voren brengen, vanuit Europa naar Vlaanderen. Dat debat moeten we samen met de commissie Economie voeren. De heer Moscovici gaat niet naar de Kamer, hij komt naar het Vlaams Parlement.
Ik wil het hebben over mensenrechten. Ik heb het al meegedeeld aan de voorzitter: eergisteren heeft de secretaris-generaal van de Raad van Europa toegestemd om dit parlement toe te spreken over mensenrechten. De Raad van Europa is dé Europese instelling die met mensenrechten, met de democratie en met de rechtstaat te maken heeft. Wel, Jagland gaat niet naar de Kamer, hij komt op onze vraag naar dit parlement.
Brexit is een zaak die, na de toespraak van mevrouw May gisteren, hoog op de agenda staat. Wel, vandaag hebben we de vraag gesteld en de toezegging gekregen dat de ambassadeur van Groot-Brittannië naar onze commissie Buitenlands Beleid komt, in dit Vlaams Parlement. En geloof mij, de dame komt hier vooraleer ze naar de Kamer gaat, opdat we hier politiek dat debat kunnen voeren.
Maar er zijn ook andere voorbeelden. Voor de commissie Financiën hebben we de toezegging van OESO-secretaris-generaal Gurria dat de experten die te maken hebben met regionale fiscaliteit effectief naar het Vlaams Parlement komen om daarover toelichting te geven.
En dat kom ik tot Leefmilieu. Als er iets grensoverschrijdend is, is het dat wel. Ik zou durven bepleiten dat die commissie eens in Vancouver gaat kijken, dat, uiteraard na Mechelen, een van de meest groene steden is, met groene economie en andere aspecten die daar volledig in functie zijn en waaruit we hier lessen kunnen trekken.
Het ging daarnet nog over Mobiliteit. Hoe kun je het logistieke centrum van Europa willen zijn als je de mobiliteit niet internationaal bekijkt en alleen zeer eng?
Onderwijs dan. Waarom zou er in de commissie Onderwijs niet internationaal kunnen worden gedacht, om jaarlijks een paar duizend jonge mensen naar het buitenland te sturen en hen daar effectief een bijkomende opleiding, met ondersteuning van de Vlaamse Regering, te geven? Op die manier zouden ze naar hier terugkeren met een heel ander inzicht, met name dat Vlaanderen heel internationaal zou moeten zijn.
Met andere woorden: het voorstel van resolutie dat hier voorligt, heeft niet alleen met de werking van de commissie Buitenlands Beleid te maken. Wat ons betreft heeft het te maken met de werking van het hele parlement en vooral met een poging om meer inhoudelijk, ja, ook een stuk ideologisch debat in dit huis te brengen. Daartoe zal het internationale inzicht een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
Ik besluit met nog eens een aantal van de conclusies op te sommen die niet zo vanzelfsprekend zijn. Voorzitter, indien deze kamer van volksvertegenwoordigers van Vlaanderen, de Vlaamse Raad zegt men dan weliswaar, straks dit voorstel van resolutie goedkeurt, dan zal ik u vragen dat u ervoor zorgt dat wanneer een Vlaams minister een buitenlandse verplaatsing maakt, hij of zij meteen in de commissie hierover verslag uitbrengt. Meer nog, hij of zij zal moeten kunnen aangeven wat nu de meerwaarde is van die verplaatsing. Zoals ook wij met dit voorstel van resolutie willen en kunnen aantonen welke de meerwaarde is geweest van de buitenlandse verplaatsingen die we hebben gedaan en nog zullen doen.
We zullen trouwens ook aangeven – en de heer Sintobin heeft het aangehaald – dat de akkoorden van 1992 en 1993 – dat is niet van gisteren – effectief moeten worden herbekeken. Wanneer je naar het buitenland gaat, is het inderdaad zo dat het niet langer wenselijk noch aanvaardbaar is dat de Vlaamse diplomatie protocollair niet met alle respect behandeld wordt. Vaak gebeurt dat met alle courtoisie, zoals dat heet, nog redelijk correct. Voor de economische missies naar het buitenland past men dat al in de praktijk veel beter toe. Maar ja, als we deze resolutie overmaken aan de voorzitter van de Kamer en aan de ministers van de Federale Regering – en als deze kamer hier het niet doet zal ik het zelf doen, mijnheer Sintobin – dan zal dat er misschien toch eens toe leiden dat men eindelijk eens correct is.
En ja, de samenwerkingsakkoorden dateren van 1992 en 1993. Ze zijn twintig jaar oud, alstublieft. Natuurlijk moeten ze aangepast worden. Dat is de reden waarom in dit voorstel van resolutie heel duidelijk staat dat het federale en Vlaamse niveau op een goede manier moeten samenwerken, en dat de regio’s onder elkaar ook op een goede manier moeten samenwerken.
Met de conclusies die, wanneer u het voorstel van resolutie goedkeurt, effectief van kracht worden, zullen wij in de commissie Buitenlands Beleid wel degelijk aan de slag gaan. Niet alleen, maar in samenwerking met alle andere commissies.
Voorzitter, het is welhaast een commissie van de commissie en niet van leden. De commissie heeft mij gevraagd om u kond te maken dat wij het bijzonder zouden waarderen mochten de commissies worden geïnformeerd over de buitenlandse visites die plaatsgrijpen, opdat men zou kunnen oordelen. En dat, wanneer het past en wenselijk en mogelijk is, die buitenlandse contacten van visiteurs ook effectief met al onze parlementsleden zouden kunnen gebeuren.
Tot slot, de parlementaire diplomatie is een essentieel onderdeel van wat we u voorstellen. Het verschil tussen diplomatie en parlementaire diplomatie is dat de reguliere diplomatie de mening van een regering geeft, gedragen door een meerderheid en binnen de afgesproken bandbreedte. In een parlementaire diplomatie kan een vrij gekozen parlementslid te allen tijde ten aanzien van wie dan ook over wat dan ook zijn goesting en zijn gedacht zeggen. Dat is een open debat, dat heel vaak een aantal deuren opent, waar je – en dat is niet abnormaal – binnen een reguliere diplomatie een aantal deuren niet zou kunnen openen. Ik heb het voorbeeld in de commissie gegeven: niet zo lang geleden, toen de West-Europese Unie nog bestond, zijn we er met parlementaire diplomatie in geslaagd om de watervoorziening in de richting van Israël naar Palestina vrij te krijgen. De Israëlische regering wenste het niet. Het is de parlementaire druk, waarbij we met alle parlementsleden van al die landen aan één tafel zaten, die deze zaak heeft vrij gekregen.
Parlementaire diplomatie kan dus vaak veel meer, en heeft vaak veel meer impact dan de reguliere diplomatie. Maar dan moeten we het zelf ook willen. Dat is de ambitie die we met de commissie Buitenlands Beleid hebben: meewerken aan alle onderwerpen met een internationale component die in de vakcommissies aan bod komen. Wij willen u daar graag, wat ons betreft, voor een deel bijstaan. Als we dat kunnen: met veel plezier. Ik heb de voorbeelden gegeven. Mijnheer Ronse, bij u Moscovici. En dan ook Jagland, en andere voorbeelden zijn er ook te geven.
Wij zullen alvast onze inspanning leveren opdat, wat ons betreft, zeker ten aanzien van het internationale debat, dit Vlaams Parlement eindelijk een volwaardig parlement wordt, opdat het politieke debat wel degelijk fatsoenlijk en op hoog niveau hier zou worden gevoerd. Dank u wel, vooral aan de leden van de commissie. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.