Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Dames en heren, in 2009 werd in dit Vlaams Parlement het Grond- en Pandendecreet goedgekeurd. Dat decreet moet een grootschalige inhaalbeweging op gang trekken om in Vlaanderen bijkomende sociale huurwoningen te realiseren. Het is decretaal opgelegd dat er tegen 2025 50.000 sociale huurwoningen moeten bijkomen in elke stad en gemeente in Vlaanderen. Iedereen moet dus een inspanning leveren aan de hand van het bindend sociaal objectief (BSO). De inspanningen van de steden en gemeenten worden gemonitord door uw administratie, door het agentschap Wonen-Vlaanderen. Om de twee jaar is er een doorlichting. Tijdens de kerstvakantie werden de resultaten daarvan bekendgemaakt.
Wat zijn de resultaten? 206 steden en gemeenten zitten perfect op schema. Ze volgen het groeipad op het vlak van bijkomende sociale huurwoningen. 66 steden en gemeenten volgen het groeipad niet, maar ze hebben aan de hand van een plan van aanpak kunnen aantonen dat ze voldoende inspanningen leveren. Er zijn jammer genoeg 36 steden en gemeenten die het groeipad niet volgen en dus niet voldoende inspanningen leveren.
Gelet op de lange wachtlijsten binnen de sociale huisvesting is het echt van immens belang dat elke stad en elke gemeente een inspanning leveren. Minister, wat zult u als minister bevoegd voor het wonen doen om die 36 steden en gemeenten over de streep te halen en hen toch te overtuigen om een aanbod te realiseren op het vlak van sociale huurwoningen?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, ik hoop dat we het er in dit Vlaams Parlement allemaal over eens zijn dat er meer nood is aan sociale woningen. We moeten bijbouwen. We hebben ook engagementen genomen. Bij de begrotingscontrole 2016 is er 200 miljoen euro extra ingeschreven. Bij de begrotingsopmaak 2017 gaat het ook om 200 miljoen euro extra.
In 2009 is bij de totstandkoming van het Grond- en Pandendecreet bepaald dat in elke stad of gemeente tegen 2025 9 procent van het woonpatrimonium moet bestaan uit sociale woningen.
U hebt een aantal cijfers opgesomd, en het is uw schuld niet, mevrouw Taeldeman, maar ze zijn verkeerd verschenen in de media. Op de ministerraad van 23 december is de voortgangsrapportage goedgekeurd. U weet dat er drie categorieën zijn. In categorie A zitten 207 gemeenten, geen 206 dus. Het is maar een detail maar wel belangrijk voor die 4 of 5 slechtste leerlingen van de klas, waar ik het straks over zal hebben. 207 gemeenten zitten dus behoorlijk op schema. Dat is meer dan twee derde van de lokale besturen. In categorie B1 zijn er 66 gemeenten die voldoende moeite doen maar nog niet voldoende om het bindend sociaal objectief te halen tegen 2025. Dan zijn er inderdaad 35 gemeenten die toch eens op het matje zouden moeten worden geroepen. 4 van die 35 scoren echt wel heel slecht. Die 4 gemeenten zijn Keerbergen, Maarkedal, Tremelo en Sint-Genesius-Rode. We hebben het er in de commissie ook al over gehad bij de bespreking van de beleidsbrief en bij vragen om uitleg; het zijn allemaal gemeenten uit Vlaams-Brabant. Een van de factoren is de hoge grondprijs.
Wat gebeurt er concreet met de vier gemeenten die ik heb opgesomd? Ze worden deze maand nog gesommeerd op mijn kabinet. Wij gaan ze zeggen dat dit niet meer kan. We gaan ze ook wijzen op de mogelijkheden die er nog zijn. Wat bijvoorbeeld voor die gemeente niet duidelijk is, is dat een woning die via een SVK of een OCMW wordt opgeleverd volgens de regels van het kaderbesluit Sociale Huur, kan worden meegeteld in het bindend sociaal objectief. Dat is volgens mij niet altijd duidelijk.
Wat ik niet duld – en ik hoop dat we daarin bondgenoten kunnen zijn –, is dat bepaalde gemeenten – zoals Keerbergen – zeggen dat sociale woningen niet thuishoren in hun gemeente omdat het slecht is voor het imago van de gemeente. We gaan ze nu zeggen wat ze moeten doen. Ik wil er nog wel op wijzen dat het ook niet alleen de verantwoordelijkheid van een lokaal bestuur, gemeente of stad is, maar ook van de desbetreffende woonactoren die actief zijn op het grondgebied van de gemeente of stad. Dat is heel belangrijk.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is duidelijk dat Vlaanderen zich engageert, ook financieel, om samen met de sociale huisvestingsmaatschappijen en de sociale verhuurkantoren en de lokale besturen het doel van de bijkomende 50.000 sociale huurwoningen tegen 2025 te realiseren. De wachtlijsten zijn immens.
Wij zijn van oordeel dat de private sector ook een steentje zou kunnen bijdragen. Ik heb begrepen dat de Federale Regering een kader aan het uitwerken is om ook de private bouwsector aan te sporen om sociale huurwoningen te bouwen aan een verlaagd btw-tarief van 12 procent. Minister, hoe zult u als bevoegd minister de private sector in Vlaanderen aanmoedigen en aan hen bekendmaken dat ze vanaf nu aan 12 procent verlaagd btw-tarief sociale woningen kunnen bouwen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, de regering heeft een doorbraak gerealiseerd met de tijdelijke contracten. Dit is ook mijn visie. Met levenslange contracten zijn er nooit woningen genoeg omdat de behoeftigen van vandaag niet de behoeftigen van morgen zijn.
Het sociaal bindend objectief is overal 9 procent. U kent mijn visie daarop. Ik denk dat men moet nagaan waar de woonbehoeften het grootst zijn en waar de mensen met het minste inkomen wonen. Iedere gemeente moet haar deel bijdragen, maar ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld in Antwerpen, waar 40 procent van de mensen een lager inkomen heeft, meer woonbehoefte is dan in andere steden.
Die 9 procent moet dus niet zo rigide worden bekeken, vooral de grondprijs. Ik ben geen believer van altijd maar nieuwbouw. Minister, u hebt ingezien dat het in huur nemen van bestaande woningen een veel vluggere oplossing kan bieden. Dan word je niet geconfronteerd met de dure prijs van bouwgrond en ook niet met het feit dat het lang duurt voor de grond is gerealiseerd omdat er nog wegen moeten worden aangelegd.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, als het erop aankomt gemeenten aan te sporen om meer te investeren in het sociale woningaanbod, dan mag u zich verzekerd weten van de steun van de sp.a-fractie. Dat wil ik expliciet zeggen in het licht van een andere discussie die toevallig in de kerstperiode is opgerakeld door enkele burgemeesters. Er zijn gemeenten die met jaloerse blikken kijken naar de verdeling van het Gemeentefonds en het feit dat bijvoorbeeld grote steden een pak meer middelen per inwoner krijgen dan kleinere gemeenten. Voor je die discussie begint, zou u beter eerst uw job doen en als u daar voet bij stuk houdt, zal ik ook de eerste zijn om u daarin te steunen.
De heer Anseeuw heeft het woord.
We moeten het debat een beetje zuiver houden. Het sociaal objectief bereiken en behalen voor elke gemeente, mogen we niet loslaten. Daarom is het goed dat de minister op zoek gaat naar oplossingen. Het zou niet goed zijn in te grijpen in het Gemeentefonds om de basisfinanciering van de lokale overheden als stok achter de deur te gebruiken. We moeten oplossingen zoeken en geen maatregelen nemen waarmee we in de zak van de gemeenten en uiteindelijk in de zakken van de mensen zitten, beste collega’s van de sp.a. Op die manier komt er niet één sociale woning bij in die gemeenten die het nog een stuk beter moeten doen dan vandaag. Ik pleit voor de positieve aanpak van de minister.
Minister, de Vlaamse Regering heeft ook de mogelijkheid om zelf in de plaats te treden van lokale besturen om een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met sociale woonactoren om dat objectief toch te halen. Overweegt u om van die mogelijkheid gebruik te maken?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, u hebt gelijk. Er zijn vandaag onaanvaardbaar lange wachtlijsten voor sociale woningen. Het is al jaren een probleem dat vraag en aanbod van de sociale woningmarkt niet op elkaar zijn afgestemd.
Groen is voorstander van het meer vraaggestuurd werken van vraag en aanbod. Dat maakt dat elke gemeente een minimuminspanning doet. Daarin treden we de meerderheid bij.
Minister, u hebt gezegd dat u deze maand de slechte leerlingen van de klas zult sommeren op uw kabinet. Stel dat die gesprekken niet de verhoopte resultaten opleveren, aan welke maatregelen denkt u dan?
Mijnheer Vandenbroucke , ik heb niet begrepen – maar ik kan verkeerd zijn – dat u op dit moment pleit om het Gemeentefonds als sanctioneringsmechanisme te gebruiken voor de gemeenten die hun BSO niet halen of te weinig moeite doen. Ik heb dat niet begrepen uit uw tussenkomst. De regelgeving bestaat al, maar is in het verleden nog nooit toegepast. Als minister kan ik bijvoorbeeld een samenwerkingsakkoord afsluiten met een woonactor – een sociaal verhuurkantoor, een sociale huisvestingsmaatschappij – die vooralsnog niet actief is op het grondgebied van het desbetreffend lokaal bestuur, en de woonactor die wel actief is, buitenspel zetten.
Als het gesprek dat we deze maand met de vier gemeenten gaan hebben, leidt tot die oplossing, zal ik niet aarzelen om dat te doen. Het Gemeentefonds, los van het feit dat niemand er vandaag voor heeft gepleit, gaat over de basisfinanciering van de lokale besturen. Er zijn andere middelen om de slechte leerlingen van de klas te straffen. Ik heb een voorbeeld gegeven.
Ik zal ook niet aarzelen om die regelgeving die bestaat, maar die nog nooit is toegepast, wel degelijk ook toe te passen.
Mevrouw Taeldeman, u verwees naar de federale programmawet, waarin de verlaging van 21 naar 12 procent btw staat. We hebben dat in de commissie ook uitvoerig besproken. Ik heb in het verleden al gezegd dat we inderdaad verschillende gesprekken gehad hebben met private actoren. Wat voor hen natuurlijk een essentiële voorwaarde was, was die btw-verlaging van 21 naar 12 procent. Die is er nu, vandaar dat ze nu ook bereid zijn om dat te doen.
Gaat het over vrijwillig opnemen van de sociale last? Gaat het bijvoorbeeld over het zelf bouwen van SVK-woningen, die dan voor bepaalde tijd in beheer worden gegeven van een SVK? Daar kunnen we nog over discussiëren. Het gaat in ieder geval om woningen die binnen alle regelgevingen van het kaderbesluit Sociale Huur op de markt worden gebracht.
Mevrouw Van Volcem, u zegt dat we moeten kijken waar de grootste woonbehoefte is. U hebt gelijk en u hebt niet gelijk. De lokale besturen waar nu de meeste woonbehoefte is – lees: waar de meeste mensen naartoe gaan die aanspraak kunnen maken op een sociale woning – hebben nu al behoorlijk veel meer gedaan dan de 9 procent die ze moesten doen. En dat is mijn punt. Ik spreek over Gent, Antwerpen, Mechelen en ik vergeet er nog een aantal, maar het zijn niet de steden die de slechtste leerlingen van de klas zijn. Het zijn de kleinere gemeenten, de kleinere lokale besturen. We moeten inderdaad rekening houden met de woonbehoefte, maar ik vind ook dat we de 308 gemeenten in Vlaanderen moeten responsabiliseren om hun verantwoordelijkheid in dezen op te nemen. Het kan niet alleen in de bak van de grote steden worden geduwd.
Minister, twee derden van de lokale besturen nemen die verantwoordelijkheid op, want zij volgen het groeipad en kunnen goede cijfers voorleggen. Maar we staan natuurlijk voor een uitdaging. Er staan honderdduizend mensen op de wachtlijst om in aanmerking te komen voor een sociale woning. Ik hoop dat u heel wat inspanningen zult leveren en dat u die lokale besturen, om die steden en gemeenten die het groeipad niet volgen en die echt geen enkele inspanning leveren, op uw kabinet sommeert en hen overtuigt om alsnog inspanningen te leveren, zodat ook in die steden en gemeenten een bijkomend sociaal huuraanbod kan worden gerealiseerd.
We hopen ook, met die maatregel van het verlaagde btw-tarief van 21 procent naar 12 procent, wat toch een zeer interessante maatregel is voor de private ontwikkelaars, dat er dit jaar toch enigszins beweging in zal komen. (Applaus bij CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.