Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer de Bruyn heeft het woord.
We weten al vele jaren dat zelfdodingsgedrag, gaande van gedachten tot de daad zelf, niet gelijkmatig verdeeld is over de hele bevolking. We weten ook al lang dat er regionale verschillen zijn. West-Vlaanderen, bijvoorbeeld, draagt een veel zwaarder lot wat betreft suïcide en suïcidepogingen.
Ook bij holebi’s en transgenders weten we al vele jaren dat zelfmoordgedrag frequenter voorkomt en ernstigere vormen aanneemt. In dat opzicht is het onderzoek dat een tiental dagen geleden gepubliceerd werd, eigenlijk ook niet nieuw. Het confronteert ons wel opnieuw met de bestaande zware last die door bepaalde doelgroepen wordt gedragen. We dringen ook al langer aan, en daarover verschilden we tot nu tot wat van mening, op de noodzaak van doelgroepspecifiek preventiebeleid, aansluitend en boven op het brede gevoerde preventiebeleid wat betreft suïcidepreventie.
Geconfronteerd met de nieuwe cijfers, die opnieuw die noodzaak aantonen, is mijn vraag heel eenvoudig: bent u bereid het bestaande, brede, algemene suïcidepreventiebeleid dat we in Vlaanderen uitvoeren, aan te vullen met een complementair beleid wat betreft de preventie van suïcide bij holebi’s en transgenders?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega De Bruyn, u hebt de context juist geschetst. Er is een Vlaams actieplan. Voor elke zelfdoding die we kunnen vermijden, moeten we die inspanning absoluut doen. Dat plan heeft inderdaad een algemene en brede strategie, maar is ook zeer expliciet en vermeldt ook een aantal doelgroepen waarvan we weten dat daar verhoogde risico’s zijn.
Een van die doelgroepen zijn holebi’s en transgenders. In 2015 is er, in uitvoering van dat plan, een actie geweest om samen te zitten met de holebiverenigingen en met de mensen die vanuit de suïcidepreventie de expertise hebben, om te kijken wat er op de werkvloer kan gebeuren om de bijscholing en opleiding te verbeteren. Ook in dat kader is met het Transgender Infopunt, het Vlaams expertisecentrum suïcidepreventie en met een aantal andere organisaties een onderzoek gevoerd naar de specifieke triggers, de momenten, de risico’s die in die doelgroep dat gevaar voor suïcidale gedachten kunnen vergroten.
De verdienste van die studie is dat we nu inderdaad heel duidelijk zien wat die momenten zijn. Het gaat over de ervaring van uitsluiting; het gaat over het niet aanvaard worden, ook door familie; het gaat over momenten dat men met fysiek geweld geconfronteerd wordt vanwege zijn of haar homo, lesbisch of transgender zijn. Dus is het logisch dat we, zoals het actieplan ook voorziet, een specifiek luik aan het actieplan toevoegen, gebaseerd op deze extra informatie.
Er gebeuren natuurlijk al een aantal zaken, die we kunnen versterken. Ze worden door de studie bevestigd als goede strategieën. Het Transgender Infopunt leidt met zijn buddyproject familie van transgenders op als ervaringsdeskundigen. Het begeleidt die families in het aanvaardingsproces. Dat is een belangrijk instrument voor diegenen die zoiets vernemen van een familielid. Bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) kan men terecht als men suïcidale gedachten heeft. Maar ik ben het er absoluut mee eens dat wij nu moeten bekijken hoe wij een aantal acties kunnen ondernemen die specifiek door kunnen gaan op datgene wat door de studie als belangrijk naar voren wordt geschoven. We zullen met politie en justitie moeten spreken in het kader van het interfederale plan tegen discriminatie en geweld tegen holebi’s en transgenders. Er moeten zeker specifieke zaken gebeuren. Daarover moeten wij met de verenigingen spreken. Ik ben echt van plan om, als logische uitvoering van het globale plan voor de doelgroepen, specifiek te bekijken hoe je een aantal acties kunt specificeren en doelgroepspecifiek maken.
Minister, u weet dat ik rotsvast geloof in ons Vlaamse Actieplan Suïcidepreventie. Ik zeg ‘rotsvast’ zonder enig gevoel voor overdrijving. Maar we hebben eerder ook al gezien dat een aantal kwetsbare doelgroepen, die daarin geïdentificeerd worden, onder meer holebi’s en transgenders, tot nu toe niet de passende concrete acties en brede strategieën ingevuld vonden die op hun kwetsbare positie een gepast antwoord moeten geven. Er worden daarin stappen gezet. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Ik kan uiteraard alleen maar hopen dat u in de uitvoering en ontwikkeling ervan verder gaat op het pad dat voorzichtig werd ingezet, waarbij aanwezige expertise op het vlak van suïcidepreventie en expertise die in Vlaanderen aanwezig is wat betreft het algemeen welbevinden van holebi’s en transgenders worden samengebracht, ruimte krijgen en budget krijgen om effectief die brede doelgroepspecifieke preventiestrategie te ontwikkelen.
Mevrouw Jans heeft woord.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie de vraag van de heer De Bruyn onderschrijven. Minister, ik vind uw antwoord duidelijk. Het komt tegemoet aan een heel terechte vraag, die nu ook met de enkele dagen geleden gepubliceerde studie wordt onderbouwd. We hebben een heel ambitieus actieplan waarin wordt ingezoomd op een aantal kwetsbare risicogroepen, die vaker worden geconfronteerd met zelfdodingspogingen en zelfdoding.
Minister, ik wil in dat kader nog even de aandacht vestigen op de groep van de zogenaamde KOP-kinderen: kinderen van ouders met een psychiatrische problematiek. Ook daar zien we dezelfde verschijnselen. Wanneer we kijken naar specifieke doelgroepen, lijkt het me zinvol om ook deze groep nog even te noemen, omdat we weten dat specifieke preventiestrategieën, zoals de heer De Bruyn bepleit, vaak heel zinvol zijn.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ons land is een voortrekker op het vlak van de gelijkberechtiging van holebi’s. Toch zitten wij nog met zulke slechte cijfers en resultaten inzake welbevinden. Een actieplan is zeer nodig. Ik onderschrijf de woorden van de heer De Bruyn: meer concrete en doelgerichte acties zijn nodig. Mijn partij is daar al lang voorstander van. We zullen erover waken dat die acties concreet genoeg zijn en snel genoeg worden uitgevoerd, zodat ze resultaat afwerpen.
Ook wat onderwijs betreft, kunt u met uw collega spreken over het versterken van het onderwijsbeleid inzake gendergelijkheid, het bespreekbaar maken van seksuele geaardheid, omdat de groep holebi-jongeren het toch moeilijker heeft op dat vlak dan de heteroseksuele jongeren. Ook binnen de doelgroep zelf hebben de oudere holebi’s wat meer aandacht nodig. Ze worstelen ook met specifieke problemen. Ik hoop dat uw acties concreet genoeg zullen zijn. We zullen ze met aandacht verder opvolgen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het zijn inderdaad cijfers die binnenkomen en die hard zijn in een regio als de onze, waar nog steeds zoveel jongeren psychisch heel kwetsbaar zijn als het om hun geaardheid gaat. Minister, het is goed dat u een specifieke actie onderneemt na al die jaren dat erom wordt gevraagd, want het is niet de eerste keer dat de heer De Bruyn of andere collega’s op het podium staan.
Ik wil ook, zoals mevrouw Brusseel, pleiten voor het bredere luik. Als het gaat over het psychisch welzijn of welbevinden van onze jongeren, moeten we verder kijken dan enkel de suïcide. Suïcide is iets verschrikkelijks, maar het psychisch welzijn is veel breder. U hebt al heel lang een plan aangekondigd over geestelijke gezondheidszorg. Wanneer komt dit plan er? Waar blijft het? Zal daarin ook aandacht zijn voor holebi’s? Er is vijf keer meer kans dat holebi-jongeren zelfmoord plegen. Het psychisch welzijn in ons land is nog steeds niet goed voor die jongeren. Ze verdienen een prioritaire en aparte aanpak.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik dank u om deze actuele vraag te stellen en ik houd een gelijkaardig pleidooi. Structurele financiering voor doelgroepspecifieke maatregelen die kunnen worden ingebed in werkingen die al bezig zijn met die doelgroepen, die er contacten mee hebben, dat is echt essentieel. Minister, ik ben blij dat u daar werk van wilt maken en ik kijk er echt naar uit.
Als u praat met de federale collega’s, oppert u dan misschien ook eens het idee om strafverzwaring, niet enkel voor homofobie, maar ook voor transfobie in te voeren. Misschien is dat maar een signaal van de vele. Laten we toch allemaal blijven onthouden dat het probleem niet de geaardheid is van holebi’s of transgenders, maar wel de manier waarop de samenleving ermee omgaat. Het is een collectieve taak om de samenleving daar anders naar te laten kijken.
Collega’s, ik ben het met veel zaken eens. Het principe ‘Health in All Policies’ geldt hier natuurlijk ook. Je kunt zeggen dat dit te maken heeft met het pleidooi voor een respectvolle samenleving, met de strijd tegen discriminatie, met vorming, opleiding, opvoedingsondersteuning, met strafbepalingen. Heel veel dingen kun je linken aan de strijd tegen suïcide en de suïciderisico’s en die zijn absoluut belangrijk. Daar moeten we aan meewerken. Er bestaan afspraken, ook interfederale, om hieraan te werken, geen enkel probleem.
Als we het hebben over suïcidepreventieplannen, dan moeten we ‘cibleren’. Dan moeten we zeggen: dit zijn de zaken die wij opnemen en die in onze corebusiness terechtkomen. Ik pleit ervoor om dat te doen binnen het goedgekeurde tweede Vlaams actieplan. Ik doe dat omdat we vermoeden en hopen dat dat plan succesvol is. Uit de cijfers kunnen we al voorzichtig vermoeden dat onze aanpak toch een zeker resultaat neerzet, hoewel het nooit voldoende is. Het kan en moet steeds beter zijn. Ik pleit ervoor om ons binnen dat plan te positioneren en te doen wat in dat plan is aangekondigd: we moeten doelgroepspecifiek een aantal zaken versterken.
Bij doelgroepspecifiek wil ik enige nuance aanbrengen. Het wil niet zeggen: alleen maar gericht op communicatie en het welbevinden van de doelgroep. Er zijn ook een aantal actoren in de samenleving – ik denk aan politie en justitie – die we moeten doen beseffen dat de momenten waarop ze worden geconfronteerd met fysiek geweld, momenten zijn van verhoogde risico’s op suïcidaal gedrag. Dat zullen ze beter moeten ondersteunen en equiperen om te weten wat te doen en hoe te reageren.
Ik ben het dus helemaal eens met de idee dat we nu, zeker aan de hand van de informatie, moeten doorzetten in een consistente strategie. Het zou een beetje oneerlijk zijn om te zeggen dat er nog niets gebeurt. Er lopen wel degelijk al een behoorlijk aantal acties. Het is het moment om die te verstevigen in overleg met de verenigingen en te consolideren voor de volgende jaren.
We moeten goed het oog houden op de heel specifieke klemtoon die we hebben gelegd bij holebi’s en transgenders. Er zijn voor de rest een heleboel interessante opmerkingen gemaakt die we mee moeten nemen, maar ik leg opnieuw even daar de focus.
Ik stel vast dat in het actieplan de doelgroep als kwetsbaar werd omschreven, maar dat de nodige concrete actieplannen ontbraken. Die worden nu in het vooruitzicht gesteld. Dat is een goede zaak. Ik breng de timing die ondertussen is gepasseerd, even in herinnering. Ik heb daar voor het eerst op 7 oktober 2014 in de commissie voor gepleit. Een tweede keer heb ik daar op 13 oktober 2015 in de commissie met meer aandrang voor gepleit. Vandaag, 9 november 2016, alweer een jaar later, staan we hier en zijn de eerste stappen gezet. Ik juich die toe. Ik hoop dat als we volgend jaar een stand van zaken opmaken, we met zijn allen vaststellen dat er concrete acties zijn geweest, ingebed in brede strategieën, voldoende overlegd met groepen waar de competentie zit, zodat we kunnen zeggen dat er opnieuw een stapje in de juiste richting is gezet, en als het kan zelfs een grote stap. (Applaus bij de meerderheid)
De actuele vraag is afgehandeld.