Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de tijdelijke werkervaring, het regelen van stages en diverse bepalingen in het kader van de zesde staatshervorming.
Ik wijs de vergadering op de reflectienota die mevrouw Yasmine Kherbache en de heren Rob Beenders en Bart Van Malderen hebben ingediend.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Kherbache, verslaggever, heeft het woord.
Minister, beste collega’s, het ontwerp van decreet werd besproken in de commissievergadering van 27 oktober 2016. Minister Muyters heeft de essentie van het ontwerp van decreet toegelicht. Volgens hem is het meest essentiële het feit dat werkervaring als methodiek wordt beschouwd. Werkervaring op een reële werkplek blijkt voor vele werkzoekenden een van de beste manieren om een echte job te vinden. Ook wie weinig of niet heeft gestudeerd, krijgt door werkervaring de kans om talenten en competenties op te bouwen op korte of iets langere termijn. Deze mensen kunnen dan doorstromen naar een job in het normale economische circuit (NEC). Het instrument is dus gericht op doorstroom naar het NEC.
In de bespreking hebben de verschillende fracties hun opmerkingen geformuleerd.
Yasmine Kherbache stelt dat er lang werd uitgekeken naar het ontwerp van decreet. Ook naar aanleiding van de gedachtewisseling over de conceptnota over tijdelijke werkervaring werd dat benadrukt. In het kader van de hervorming van de doelgroepmaatregelen werd tijdelijke werkervaring als een oplossing gezien voor wie in het doelgroepenbeleid uit de boot viel: de langdurig werkzoekenden. Sp.a wees er herhaaldelijk op dat de aanwerving van de langdurig werkzoekenden niet duurder mocht worden. Minister Muyters antwoordde dan steeds dat dit zou worden opgevangen in het kwalitatieve luik van het doelgroepenbeleid en de tijdelijke werkervaring.
Sp.a heeft drie algemene opmerkingen bij het ontwerp van decreet. Ten eerste zorgt de hervorming niet voor de beoogde vereenvoudiging. Ten tweede is er geen afstemming tussen de verschillende maatregelen en met de verschillende beleidsdomeinen, zoals Sociale Economie. Ten derde wordt niet in een alternatief voorzien voor de maatregelen die worden geschrapt.
Yasmine Kherbache zegt dat er, wat de beoogde vereenvoudiging betreft, een vernieuwde werkervaring wordt gecreëerd. Dat is een nieuwe deur in het traject naar werk. Daarachter blijft een hele doolhof bestaan met een hele rist aan instrumenten: stages, individuele beroepsopleiding, artikel 60, enzovoort. Er is derhalve geen sprake van vereenvoudiging. De hervorming wordt mooier voorgesteld dan ze in werkelijkheid is. Sp.a acht een bijsturing van de verschillende instrumenten noodzakelijk om de doelmatigheid ervan te verhogen. Minister Muyters had de doelmatigheid van de maatregelen in het kader van het voorliggende ontwerp van decreet tegen het licht moeten houden. Ook de sociale partners vroegen dat, maar er wordt op geen enkele manier bijgestuurd. De sp.a-fractie is voorstander van werkervaring als instrument, maar minister Muyters heeft de kans gemist om het op een eenvoudige manier te organiseren.
Ten tweede is er geen of onvoldoende afstemming met andere beleidsdomeinen, zoals Sociale Economie.
Ten derde werd de voorliggende hervorming herhaaldelijk aangekondigd als een alternatief voor maatregelen die intussen werden geschrapt.
De minister heeft het budget voor Activa – dat erop gericht is de aanwervingskost voor langdurig werkzoekenden te verlagen, als incentive om hun herintrede te vergemakkelijken – gebruikt voor een competentieversterkend beleid. Op zich is competentieversterking uiteraard een goede maatregel, maar tegelijk wordt de aanwerving van langdurig werkzoekenden veel duurder. De minister is de eerste minister van Werk die de aanwerving van die doelgroep fors duurder maakt. Met de nieuwe bevoegdheid inzake doelgroepmaatregelen doet de minister volgens Yasmine Kherbache het omgekeerde van wat men zou verwachten. De maatregelen op federaal niveau compenseren hoegenaamd het verschil niet.
Tegenover de afschaffing van de jongerenbonus wil de minister extra begeleiding inzetten. Intensieve begeleiding van jongeren betwist niemand, maar de minister vergeet dat met de Activamaatregel ongeveer 10.000 langdurig werkzoekenden aan de slag konden in een effectieve job waarmee ze pensioenrechten en socialezekerheidsrechten konden opbouwen. Die maatregel wordt geschrapt en vervangen door het aanbod van een maximum tweejarig traject voor die groep. Yasmine Kherbache is het ermee eens dat Activa alleen de langdurige werkloosheid niet kan wegwerken en dat competentieversterking nodig is. De finaliteit is de stap naar het normaal economisch circuit kleiner te maken, maar de minister haalt een belangrijke trede weg. Van de werkgevers wordt meer begeleiding verwacht tijdens het tijdelijkewerkervaringstraject. Zij vragen daarom ook in een stimulans te voorzien en vragen een aanwervingspremie, waarover er vandaag geen duidelijkheid is. Er is ook onduidelijkheid over de rechten en plichten van de werkzoekende. Ten slotte merkt ze op dat het opschorten van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering zodra een werkzoekende een traject aanvat, een cruciaal punt is dat nog uitgeklaard moet worden.
Rob Beenders wil het hebben over de groep werkzoekenden die door de voorliggende hervorming uit de boot dreigt te vallen. Met de verschillende ministers, bevoegd voor arbeidsmarktbeleid en -activering, is het oppassen dat er geen verschillende snelheden ontstaan. De puzzel om mensen zo snel mogelijk op de juiste plaats aan het werk te krijgen, moet de Vlaamse Regering samenleggen, stelt Rob Beenders, en dat gebeurt vandaag niet. De voorliggende hervorming focust op de groep werkzoekenden die, na een korte werkervaring, op eigen kracht en op korte termijn de stap naar betaald werk kunnen zetten. Dat is de groep waarvoor de minister van Werk een beleid wil voeren. Zijn beleid mag echter niet met zich meebrengen dat andere mensen die vandaag wel actief zijn uit de boot dreigen te vallen of voor een deur komen te staan die gesloten blijft. Rob Beenders meent dat dit voor een grote groep mensen wel degelijk het geval zal zijn als het ontwerp van decreet wordt goedgekeurd. Ze zullen niet terechtkunnen in een traject waar ze eerder wel mogelijkheden in hadden.
De deur van de sociale economie stond twee jaar op slot. Er is nu al een wachtlijst van ongeveer 32.000 mensen die wachten op een plaats in de sector, volgens VDAB. Er komt een groeipad van 500 jobs, en dat is een kleine stap vooruit, erkent hij, maar die maatregel blijft beperkt als de groep van wachtenden door de hervorming almaar blijft groeien. Er is ook geen perspectief voor de anderen die niet terechtkunnen bij een maatregel van tijdelijke werkervaring. Ze komen op de wachtlijst terecht en moeten nog langer wachten op activering.
Er is bovendien ook nog geen oplossing voor de groep mensen die richting arbeidszorg worden gestuurd. Rob Beenders zegt dat er nog altijd onduidelijkheid is over een kwalitatief kader voor de tijdelijke werkervaring. Kwalitatieve begeleiding is nochtans essentieel voor de werkzoekende, maar net zo goed voor de werkgever die zijn werkvloer ter beschikking stelt.
Hij merkt op dat de RSZ-korting voor de tewerkstelling in het kader van artikel 60 wordt opgeheven. De minister wil die compenseren met een subsidie voor de begeleiding van trajecten tijdelijke werkervaring. Het schrappen van de RSZ-vermindering kan volgens de minister gecompenseerd worden via de doelgroepmaatregelen, maar de OCMW’s zijn ter zake beperkt en kunnen niet van alle maatregelen van het doelgroepenbeleid gebruikmaken.
De langdurig werkzoekenden, vaak de doelgroep van de artikel 60-maatregel, vallen volgens Rob Beenders dan helemaal uit de boot. Hoe zal de minister daaraan tegemoetkomen?
Bart Van Malderen wil de aandacht vestigen op enkele hiaten in het ontwerp van decreet. De uiteindelijke werkervaring is het paradepaardje van de minister. Bart Van Malderen wil weten of deze passe-partout wel werkt. De VVSG en de socialprofitorganisaties lieten al horen dat het niet het antwoord biedt dat ze nodig hebben in specifieke dossiers. Het is een belangrijk ontwerp van decreet, maar Bart Van Malderen mist de armoedetoets. Toch heeft wat voorligt onmiskenbaar een invloed op de positie van mensen in armoede. In de Septemberverklaring van 26 september 2016 stelde de minister-president dat het hebben van een job een cruciale hefboom is in de bestrijding van armoede. Het lijkt dan toch evident dat de minister van Werk de voorliggende hervorming ook in dat kader tegen het licht houdt. Het is volgens Bart Van Malderen een gemiste kans en hij vraagt de minister dat alsnog recht te zetten en daarvoor in dialoog te gaan met de betrokkenen.
Een ander hiaat is dat de minister in een aantal toegangen tot de tijdelijke werkervaring voorziet, behalve die voor arbeidszorg. Daarmee ontbreekt de laatste opstap naar werkervaring voor dat deel van de doelgroep die het aankan. Is dat een vergetelheid of een bewuste keuze? De vraag is of de minister dat wil rechtzetten.
Ten slotte wijst collega Van Malderen op de ongerustheid die er leeft op het terrein. De socialprofitsector en de VVSG hebben alarm geslagen. Ongeveer 800 jongeren hebben vandaag in het kader van de jongerenbonus een job. Het gaat om talrijke plaatsen in de publieke buitenschoolse kinderopvang en de publieke dagverzorgingscentra. De doelgroep voor korting wordt geschrapt en dus ook de loonsubsidie die daartegenover staat. De vraag is hoe de minister dat verlies aan plaatsen wil opvangen.
Collega Ronse licht namens de N-VA-fractie toe wat het standpunt is ten aanzien van het ontwerp van decreet. Hij geeft ook een aantal kritische succesfactoren mee om dit ontwerp van decreet te beoordelen. De N-VA-fractie toetst het voorliggend ontwerp van decreet aan drie grote lijnen. Ten eerste moet het gaan om een verdieping en een vereenvoudiging. De kracht van het ontwerp van decreet ligt daarin dat het niet langer uitgaat van kwantitatieve factoren buiten de wil van de werkzoekenden om, maar wel van wat de persoon in kwestie potentieel kan en van wie hij of zij is. Dat vergt een mindswitch en een upgrade bij VDAB. Die opwaardering moet ervoor zorgen dat de mens achter de structuren meer in beeld komt. Dat beschouwt Axel Ronse als een vereenvoudiging. Achter de spreekwoordelijke deur zit inderdaad nog een hele reeks aan typetrajecten. Dat maakt maatwerk mogelijk. De complexiteit wordt opgevangen door wie aan de deur de mensen begeleidt naar het voor hen geschikte traject. Dat is de belangrijkste verdienste van het ontwerp van decreet.
Ten tweede bekijkt de N-VA of het ontwerp van decreet het spectrum aan maatregelen consequent en coherent maakt. Eerdere sprekers vroegen of er overleg was geweest met de andere bevoegde ministers. De N-VA wil weten of het ontwerp van decreet ervoor kan zorgen dat ze elk een rol kunnen spelen en complementair kunnen werken. In plaats van hokjes die elkaar overlappen en in elkaar overlopen waarbij niet duidelijk is wat al dan niet tot de sociale economie behoort en waar mensen al dan niet thuishoren, worden door het voorliggend ontwerp van decreet de speelvelden afgebakend en op elkaar ingehaakt. De lijn is duidelijk en het verhaal is consistent. Waar haalt men het vandaan, aldus collega Ronse, dat er geen plaats meer zou zijn voor de zwaksten op de arbeidsmarkt? Er is volgens Axel Ronse in een maximaal groeipad voorzien. Dat zal bij de begroting 2017 en de beleidsbrief nog worden besproken. Er wordt door het ontwerp van decreet ook een duidelijke verbinding gemaakt met de OCMW's. Daar zal voortaan op een meer transparante en meetbare manier worden toegeleid. Of mensen nu een leefloon of een werkloosheidsuitkering hebben, verandert immers niks aan hun competenties. Ze moeten mee in het systeem van de tijdelijke werkervaring en het OCMW schrijft mee aan dat verhaal.
Ten derde bekijkt de N-VA de effectiviteit. Beantwoordt de hervorming aan de doelstelling, met name mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar het normaal economisch circuit begeleiden en voor wie niet naar dat NEC kan, een plaats vinden in de sociale economie? Axel Ronse waardeert de oprechte en eerlijke tussenkomst van Yasmine Kherbache omdat die duidelijkheid schept over de ideologische verschillen.
De N-VA stelde bij aanvang van de regeerperiode helder dat ze geen voorstander is van gesubsidieerde jobs en rotsvast gelooft in private tewerkstelling. De fractie gaat ervan uit dat maximaal inzetten op competentieontwikkeling betere resultaten genereert dan subsidies geven. Sp.a wil een en-enverhaal, de N-VA ook, maar dan veel minder uitgesproken. Het en-enverhaal voor de N-VA stoelt op de aangekondigde premie voor langdurig werklozen, die binnenkort nog zal worden toegelicht in de commissie, en de RSZ-verminderingen die helder zijn in het kader van het doelgroepenbeleid. De andere inspanningen moeten voor de fractie van Axel Ronse gaan naar het versterken van de competenties en dus van de mens daarachter.
Van het Activastelsel is het lid overtuigd dat een grondige evaluatie zou uitwijzen dat het minder effectief is en zelfs problemen genereert. Een evaluatie van het voorliggende systeem na verloop van tijd zal aantonen dat het efficiënter is.
Er zijn voor de N-VA ook drie kritische succesfactoren. Een eerste is uiteraard het aantal werkplekken. Om trajecten tijdelijke werkervaring uit te rollen zijn veel en goede werkplekken noodzakelijk. Ten tweede is ook de kwaliteit van de screening cruciaal. Ten derde is er de continuïteit van dienstverlening. De hokjes uit het verleden zijn gecreëerd vanuit goede intenties en de voorstanders beroepen zich ook op systemen zoals de buitenschoolse opvang en de dagverzorging. De N-VA is even bekommerd om de continuïteit daarvan. De partij is het evenwel beu te moeten lezen dat de minister zomaar even 800 mensen opzijzet, terwijl er is voorzien in twee jaar opzeg voor de bedoelde werknemers.
Er verschijnen ook onheilsberichten over het PWA-stelsel, terwijl de huidige PWA’ers gewoon in het systeem kunnen blijven. Miranda Van Eetvelde komt terug op de doelstelling van de tijdelijke werkervaring. Het gaat om werkzoekenden met een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt en het opbouwen van competenties om hen naar het normaal economisch circuit te leiden. De VDAB-dienstverlening blijft behouden voor alle werkzoekenden, men mag niet doen alsof die verdwijnt. Het systeem van tijdelijke werkervaring is bedoeld voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en bevat instrumenten om hen toe te laten op de werkplek competenties op te bouwen. Dat PWA-jobs zouden wegvallen in de middagopvang van scholen is een voorbeeld van pertinent onjuiste informatie, aldus collega Van Eetvelde.
Sabine Vermeulen stelt dat het beperken van de tewerkstelling tot twaalf maanden voor de werkvloeren in de sociale economie juist een goede maatregel is. Een werkplek in de sociale economie kan een beginpunt zijn om arbeidsattitudes en werkcompetenties aan te leren, maar de werknemers blijven er zitten in een beschermde omgeving. Het opzet van de tijdelijke werkervaring is juist om hen vooruitgang te laten boeken en aan competentieopbouw te doen, waardoor ook de begeleiding kan worden afgebouwd.
Emmily Talpe geeft aan heel tevreden te zijn over het ontwerp van decreet. Het geeft vorm aan een nieuw tewerkstellingservaringsstelsel en beantwoordt aan de nood aan meer maatwerk en het objectief om competentieverwerving te bieden aan werkzoekenden. Het ontwerp van decreet schetst het grote kader en de uitvoeringsmodaliteiten moeten nog worden geconcretiseerd. Dat laat nog vragen open.
Collega Talpe is het alvast met de SERV eens dat het ontwerp van decreet en de uitvoeringsbesluiten zo synchroon mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd. Het lijkt haar aangewezen die aanbeveling ter harte te nemen. Ze stelt ook een aantal concrete vragen die in de uitvoeringsbesluiten een antwoord moeten krijgen. Die vragen hebben betrekking op het verloop van de stages, de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering, de duurtijd van het traject tijdelijke werkervaring. Nu wordt die vastgelegd op maximum 24 maanden, terwijl de SERV pleit voor een maximum van 18 maanden. Waar ziet de minister het verschil?
Een andere opmerking van de SERV is dat de lange trajecten dreigen te verzanden in een opeenvolging van stages. Hoe wil de minister dat gevaar neutraliseren?
Wat met de concrete modaliteiten van nazorg? Hoe zal de minister de capaciteit van de tewerkstellingshervorming garanderen om de begeleiding in goede banen te leiden?
Emmily Talpe wil ook bijzondere aandacht voor de financiering van de OCMW’s voor de begeleiding van artikel 60’ers.
Sonja Claes refereert aan het regeerakkoord waarin wordt vermeld dat de diverse instrumenten zoals gesco, WEP-plus, PWA en artikel 60 in één kader zouden worden opgenomen. De gescohervorming is doorgevoerd, WEP-plus is hervormd in 2015, de hervorming van het PWA-stelsel is uit het ontwerp van decreet gelaten maar de artikel 60-maatregel zit er wel in.
Door de gefaseerde uitvoering is het moeilijk het overzicht te bewaren, en dat leidt tot de kritiek dat eenduidigheid ontbreekt voor de parlementsleden maar ook voor de buitenwereld. Het gaat om een kaderdecreet, en de uitvoeringsbesluiten zijn dan van minstens even groot belang, zoals ook door collega Talpe aangegeven. De SERV vraagt uitdrukkelijk dat ook de uitvoeringsbesluiten voor advies worden voorgelegd. Ook collega Claes dringt daarop aan.
CD&V staat achter het ontwerp van kaderdecreet, maar de verschillen met de huidige regeling zullen pas echt duidelijk worden in de uitvoeringsbesluiten. Voldoende werkplekken vinden wordt volgens collega Claes een knelpunt. Het gaat daarbij niet alleen over voorliggend ontwerp van decreet maar ook over andere maatregelen. De werkplekken moeten voor CD&V zo lokaal mogelijk worden georganiseerd. Bovendien is de kwaliteit van de screening van belang. Om een goed beeld te vormen van alle langdurig werklozen en hun maatwerk aan te bieden, is een degelijke inschatting van de capaciteiten essentieel. Hoe wil de minister dat precies aanpakken?
Er zijn ook voldoende overgangsmaatregelen nodig. Die moeten duidelijk worden in de uitvoeringsbesluiten. De aanwervingspremie voor langdurig werklozen is aangekondigd en Sonja Claes rekent erop dat deze maatregel er komt. Ze refereert nogmaals aan de opmerking dat de gefaseerde aanpak eigenlijk zorgt voor onduidelijkheid over het geheel.
Ze sluit zich ook aan bij de opmerking over het belang van de stopzetting van de degressiviteit van de werkloosheidsvergoeding die nu wordt besproken met de federale overheid en geeft ook aan dat er een instrument is uitgewerkt voor laaggeschoolde werklozen die een grote afstand hebben tot het normaal economisch circuit. Voor degenen die een nog grotere afstand tot de arbeidsmarkt moeten overbruggen – de groep die niet toeleidbaar is of naar de sociale economie gaat – herhaalt Sonja Claes haar eerdere pleidooi voor een even degelijke ondersteuning vanuit VDAB. Ze moeten goed worden begeleid opdat ze de juiste plek vinden.
CD&V is het niet eens met de opmerking van sp.a dat de werkervaringsovereenkomst de zaken bemoeilijkt. De VDAB-consulent heeft een overzicht van de bestaande mogelijkheden en kan de werkzoekende een overeenkomst aanbieden gebaseerd op zijn competenties. Sonja Claes meent dat dit perfect kan werken.
Wat de inkanteling van de artikel 60-maatregel betreft, is collega Claes enthousiast. Ze is van bij het begin een voorvechter geweest van een contract voor artikel 60-werknemers en is blij dat dit nu gebeurt. Er wordt ook een overeenkomst gesloten tussen VDAB en de OCMW’s. Voor het eerst krijgen de OCMW’s een plaats voor de rol die ze opnemen voor zwakkere medemensen. Ze krijgen die plaats niet naast maar samen met VDAB, en dat is essentieel voor Sonja Claes.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Zoals andere leden heeft ook collega Claes signalen ontvangen van op het terrein over de financiering van de OCMW’s. Zij gaat ervan uit dat de inkanteling van de artikel 60-maatregel in het stelsel tijdelijke werkervaring voor de OCMW’s een budgetneutrale operatie wordt, zoals de minister altijd heeft voorgehouden.
Tot slot geeft ze aan dat CD&V het ontwerp van decreet zal goedkeuren.
Collega Bothuyne sluit zich aan bij de uiteenzetting van collega Claes. Ook hij steunt de voorliggende hervorming. Hij is tevreden met de structurele verankering van de samenwerking en afstemming tussen VDAB en de OCMW’s waarover hij de minister in het verleden herhaaldelijk heeft ondervraagd.
Collega Bothuyne wenst ook nog te benadrukken dat er, wat het nieuwe wijk-werken betreft, in het werkveld vragen zijn betreffende de vooropgestelde termijn van 6 maanden, verlengbaar met nog eens 6 maanden. In dit ontwerp van decreet wordt 24 maanden ingeschreven als maximumduur voor een traject tijdelijke werkervaring. Collega Bothuyne pleit ervoor om die 24 maanden ook te hanteren als maximumtermijn voor het wijk-werken. Dat biedt flexibiliteit om te werken op maat van de werkzoekenden en de werkervaringsplaatsen.
Collega Annouri stelt dat het belangrijke ontwerp van decreet voldoende aandacht moet krijgen. Bij de bespreking van de conceptnota in januari 2016 stelde de minister dat vooral de grote lijnen werden aangegeven in de conceptnota en dat nadien de inhoudelijke invulling geconcretiseerd zou worden. Volgens collega Annouri blijft er toch nog heel wat onduidelijkheid bestaan in dit kaderdecreet. Die onduidelijkheden zijn niet alleen punctueel, maar ook algemeen. De doelgroep wordt bijvoorbeeld wel in algemene termen benoemd – werkzoekenden met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt – maar niet echt concreet afgebakend. Het doel is mensen te begeleiden naar een duurzame inschakeling in het normale economische circuit. Niemand kan echter het begrip ‘duurzaam’ definiëren, volgens collega Annouri.
Voor meer duidelijkheid over specifieke punten is het uiteraard wachten op de uitvoeringsbesluiten. Uit gesprekken op het terrein blijkt dat de terreinwerkers op die uitvoeringsbesluiten wachten, omdat er nu heel wat ongerustheid bestaat en men niet zeker is klaar te zijn voor de start van het nieuwe systeem.
Collega Annouri wijst ook op het risico van een draaideursysteem. Daarbij komt een werkzoekende in een traject terecht voor maximum twee jaar en na het doorlopen daarvan is het niet ondenkbaar dat hij of zij te horen krijgt dat het daar ophoudt. De werkgever kan dan doorgaan met een nieuwe werkzoekende, die ook weer twee jaar verder kan. Collega Annouri ziet geen garanties op duurzame tewerkstelling, hoe die ook wordt gedefinieerd. Het risico van een draaideureffect is reëel en het design van het ontwerp van decreet zit volgens collega Annouri fout wat dit betreft. Het bevat geen maatregelen om het draaideureffect tegen te gaan.
Collega Annouri geeft ook aan dat er heel veel van VDAB wordt verwacht. Het is niet duidelijk of VDAB klaar is voor de extra inspanningen die van VDAB worden verwacht. Hij stelt een aantal punctuele vragen die te maken hebben met de screening en de toeleiding die VDAB zal moeten doen. In welke mate zijn de medewerkers van VDAB daartoe opgeleid? Zijn er voldoende werkplekken? Komt daar een speciale databank voor? Is er in voldoende monitoring voorzien? Wat met de nazorg voor de werkzoekende?
De termijn van 24 maanden als maximumduur strookt volgens collega Annouri niet met het verzoek van de sociale partners. Hij geeft ook aan dat er een oplossing moet komen voor het opschorten van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering voor degenen die in zo’n traject stappen.
Minister Muyters heeft omstandig geantwoord op de verschillende vragen. Hij is ook tevreden met de grote belangstelling voor het ontwerp van decreet. Het wijst op het belang van het voorliggende ontwerp. Hij geeft ook aan dat de Activamaatregel en het doelgroepenbeleid, zoals dat in het verleden werd georganiseerd, niet het gewenste resultaat opleverden. Meer middelen heeft de minister niet, en dus werd een deel van het beschikbare budget gebruikt om het anders te doen. Sp.a spreekt van een en-enverhaal, maar er is onvoldoende geld om het oude beleid voort te zetten en nieuwe maatregelen te nemen en bovendien leverde het oude beleid onvoldoende resultaten op, zeker voor langdurig werklozen. Een deel van de middelen verschuift dus inderdaad naar werkervaring. De werkervaringstrajecten moeten langdurig werklozen uiteindelijk aan een job helpen. Werkgevers gaan volgens de minister doorgaans uit van de competenties die een kandidaat-werknemer heeft en hechten belang aan zijn of haar werkattitude.
De loonkost en de maatregelen om die te doen dalen zijn belangrijk, maar de minister kent niet veel werkgevers die enkel en alleen mensen aanwerven omdat ze goedkope arbeidskrachten zijn. De loonkost werd niet verhoogd, aldus de minister, en het concept van de doelgroepkortingen blijft bestaan.
De minister neemt het beeld van de toegangsdeur graag mee, maar hij stelt dat er geen doolhof achter zit. Het gaat niet om een ongeordende boel instrumenten achter een unieke toegangsdeur. De langdurig werkloze bekijkt samen met de VDAB-consulent hoe ze binnen de twee jaar via de beschikbare instrumenten werkgelegenheid kunnen realiseren. Welke instrumenten kunnen worden ingezet, is van ondergeschikt belang. En soms zal het traject ook minder dan twee jaar duren.
Uiteraard zal niet iedere werkzoekende hetzelfde traject doorlopen, want het gaat om maatwerk. Daarom wordt ervoor geopteerd om een traject van maximum twee jaar op te zetten en in functie van het individu te werken.
Voor de screening en het bepalen van welke werkzoekende mag starten en welke niet, vertrouwt de minister op de consulenten van de VDAB. Uiteraard worden de maatregelen gemonitord.
De toeleiding en de screening kan ook gebeuren door het OCMW of door partners van de VDAB, met de nodige kwaliteitsgaranties. De aanwervingspremie voor langdurig werklozen werd toegelicht. Er is in een opstap voorzien van 10 miljoen euro die bij de behandeling van de begroting 2017 kan worden besproken.
Minister Muyters begrijpt heel goed de opmerking van Sonja Claes over de gefaseerde aanpak en de onduidelijkheid die daaruit voortvloeit. De gefaseerde aanpak was echter nodig om tot een goed eindresultaat te komen. Alle hervormingen in één beweging doorvoeren, zou niet gelukt zijn, aldus de minister. Stap voor stap vooruitgang boeken, is de werkwijze die de minister wenst te hanteren.
Wat betreft de praktische modaliteiten bevestigt de minister dat de uitvoeringsbesluiten worden uitgewerkt en dat hij ze voor advies zal voorleggen aan de SERV.
Wat het stopzetten van de degressieve tijd van de werkloosheidsuitkering betreft voor degenen die in een traject stappen, is het overleg lopende met het federale niveau. De begeleiding van langdurig werkzoekenden is een traject naar werk over een periode van maximum twee jaar. De minister wil de opstart van die maatregel niet on hold zetten en wachten op een beslissing van de federale overheid. De minister vindt het wel opportuun om die degressiviteit op te heffen. De eerste gesprekken daarover lopen nog steeds, maar dat is geen reden voor uitstel. Het zou, aldus de minister, niet wijs zijn met deze nieuwe regelgeving te wachten op de federale overheid.
In verband met de afstemming met sociale economie en het welzijnsdomein geeft de minister aan dat het ontwerp van decreet zich richt op de werkzoekenden die via tijdelijke werkervaring in een termijn van twee jaar of minder naar het normale economische circuit kunnen doorstromen. Indien blijkt dat het na doorstroming niet lukt, dan kan die persoon eventueel terug naar het systeem van tijdelijke werkervaring. Blijkt de afstand te groot, dan kan men terecht bij de sociale economie of bij welzijn. Met de ministers bevoegd voor Sociale Economie en Welzijn is wel degelijk overleg gepleegd. De discussie is niet eenvoudig, maar op korte termijn moeten afspraken kunnen worden gemaakt. Op basis daarvan kan een visie worden ontwikkeld.
Op de vraag over tenders en het kwaliteitskader antwoordt de minister dat tenders nu al worden uitgeschreven en dat het kwalitatief kader geval per geval voor de doelgroep in kwestie wordt bepaald, alsook de voorwaarden die eraan vasthangen.
Minister Muyters gaat verder in op de vraag over de samenwerking met de OCMW's. Er wordt daarop geen besparing doorgevoerd. Het bedrag dat wordt uitgetrokken voor subsidiëring is gelijk aan het bedrag dat werd uitgetrokken voor de RSZ-korting.
In verband met de opmerking van de heer Beenders over het opheffen van de RSZ-korting, stelt de minister dat er voor 55-plussers een premie geldt voor aanwerving of voor het aan het werk houden van mensen uit die groep. Dat is niet het concept van de artikel 60-maatregel. Daarbij is geen sprake van aanwerving of aan het werk houden. De doelgroepmaatregel voor jongeren onder 25 jaar is echter niet uitgesloten.
De beperking tot 12 maanden voor de verhoogde toelage past binnen het concept waarbij de werkzoekende binnen de 2 jaar de stap naar het normaal economisch circuit zet. Sociale economie kan een eerste stap zijn, maar de doelstelling is doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt.
Daarom wordt de verhoogde toelage voor maximum een jaar toegekend, daarna krijgt het OCMW de gewone basistoelage.
De armoedetoets is niet gebeurd en de minister zal die toets ook niet doen omdat er geen plaatsen geschrapt worden, niet in het kader van de jongerenbonus, niet bij de PWA’s. Er worden evenmin uitkeringen geschrapt.
Dat het een uitdaging is om in voldoende werkplekken te voorzien, erkent de minister. Het is essentieel dat er voldoende werkervaringsplaatsen zijn. Met betrekking tot wijk-werken treedt de minister daartoe in dialoog, ook al wordt er door sommige actoren bewust verkeerde informatie verspreid.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De database voor werkplekken bestaat al, maar is nog niet volledig. Er moeten nog gesprekken volgen en er zal nog campagne rond worden gevoerd.
De minister sluit zich aan bij het inhoudelijke pleidooi van Axel Ronse voor de voorgestelde hervorming. De belangrijkste kritische succesfactor is voor de minister hoeveel trajecten in een job in het reguliere circuit uitmonden. In dit verband verwijst de minister ook naar de monitoring.
Wat de definitie van ‘duurzame tewerkstelling’ betreft: de term ‘duurzaam’ staat volgens de minister niet in de decreettekst zelf, maar het doel is inderdaad dat iemand langdurig aan het werk kan. Duurzaam staat niet louter gelijk met contracten van onbepaalde duur, want in de IBO-maatregel is er de mogelijkheid om initieel aan te werven met contracten van bepaalde duur.
Er is geen garantie dat de trajecten na twee jaar leiden tot een reguliere tewerkstelling. Maar met een resultaat van bijvoorbeeld 20 procent zou de minister niet tevreden zijn.
Voor artikel 60 is het duidelijk dat het OCMW zelf bepaalt wie daarvoor in aanmerking komt. Budgettair gezien is het een openendfinanciering. Voorts gaat de minister ervan uit dat men binnen VDAB zo veel mogelijk de middelen vrijmaakt voor wie de trajecten nodig heeft.
Het budget voor de verhoogde toelage voor tewerkstelling in de sociale economie – 34,7 miljoen euro in 2016 – blijft behouden. De financiering van het OCMW is inderdaad open end, maar het budget voor de verhoogde toelage is gesloten. Er is geen contingentering voor artikel 60-werknemers zonder verhoogde toelage, en die komt er ook niet.
VDAB is wel degelijk voorbereid op de hervorming, aldus de minister. Zij voeren vandaag al gesprekken met werkzoekenden. De taak van de bemiddelaars verandert niet fundamenteel, wel de manier van werken. De bemiddelaar doorloopt het traject met de betrokken werkzoekende en doet een aangepast voorstel. Het is een benadering waarin de klant centraal staat, hij wordt op maat geholpen en niet aan zijn lot overgelaten.
Mevrouw Kherbache, mag ik u vragen om de replieken een beetje in te korten?
Ik zal die inkorten, ja. We hebben met onze collega’s afgesproken dat we nadien geen uitgebreid debat gaan voeren. We zullen het kort houden.
Moet dat woordelijk worden voorgelezen, voorzitter?
Ik heb het meest geknipt in mijn eigen betogen.
We hebben het reglement aangepast met de bedoeling om geen verslag meer uit te brengen in de plenaire vergadering. We brengen wel verslag als het over de begroting en de rekeningen gaat, en als er een mondeling verslag moet worden gebracht omdat er geen schriftelijk verslag is en de verslaggever erom verzoekt.
Zo’n uitgebreid verslag dat de leden net zo goed kunnen lezen, is overbodig. Een gedrukt verslag biedt de volksvertegenwoordigers juist de mogelijkheid om op voorhand te bekijken wie wat gezegd heeft. Het hier naar voren brengen, voegt geen enkele meerwaarde toe aan het debat. Zo kunnen we hier nog heel lang zitten. Ik heb er geen moeite mee om hier tot 10 of 11 uur te blijven, maar een verslag moet iets beknopter zijn en een meerwaarde hebben.
We zullen de discussie die in de commissie heeft plaatsgevonden, niet opnieuw voeren, voorzitter. Daarom dachten we: laten we volledig zijn in het verslag zodat we dat kunnen vermijden. Uw kritiek is terecht, heel die discussie is al in de commissie gevoerd. (Opmerkingen van de voorzitter)
Bon, we zijn tijd aan het verliezen, denk ik.
Ik geef nog de slotbemerkingen. Yasmine Kherbache merkt op dat VDAB eigenlijk al maatwerk hoort te leveren. Door het gebrek aan evaluatie van de bestaande maatregel is deze hervorming een gemiste kans.
De heer Beenders geeft aan dat het belangrijk is en dat we er goed voor moeten opletten dat men de groep die vandaag een zeer grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt, een groep die dreigt toe te nemen, niet voor een gesloten deur zouden plaatsen. Men moet er ook op letten niet in denigrerende termen over deze groep te spreken.
De heer Van Malderen geeft aan dat de manier waarop over gesubsidieerde tewerkstelling wordt gepraat afbreuk doet aan de waarden van dat werk. Wat de jongerenbonus betreft, ging het over achthonderd banen die tegemoetkomen aan maatschappelijke noden. Dit afdoen als oubollig is weinig respectvol.
De heer Ronse geeft aan dat het niet de bedoeling is om ten aanzien van die personen en die jobs niet respectvol te zijn. Er wordt nog eens de nadruk gelegd op het belang van de doorstroming naar het regulier economisch circuit.
Collega’s, ik probeer samen te vatten. U zult het daarna moeten aanvullen. Axel Ronse deelt ook de bezorgdheid over de sociale economie, maar alles wordt volgens hem ook transparanter met de hervorming: hoeveel hoog-en middengeschoolden er bij PWA’s zitten, hoeveel mensen effectief in de sociale economie thuishoren, dat zou allemaal transparanter worden.
De heer Annouri zegt dat volgens de minister alles glashelder is, maar dat in het kaderdecreet heel veel vragen nog onbeantwoord blijven en er geen afdoend systeem is voor het draaideureffect.
De heer Van Malderen concludeert dat hij vreest dat dit decreet zal zorgen voor een verschraling in plaats van voor vernieuwing. Hij kan zich deels verzoenen met de rechtzetting van de minister wat de gesubsidieerde jobs betreft – dat het niet denigrerend is bedoeld – maar de vraag blijft of het aangereikte systeem wel geschikt is om de bedoelde taken in te vullen en de juiste profielen aan te trekken. De socialprofitsector – werknemers en werkgevers – lijken te denken van niet. De heer Van Malderen roept op om die sector een signaal te geven dat er geen capaciteitsverlies zal zijn in de zorgtaken. Vooraleer het ontwerp van decreet in werking treedt, zou een regularisatie voor de sector kunnen worden doorgevoerd, waardoor de gealloceerde middelen blijvend kunnen worden gebruikt voor de maatschappelijke noden en de werknemers die er nu zijn tewerkgesteld.
Tot slot werd het ontwerp van decreet aangenomen met 12 stemmen voor en 3 stemmen tegen.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik wil nog iets zeggen, alleen maar voor duidelijkheid van de werkzaamheden. Ik heb menen te begrijpen dat het uitvoerig verbaal verslag van mevrouw Kherbache aan een wens van de commissieleden beantwoordde om in de plenaire vergadering het commissiedebat, dat zij zo kundig heeft uitgelegd, niet te moeten herhalen. Is dat juist? Is er dus geen verder debat over wat zij heeft gezegd? Dat heb ik horen zeggen.
Ik heb dat ook horen zeggen, maar ik zal dat vragen.
De heer Beenders heeft het woord.
Sp.a heeft inderdaad een reflectienota opgesteld. Waarom? Omdat we het belangrijk vinden dat we rond deze thematiek zo constructief mogelijk kunnen meewerken en vooral onze visie rond dit ontwerp van decreet duidelijk kunnen maken. Het is niet de bedoeling om ze in detail uit te leggen – de reflectienota is bezorgd aan iedereen – maar het is wel belangrijk, vooral om het debat zo correct mogelijk te voeren, om de essentie van onze visie rond deze thematiek mee te geven.
De zesde staatshervorming was duidelijk en heeft aan de minister heel wat instrumenten gegeven om er vooral voor te zorgen dat er op het vlak van afstemming en vereenvoudiging voor een efficiënter activeringsbeleid kon worden gezorgd vanuit de bevoegdheid die minister Muyters is toebedeeld.
Er waren ook drie ambities die telkenmale op tafel kwamen wanneer aankondigingen werden gedaan of debatten werden gevoerd: afstemming, vereenvoudiging, een efficiënter activeringsbeleid. Daar kan ook sp.a niet tegen zijn.
Helaas stellen we toch vast dat er door dit ontwerp van decreet verschillende snelheden gaan ontstaan. Minister, we stellen vast dat de puzzel die voor een groot stuk door u moet worden gelegd, ook moet worden gelegd vanuit de bevoegdheid Welzijn en de bevoegdheid Sociale Economie. Het is uitermate belangrijk, wanneer een hervorming als deze plaatsvindt, dat er niemand uit de boot valt, zeker niet mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Helaas zien we bij zowel Welzijn als Sociale Economie andere snelheden. We vinden het daarom ook jammer dat de ministers niet hebben samengewerkt om de hervorming die vandaag op tafel ligt, aan de verschillende zijden te kunnen realiseren. We zijn er ook van overtuigd dat, wanneer deze hervorming doorgaat, er een structuur moet komen waarbij de mensen zo snel mogelijk op de juiste plaats kunnen komen, met uiteindelijk één doel: tewerkstelling creëren. Voor de ene is dat met begeleiding, voor de andere zonder. Het doel moet steeds hetzelfde zijn, namelijk werken.
We zijn er ook van overtuigd dat een aantal elementen hadden kunnen worden vermeden, zodat men de zonet door collega Kherbache geschetste discussies in de commissie niet had moeten voeren. Onze reflectienota is duidelijk. We geven in totaal vijf punten die we graag vertaald hadden gezien in het ontwerp van decreet.
Minister, zo zijn we ervan overtuigd dat een coherent arbeidsmarktbeleid cruciaal is als we de doelstellingen willen realiseren die u steeds hebt vooropgesteld en verdedigd.
Ten eerste is er het punt van een basisdienstverlening via VDAB. Werkzoekenden die zelf de stap naar betaald werk kunnen zetten, vinden op eigen initiatief een job en hebben eigenlijk geen verdere begeleiding en ondersteuning nodig. Werkzoekenden die niet op eigen kracht de stap naar betaald werk kunnen zetten, moeten terechtkunnen bij de basisdienstverlening van VDAB. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn en dat daar ook aan wordt tegemoetgekomen in dit ontwerp van decreet.
Als, ten tweede, de basisdienstverlening van de VDAB echter onvoldoende is, dan is er nood aan competentieversterking. Werkzoekenden die naast begeleiding en bemiddeling nood hebben aan competentieversterking, kunnen terecht in een beroepsopleiding, vorming of training. Een betere afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt, alsook een warme overdracht vanuit Onderwijs naar Werk zijn noodzakelijk om van bij de start een competentieachterstand te vermijden.
Ten derde zijn er gerichte doelgroepmaatregelen nodig om tewerkstellingskansen van kansengroepen te verhogen. We zijn er absoluut van overtuigd dat het noodzakelijk is om vooral een doelgroepenbeleid te organiseren gericht op specifieke doelgroepen die oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidscijfers. We denken hierbij aan laaggeschoolde jongeren, personen met een handicap, ouderen en langdurig werkzoekenden. Dat is nog altijd een groep die door de Vlaamse Regering vandaag niet voorzien is. Binnen deze maatregelen is er volgens ons geen nood aan begeleiding of ondersteuning van de werkzoekende op de werkvloer. De doelgroepmaatregel moet echter voorzien in een tegemoetkoming voor de werkgever ter vermindering van de loonkosten, om zo de aanwervingskansen van die werkzoekenden te bevorderen. Collega’s, laten we dan ook eerlijk zijn: de aangekondigde aanwervingsincentive voor langdurig werkzoekenden, waarover het op dit moment ook wederom onduidelijkheid troef is, hoort volgens ons vooral thuis in dat doelgroepenbeleid. De incentive is een tegemoetkoming voor de werkgever, niets meer en niets minder.
Als ten vierde basisdienstverlening en competentieversterking onvoldoende zijn, dan is er volgens sp.a nood aan werkervaring, een tijdelijke werkervaring voor werkzoekenden die niet via begeleiding en competentieversterking, maar wel op korte termijn, van maximaal een jaar, via werkervaring kunnen worden geactiveerd. Op aangepaste werkvloeren met begeleiding krijgen werkzoekenden de kans om ervaring op te doen in reële werksituaties en de competenties en arbeidsattitudes te versterken. Tijdelijke werkervaring bestaat na vereenvoudiging en afstemming uit drie pijlers: voortrajecten in de vorm van een stage voor werkzoekenden die nood hebben aan werkervaring op reële werkvloeren; een werkervaringsovereenkomst voor werkzoekenden die nood hebben aan begeleiding en werkervaring gekoppeld aan competentieversterking op de werkvloer; werkervaring in het kader van artikel 60 voor leefloongerechtigden die nood hebben aan begeleiding en werkervaring, gekoppeld aan competentieversterking op de werkvloer.
Onder de regie van de VDAB wordt een sterk partnerschap met OCMW’s en lokale besturen uitgebouwd. De analyses van de VDAB tonen aan dat een grote groep werkzoekenden niet gebaat is met werkervaring, maar absoluut baat heeft bij een aangepaste werkvloer.
Als competentieversterking en werkervaring onvoldoende zijn, dan is er nood aan een sterk sociaal tewerkstellingsbeleid. Werkzoekenden die niet via competentieversterking of werkervaring kunnen worden geactiveerd en die nood hebben aan werkvloerbegeleiding op aangepaste werkvloeren, moeten in de sociale economie terechtkunnen. Die creëert tewerkstelling op middellange en lange termijn. Op dat vlak zijn al heel wat hervormingsstappen gezet, maar ze resulteren niet in een snelheid die naast dit decreet kan worden gelegd. Vandaag zijn er tal van hervormingen aan de gang in wijkwerk en staan we aan de vooravond van de hervorming van de lokale diensteneconomie, die tegen 1 januari 2018 een transformatie zal ondergaan. Daar moeten nog heel wat pijnpunten worden weggewerkt zodat het ontwerp van decreet met garantie op succes kan worden afgerond.
Als tot slot sociale tewerkstelling onvoldoende kansen biedt op betaald werk, dan is er nood aan een werk-welzijn-zorgtraject. Werk-welzijn-zorgtrajecten vormen volgens ons het absolute sluitstuk op het activeringsbeleid voor werkzoekenden die door zorg- en/of welzijnsgerelateerde problemen niet of nog niet in staat zijn tot betaald werk.
Voor ons is het cruciaal dat al deze elementen zijn ingevuld of opgestart. Vandaag zien we dat het sluitstuk, de werk-welzijn-zorgtrajecten, maar ook de sociale economie niet volgen. En dan begint u ook nog eens met een screening, minister. Die is natuurlijk noodzakelijk om het verhaal op te starten. Als we ervan kunnen uitgaan dat die screening correct verloopt, dan moeten we eerlijk zijn en vaststellen dat mensen die vandaag in een traject zitten, dat traject na een screening misschien niet meer kunnen volgen, het etiket ‘sociale economie’ of ‘arbeidszorg’ krijgen en voor een gesloten deur zullen staan. Precies dat probleem proberen we al maandenlang aan te kaarten. Daarom zijn we er ook niet van overtuigd dat langdurig werklozen hiermee geholpen zullen worden en daarin staan we niet alleen. Vandaag lezen we in De Tijd een artikel dat de kritiek die wij al heel lang geven, ondersteunt. Daarom vinden we het jammer dat het sluitstuk in de hervorming niet werd geoptimaliseerd.
Wij zullen dit ontwerp dan ook niet goedkeuren, minister. Wij betreuren dat en hopen ten zeerste dat u de pijnpunten die we hebben aangegeven in de komende weken met uw collega-ministers zult oppakken, zodat we de puzzel in zijn totaliteit kunnen leggen en mensen die door VDAB worden gescreend en een bepaald etiket krijgen, ook de garantie hebben dat ze op een aangepaste plaats kunnen starten. We willen u en uw collega-ministers daarbij blijven steunen, maar zien helaas dat ook in uw beleidsbrieven heel weinig ambitie wordt getoond.
Tot zover onze reflectienota die aantoont dat wij als fractie dit verhaal heel ernstig nemen en ons parlementair werk grondig willen doen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik zal het heel kort houden. CD&V zal dit decreet goedkeuren. Het is een kaderdecreet waarin alle elementen vervat zijn. Ik wil hier nog eens herhalen dat wij enthousiast zijn over de inkanteling van artikel 60 in dit decreet Tijdelijke Werkervaring. Wij zullen het met veel enthousiasme goedkeuren.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Een aantal elementen in dezen verdienen bijzondere aandacht: inzetten op meer maatwerk, een doeltreffende activering, dat is de juiste focus. Onze fractie zal dit ontwerp van decreet graag goedkeuren. We hebben een nieuw stelsel van tijdelijke werkervaring (TWE) ter vervanging van diverse bestaande maatregelen. Idealiter konden we de verschillende systemen condenseren in één stelsel, maar theorie en praktijk zijn niet altijd even compatibel. TWE is een huis met meerdere kamers geworden maar met één duidelijke ingang. Werkzoekenden worden aan de voordeur onthaald en deskundig begeleid naar de juiste kamers. Wat voor ons heel belangrijk is, is dat ze ook terug naar de uitgang worden begeleid, wanneer ze klaar zijn voor hun intrede op de reguliere arbeidsmarkt.
Het decreet legt de principes en de marsrichting vast. Het is nu zaak om dat grote kader te concretiseren in de uitvoeringsbesluiten. Aandachtspunten daarbij zijn een degelijke screening, een voldoende aantal werkplekken, een volwaardig totaalpakket wanneer meerdere stages nodig zijn. We moeten ook vermijden dat de degressiviteit van de uitkeringen te lang stil ligt. Een warme overdracht en goede nazorg zijn uiteraard ook belangrijk.
We zijn ons bewust van vragen en bezorgdheden in het veld en rekenen op de minister om hier prioritair op in te zetten en tijdig en duidelijk te communiceren met de betrokken diensten en personen. Vooral de overgang van PWA naar het nieuwe systeem van wijkwerken veroorzaakt onrust. Voor ons moeten TWE en wijkwerken een tandem vormen. De transfer van de PWA-beambten richting VDAB staat voor de deur en dat doet veel vragen rijzen over de werking van de PWA’s tot 1 juli 2017. Er is ook bezorgdheid over de toekomst van de kinderopvang en de busbegeleiding in de scholen.
Minister, u staat onder druk van diverse instanties, met de VVSG voorop, en we hebben alle vertrouwen in u, maar een beperkt uitstel hoeft in voorkomend geval geen taboe te zijn. Een voldragen zwangerschap zou in dezen nog altijd de beste garantie zijn voor een goede start.
Deze hervorming is de juiste weg naar activering. Met dit ontwerp, dat we straks officieel tot decreet zullen stemmen, hebben we het grote kader dat we nadien verder moeten invullen. Het volstaat niet om putten in het wegdek op te vullen, er moet een nieuwe asfaltlaag worden gelegd. Minister ik vraag u om tijdens die werken te voorzien in duidelijke signalisatie, goede communicatie, en waar nodig eventueel in een tijdelijke omleiding.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Talpe maakt hier een belangrijk opening. Ik zou niet willen dat dit als een detail wordt weggezet. Tijdens de bespreking hebben wij, zoals mevrouw Kherbache daarnet al zei, onze bezorgdheid geuit over de gebruikers, zowel van PWA als van de verschillende systemen die zullen opgaan in het nieuwe systeem van werkervaring. We hebben ervoor gewaarschuwd dat er niet zomaar mag worden van uitgegaan dat het nieuwe systeem past voor wie er vandaag gebruik van maakt en dat je daar wellicht een aantal effecten kunt verwachten die niet altijd positief te noemen zijn: prijsverhogingen, dienstverlening die dreigt weg te vallen en dergelijke meer.
Minister, u windt zich op als ik dit zeg, maar ik stel vast dat mevrouw Talpe hier exact dezelfde bekommernis naar voren brengt. Ze zegt bovendien dat uitstel geen drama hoeft te zijn. Ik vind dit een belangrijk gegeven dat voor de eerste keer vanuit de meerderheid ook zo helder die bekommernis naar voren wordt gebracht. Als u dat uitstel in acht zou nemen, moeten we daarvan misschien gebruikmaken om ook het tweede pijnpunt op te lossen, namelijk de armoedetoets.
Als je een job vervangt door een werkervaring, als je een loon vervangt door een vergoeding bovenop de werkloosheidsvergoeding, kun je toch niet ontkennen dat dit een invloed heeft op het statuut, op het inkomensprofiel van de betrokken werkzoekende of, naargelang hoe je ernaar kijkt, de werknemer? Het lijkt mij evident dat je daar een armoedetoets op zou toepassen. Minister, waarom de opening die mevrouw Talpe heeft geboden niet benutten om zowel het ene als het andere op te lossen?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, zoals afgesproken zal ik namens mijn fractie zeer kort tussenkomen. Ik verwijs naar het uitgebreide en zeer gedetailleerde verslag dat mevrouw Kherbache heeft voorgesteld.
Minister en collega’s, mijn fractie zal tegenstemmen. Wij hebben al in de commissie duidelijk gemaakt dat we dit doen omdat er voor de mensen die dit traject doorlopen geen garantie op vast werk achteraf is. Dat is ergens logisch. Maar in dit decreet ontbreekt het ook aan een ‘smart design’, aan incentives om ervoor te zorgen dat daar wel toe gestimuleerd wordt. Het draaideureffect is nog te groot. De mensen lopen te lang in dit traject en lopen het risico om van het ene traject naar het andere te worden doorgeschoven zonder door te stromen naar het NEC.
Minister, er leeft ook, zoals de collega’s al hebben aangehaald, zeer veel onduidelijkheid bij de mensen op het werkveld. Of het nu gaat over de monitoring, de juiste begeleiding, de nazorg of de begeleiding, er blijven nog heel wat vragen over. Daardoor kunnen wij dit niet mee goedkeuren.
Toch één positief iets: ik sluit mij aan bij de commentaren van mevrouw Claes over de inkanteling van artikel 60. Dat juichen wij zeker toe. Maar dat zal voor ons niet voldoende zijn om dit mee goed te keuren.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal een amendement voorstellen dat wij vanuit de meerderheid hebben ingediend op dit decreet, meer bepaald aangaande artikel 9. Daarmee maken wij het mogelijk voor de Vlaamse Regering om in een compensatie te voorzien voor de OCMW’s, want de OCMW’s zullen ook mensen toeleiden naar werkplekken. Wij voorzien, naast de betoelaging door de RSZ, die in de vorm van een subsidie aan de OCMW’s wordt toegekend, voor alle begeleidingstrajecten in een compensatie vanuit de Vlaamse Regering. Dat is meermaals in het verslag aan bod gekomen.
Zeker na het betoog van de heer Van Malderen en de reflectienota die door de heer Beenders werd voorgesteld, kriebelt het bij mij enorm om in te gaan op alle zaken die daarin staan. Maar al die zaken zijn uitvoerig toegelicht in het verslag. Collega’s, ik bespaar jullie de herhaling.
Ik wil wel tot slot minister Muyters feliciteren. Dit is een ontwerp van decreet dat de persoon met een afstand tot de arbeidsmarkt voor de eerste keer zeer centraal stelt. Niet de instrumenten, niet de organisaties die deze instrumenten gebruiken staan centraal, wel de persoon met een afstand tot de arbeidsmarkt. Collega’s, al wie bekommerd is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt moet dit ontwerp van decreet en het amendement met grote overtuiging goedkeuren. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Ronse, mocht u niet zo euforisch geweest zijn, zou ik niet het woord hebben gevraagd. Maar het uitgangspunt zal in de realiteit niet werken. Wat als een werkzoekende na een screening bij de VDAB het etiket krijgt om naar sociale economie te gaan? Hij komt daar terecht op een wachtlijst. Moeten we dan applaudisseren?
Dat is wat u net gezegd hebt. De werkzoekende met een afstand tot de arbeidsmarkt staat centraal. Mocht het groeipad, het afnemen van de wachtlijsten bij sociale economie, de opstart van W² gerealiseerd zijn, dan applaudisseerden wij mee. U gaat er voor zorgen dat mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voor een gesloten deur komen te staan. Wat doet u dan? Applaudisseren.
Ik pik die voorstelling van onze appreciatie van dit ontwerp van decreet absoluut niet. We hebben ervoor gezorgd dat sociale economie een bijzonder belangrijke rol krijgt. We hebben dat bovendien aangeklikt op alles wat met tijdelijke werkervaring en werk te maken heeft. We hebben met minister Homans in een groeipad voorzien waar u bijzonder positief over bent geweest tijdens de bespreking van de beleidsbrief Sociale Economie. Het gaat om 2,5 miljoen euro extra. Er is nog nooit zoveel geïnvesteerd in sociale economie als vandaag. Leg mij uit waarop u zich baseert dat we werkzoekenden die naar sociale economie zouden moeten gaan om daar ervaring op te doen, geen plek geven. Hoe kunt u dat hardmaken?
Ten eerste waren we niet euforisch in de commissie Sociale Economie, maar hebben we de vraag gesteld of er wel effectief een groeipad is. We moeten de antwoorden nog krijgen. Ik hoop dat het zo is, maar in de toelichting bij de begroting staan die vijfhonderd personen niet benoemd als een extra groeipad. Daar staat nog een benaming in die tussen haakjes aangeeft of het wel of niet een groeipad is. Het is ook niet duidelijk voor wie die juist dient. Dient die voor de lokale diensteneconomie, voor de sociale werkplaatsen alleen of de beschutte werkplaatsen? Dat is nog niet duidelijk.
Ten tweede, het mocht er nog aan mankeren dat er dit jaar geen groeipad komt. U hebt er de afgelopen drie jaar geen gehad. Het wordt hoog tijd dat het er komt. We zouden elke extra job binnen sociale economie toejuichen. Met dit ontwerp van decreet echter zult u ook mensen richting W² sturen, en dat is nog niet opgestart. Wat gaat u doen met die mensen? Die zullen voor een gesloten deur komen te staan. U kunt nu toch niet zeggen dat de snelheid bij Welzijn zal volgen op het voorliggende ontwerp van decreet? Dat is ons grote punt van kritiek. Er zullen mensen na een correcte screening bij VDAB voor een gesloten deur komen te staan.
Ik heb de heer Beenders nog altijd niet hard horen maken waarom die mensen voor een gesloten deur zullen komen te staan. Stel dat we hier een status quo zouden hebben en niet zouden overgaan tot een decreet Tijdelijke Werkervaring, dan zouden zeer veel mensen blijven zitten in systemen zoals PWA, terwijl ze eigenlijk, mits tijdelijke werkervaring, mits een goede begeleiding en mits investeren in die mensen, in het reguliere circuit kunnen terechtkomen. Hetzelfde geldt voor sociale economie. Daar zijn bovendien twee tenders vastgelegd en aangekondigd om na te gaan op welke manier we mensen daar kunnen laten doorstromen. De tijden dat men eeuwig in een bepaald statuut of traject zat, zijn voorbij. We investeren in mensen. We investeren in langdurig werkzoekenden en ze zullen naar de arbeidsmarkt worden toegeleid. Dat doet dit ontwerp van decreet.
Voor alle duidelijkheid: in het voorliggende ontwerp van decreet zit niet de hervorming van PWA. Ik heb mevrouw Talpe horen pleiten om geen overhaaste beslissingen te nemen. Ik steun dat ten volle. In het ontwerp van decreet dat vandaag voorligt, zitten de elementen die we daarnet hebben opgesomd, waaronder ook artikel 60. Over PWA zullen we het de volgende keer hebben
Minister Muyters heeft het woord
Ik ben eigenlijk heel tevreden met de reflectienota. De pijlers van sp.a komen voor meer dan 80 procent overeen met het beleid zoals we het vandaag voeren, maar er liggen andere accenten. (Opmerkingen bij Bart van Malderen)
Als u eerlijk bent, zult u toegeven dat dit effectief zo is.
Er zijn een aantal punten die verschillend zijn. Op die punten verschillen we van mening; het doelgroepenbeleid is daar een voorbeeld van. Die discussie hebben we al tot in den treure gevoerd. We moeten ze niet herhalen.
Er komt inderdaad nog een aanwervingspremie, en dat heb ik ook al herhaaldelijk aangehaald.
Wat we met dit decreet willen bereiken, is wat daarstraks bij de actuele vragen naar voren is gekomen, namelijk dat iemand die jong is, toch al ervaring kan krijgen. Dat kun je met die tijdelijke werkervaring bereiken. Mevrouw Kherbache, we zullen bereiken dat iemand niet in een precair statuut blijft zitten zoals die jongeren dat ook niet wensen. Zij willen dat die tijdelijke werkervaring die ze opdoen, een traject is naar het normaal economisch circuit. U zei daarstraks dat de jongeren dat vragen; wel, ze krijgen het. U zou het dus mee moeten goedkeuren, maar ik begrijp dat dat moeilijk ligt.
We gaan activeren. We gaan de maatregelen terugbrengen tot de essentie waar ze in het verleden voor werden gebruikt, namelijk mensen begeleiden naar het normaal economisch circuit via het opdoen van een werkervaring.
Collega Talpe, u hebt het vooral over de PWA gehad. Collega Claes merkte op dat het hier niet aan bod komt en dat is correct, maar toch wil ik één ding opnieuw herhalen omdat er toch altijd zoveel onrust over is. Ik heb al heel vaak herhaald dat wie vandaag in een PWA-stelsel zit, erin kan blijven. Als hij of zij wil, kan hij of zij een stap verder zetten. We gaan niemand uit het circuit halen die er vandaag in zit. Dat is de reden waarom ik niet inzie waarom ik zou moeten vertragen. Ik ga mijn werk doen. Ik ga met iedereen spreken met wie moet worden gesproken. We zullen er hard aan werken, maar ik ga pas vertragen als dat echt noodzakelijk is en niet omdat er wat onrust is. Er is verkeerde informatie. Ik herhaal: wie in het PWA-stelsel zit, kan erin blijven, ook al wordt hij gescreend en krijgt hij te horen dat hij een stap verder kan zetten als hij dat wenst. Als die persoon dat niet wenst, kan hij in het PWA-stelsel blijven.
Het verslag maar ook de discussie, zowel bij de conceptnota als in de commissie en vandaag, maakt duidelijk dat het over een belangrijke hervorming gaat. Het is een stap om meer mensen dan vandaag via tijdelijke werkervaring naar het normaal economisch circuit te krijgen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik wil reageren op uw laatste opmerking over precaire statuten en doorstroming naar duurzaam werk. Het is inderdaad geen verrassing dat we elkaar vinden in alles wat te maken heeft met competentieversterking en intensieve begeleiding. We benadrukken allebei dat dit belangrijk is. Wat wij een ontbrekende schakel vinden, is de stap naar een duurzame job. Die stimulans mag je niet uit het oog verliezen. Vandaar onze kritiek toen u de Activa afschafte voor de langdurig werkzoekenden. Dat zijn geen precaire statuten, maar dat zijn normale jobs in het normaal economisch circuit waar mensen socialezekerheidsrechten opbouwen en ook werkervaring in echt werk opdoen. Dat is belangrijk voor op je cv. Het is heel anders dan een traject. U mag Activa niet gelijkstellen met een precair statuut, want het zijn echte jobs. U schaft dit af. Om u een idee van de impact te geven: de lastenverlaging als aanwervingsstimulans voor langdurig werkzoekenden vandaag bedraagt ongeveer 121 miljoen euro en de aanwervingspremie die u nu plant, is een opstap van 10 miljoen euro en op kruissnelheid misschien 25 miljoen euro.
Dus ja, dat is een gigantisch groot verschil qua impuls voor die laatste cruciale stap naar een job. Daarom benadrukken we dat er om een efficiënt en effectief beleid te voeren dat uitgaat van werkervaring, de laatste stap naar een job ook nog een stimulans nodig heeft, zeker voor de langdurig werkzoekenden, die toch bijna de helft van de werkzoekenden in Vlaanderen uitmaken.
Om het halfrond niet te vervelen ga ik niet meer zeggen dan dat u in het verslag exact hebt weergegeven waarom ik de activa niet kon behouden.
Minister, u zegt dat u daar onvoldoende middelen voor had. Daarom hebt u die verschoven. Maar u had een extra budget via de competitiviteitsenveloppe. U hebt de keuze gemaakt om middelen die nu dienen om mensen naar duurzaam werk te leiden, te verschuiven naar een andere beleidsdoelstelling. Dat vinden wij een verkeerde keuze. U had met de competitiviteitsenveloppe bovendien extra budget gekregen, maar daar hebt u op bespaard.
Neen, mevrouw Kherbache, als u twee weken geleden aanwezig was geweest in de commissie bij de toelichting van de beleidsbrief, dan had u gehoord waarvoor de competitiviteitspremie… Ik heb daar niet op bespaard. Die wordt ingezet in het doelgroepenbeleid en dat heb ik toegelicht in de commissie.
Inderdaad. Die wordt van nu af aan toegepast, zoals initieel aangekondigd, maar de eerste jaren van de legislatuur hebt u die niet toegepast. Dat waren beschikbare middelen voor begrotingsdoeleinden, maar dat is niet bevorderlijk voor de arbeidsmarkt.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 922/1)
– De artikelen 1 tot en met 8 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 9. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 922/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 10 tot en met 36 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.