Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het actieplan voor kleuterparticipatie
Actuele vraag over de kleuterparticipatie en de invoering van een kleutercoördinator
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, het afgelopen jaar heeft mijn partij regelmatig van heel wat opiniemakers en criticasters te horen gekregen dat we niet zoveel aandacht aan kleuters zouden moeten schenken. Met de vraag waarom we hier zo veel aandacht aan schonken, trachtten zij het probleem te minimaliseren. We hebben al het hoogste inschrijvingscijfer ter wereld. De vraag was waarom we dat zeer lokale probleem naar voren wilden brengen. Vooral werd geprobeerd het probleem zo klein mogelijk te houden. We kregen te horen dat we ons met andere zaken zouden moeten bezighouden.
De voorbije weken heb ik diezelfde criticasters steeds minder gehoord. Ondertussen hebben we immers al tweemaal in anderstalige kleuters geïnvesteerd. De Vlaamse Regering investeert in maatregelen: in een participatiebonus, in functie van het aantal dagen dat een kind naar school gaat, en nu zelfs, afgelopen maandag, met een heus kleuteractieplan. Ik was wel verbaasd, minister, over de timing. U weet dat een kleuteractieplan heel belangrijk is voor een partij die al veertig jaar in dit parlement en in vorige parlementen bezig is om kinderen vanaf tweeënhalf jaar naar school te laten gaan – en ik kijk naar de bedenker en bezieler van die maatregel, naar Herman De Croo.
Er zitten een aantal maatregelen in dat plan, maar een van de speerpunten is effectief het aanstellen binnen de Vlaamse administratie van een kleutercoördinator. Hij of zij zal heel wat taken moeten opnemen. Maar, minister, voor dit parlement en voor dit thema is het heel belangrijk dat u zeer specifiek ten aanzien van dit parlement duidelijk maakt waar de prioriteiten zullen liggen van die kleutercoördinator, welke middelen hij of zij ter beschikking zal krijgen, en tegen wanneer wij daarvan actie en resultaten zullen zien.
Dat zijn drie vragen, mijnheer De Ro. Normaal gezien mag u één vraag stellen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, collega’s, ik sluit mij graag aan bij de vraag van de heer De Ro. We weten met zijn allen dat in Vlaanderen bijna 99 procent van de vijfjarigen naar het kleuteronderwijs gaat. Dat is een succes. Eigenlijk zou dat 100 procent van de kleuters moeten zijn omdat de ontwikkeling van een kind begint in de crèche, in het gezin, maar ook op de kleuterschool. Daarom is een maximale kleuterparticipatie zo belangrijk.
Als we inzoomen op de groep die niet regelmatig naar het kleuteronderwijs gaat, blijkt dat het over meer meisjes dan jongens gaat, meer over kansarme kinderen dan kansrijke kinderen, en dan zien we ook dat het fenomeen van niet-participatie veel groter is in de steden dan in kleinere gemeenten.
Minister, mijn heel concrete vraag luidt: wat gaat u doen om dat kwaliteitsvolle kleuteronderwijs effectief voor 100 procent van de Vlaamse kleuters te realiseren?
De heer De Meyer heeft het woord.
Als derde vraagsteller sluit ik mij aan bij wat al is vermeld.
Minister, u hebt uw actieplan voor het kleuteronderwijs aangekondigd. Er zitten vijf actiepunten in. Een ervan is de kleuterparticipatiecoördinator. U hebt tevens aangekondigd dat er een actieplan zal komen voor het basisonderwijs.
Sinds lang zijn daar, vanuit mijn fractie en vanuit het Vlaams Parlement, veel enthousiaste vragen over gesteld. Het gebeurt niet alle dagen, maar wij willen u hiermee uitdrukkelijk feliciteren.
850 vijfjarige kleuters zijn in Vlaanderen niet ingeschreven in het kleuteronderwijs. 2326 kleuters zijn te weinig aanwezig in de kleuterklas. Elk van deze kinderen, laat dit duidelijk zijn, heeft recht op een volwaardige toekomst. Daarbij is regelmatige aanwezigheid in het kleuteronderwijs belangrijk, want anders is er een grote kans op taal- en schoolachterstand.
Mijn collega’s hebben zo-even al geschetst waar de probleemsituatie zich het sterkst voordoet: in grootsteden, in kwetsbare gezinnen en bij kinderen van buiten de EU. En meisjes maken meer kans dan jongeren.
Minister, mijn concrete vraag luidt: hoe moet de kleuterparticipatiecoördinator, man of vrouw, een netwerk uitbouwen om doelmatig te kunnen werken in heel Vlaanderen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor deze zeer geïnteresseerde vragen. Ik zeg eerst iets over de timing. U weet dat mijn administratie al enige tijd bezig was met de opmaak van een evaluatie van de kleuterparticipatie de voorbije jaren. Toen ik dat rapport in handen kreeg, maakte ik mij een beetje zorgen. Als je het rapport verkeerd leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat we goed ons best hebben gedaan en dat we voor de groep die overschiet niets meer kunnen doen: ‘We zullen die toch nooit naar school krijgen’. Om dat te vermijden, heb ik onmiddellijk gezegd dat elk kind telt, dat elke dag kleuterklas een gewonnen dag is. We zien dat ook aan de PISA- (Programme for International Student Assessment) en aan de TIMMS-resultaten (Trends in International Mathematics and Science Study). Daarin staat heel duidelijk dat kinderen die onvoldoende naar de kleuterschool zijn geweest een achterstand opbouwen die ze in de latere jaren met zich mee blijven sleuren.
Mijnheer De Ro, u vroeg naar de timing. Als het ene kon, dan heb ik ervoor gekozen om meteen het andere ernaast te zetten. U kunt daar kritiek op hebben. We zullen daar nog uitgebreid over kunnen spreken. Maar een evaluatie zonder actieplan was voor mij een gemiste kans, omdat het ons zou kunnen doen achteroverleunen en doen zeggen: ‘Waarom zouden we dat nog doen, voor die paar honderd kinderen die niet ingeschreven zijn?’
Er zijn in totaal vijf acties. De eerste is dat we vanuit onderwijs de handen in elkaar slaan met het departement Welzijn. Voor mij is het zeer belangrijk dat tijdens de prekleuterschoolfase, voor de kinderen die in de kinderopvang zitten of gewoon thuis zijn, voldoende stimulansen aan de ouders worden aangeboden. Ze moeten weten dat het belangrijk is dat hun kinderen naar de kleuterschool gaan. Eén van de problemen die we zien is dat sommige ouders geen kleuterschoolcultuur kennen en dus ook niet de behoefte hebben om hun kinderen naar de kleuterschool te sturen. Dat moeten we doorbreken.
Een tweede groot aandachtspunt is het koppelen van de data van Kind en Gezin over de prekleuterschoolfase aan de data van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) over de inschrijvingen in de kleuterklas. Zo krijg je een lijst van kindjes die nergens ingeschreven zijn. Dat kan zijn omdat de ouders gekozen hebben voor huisonderwijs. Er is voor die leeftijd geen schoolplicht in Vlaanderen. Het is wel nuttig om daar toch eens op bezoek te gaan en te kijken wat er gedaan wordt aan voorschoolse opleiding.
Het derde punt is voor mij een vrij grote evidentie: laat ons iemand binnen onze administratie aanduiden die zich voltijds gaat bezighouden met kleuterparticipatie. Niet om zelf taken van lokale besturen over te nemen, maar om de bestaande lokale netwerken te versterken en om de goede voorbeelden op sommige plaatsen ook op andere plaatsen te gaan bepleiten. We hebben mevrouw Sara De Meerleer, die al heel wat ervaring heeft, bereid gevonden op die taak op zich te nemen. Ze zal zich vanaf 1 januari fulltime met die participatie bezighouden. Ze zal naar de steden en gemeenten gaan en naar de lokale overlegplatforms (LOP’s) die er actief zijn. In de eerste week van januari komen alle LOP-deskundigen die bevoegd zijn voor de kleuters samen om te kijken hoe ze een gedragen actie kunnen voeren.
Er bestaat geen eenheidsremedie om die laatste groep naar school te krijgen. In Gent en Sint-Niklaas zijn er verhoudingsgewijs meer Romakinderen. Dat moet op een andere manier benaderd worden dan in Antwerpen, bijvoorbeeld. Mensen die nieuw aankomen in de stad en die geen ervaring hebben met kleuteronderwijs moeten dan weer op een aangepaste manier worden benaderd. We willen een aanpak op maat, maar lerend uit de goede voorbeelden die er in sommige steden al zijn. We willen een ondersteuning geven vanuit de Vlaamse overheid aan de lokale besturen en aan de scholen om nog meer actie richting ouders te ondernemen. Om die reden hebben we gekozen om daarvoor een persoon aan te duiden. We trekken daarvoor geen extra budget uit. Het gaat erom te bepalen waar we prioriteit aan geven binnen het administratiebudget. We waren het er eigenlijk wel met zijn allen over eens dat het van belang is dat er één persoon is, die ondersteuning zal krijgen als ze die nodig heeft, om die laatste groep, die zich voortdurend vernieuwt, naar de kleuterschool te laten gaan. Mevrouw De Meerleer moet de samenwerking tussen de lokale actoren stimuleren en ze heeft ook als doel te kijken op welke manier we gerichte sensibiliseringsacties kunnen opzetten voor de ouders.
Dat zijn de grote contouren. Dit is niet het plan basisonderwijs. Dit gaat enkel en alleen over participatie. Ik heb ook aangekondigd dat we zouden onderzoeken hoe we ons basis- en kleuteronderwijs kunnen versterken. Daarvoor moet ik met de sociale partners aan de slag. Dat overleg start binnenkort. Waar we het hier nu over hebben, is een evaluatie waaraan meteen ook een aantal ingrepen worden gekoppeld, allemaal in functie van het doel om zo weinig mogelijk kinderen al op heel jonge leeftijd achterstand te laten oplopen ten opzichte van anderen. (Applaus bij CD&V en de NV-A)
Minister, alle elementen in het actieplan klinken ons als muziek in de oren. Voor al wie daar al lang mee bezig is, doet het deugd dat veel van die ideeën nu opgepikt worden en dat er effectief werk van gemaakt wordt en dat u dat hoog op de politieke agenda plaatst. We hebben het terecht over een kleine groep niet ingeschreven kinderen en over een iets grotere groep kinderen die onvoldoende dagen naar school gaan. In de commissie heb ik er al meermaals op gewezen dat mensen uit het kleuteronderwijs ook het te laat komen als een probleem ervaren. Dat heeft immers een grote impact op de beleving van die kinderen in het kleuteronderwijs. Het geeft hen ook niet de juiste handvatten om in dat kleuteronderwijs de achterstand, die ze thuis al vaak opgelopen hebben, in te halen. Daarover lees ik niets in de nota. Ik hoop dat de kleutercoördinator en het actieplan ook die problematiek binnen het kleuteronderwijs kunnen aanpakken.
Het tweede punt betreft de plaats waar hij of zij zal worden tewerkgesteld. Ik hoop dat de steden die in de analyse worden opgesomd, worden meegenomen, en dat het niet alleen Brussel, Gent en Antwerpen zullen zijn.
Voorzitter, minister, collega's, uiteraard twijfelt ook sp.a niet aan uw goede bedoelingen. We juichen oprecht toe dat er een actieplan is. We hopen dat we erin slagen om die participatiegraad naar 100 procent op te trekken.
Kwaliteitsvol kleuteronderwijs vraagt evenwel adequate financiering. Het is niet langer logisch dat een kind in het lager onderwijs gemiddeld 8 euro waard is, terwijl een kleuter slechts 6 euro waard is. Historisch was dat misschien aanvaardbaar, want nogal wat kleuters gingen maar een halve dag naar school. Vandaag, nu ouders uit werken gaan, en nu we weten hoe belangrijk het is dat kinderen zo vroeg en zo regelmatig mogelijk op school zijn, kan men de historische onderfinanciering niet langer tolereren. Onze vraag is dus erg concreet. U zegt A, maar doet B. In godsnaam, waarom doet u niet wat moet?
Voorzitter, minister, collega's, ik wil een dubbele bezorgdheid meegeven. Niet enkel de grootsteden maar ook de centrumsteden waar zich problemen voordoen, moeten aan bod komen. Ik vraag daarbij bijzondere aandacht voor de Roma-kinderen. U vermeldde al even die mensen. Het is een moeilijke groep wanneer het gaat over schoolparticipatie. Er moet de nodige aandacht naar hen uitgaan. Dat gebeurt liefst in samenwerking met de stadsbesturen van de plaatsen waar het probleem zich stelt.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben zeker niet iemand die een goed plan niet op zijn merites kan beoordelen. Maar dit kan ik echt niet goedkeuren. Dit is een afleidingsmanoeuvre. Het is een communicatietruc. U zult toch niet beweren dat één kleutercoördinator – hoe goed zijn of haar bedoelingen ook zullen zijn – voor geheel Vlaanderen het probleem van de lage participatie zal oplossen? Er zijn nog veel kinderen die zelfs geen plaats op school vinden. Ze zijn niet ingeschreven omdat ze geen plekje hebben. En dat zal zo blijven: in Gent is er in 2020 een tekort van 900 plaatsen, zelfs rekening houdend met de extra middelen voor capaciteitsuitbreiding. Zal die coördinator ervoor zorgen dat er plaatsen bijkomen? Zal die ervoor zorgen dat kindjes niet in klasjes met 30 of 35 kleuters zullen terechtkomen? Zal die ervoor zorgen dat er kinderverzorgsters bijkomen? Neen. Als we echt goed kleuteronderwijs willen, met meer participatie, zal er meer moeten gebeuren dan dat. Wat u doet, is echt onvoldoende.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, elke stap vooruit om de groep van kleuters die we nu niet bereiken toch in de school te krijgen, valt toe te juichen. Recent aangeleverde cijfers leren ons dat we ongeveer 7250 kinderen tussen 3 en 5 jaar niet bereiken. De heer De Meyer vermeldde dat ook al. Minister, u zei terecht dat die mensen gekend zijn, en ook de redenen waarom we ze niet bereiken. We moeten dus erg gericht die oorzaken wegwerken. We kennen al voorbeelden van successen. Ik denk bijvoorbeeld aan de campagne met het aapje Superslim dat naar school gaat. Dat levert resultaten op. Ik zou dat graag willen uitbreiden. Bent u daartoe bereid? (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Celis, het aapje Superslim is een zeer positieve actie. Mevrouw Meuleman doet er smalend over, maar dat is nu precies een actie waarvoor de kleutercoördinator de lokale besturen warm moet maken. Zij of hij moet er ook voor zorgen dat ze op dat punt van elkaar leren.
Mevrouw Meuleman, ik begrijp dat u het spijtig vindt dat we er iets aan doen, maar in elk geval, als ik zie wat deze regering op dit ogenblik aan capaciteitsmiddelen investeert, dan kan ik u wel bevestigen dat het nooit meer is geweest. We hebben zelfs voor de eerste keer een meerjarentraject uitgestippeld en we proberen te anticiperen op alle noden die er zijn. Ik heb trouwens bijzonder veel appreciatie voor de schepen van Onderwijs van Gent, die trouwens van uw partij is en die me een reactie heeft gestuurd die eigenlijk helemaal niet smalend was. Zij zal samen met ons de handen in elkaar slaan om ook in Gent die laatste kleutertjes – hoop ik toch – die op dit ogenblik nog geen kleuteronderwijs volgen, over de streep te krijgen.
Mevrouw Gennez, ook over uw reactie ben ik wat bezorgd. U zegt terecht dat we voor het kleuteronderwijs en het basisonderwijs een plan moeten maken en dat we ook naar de financiering moeten kijken. Ik ben het daarmee eens, maar u geeft nu de indruk alsof er sinds 2014 plots een boost is van extra kleuters die participeren aan de school. Dat was ook zo in 2014, dat was ook zo in 2013 en ik heb nooit initiatieven gezien van uw partij om die financiering gelijk te trekken. Nu zegt u plots dat we dat eigenlijk al lang gedaan moesten hebben. U had het ook kunnen doen of initiëren. Ik erken echter dat we budgettair die evaluatie moeten maken. Ik ben het trouwens die in het parlement heeft gezegd dat we ook eens moesten kijken naar de aanwezigheid van die kleuters op school. Als er immers vroeger redenen waren om te zeggen dat ze er een op de drie of twee op de drie dagen niet waren, dan is dat nu wellicht niet meer het geval.
Mijnheer De Ro, u stelde daarnet dat er in mijn actieplan sommige dingen niet staan die in de evaluatie staan. Dat is evident. Ik heb het gezegd in mijn antwoord: die evaluatie is voor mij de basis. Dat betekent dat alle steden die daarin opgesomd zijn, en ook andere, mochten er nog problemen zijn, in de scope van de kleutercoördinator zitten. In die evaluatie zit er een zeer interessant stukje over die vroege vogels en zij die te laat komen, en er wordt ook beschreven hoe ter zake gericht actie wordt ondernomen. Uiteraard kan dat worden meegenomen in wat de coördinator doet. Voor mij was het nu vooral van belang dat we iemand hebben, dat onze administratie mee de verantwoordelijkheid neemt en dat ik, als er problemen zijn, niet meer moet uitzoeken wie daar nu eigenlijk allemaal mee bezig is en wie coördineert. Dat ligt vanaf 1 januari vast. Het is een zeer gemotiveerde jongedame, die hopelijk ook heel veel ondersteuning zal kunnen bieden aan lokale besturen.
Mijnheer De Meyer, u zegt dat we aandacht moeten hebben voor de Romakinderen. Ja, we kunnen daar ook veel aan doen vanuit de administratie, maar er is een persoon die ook vooral de brug speelt naar die lokale actoren en naar de andere bevoegdheidsdepartementen, zoals Welzijn, om een betere connectie te krijgen tussen diverse gegevens en ervoor te zorgen dat niemand tussen de mazen van het net valt.
Minister, terecht hebt u in heel het actieplan sterk de klemtoon gelegd op wat lokale besturen in deze materie kunnen doen. Alle eer voor de collega die u hebt vermeld: er zijn een aantal sterke schepenen van Onderwijs die, wat deze problematiek betreft, echt wel elke dag de hand aan de ploeg slaan. Ik heb met een aantal van hen de afgelopen dagen contact gehad. Wat zij eigenlijk hopen, dat is dat die coördinator in alle onafhankelijkheid zal kunnen werken. Als die immers niet in alle onafhankelijkheid kan werken, als ze niet de administraties en de ministers wat mee kan aanporren en zeggen waar dingen moeten veranderen, dan belanden we weer in 2007 en 2008. 2007 was het Jaar van de Kleuter. Toen is er ook heel veel op gang gebracht. Er is heel veel gelukt, maar soms is men in de silo’s van de Vlaamse overheid op die muurtjes blijven steken. Als die dame van u het vertrouwen krijgt om in alle onafhankelijkheid te kunnen werken, dan heeft mijn fractie er alle vertrouwen in dat we een belangrijke stap hebben gezet.
Minister, ik houd van een intellectueel debat en wil de vorige regering, waarvan u ook deel uitmaakte, feliciteren met het gelijktrekken van de omkadering, dus tussen het aantal leerkrachten in de kleuterklas en het aantal leerkrachten in het lager onderwijs. Dat was alvast een goede zaak. Dat mag nu worden voortgezet voor de werkingsmiddelen. Sp.a zal daar ook amendementen voor indienen.
En dan moeten we het toch echt eens over de andere cijfers hebben. Mevrouw Meuleman zegt dat u 0,0 euro uittrekt om die kleuterparticipatie te bevorderen, maar het is zelfs erger: u vraagt dat de lokale overheden een speciale trekkende en coördinerende rol spelen. Maar wat hebt u gedaan? Vanuit de Vlaamse Regering hebt u 30 procent bespaard op de middelen voor flankerend onderwijsbeleid die naar de steden gingen. In mijn stad Mechelen wordt al 68.500 euro bespaard op de onderwijsbegroting, en ik denk dat dit in andere steden niet anders zal zijn. Waar het moet gebeuren, is de Vlaamse Regering samen met de lokale overheden bezig met te besparen in plaats van te investeren, en dat is absoluut een foute keuze.(Applaus bij sp.a)
Voorzitter, u neemt me wellicht niet kwalijk dat ik niet meedoe aan het populistische opbod, maar dat ik even terugkom op de inhoud.
Minister, u hebt terecht gezegd dat een multidisciplinaire aanpak en samenwerking bijzonder belangrijk zijn in dit dossier. U hebt ook een legislatuuroverschrijdend plan voor het basisonderwijs aangekondigd, waarbij eerst moet worden overlegd met de sociale partners. Dat is evident voor ons, maar wij hopen dat dit ook gepaard gaat met een financieel luik. Wat mij betreft, hebt u de volle steun van onze fractie.
De actuele vragen zijn afgehandeld.