Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het is al de vierde keer dat ik u ondervraag over de problematiek van kinderen in asielcentra die moeten sluiten. De eerste keer was dat op 15 juni, toen bekend was geraakt dat op dertig plaatsen, waarvan vijftien in Vlaanderen, collectieve opvangcentra zouden sluiten. Ik vroeg wat er gebeurt met de niet-begeleide minderjarigen of gezinnen met kinderen. Hoe zal hun schoolcarrière gegarandeerd worden en dergelijke meer?
U hebt toen geantwoord dat u die bezorgdheid deelde en dat u erop zult toezien dat de kinderen zouden worden overgeplaatst, maar met respect voor hun schoolcarrière, met respect voor de psychosociale begeleiding en met respect voor de sociale netwerken die ze hadden opgebouwd.
Begin juli is er een nota geweest van de kinderrechtencommissaris, die benadrukte dat men zich zorgen maakte, dat men wilde dat die sluiting gebeurde in het belang van de kinderen en met de nadruk op de aspecten die ik heb genoemd, namelijk de schoolcarrière, de netwerken enzovoort. In augustus was er een tweede nota van de kinderrechtencommissaris, die zei dat men een aantal signalen had gekregen dat het niet zo vlot verloopt, dat voogden komen klagen, kinderen niet op de hoogte zijn van hun overplaatsing en dat het allemaal zeer snel moet gebeuren. Er waren redelijk wat problemen. Ik heb u ondervraagd op 6 oktober. We hebben een hoorzitting gehad, maar dezelfde problemen bleven opduiken. Op 8 december heb ik u nog eens ondervraagd.
Minister, we zijn nu januari, en wat konden we lezen in de krant, zowel in Het Laatste Nieuws als in De Standaard? De Standaard kopte: ‘Drie dagen, is dat genoeg om een gezin over te plaatsen?’ Is dat mogelijk? Het antwoord is ‘neen’. Gezinnen zijn niet op de hoogte van hun overplaatsing. Alles moet holderdebolder gebeuren. Kinderen kunnen geen afscheid nemen. Er worden afscheidsfeestjes georganiseerd waar ze niet eens naartoe kunnen, want ze moeten verhuizen. Minister, mijn vraag is zeer duidelijk: gaat u eindelijk iets doen, en zo ja, wat?
Minister Crevits heeft het woord
Collega Meuleman, ik verwijs naar onze bespreking in de commissie Onderwijs op 8 december. U vraagt of ik eindelijk iets ga doen, maar dan schrik ik wel wat. De Vlaamse Regering heeft in de voorbije periode enorm veel gedaan om op een schitterende manier te zorgen voor de best mogelijke integratie van jonge kinderen, kinderen die soms uit oorlogssituaties komen, in onze scholen.
De problematiek waar u naar verwijst, en u verwijst ook naar de kranten, gaat niet over het sluiten, maar de vermindering van de capaciteit. Voor het collectief centrum in Sint-Niklaas, Westakkers, is inderdaad afgesproken om de capaciteit van 500 naar 300 te brengen. Op zich vind ik dat een goede zaak, want ik heb al heel vaak gezegd dat ik het niet zo aangenaam vind dat gezinnen met kinderen opgevangen worden in collectieve centra. Ik ben er een groot pleitbezorger van om mensen zo snel mogelijk naar een lokaal opvanginitiatief te laten gaan. Hier zijn effectief een aantal gezinnen, met negen kinderen die secundair onderwijs volgen en zes kinderen die basisonderwijs volgen, naar een lokaal opvanginitiatief gegaan, niet allemaal in Sint-Niklaas maar ook in een aantal andere gemeenten.
Die verhuizing is gebeurd met volledige instemming van de ouders. Het OCMW argumenteerde dat het beter was om niet te wachten tot in de kerstvakantie. Kerstdag viel al op de eerste zondag van de vakantie. Het OCMW stelde voor om het al een paar dagen voor de kerstvakantie te doen zodat men al aan de integratie kon beginnen werken. De keuze is dan inderdaad gevallen op één week voor de kerstvakantie. We hebben contact opgenomen met Fedasil. Fedasil heeft trein- en bustickets ter beschikking gesteld van de gezinnen zodat de kinderen nog naar hun oude school konden voor bijvoorbeeld het kerstfeest. Ik las in de krant dat dit toch – en ik begrijp dat wel – bij de school niet zo goed gevallen is.
Er is nog werk aan de winkel, mevrouw Meuleman, om de informatiedoorstroom naar de school optimaal te maken. Maar met het principe dat een gezin zo snel mogelijk uit een collectief centrum naar een lokaal opvangcentrum moet verhuizen, heb ik natuurlijk totaal geen probleem, dat zult u wel begrijpen. Dat het dan heel snel gegaan is, kunt u als positief of negatief ervaren, maar het belangrijkste is dat het gezin nieuwe kansen krijgt in een lokaal initiatief, kleinschalig en waar kinderen – denk ik toch – beter op hun plaats zijn.
Ja, maar de manier waarop laat veel te wensen over.
In Gent wordt het opvangcentrum ‘het ponton’ afgebouwd. Een Gentse schooldirecteur getuigt: “Vijf kindjes van het ponton zitten bij ons op school, eentje is vandaag na de kerstvakantie bij ons gestart als peuter, voor hetzelfde geld is hij morgen weer weg. Mijn kleuterjuffen liggen er letterlijk wakker van. Het gaat niet eens om al de moeite die wij als school en als team in deze mensen hebben gestoken, om hen een warm onthaal te geven, het gaat om de kinderen die al genoeg hebben meegemaakt. Eindelijk hebben ze stabiliteit gevonden, ze hebben hun eerste vriendjes in een vreemd land gemaakt, en dan moeten ze plots weer weg. Hoe leggen we dat aan die kinderen uit? Ze zitten al twee, drie maanden bij ons, ze hebben een lange weg afgelegd. De timing is gruwelijk, nauwelijks twee, drie dagen op voorhand krijgen de gezinnen te horen dat ze weg moeten. Hoe kunnen wij dan op een deftige manier afscheid nemen?”
Het gaat vaak om zwaar getraumatiseerde kinderen. Op een dag of twee, drie moeten ze veranderen van school. Ik vind dat geen manier van werken.
Ik weet dat Fedasil zijn best doet. Het onderwijs doet zijn best. Het lokaal overlegplatform (LOP) doet zijn best. In Gent hebben ze geprobeerd om zo goed mogelijk te anticiperen, maar de druk van minister Francken is enorm. Hij wil besparen op Fedasil – 22 miljoen euro – om zo rap mogelijk te kunnen zeggen dat de opvangcrisis opgelost is. Die druk maakt het onmogelijk om dit op een humane manier te doen.
U moet een duidelijk signaal geven, minister.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik heb het in de commissie al gezegd: het principe om gezinnen met kinderen zo snel mogelijk in een lokaal opvangcentrum onder te brengen, daar staat mijn fractie 100 procent achter. Ik ken de kant van Onderwijs en van Binnenlandse Zaken, ik was er kabinetsmedewerker. Niemand zal me horen zeggen, dat het een eenvoudige zaak is. Maar de snelheid waarmee de uitvoering van het principe is gebeurd, was voor een aantal scholen een kaakslag voor de inspanningen die ze geleverd hebben, en voor de inspanningen – denk ik, vrees ik – die de Vlaamse Regering doet om traumabegeleiding te geven aan die kinderen. Dat was een van de positieve signalen die we net voor de vakantie kregen, en het zit ook in de begroting 2017. Dat wordt een beetje tenietgedaan.
Dat wordt een werkpunt als het stof opnieuw gedaald is voor de Dienst Vreemdelingenzaken en de scholen om de informatiedoorstroming beter te laten verlopen. De inspanningen op menselijk vlak mogen niet worden tenietgedaan.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik had heel veel begrip voor uw betoog, tot op het einde. Maar u hebt er dan een slot aan gebreid waarvan ik zeg: ‘t-t-t’.
De collectieve opvanginitiatieven waren noodzakelijk om die crisis op te vangen. Eenieder heeft steeds gesteld dat we die collectieve opvang zo snel mogelijk moesten afbouwen voor lokale opvang waar mensen kunnen gedijen. De meeste van die mensen, de meeste van die kinderen, hebben inderdaad traumatische ervaringen. Maar dat zal niet zijn door van Westakkers, Sint-Niklaas te verhuizen naar een lokaal initiatief ergens anders in Vlaanderen. Daar zal het trauma niet liggen.
Ik ben er ook van overtuigd dat zowel Fedasil als Onderwijs heel wat inspanningen heeft gedaan. Minister, u verwees ernaar: door de kerstperiode was het inderdaad heel moeilijk om ons te houden aan de richtlijn ‘verhuizen tijdens de vakantie’. Fedasil garandeert ook nu nog inspanningen opdat die kinderen nog afscheid kunnen nemen. Laat ons niet vergeten dat het over vijftien kinderen gaat: negen jongeren uit het secundair onderwijs en zes uit het lager onderwijs. Die maatregelen willen we nemen, maar de gulden regel, zoals die is afgesproken, blijft overeind.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, u zult mij niet kwalijk nemen dat ik niet herhaal wat ik hierover vroeger al in de commissie heb gezegd. U begrijpt dat ik deze vraag moeilijk kan laten passeren zonder mijn groot respect en mijn waardering uit te spreken voor de scholen en de leerkrachten van mijn stad, die zich de voorbije maanden hebben ingezet voor deze jonge mensen.
Dank u, mijnheer De Meyer. Ik ben het daarmee eens, trouwens.
Collega’s, deze thematiek duldt weinig ruzie. Ik probeer nog eens samen te vatten.
Ik ben geen fan van het huisvesten van gezinnen met jonge kinderen in collectieve centra. Mevrouw Meuleman, ook als je in een collectief centrum zit, ook al is dat zeer goed bedoeld, is het goed dat dat een tijdelijke situatie is. Ik vind het niet goed dat mensen daar te lang in verblijven.
Ik onderstreep nog eens – en diverse collega’s hebben daarnaar verwezen – dat de scholen enorme inspanningen hebben gedaan.
Mijnheer De Ro, ik ben het met u eens dat de informatiedoorstroming naar de scholen beter kan. Als je respect hebt voor de plaats waar kinderen in acute situaties opgevangen worden, dan verwittig je op tijd en dan organiseer je een fatsoenlijk afscheid. Fedasil zegt dat ze dat proberen, dat ze ticketjes hebben bezorgd, en dat ze met de trein konden gaan of met de bus, maar ik vind dat niet de ideale situatie. Ik deel dat puntje van kritiek. De vraag is op welke manier je dat beter doet. Het feit dat de kinderen moeten verhuizen, is eigenlijk een goede zaak omdat ze naar een lokaal initiatief gaan.
Mijnheer De Ro, op dat vlak volg ik u niet helemaal: de middelen waarin we hebben voorzien voor traumabegeleiding, kunnen overal worden ingezet. Kinderen die begeleiding nodig hebben, kunnen die middelen goed gebruiken. Als je in een lokaal initiatief zit, met ondersteuning van de lokale gemeenschap, kan dat net ook een stuk begeleiding zijn die er komt. Maar de begeleiding die je instant kreeg in het centrum… – natuurlijk, je leven krijgt opnieuw een shock als je moet verhuizen.
Collega’s, om de discussie daarover hopelijk vandaag nog te sluiten: ik heb in december, tijdens de laatste vergadering, in het parlement gezegd dat ik zelf aan een impactanalyse voor de scholen werk. Niet alleen voor de gevallen waarop mevrouw Meuleman terecht wijst, waar het heel snel gaat, maar ook voor de andere situaties: hoe gaan de scholen daarmee om, hoe zit het met de nazorg, is er nog contact tussen de scholen, wat zijn de lessen die we eruit moeten trekken? Ik heb mij geëngageerd om dit eind januari voor te stellen in het parlement. Ik houd mij aan die timing. We zullen er uitgebreid over kunnen discussiëren, om te bekijken op welke manier we daarmee in de toekomst zullen omgaan en hoe we dat verder goed kunnen begeleiden.
Mevrouw Meuleman, ik heb mij nu geïnformeerd over het dossier dat in de krant stond, het dossier Sint-Niklaas. We zullen daarover informatie vragen. De man had al gezegd: ‘Bij ons zal het rustig lopen.’ Maar natuurlijk, voor mij is het echt wel relevant dat er werk wordt gemaakt van het zo snel mogelijk huisvesten van gezinnen met kinderen op een plaats waar ze voldoende privacy hebben en die hun ook enige duurzaamheid kan verschaffen in de huisvesting vandaag.
Dat punt over informatie, dat volg ik. We zullen dat opnemen in het overleg. Maar er komt dus deze maand nog een ruimere impactanalyse.
Minister, natuurlijk moet je kinderen zo snel mogelijk in pleeggezinnen en in kleine lokale initiatieven opvangen. Maar dan moeten die plaatsen er wel zijn. Op dit moment zijn die plaatsen er niet. De kinderen worden van het ene grote asielcentrum naar het andere gestuurd. Ze worden van collectief opvangcentrum naar collectief opvangcentrum gezonden. De staatssecretaris en het kernkabinet hebben in december nog eens beslist om nog een versnelling door te voeren, om nog maar eens de centra sneller te sluiten. Dan is het niet haalbaar, minister. Ik zal nog een aantal keer citeren uit een schitterend interview dat u hebt gegeven in De Zondag. Daarin zei u: “De uitdaging voor mij in 2017 is integratie, is een warme maatschappij, is mededogen.”
Minister, u kunt geen mededogen tonen of een warme overgang krijgen indien de besparingsdruk van de Federale Regering zo groot blijft om de centra zo snel mogelijk te sluiten. Dat is niet menselijk.
Ik verwacht van u dat u de Federale Regering een heel duidelijk signaal geeft. U moet de Federale Regering vragen of ze wel kan inschatten wat de gevolgen zijn voor kinderen die een plaats op school moeten hebben. Ik verwacht van u een zeer duidelijk signaal aan de Federale Regering. (Applaus bij Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.