Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de door de Vlaamse Regering voorgestelde hervorming van de provincies.
Het debat is geopend.
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, of misschien moet ik de aanhef ‘citoyennes et citoyens’ gebruiken, monsieur le président. Vergeef me deze aanhef in het Frans en dan nog wel in het Vlaams Parlement. Schande! Maar dat leek me gepast nu we het hebben over een historische, eerbiedwaardige instelling, opgericht in napoleontische tijden: onze provincies.
De Franse overheersing van onze gewesten is intussen al een tijdje achter de rug. Er is geen sansculotte meer te bespeuren. Hoog tijd dus om dat tussenniveau aan te passen. Net zoals in andere dossiers zijn we er ook hier in geslaagd een doorbraak te realiseren. Daarmee geven we gevolg aan een evolutie die reeds vroeger was ingezet, de interne staatshervorming, en voeren we uit wat in het regeerakkoord staat.
Waarom deze operatie? Het is er ons niet om te doen de scalp van de provincie aan onze gordel te hangen en over de Vlaamse prairie te galopperen. Dat is niet onze bedoeling. Deze hervorming is in het direct belang van de burger. We pakken de beleidsversnippering aan en de bestuurlijke verrommeling, met meer autonomie voor gemeenten en met een kaderstellende, coachende Vlaamse overheid. Voor persoonsgebonden bevoegdheden en culturele aangelegenheden houden we twee niveaus over. Dat leidt tot meer transparantie en meer efficiëntie. De taakstelling van de provincies wordt dus verder aangescherpt. Een afgeslankte rol voor de provincies gefocust op grondgebonden bevoegdheden.
Dit is een bestuurlijke operatie, geen budgettaire. De bevoegdheden worden overgeheveld samen met de bijbehorende middelen. Het bestaande budget voor deze bevoegdheden verdwijnt dus niet. Het betreffende personeel van de provincie behoudt volheid van rechten en in overleg met de ontvangende instantie, de gemeente of Vlaanderen, bekijken we waar we hun expertise het best kunnen gebruiken.
De provincies zullen minder taken, minder bevoegdheden hebben en dus ook minder politieke mandaten, of, zoals het in de volksmond klinkt, minder postjes. Dat is ook logisch. We slanken het politieke apparaat af van 350 provincieraadsleden naar 175. Het aantal gedeputeerden gaat van 6 naar 4. Voor Oost-Vlaanderen alleen al betekent dat een minderuitgave voor politici van circa 450.000 euro. Voor heel Vlaanderen is dat jaarlijks ruim 2 miljoen euro. Voor de gewone Vlaming, voor de burger, is er geen bijkomende fiscale druk.
Wat met de fameuze opcentiemen? Vlaanderen zal zijn basisheffing op de roerende voorheffing verhogen, want het gaat bevoegdheden overnemen, ook die voor de gemeenten. Uiteraard worden de opcentiemen van de provincie verminderd en afgetopt, alsook die van de gemeenten, net al sinds 1991. Anders ontstaat een ongewenst effect. Dat wordt decretaal bepaald zodat er door de Oost- en West-Vlaming, de Antwerpenaar, de Brabander, de Limburger en zelfs de kustbewoner geen euro meer wordt betaald dan voorheen.
Op 1 januari 2018, de overgang, is, zoals reeds gezegd, geen sinecure. Laat me toe te zeggen dat de opmaak van de inventaris en de medewerking vanuit bepaalde provinciebesturen niet altijd optimaal of constructief was. Met deze verlenging, waar de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) trouwens blij mee is, kunnen we ordentelijk een zachte landing maken. Daar is het personeel, van wie we de expertise hard nodig zullen hebben, bij gebaat.
In het verleden is er in de bovenlokale en gebiedsgerichte werking goed werk geleverd door de provinciale diensten en de ambtenaren. Er is ook een evolutie om te komen tot minder verrommeling op het tussenniveau. Ik ben geen provinciehater, maar ik ben ook geen provincialist. De N-VA wil gaan voor een sterk Vlaanderen met sterke bestuurskrachtige gemeenten. Dan is het logisch dat het tussenniveau voor een deel zal verdampen.
Slankere provincies betekenen niet enkel provincies met minder bevoegdheden en minder politiek personeel, maar ook provincies met minder nood aan provinciale partijwerking. Met andere woorden, de financiële ondersteuning van de politieke fracties en de partijen, door de provincie moet slanker. Dat is het doortrekken van de logica. Onze N-VA- provincieraadsfracties zullen in elke provincie de nodige initiatieven nemen om de provinciale financiering van de politieke partijen in overeenstemming te brengen met het afgeslankte takenpakket van de provincie. Daarmee blijven we als partij consequent in de lijn die we altijd gezegd hebben. We gaan niet besparen op de dienstverlening aan de burger, wel op de politieke structuren. Dat is de kracht van verandering. Zo komen we tot een slankere en efficiëntere overheid. Ik hoop dat jullie daarin allemaal onze bondgenoten zullen zijn.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik heb een aantal vragen voor de heer Meremans. In de eerste plaats wil ik hem bedanken voor zijn geschiedenisles. Hij spreekt over een doorbraak na de superministerraad van 27 mei 2016. Op welke doorbraken doelt hij precies? Is dat het opschuiven van de datum met de jaren, wat bijkomende onduidelijkheid en chaos creëert? Hij propageert nochtans meer efficiëntie en duidelijkheid en een betere dienstverlening. Ik heb in zijn betoog niet gehoord wat de nieuwe doorbraken zijn.
Wat de financiële oefening betreft, en ik stel de vraag terzelfdertijd aan minister Homans, bij de zogenaamde verevening zit nogal een grote gap tussen de berekening van de VVP en de berekening van de Vlaamse Regering. Op welke criteria is die berekening gestoeld? Is ze nog voor evolutie en bijschaving vatbaar?
Misschien nog een kanttekening: mijnheer Meremans, u verdedigt met heel veel bravoure dat de medewerking van de provinciebesturen niet optimaal was. Ik verneem van diezelfde provinciebesturen dat het niet aan hen gelegen is. Dat staat zwart op wit op papier. Hun huiswerk was af, maar het is de Vlaamse Regering die absoluut tekort is geschoten in dit dossier.
Wat hebben we gehoord de laatste maanden? “Die hervorming komt er niet, het gaat traag, ze gaan er niet in slagen, het zal waarschijnlijk voor de Griekse kalenden zijn.” Integendeel, een aantal dossiers werden getackeld en zijn erdoor geraakt. Ook moesten er antwoorden worden gegeven op de opmerkingen van de Raad van State. Die zijn gegeven. Dat is de doorbraak. Met andere woorden, er is duidelijkheid: op 1 januari 2018 gaan de bevoegdheden over. Dat is de doorbraak, ondanks de bewering van sommige mensen, onder andere van uw partij, dat het er niet van zou komen. Het komt er wel van. Het regeerakkoord is misschien niet de Bijbel, maar is voor ons wel het Nieuwe Testament.
Wat u zegt over bepaalde provinciebesturen, daarover zal ik niet in een welles-nietesspelletje treden. Als ik uitlatingen uit het verleden op een rijtje zet, dan doet me dat vermoeden dat bepaalde mensen in de provinciebesturen er toch niet zo tuk op waren om hun bevoegdheden af te staan. Maar u weet, the times they are a-changin’, en we gaan gewoon door. (Applaus bij de N-VA)
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, u had het over de doorbraak. Voor alle duidelijkheid, dit dossier was al twee keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Bij de tweede principiële goedkeuring hadden we nog altijd het ‘x-je’ opengelaten, het bedrag dus dat we met de fiscale bevoegdheden overnemen van de provincies. We wilden van de Raad van State duidelijkheid krijgen of we al dan niet bevoegd waren. Dat was een heel principiële vraag omdat de financiering van de afslankingsoefening van de provincies natuurlijk ook wel gefundeerd moest gebeuren. De Raad van State heeft ons gezegd dat de Vlaamse Regering wel degelijk bevoegd is.
Daarom is er op de superministerraad – zoals u die noemt – een derde principiële goedkeuring gegeven aan het ontwerp van decreet. Het is opnieuw naar de Raad van State gestuurd. Het bedrag was nog niet ingevuld bij de tweede principiële goedkeuring. We hebben nu 167 miljoen euro ingevuld. Wij schatten in op basis van de jaarrekeningen die ons zijn bezorgd door de provincies, dat er voor 167 miljoen euro aan persoonsgebonden bevoegdheden bij de vijf verschillende provincies zitten. Als we spreken over een overdracht van persoonsgebonden bevoegdheden, moesten we dat bedrag ook invullen.
167 miljoen euro aan persoonsgebonden bevoegdheden is 14 procent van het totale budget dat de vijf provincies hebben. Het totale budget van de vijf provincies samen is 1.169.000.000 euro. Als ik nu heel veel gedeputeerden en oppositiepartijen hoor zeggen dat er nauwelijks nog geld overblijft voor de provincies, dan is dat een loopje nemen met de waarheid. Ze behouden 86 procent van hun jaarlijkse budget.
Wat de fiscale druk betreft, herhaal ik dat onze Vlaamse basisheffing momenteel 2,5 procent bedraagt. Als we die verhogen tot op het niveau om aan die 167 miljoen te geraken die we nodig hebben voor de persoonsgebonden bevoegdheden – geïnd door de Vlaamse overheid en al dan niet doorgestort aan de lokale besturen en aan de Vlaamse gemeenten en steden –, dan moeten we van 2,5 procent naar 5,08 procent gaan. Dat is een vermenigvuldiging met 2,03.
Als u straks in uw betoog zult vragen of dit een belastingverhoging is, dan is het antwoord ‘neen’. Dit is geen belastingverhoging op Vlaams niveau, niet op provinciaal niveau en niet op gemeentelijk niveau. Waarom niet? Als we onze Vlaamse basisheffing verhogen met maal 2,03, dan hebben we decretaal verankerd dat de provincies en gemeenten dezelfde oefening moeten doen in de andere richting. Ze moeten hun opcentiemen op de onroerende voorheffing verlagen met 2,03 zodat er in de provincies geen toenemende fiscale druk is. Voor elke burger van gelijk welke provincie zal de fiscale druk gelijk blijven. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u hebt opnieuw een algemene beschouwing gegeven over de berekening van hoe u tot de 167,2 miljoen euro komt. De Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) heeft dat wel degelijk op een doorgronde manier gedaan, in tegenstelling tot uw cijfer.
Minister, ik hoor u zeggen dat dat cijfer vastligt en dat het niet meer kan worden bijgestuurd, ook niet op basis van de tabel die nog altijd voorligt en waarbij een aantal instellingen en organisaties nog steeds niet zijn toegewezen, hetzij aan het lokale, hetzij aan het Vlaamse niveau. Ik begrijp dat dat niet meer kan worden bijgestuurd.
Ik veronderstel dat u er opnieuw, net als in andere dossiers, rotsvast van overtuigd bent dat dit de toets van de Raad van State wel zal doorstaan? Het verleden heeft het tegenovergestelde bewezen.
Minister, ik vond dat u in uw uitspraak een loopje neemt met de waarheid. U zegt in verband met de provinciale middelen dat het peanuts is wat er wordt afgestaan. Ik keer terug naar een aantal jaar geleden, 2002. Toen had het Provinciefonds 71 miljoen euro. Het is dan een tijd, gelijk met het Gemeentefonds, gestegen met 3,5 procent. De heer Keulen was toen minister van Binnenlands Bestuur, nietwaar collega? Ondertussen zien we dat het naar 0 is gegaan. Minister, de eerlijkheid gebiedt om dit er ook bij te nemen en niet gefragmenteerd te gaan discussiëren.
Minister, minister-president, Vlaamse Regering, als ik vandaag de krant lees, merk ik dat u zelfs uw eigen meerderheidspartijen, uw coalitiepartijen niet overtuigd krijgt van dit verhaal.
Ik heb duidelijk proberen uit te leggen waarom we bij de derde principiële goedkeuring van die bewuste vrijdag een bedrag moesten invullen. We zijn tot de totaalsom van 167 miljoen euro gekomen, omdat we natuurlijk niet opnieuw naar de Raad van State konden gaan met een x. Dat begrijpt iedereen hier aanwezig. Wil dat zeggen dat die 167 miljoen euro voor ons per definitie voor eens en voor altijd vaststaat? Neen. Wij voeren zeer duidelijk overleg met de VVP. Elke week komen wij samen. Ik neem persoonlijk deel aan die overlegmomenten met de VVP.
Mijnheer De Loor, er is toch wel een groot verschil tussen de inventaris die enerzijds is opgemaakt door de VVP en de provinciebesturen samen, en die ongeveer 68 miljoen euro bedraagt, en de inventaris die is opgemaakt door de Vlaamse administraties, die volgens mijn oordeel nog altijd onafhankelijk werken van de politiek, en die 167 miljoen euro bedraagt. We moeten proberen elkaar daarin te vinden.
Mijnheer De Loor, u ziet dat de minister van Welzijn en de minister van Jeugd en Cultuur eveneens aanwezig zijn. De minister van Sport is verontschuldigd. Zij voeren natuurlijk heel intensief bilaterale gesprekken met de verschillende gedeputeerden, met de verschillende provinciebesturen om tot een goede inventaris te komen.
Mijnheer De Loor, ik heb een gedeputeerde van uw partij, mijnheer Vandenhove uit Limburg, op de televisie horen zeggen dat hij in 2017 geen euro meer kan geven aan jeugdverenigingen, culturele instellingen en sportverenigingen, omdat het geld weg is. Ik stel u en de hele sp.a hier de vraag: waar is dat geld? Dat geld is niet overgeheveld naar Vlaanderen, noch naar de lokale besturen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Janssens heeft het woord.
Mijnheer Meremans, u klonk nogal triomfalistisch in de boodschap die u vandaag bracht. Dat verbaast mij enigszins. Hetgeen u hier vandaag met veel vuur verdedigt, staat namelijk toch wel ver van hetgeen u hebt geschreven in het programma waarmee u naar de kiezer bent getrokken in 2014. Daarin stond letterlijk: “We schaffen het provinciaal bestuursniveau af.” Hetgeen u hier vandaag verdedigt, hetgeen de Vlaamse Regering is overeengekomen, ligt daar wel ver vandaan. Hetgeen oorspronkelijk, in 2014, bij het begin van deze legislatuur, in het regeerakkoord stond, was al een afslanking van uw eigen verkiezingsprogramma. Hetgeen uiteindelijk overblijft, is daar nog eens een afslanking van. De opcentiemen op de onroerende voorheffing blijven bestaan. In de grote steden, Antwerpen en Gent, zal provinciale inmenging blijven bestaan. De streefdatum die voorop werd gesteld, 1 januari 2017, is met een jaar verlengd naar 1 januari 2018.
De ene toegeving van de N-VA volgt op de andere. Het uiteindelijke resultaat staat zeer ver af van wat u in uw eigen verkiezingsprogramma hebt genoteerd. Toch staat u hier met veel triomf. Ik stel vast dat uw triomfalisme en dat van uw partij over allerlei halfslachtige compromissen, waarbij de N-VA de ene toegeving na de andere moet doen, stilaan begint te lijken op masochisme.
Mijnheer Janssens, ik vind het een beetje raar. Een tijdje terug kregen wij als N-VA’ers het verwijt dat we caractériels zijn, dat we geen compromissen kunnen sluiten, dat we geen akkoorden kunnen sluiten. Dat hoor ik aan één kant. U komt dan zeggen tegen ons: “U sluit akkoorden, u sluit compromissen, stoute N-VA’. Ja, kijk, wat is het verschil met ons? Wij zijn Vlaams-nationalisten en we zien ons volk zo graag dat we het liever zelf besturen dan dat over te laten aan iemand anders. Dat is onze taak. In ons programma willen we inderdaad verder gaan, zoals u zegt, maar je sluit akkoorden af, akkoorden om te besturen. Wij hebben een mandaat gekregen van de kiezer. Dat mandaat doen wij gestand. We proberen akkoorden te sluiten. Dat betekent dat we stappen zetten, dat we proberen die kracht van verandering op het terrein te realiseren. Daarbij is er geen sprake van een einddatum. Neen, dat is een open einde. We weten immers allemaal dat dit, gezien de evolutie in Europa, in Noord-Europa naar een evenwicht tussen centralisering en decentralisering, zeker en vast opnieuw op de agenda komt. Ondertussen moeten we er echter voor zorgen dat de boel draait, dat we een duidelijke afslanking krijgen en een scheiding tussen grondgebonden en persoonsgebonden bevoegdheden. Heel belangrijk is echter dat we de dienstverlening voor de burger beter maken. Daar is het ons om te doen en daarin zijn we ook geslaagd.
Mijnheer Meremans, u wilt een betoog houden voor het sluiten van compromissen. In de politiek is daar op zich niets mis mee. Als u in een coalitie treedt, zult u inderdaad altijd water bij de wijn moeten doen. Als uw wijn echter geheel ondrinkbaar wordt, dan moet u uzelf toch eens vragen beginnen te stellen. Voor de N-VA lijkt dit wel de legislatuur van de gemiste kansen te worden als we kijken naar dit dossier en naar andere dossiers. De toegevingen die de N-VA doet, zijn immens. Uw partij is nochtans de grootste. U hebt in dit dossier de bevoegde minister. U hebt de minister-president. Toch slaagt u er in niet in om uw eigen programma erdoor te duwen, of zelfs maar in de richting van uw eigen programma te gaan. U lijkt de gegijzelde te zijn van de twee kleine coalitiepartners.
We kennen die traditionele praat. Dat is het verschil: ik weet niet of u dat bent, maar ik ben allang geen maagd meer. Wij gaan wél vooruit. Ik kom zelf uit het onderwijs, en ik heb al sms’jes gekregen van collega’s die me zeggen dat dat akkoord een goed akkoord is, dat ze blij zijn. Doe zo voort, zeggen ze me. Ook over de kinderbijslag hoorde ik positieve geluiden. Nu is er dit. Je kunt toch niet zeggen dat we niet vooruit gaan. Dat is het verschil: als we een akkoord sluiten en er is een doorbraak, zeggen jullie dat dit te zwak is. Het glas is halfvol of halfleeg. We maken wel degelijk progressie. We gaan vooruit. Deze regering werkt. Dat heeft de bevolking ook gevraagd. De bevolking weet ook wel dat je niet alles in je partijprogramma van a tot z kunt realiseren. De bevolking vraagt dat je progressie maakt en dat je overeenkomt, dat je akkoorden kunt sluiten. Daarom staan wij ook hier en u daar. (Applaus bij de N-VA)
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik wil u ter informatie toch gewoon meegeven dat het grootste deel van de middelen van Jeugd, Cultuur en Sport al twee jaar geleden zijn verevend, en dat die zijn toegevoegd aan de Vlaamse budgetten. Ik wil ook ter informatie meegeven dat goed besturen ook anticiperen op veranderingen is. Heel wat provincies hebben hun provinciale reglementen, die projectsubsidies bevatten voor Jeugd en Cultuur, ondertussen afgeschaft of on hold gezet. Die moeten opnieuw worden geoperationaliseerd om toch nog in 2017 subsidies te kunnen geven. Als die gedeputeerden dus zeggen dat ze onmachtig zijn geworden om dingen te kunnen doen, dan hebben ze minstens voor 80 procent gelijk.
Mijnheer Caron, het gaat natuurlijk niet over de bevoegdheden die ze niet meer hebben, maar wel dat ze zeggen geen geld meer te hebben voor de bevoegdheden die ze nog tot 1 januari 2018 mogen uitoefenen. Voor alle duidelijkheid: u hebt gelijk als u erop wijst dat er in het verleden wel een aantal oefeningen zijn gebeurd wat Cultuur betreft, maar persoonsgebonden bevoegdheden, dat is natuurlijk veel meer dan Cultuur. Dat gaat ook over Jeugd, over Sport en dergelijke meer. Dat is dus breder.
Voorzitter, ik wou vooral iets zeggen over de tussenkomst van de heer Janssens. Mijnheer Janssens, misschien weet u dat niet, want u hebt weinig ervaring en iets zegt me dat u ook weinig ervaring wilt krijgen in deze kwestie, maar er is een verschil tussen een partijprogramma en een regeerakkoord. Nu doet u uitschijnen dat er in het regeerakkoord stond dat we de provincies gingen afschaffen. Quod non. We hebben onderhandeld, we hebben een compromis bereikt met de drie partijen die nu in de Vlaamse Regering zitten en deel uitmaken van de meerderheid. Dat is natuurlijk wel een verschil.
De heer Meremans heeft ook gezegd dat we wel degelijk – niet alleen onze partij, maar ook de coalitiepartners – in staat zijn om compromissen te sluiten. Denkt u nu echt dat bijvoorbeeld de debatten van de afgelopen twee weken, de uitvoering waren van het integrale partijprogramma van coalitiepartner CD&V of van coalitiepartner Open Vld? Neen. Dit was een compromis, dit is heel duidelijk het regeerakkoord. We hebben altijd gezegd: een afslanking van de provincies. Dat was het regeerakkoord, dat hebben we afgesproken. Nu gaan we daarmee verder.
U kunt zeggen dat het niet het partijprogramma van de N-VA is, en dat klopt. We zitten met drie coalitiepartners in deze regering en ik denk niet dat uw partij het ooit zover zal schoppen om deel uit te maken van een regering, want u bent totaal niet in staat om een compromis te sluiten. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, onthoud altijd dat hoogmoed voor de val komt. Niettemin is er niets oneerbaars aan het sluiten van compromissen. Maar als u in ’s hemelsnaam met 43 parlementsleden in dit halfrond, met de bevoegde minister van Binnenlands Bestuur en zelfs met de minister-president, die u in deze zaak ruggensteun kan geven, alleen maar een resultaat behaalt dat zo ver afstaat van uw eigen verkiezingsprogramma – de afschaffing van de provinciale bestuursniveaus – dan kunt u hier toch niet tevreden mee zijn. Zeg nu toch gewoon eens dat u aan uw kleinere coalitiepartners de ene na de andere toegeving hebt moeten doen, en dat het uiteindelijke resultaat iets is waar u helemaal niet tevreden mee bent.
Mocht u uw eigen partijprogramma in deze zaak hebben gerealiseerd en dus de provinciale bestuursniveaus zou hebben afgeschaft, dan zouden wij de eerste zijn geweest om u te feliciteren en hier te applaudisseren.
Minister Tommelein zal antwoorden namens minister Homans.
Nee, nee, ik zal mijn collega ondersteunen. Mijnheer Janssens, toen u naar de lagere school bent gegaan, hoop ik dat u hebt leren tellen. Dat is de basis in de politiek. Elke nieuwe jonge mens die bij mij binnenkomt in de politiek, leer ik één iets: om iets te bereiken, moet je een draagvlak en een meerderheid hebben. Dat betekent dat minister Homans gelijk heeft. We zijn met drie partijen in een coalitie, we hebben allemaal ons partijprogramma, maar om iets te realiseren en een regeerakkoord uit te voeren, moet je de helft van de stemmen hebben hier in dit halfrond. Dat betekent dat je een meerderheid moet hebben. Misschien kunt u ooit eens proberen een meerderheid te hebben in dit halfrond, mijnheer Janssens.
Mijnheer Tommelein, ik ben blij dat u een regeerakkoord verdedigt dat u zelfs hebt getekend voor u het hebt gelezen. (Rumoer)
Maar in de lagere school krijg je ook geheugentests. Blijkbaar bent u daar destijds niet zo goed in geslaagd, want op het Toekomstcongres van uw eigen partij van 2013, nog niet zo lang geleden, heeft Open Vld zich uitgesproken voor de afschaffing van de provinciale bestuursniveaus. Ook de N-VA is voorstander van de afschaffing van dat provinciale bestuursniveau. Wat houdt u dan in ’s hemelsnaam tegen? Er is hier een meerderheid in het parlement – dat is meer dan 50 plus 1 – voorstander van de afschaffing van de provincies, en toch slaagt de Vlaamse Regering er niet in dit te realiseren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, u spreekt zichzelf toch tegen. Daarjuist was het de N-VA die moest toegeven aan de twee andere partners op het vlak van de provincies. Nu blijkt ineens dat het standpunt van Open Vld heel dicht bij dat van de N-VA staat. Wat we hier doen, is een zeer grondige hervorming van de provinciebesturen, grondiger dan ooit voordien. Dat is een enorme stap vooruit.
Mijnheer Janssens, u verwijt de partijen van de meerderheid dat ze hun programma niet helemaal hebben gerealiseerd. Kunt u één onderdeel van uw programma opnoemen dat u de voorbije dertig jaar hebt gerealiseerd? Geen enkel, mijnheer Janssens. (Applaus bij Open Vld)
Mijnheer Somers, er zijn ooit zeventig punten door onze partij voorgesteld, waarvan er een heel aantal door andere partijen zijn gerealiseerd.
Want vlak voor de verkiezingen, in maart 2014, zei ene Bart Somers dat we na 25 mei geen volgende communautaire ronde meer in gang zouden moeten zetten, maar aan een interne staatshervorming moesten werken, en: “De totaal overbodige provincies kunnen daarbij het best verdwijnen.”
Wel, mijnheer Somers, wat is daarvan overgebleven?
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, ministers en goede collega’s, wetende dat Latijn bij velen van u een belletje doet rinkelen, kan ik om te beginnen zeggen dat de provincies een Romeins idee zijn. Dat waren ‘provinciae’ en daarin zit het woord ‘vincere’ en dat betekent toch dat men daar toen al winstmogelijkheden in zag.
In die zin kan voor CD&V deze operatie wel leiden tot afslanking maar niet tot de afdanking van de provincies. Ik ben blij dat dit hier al werd bevestigd en dat we dat nog zullen horen bevestigen. Voor ons is belangrijk dat deze stap tot een definitieve verankering en niet verkankering van dit intermediair niveau gaat leiden.
Dat dit ging gebeuren, stond in de sterren – ook van dit Vlaams Parlement – geschreven. We hebben hier al met een rapport Bestuurlijke Organisatie over gediscuteerd, we hebben de interne staatshervorming gehad, en we hebben regioscreening gehad. Het regeerakkoord heeft de knoop doorgehakt, en wij hebben daar nog een drietal ‘knoopzorgen’ over.
Om te beginnen, dat de afbouw nu van de persoonsgebonden materies op provinciaal vlak in dat toekomstig kader niet verder kan leiden tot afslanking van die persoonsgebonden materies. Het moet nu door de metaaldetector, maar wij willen niet dat de bevoegdheden verder worden uitgekleed. Ten tweede moet naast de provincie ook de verrommeling van semibestuurlijke circuits, functionele besturen en andere gedeconcentreerde diensten ook eens worden bekeken. Ten derde, Vlaanderen kan, minister, ook een Pascale Naessenscursus gebruiken om toch ontvettender te werken. We kunnen en moeten daarvoor vanuit dit parlement voldoende gezonde maaltijden aanreiken.
Voor CD&V is cruciaal dat we met een mensenbril en niet met een structurenbril kijken naar de provinciale dienstverlening. Het is belangrijk op het terrein dat de mensen in hun dagelijkse bezorgdheden en aanmoedigingen nog krijgen waar zij recht op hebben. Dus graag een pleidooi om bij de afspraken over de provincies en de vakdomeinen de tijd en de ruimte te nemen om inzake personeel, bevoegdheden en investeringen geen onvolledige beslissingen te nemen, maar in volle transparantie – en we hebben ons nu een jaar extra tijd gegund – die overdracht correct te regelen.
Veel begrip ook dat personeelsleden hiervan wakker liggen. Het is belangrijk vandaag duidelijk te maken dat we hun rechten en toekomstkansen ‘gesecuriseerd’ willen zien en dat zij daar snel de landingspiste voor kunnen ervaren.
Als de provincies minder de luchtmacht zullen zijn van persoonsgebonden bevoegdheden, worden ze meer dan ooit de grondtroepen van de grondgebonden materies, en die zijn niet min. De voorbije dagen hebben velen van u ‘met de botten aan’ in het water gestaan bij de overstromingen. Welnu, onbevaarbare waterlopen, buffering en overstromingsgebieden, het zal noodzakelijk zijn, gekoppeld aan een goede ruimtelijke ordening. Dit is een uitdaging om u tegen te zeggen. Dan volgen nog: een bovenlokaal milieubeleid, een degelijk plattelandsbeleid, een sterk erfgoedbeleid, een sociaal-economisch streekbeleid, een sociale economie, toerisme naar sterke streken, Europese programma’s als het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), Interreg en Leader, een integraal fietsbeleid en trage wegen, en een digitaal optimale werking binnen de regio’s. Weet ook dat 5 provinciebesturen 53 domeinen beheren waar jaarlijks 10 miljoen bezoekers komen en 1000 medewerkers actief zijn.
Met andere woorden, CD&V kan meegaan in dit proces als we kunnen garanderen dat Cultuur, Jeugd, Sport en Welzijn daardoor op mensenmaat minstens even kort – zo niet nog dichter – bij de mensen zullen komen als vroeger en vooral dat de provincie een sleutelniveau wordt inzake die grondgebonden aangelegenheden. Want, collega’s, mensen kicken niet op structuren, mensen kijken naar resultaten. Hoe de Voetbalbond werkt, interesseert niemand, nietwaar voorzitter? (Opmerkingen)
Er moet worden gescoord. Onze fractie wil met dit vernieuwd provincielandschap gaan voor een offensief beleid. De voorwaarde – dat is met alles wat we hier doen – moet zijn dat de burgers er beter van worden, want dan weten de supporters waarom. Daar gaan we voor. (Applaus bij de meerderheid)
Collega Doomst, ik dank u voor uw constructieve uiteenzetting. Als u zegt dat we de mensen de garantie moeten geven dat ze in de toekomst nog een even goede dienstverlening als vandaag zullen krijgen wat de persoonsgebonden bevoegdheden betreft, dan ben ik het absoluut met u eens. We moeten dat doen. Het is ook een efficiëntieoefening dat we wat de persoonsgebonden bevoegdheden betreft nog maar twee niveaus hebben. Het provinciale niveau valt weg, maar de lokale besturen, de steden en gemeenten enerzijds en de Vlaamse overheid anderzijds, blijven. Ik hoop dan ook dat dit in samenwerking kan gebeuren met de provinciale besturen en de gedeputeerden die bevoegd zijn voor de persoonsgebonden bevoegdheden en dat we daar elkaars bondgenoten in zijn. Zo kunnen we die dienstverlening die nu vanuit de provincies gebeurt inzake cultuur, jeugd, sport en dergelijke meer, blijven garanderen ten aanzien van de burgers na deze afslankingsoperatie. Er ligt ook een grote verantwoordelijkheid bij de gedeputeerden. Niet alleen de taken worden overgeheveld, niet alleen het personeel wordt overgeheveld, maar ook de financiën moeten worden overgeheveld. Ik hoop dat we langs beide kanten op een eerlijke manier met elkaar kunnen omgaan.
Minister, dat klopt, maar we horen natuurlijk dat wantrouwen een beetje van de beide kanten. Wij kennen als parlementsleden de werking niet van de interne keuken, maar we horen inderdaad dat de Vlaamse Regering zegt dat ze niet genoeg details krijgt van de Vlaamse provincies, en we horen ook van de provincies dat de Vlaamse Regering niet genoeg luistert naar die details, die finesses van de werking op het terrein. We willen vandaag nog aangeven dat de dienstverlening kort bij de mensen, via wat nu allemaal door provincies gebeurt, waarin het grootste aandeel cultuur is, op het terrein niet verloren zou gaan. Dat is onze grote bekommernis.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil even nuanceren met betrekking tot het wantrouwen dat zou bestaan tussen de provincies en de Vlaamse Regering. Er zit altijd een zekere spanning op een operatie van overdracht. Daar moeten we niet flauw over doen. Maar ik wil toch als minister van Cultuur en van Jeugd – ik denk dat het voor mijn collega’s bevoegd voor Welzijn en Sport ook zo is – zeggen dat de vele initiatieven die de voorbije decennia door de provincies ontplooid zijn, zeer goede en waardevolle initiatieven zijn. Het is voor ons als vakministers heel belangrijk, naast het legitieme besluit van deze regering om minder bevoegdheidsniveaus te hebben, dat wij de vele goede initiatieven die er bestaan, kunnen voortzetten op het terrein ten behoeve van de mensen, zoals u terecht zegt, mijnheer Doomst. Ik span me daar absoluut voor in. Ik ben er zeker van dat dat voor mijn collega’s Vandeurzen en Muyters absoluut ook het geval is.
Wij nemen daar de tijd voor. Ik denk zelfs dat er op termijn nog bijkomende kansen voor de Vlaamse Regering liggen om het goede beleid dat er nu in elk van de provincies afzonderlijk gevoerd wordt, onderling af te stemmen via een regionaal beleid. In mijn winkel bijvoorbeeld hebben de provincies het terrein geëffend voor streekgericht bibliotheekbeleid. Op een ogenblik dat wij de gemeenten meer verantwoordelijkheid hebben gegeven voor hun lokaal cultureel beleid, dus ook voor hun bibliotheken, is het goed om te kijken hoe we de gemeenten over de gemeentegrenzen heen daar verder in kunnen ondersteunen en hoe we een aantal goede praktijken in een aantal provincies verder kunnen doen ontwikkelen in de rest van Vlaanderen.
Ik bekijk deze operatie dus niet alleen met enkele administratief-institutionele zorgen, die te overwinnen zijn, maar zeker met een perspectief op het voortzetten van het bestaande beleid en zelfs nog het versterken van het beleid ten behoeve van de Vlaming.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wij hebben heel wat overleg, zowel met de bevoegde gedeputeerden als met hun administraties. Dit is natuurlijk een periode van zoeken naar de juiste positionering en de juiste formulering van afspraken. In die zin is de beslissing die de regering genomen heeft, ook voor ons een opportuniteit, omdat ze ten minste een duidelijk kader geeft waarop we nu kunnen doorwerken en dat we verder kunnen concretiseren.
Wij zijn in elk geval van plan om met de transities ook te kijken naar een aantal opportuniteiten. Ik geef één voorbeeld. Het is duidelijk dat een aantal provincies de lead genomen hebben als het gaat over het ontwikkelen van ‘family justice centers’, een samenwerking tussen de mensen van Justitie en de hulpverlening. Dat is duidelijk iets dat ook voor ons, in het kader van integrale jeugdhulp en van de strijd tegen kindermishandeling en intrafamiliaal geweld, een belangrijk issue is. Wij gaan zeker van die transitie gebruikmaken om in goed overleg met de provincie ook op Vlaams niveau het beleid te versterken.
Ik kan alleen maar bevestigen dat de gedeputeerden en de administraties uit de provincies op dit moment intens met ons overleggen en dat dat op een goede en constructieve manier gebeurt.
Minister Gatz, u hebt dat mooi gezegd. Ik geloof die intentie van u ook. En ik deel ze ook. Maar ik wil eraan toevoegen dat die provincies zelf heel veel waardevolle initiatieven genomen hebben, en dat die ook in een veilige haven thuis kunnen komen als dat in een stad – kijk naar wat vandaag in de krant staat over de drie musea in de stad Antwerpen – of bij het Vlaams Gewest is. Daar ligt niet het grootste knelpunt. Het grootste knelpunt ligt in alle werkingen die allerlei jeugdwerkingen en vooral culturele jeugdorganisaties hebben opgenomen op het niveau ‘te groot voor de gemeenten en te klein voor het Vlaamse niveau’. Ik noem dat graag het tussen-wal-en-schipsyndroom. Dat gaat bijvoorbeeld over de uitleendiensten van de provincies voor allerlei technisch materiaal ter ondersteuning van de culturele sector.
Ik weet dat er een intentie leeft om een Regiodecreet te maken om dat op te vangen. Ik zou een warm pleidooi willen houden om die dingen heel goed in kaart te brengen. Heel veel van de innovatie in die sectoren gebeurt net in dat tussenniveau, niet in de grote Vlaamse structuren en ook niet op de kleine, lokale niveaus. Maar de provincies hebben merkwaardig genoeg in dat tussenniveau zaaigoed gerealiseerd en innovatieve dingen mogelijk gemaakt. En die zijn zo waardevol voor onze toevloed. Alleen is het bizar, minister Homans, dat we die onttrekken aan een democratisch verkozen niveau en dat we die erkennen op het regionale niveau, maar dat Vlaanderen erover zal beslissen. Dat is qua democratie een wat moeilijker constructie.
De heer Dochy heeft het woord.
Collega’s, het moet ons toch geruststellen als we van onze vakministers in de persoonsgebonden materies – en ik neem aan dat dat voor minister Muyters hetzelfde verhaal is – horen dat er een zeer constructief gesprek opgestart is tussen de deputaties en de Vlaamse Regering. Dat heeft waarschijnlijk te maken gehad met een beetje koudwatervrees, om uiteindelijk tot een vertrouwensrelatie te komen en om die overheveling zoals ze in het regeerakkoord staat, ook uit te voeren.
Alle gemeentelijke bestuurders – en er zijn er hier heel wat – zullen erkennen dat die provincies ook wel een heel belangrijke taak hebben en blijven behouden in de grondgebonden materies. Collega Doomst heeft al naar het waterbeleid verwezen, maar er is ook landbouw, ruimtelijke ordening, toerisme, recreatie, de provinciale domeinen. Er zijn heel wat issues die belangrijk zijn en die verder door de provincies kunnen worden opgenomen. Wij vinden dat die provincies nu ook de uitdaging moeten aangaan om voluntaristisch verder te gaan met hun grondgebonden materies en om verder te bewijzen dat ze daar ook hun volle waarde hebben.
Collega’s, ik had lang uitgekeken naar het betoog van CD&V. Ik heb vanmorgen ook de kranten gelezen. Collega Doomst, gelooft u nu echt dat het verhogen van de efficiëntie en het verbeteren van de dienstverlening de echte doelstellingen van deze operatie zijn? Dan wordt het hoog tijd om uw partijgenoten daar ook van te overtuigen. In De Tijd van vandaag maken zij immers gewag van een overbodige beslissing, waar de Vlaming enkel nadelen bij zal hebben. Ze hebben ook geen goed woord over voor die hervorming: het zal tot problemen leiden in de praktijk, het is een verkeerde keuze, het is larie en apekool. Het wordt hoog tijd om uw partijgenoten daar ook van te overtuigen. Of hoe rijmt u dat?
Ik hoor hier heel veel lovende woorden over de provincies, en terecht. Ze hebben al schitterende zaken gedaan. Alleen stel ik vast dat je ze wilt uitkleden, en wij stellen dat niet alleen vast. Er zijn honderden organisaties en verenigingen en instellingen op hun ongemak. Ze zijn ongerust en eisen duidelijkheid.
Mijnheer De Loor, ik had iets minder naar uw betoog uitgekeken, maar ik had het wel verwacht dat u dit ging aangrijpen. U moet natuurlijk begrijpen dat het voor mensen die al decennialang op het terrein bezig zijn – de gedeputeerden – met die persoonsgebonden materies, een beetje een eigen kind is dat je moet afgeven. Wij begrijpen absoluut wel die bezorgdheden.
We horen hier vandaag dat in de onderhandelingen ook de bekommernis zit om al die materies op het terrein voor de mensen op dezelfde manier verteerbaar te maken. Dat is de grote bekommernis. Maar dat er in het politieke landschap, in die tussenniveaus, een evolutief gegeven zit, kunt u toch niet ontkennen, mijnheer De Loor? Er zit een logica van evolutie in. We begrijpen en respecteren de gevoeligheden, maar op een bepaald moment moeten er beslissingen worden genomen om in de toekomst de positie te verstevigen. Zoals collega Dochy zegt, kunnen we net op de grondgebonden materies de positie van het intermediair niveau volledig vastzetten en verankeren.
Mijnheer De Loor, het was een beetje hetzelfde betoog als daarnet. Ik denk dat we net wel heel duidelijk zijn geweest voor de provincies en alle personeelsleden die werken voor de provincies en dat er ook ruimte is gecreëerd voor overleg, zowel tussen mijn kabinet en de kabinetten van de functioneel bevoegde ministers als tussen de provincies onderling. Het was noodzakelijk, ook om meer duidelijkheid te krijgen over de inventarissen enzovoort.
Er is duidelijkheid. De datum ligt vast: 1 januari 2018. Tot zolang blijven de taken, het personeel en de financiële middelen bij de provincies. Mijnheer De Loor, u zegt dat we duidelijkheid moeten geven, die hebben we nu gegeven. Er is ook meer duidelijkheid gegeven aan de personeelsleden en meer ruimte gegeven om de overdracht – het gaat niet enkel over de loutere overdracht van personeel, maar ook over de rugzakjes en dergelijke – met meer respect te volbrengen. De datum van 1 januari 2018 is heel belangrijk.
Mijnheer De Loor, het is natuurlijk ook een taak van de gedeputeerden, van die mensen die een verantwoordelijkheid hebben binnen de provinciebesturen, om ook die duidelijkheid te geven aan het personeel, aan de verenigingen, aan de bevolking, en geen chaos te creëren. Ik herhaal mijn vraag. Als er in Limburg wordt gezegd dat er geen geld meer is om jeugdverenigingen te subsidiëren, dan herhaal ik mijn vraag: waar is dat geld? Het zit niet in de Vlaamse kas, niet in de kas van de gemeenten of steden. Ik herhaal mijn vraag: waar is dat geld? (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, het is bekend dat de ambities van de Vlaamse Regering bij de hervorming van het bestuurlijk landschap hoog zijn. Men wil komen tot een vereenvoudigde structuur, met minder overheid, minder mandaten en minder betutteling. Dat is een keuze die wij als Open Vld alleen maar kunnen toejuichen.
Die grote ambitie vertaalt zich in een reeks hervormingen, zoals de integratie van het OCMW in de gemeente en de afslanking van de provincies. Deze twee hervormingen zijn zonder meer baanbrekend. Voor het eerst in decennia wordt er daadwerkelijk gesnoeid in structuren en mandaten. In tijden van budgettaire krapte geven we het signaal dat ook wij – de politiek – ons steentje bijdragen. Het is voor ons niet meer dan normaal: niet alleen moeten we het goede voorbeeld geven – ‘leading by example’ –, ook is het logisch dat de overheid eerst naar zichzelf kijkt en nagaat hoe ze efficiënter en goedkoper kan werken.
De provincies worden dus afgeslankt. Ze krijgen minder bevoegdheden. En omdat ze minder bevoegdheden hebben, hebben ze ook nood aan minder belastinginkomsten en minder mandatarissen. Dat is de essentie van deze hervorming.
Drie belangrijke uitgangspunten liggen aan de basis van de steun van de Open Vld-fractie voor deze operatie.
Ten eerste: minder bevoegdheden voor de provincies. De provincies werden eind 18e eeuw ingevoerd door de Franse bezetter. In 1831 kregen ze een grondwettelijke verankering, met een eigen autonomie. Maar sindsdien is er heel wat veranderd: door fusies is het aantal gemeenten gedaald van 2739 Belgische gemeenten destijds naar 589 vandaag. De lokale besturen staan dus sterker. Daarnaast is er een belangrijk bestuursniveau bij gekomen: het regionale. Gelet op deze evolutie kun je terecht vragen stellen bij de bestaansreden van het provinciale niveau. Door deze hervorming worden alvast belangrijke bevoegdheden, zoals Cultuur, Sport, Jeugd en Welzijn, herverdeeld naar beneden – de steden en gemeenten – of naar boven, naar Vlaanderen.
Twee: minder belastinginkomsten. Als je minder bevoegdheden hebt, moet je ook minder belastingen innen. Dat is de logica zelve. Daarom worden de provinciale opcentiemen drastisch verlaagd. De fiscale neutraliteit was voor de Open Vld-fractie zeer belangrijk. Deze hervorming mag en zal de belastingbetaler geen extra euro kosten. Dat zou trouwens de wereld op zijn kop zetten zijn: minder overheid, minder structuren, minder mandaten … en toch meer belastingen? Dat kan niet! Daarom komen er dus provinciale maximumtarieven, ongeveer een derde van de huidige tarieven, en wordt het Vlaamse basistarief slechts verhoogd om de overgedragen kosten te dekken, zo’n 167 miljoen euro. Deze beide ingrepen, decretaal verankerd, waarborgen dat de belastingbetaler geen euro meer zal moeten betalen dan vandaag. Integendeel: het gaat om maximumtarieven, dus in de toekomst kan het enkel maar naar omlaag. ‘The only way is down.’
Door de verhoging van het Vlaamse basistarief zullen ook gemeenten moeten ingrijpen en hun tarieven voor opcentiemen verlagen. Ook dat wordt decretaal vastgelegd. Met een omzendbrief zullen ze hun nieuwe tarieven zwart op wit toegestuurd krijgen, met de duidelijke boodschap deze operatie niet te gebruiken – lees: misbruiken – om hun inwoners een belastingverhoging door de maag te splitsen. Nogmaals: minder overheid en toch meer belastingen? Dat is zeker niet de keuze van Open Vld.
Het derde luik van deze hervorming is de vermindering van het aantal politieke mandaten. Het aantal provincieraadsleden wordt gehalveerd en per provincie zullen er nog maar vier gedeputeerden zijn. Dit is het logische sluitstuk van deze hervorming en een duidelijk signaal dat de politiek ook bij zichzelf bespaart. Na de grote woorden die hier vorige week op de tribune zijn gezegd over de verkiezingsuitgaven, ga ik ervan uit dat deze hervorming dan ook op de massale en overtuigende steun van de oppositie kan rekenen.
Collega’s, ‘tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’. Iedereen kent deze beroemde zin van Willem Elsschot. Hij is zonder meer van toepassing op de bestuurlijke hervormingen die deze regering wil realiseren. Telkens weer botsen de ambities van de regering op vele vragen en opmerkingen. Telkens weer wordt er gewezen op allerhande – vooral praktische – bezwaren. Toch roep ik de minister op om resoluut door te zetten. De weerstand bij sommigen bewijst alleen maar het fundamentele karakter van de hervorming. Op ons, minister Homans, zult u daarom ten volle kunnen rekenen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Durnez heeft het woord.
Als oud-voorzitter van de VVP wil ik u deze informatie niet onthouden, namelijk dat er in de 16e eeuw al een bestendige deputatie was in Brugge – puur ter informatie.
De heer De Loor heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, dank u wel, collega Durnez, voor deze bijdrage.
Collega’s, op 27 mei stuurde de Vlaamse Regering na een marathonzitting ronkende berichten over een historisch akkoord de wereld in. Na lang onderhandelen stond de nieuwe kinderbijslag in de steigers, zou het onderwijs hertekend worden en werden de provincies afgeslankt. Afgeslankte provincies, met als doel meer bestuurlijke efficiëntie en een betere dienstverlening aan de burger, wie kan daar in hemelsnaam tegen zijn? Mijn fractie alvast niet. Sp.a is een grote voorstander van bestuurlijke vernieuwing waarbij de kwaliteit van de dienstverlening aan de Vlaming centraal staat. Sp.a is een grote voorstander van het schrappen van overbodige bestuurlijke mandaten. En sp.a is een grote voorstander van een efficiëntere organisatie van de overheid. Als dat uw doelstellingen zijn, Vlaamse Regering, dan zult u in ons een partner vinden.
Maar als bestuurlijke efficiëntie en een betere dienstverlening écht uw doelstellingen zijn, dan hebt u de afgelopen maanden, minister, grote kansen laten liggen om ook daadwerkelijk stappen in die richting te zetten. Want op het terrein heersen chaos en onduidelijkheid. Als u meer efficiëntie en een betere dienstverlening wilt, waarom tasten de honderden organisaties, verenigingen en instellingen die de steun van de provincies broodnodig hebben, dan vandaag nog altijd in het duister over hun toekomst? U wilt de persoonsgebonden bevoegdheden Sport, Cultuur, Jeugd en Welzijn onttrekken aan de provincies. Van de aangekondigde decreten die een opvangnet moeten bieden voor al die organisaties, verenigingen en instellingen, is de eerste letter nog niet eens geschreven. Zij weten niet of ze morgen nog voort kunnen. Is het dat, minister, wat u bedoelt met goeie dienstverlening en goed bestuur?
Als u meer efficiëntie en een betere dienstverlening wilt, waarom zien we daar dan niets van in het traject dat u de voorbije twee jaar in dit dossier hebt afgelegd? De Vlaamse Regering had op 13 november van vorig jaar al een zogenaamde historische beslissing genomen over de afslanking van de provincies. Zoals zo vaak nam u het ook toen niet zo nauw met de rechtsregels. En dus botste u op een ‘njet’ van de Raad van State. Het is nog maar zeer de vraag of de Raad van State deze keer wel vrolijk zal worden van uw opgewarmde plannen. De kans is groot dat het terug naar af wordt. Is het dat wat u efficiëntie noemt? Als u meer efficiëntie en een betere dienstverlening wil, waarom organiseert u zelf dan keer op keer de bestuurlijke chaos, minister? Of het nu gaat over decentralisatie van Vlaamse bevoegdheden die een veel te lege doos dreigt te worden, of de integratie van OCMW’s in gemeenten die juridisch vastloopt, of de afslanking van de provincies, elk van uw projecten dreigt dramatische gevolgen te hebben, voor de werknemers, voor de vele mensen actief in organisaties en verenigingen, en ja, voor de dienstverlening aan de bevolking in haar totaliteit.
Minister, ik wil me echt niet moeien met de echtelijke ruzies binnen uw coalitie, maar zelfs uw eigen regeringspartner CD&V gelooft niet dat uw doelstellingen meer efficiëntie en een betere dienstverlening zijn. Zij denken dat uw motieven electoraal zijn, zij vrezen dat uw enige bedoeling is om CD&V dood te knijpen in het landelijke Vlaanderen. Ik laat die analyses vanzelfsprekend volledig voor hun rekening.
Feit is wel dat efficiëntie en dienstverlening in dit dossier ver weg zijn. U bent wel degelijk de pedalen kwijt, minister. Honderden organisaties, verenigingen en instellingen die tot nog toe door de provincies werden ondersteund, zijn daar het slachtoffer van, samen met de honderdduizenden Vlamingen die een beroep doen op hun dienstverlening. (Applaus bij de sp-a)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u zult het waarschijnlijk niet toegeven, maar wij volgen de discussies over uw hervormingen al lang en wij weten dat ze toch niet zo goed lijken te lukken. Met de integratie van de OCMW’s in de gemeenten vlot het niet, dat hebben we een paar weken geleden gezien, en nu komt u naar deze bespreking met een dossier dat chaotisch en onduidelijk is. Op fiscaal vlak, want u wilde in het begin de opcentiemen afschaffen en dat is u niet gelukt. Maar ook organisatorisch, want het jaar uitstel dat u als een gunst voorstelt, is geen gunst, maar veroorzaakt onduidelijkheid op het terrein. Door dat jaar uitstel weten vele medewerkers en politici van onze lokale besturen niet meer wat ze nu moeten doen.
Het ergste van al is nog dat uw halfslachtige hervorming ravages aanricht in mooie en waardevolle initiatieven die door de provincies worden ondersteund. Er is het schrijnende verhaal van het Antwerpse expertisecentrum Modem bijvoorbeeld, dat al jarenlang ten dienste staat van mensen met een handicap, of het West-Vlaams Consultatiebureau voor Diagnostiek en Zorg voor mensen met een autismespectrumstoornis. Ook in de cultuursector rijzen torenhoge vragen. De Warande in Turnhout, Z33 in Hasselt, het Caermersklooster in Gent, Mu.Zee in Oostende, allemaal vragen ze zich af: wie neemt de provinciale taken over, wat is onze toekomst?
Hoelang is de N-VA eigenlijk al bezig met de hervorming van de provincies, minister? Zeven jaar. Vijf jaar met minister Bourgeois, toen minister van Binnenlands Bestuur, en twee jaar met u. En wat is het resultaat? Plannen om de bestuurlijke verrommeling aan te pakken, en vandaag staat u hier met rode cijfers op uw rapport. Gebuisd voor de financiële constructie – u weet van niets. Gebuisd voor de bevoegdheidsoverdracht – een jaar uitstel. En gebuisd voor een draagvlak. De discussie van daarnet maakt nog maar eens duidelijk dat dit geen compromis is, maar een spreidstand waar CD&V en N-VA in staan als het over de provincies gaat.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik wil u toch even onderbreken, mevrouw Pira. De inkanteling van het OCMW en de hervorming van de provincies zijn redelijk grote omwentelingen. Dacht u nu echt dat we dat parcours zonder enige hindernis of obstakel konden afleggen? Dan zit u ergens anders dan in het Vlaams Parlement, ergens op een wolk, want zo gaat dat niet. Natuurlijk komen we obstakels tegen en natuurlijk moeten we rekening houden met adviezen van de Raad van State. Dat is nu eenmaal onze wetgeving. In elk geval klopt het niet wat u zegt. Die hervorming is al een tijdje bezig, omdat we stap voor stap werken. Als u wilt dat het onmiddellijk gebeurt, dan moeten we geen democratie hebben, maar een dictatuur, misschien een groene dictatuur. Zo werken we niet. We creëren een draagvlak en de evolutie gaat voort. Andere landen zijn ons in deze evolutie voorgegaan, zoals de heer Doomst al zei. Dat wilde ik toch even toelichten.
Natuurlijk behoren we tot verschillende partijen met verschillende partijprogramma’s, dat is maar normaal. En wellicht hebben we verschillende meningen over het uiteindelijke doel van de provincies, maar we sluiten een akkoord en daar houden we ons aan.
Dat is elkaar het woord geven. Zo werkt een democratie. Zo werkt een regering, en niet anders.
Wie creëert chaos? Zoals mevrouw Homans daarnet zei, een bronsgroene gedeputeerde die zegt dat hij geen geld meer heeft voor zijn vereniging, creëert zelf chaos. Het zijn precies dergelijke mensen die de chaos aanwakkeren. Ik heb daarnet heel duidelijk gezegd: cultuur, jeugd, welzijn en sport zijn materies die ons nauw aan het hart liggen. We zullen niet toelaten dat er ook maar één euro verdwijnt. We gaan erop toezien dat de dienstverlening voor de burger gegarandeerd blijft. Natuurlijk, als er geen vertrouwen is van u jegens ons, dan creëert u chaos. Dat is niet mijn probleem, dat is het uwe.
Mevrouw Pira, ik wou uw spreidstand ook eens van dichterbij bekijken. Uw standpunt is: weg met alles in de provincie, en we vervangen ze door regio’s. Kunt u dat vandaag eens duidelijk zeggen en zeggen hoe u dat ooit gerealiseerd zult krijgen?
Mijnheer Meremans, uiteraard zijn wij voor hervormingen, zowel voor de OCMW’s als voor de provincies. Dat hebben wij nooit onder stoelen of banken gestoken. Onze kritiek betreft de manier waarop uw partij, van in het begin, hervormingen aankondigt, het werkveld aan het werk zet, zowel de OCMW’s – daar ga ik vandaag niet dieper op in – als de provincies, iedereen braaf zijn job laat doen tegen 2017 en dan op het einde van de rit hen confronteert met “het lukt niet; het is tegen volgend jaar; er zijn problemen”, enzovoort. Uw manier van hervormen brengt mensen in verwarring en in onzekerheid. Dat is onze fundamentele kritiek op de manier waarop u wilt hervormen. Willen wij het te snel? Neen. U wilt het te snel. U wilt absoluut binnenkort kunnen zeggen wat u hebt gedaan. Alleen is de vraag: werkt het op het terrein? Ik kan vandaag alleen vaststellen dat van de vijf hervormingen die u voorstelt rond de provincies, er drie – de opcentiemen, het provincievrij maken, de timing tegen 2017 – alvast vandaag niet gelukt zijn. Moet u daarom de chaos in de schoenen schuiven van de provincies, van de gedeputeerden, van de oppositie? Neen. U bent verantwoordelijk voor die chaos. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Pira, u zegt net dat door dat jaar langer chaos wordt gecreëerd. Dat is toch heel bizar. De VVP, die de belangen van de provincies behartigt, zegt precies tegen ons dat ze het een goede zaak vindt dat het een jaar later wordt doorgevoerd. Zo kunnen ze op een ordentelijke, zachte manier, de landing voorbereiden. U gaat dus eigenlijk in tegen de verzuchtingen en het advies van de Vereniging van de Vlaamse Provincies.
Mijnheer Doomst was benieuwd naar mijn spreidstand. Dat is niet mijn spreidstand. Het is de spreidstand binnen de regering: CD&V wil de provincies behouden en de N-VA wil de provincies afschaffen. De heer Meremans heeft het daarnet nog gezegd: het tussenniveau verdampt. In de regeringsbanken zitten minister Gatz en minister Vandeurzen, die behartenswaardige woorden hebben gesproken over de bovengemeentelijke initiatieven, over het belang van het tussenniveau. Wat is het nu eigenlijk? De regering is daarover verdeeld en probeert hier nu een verbloemend debatje te voeren. Maar werkt het op het terrein? Ik vraag me trouwens af wat de mensen op het terrein wel moeten denken van dit debat.
Ik ga u mijn eerlijke overtuiging geven. Ik vind dit een opportuniteit om in het welzijnsbeleid een aantal zaken structureler te financieren, stabiel te maken en op de juiste plaats te financieren. U noemt een aantal voorbeelden van initiatieven die heel waardevol zijn. Maar als elk bestuursniveau op alle soorten terreinen allerlei nieuwe recurrente financieringsinitiatieven initieert, en er totaal geen beeld meer is of iedereen op het juiste niveau de juiste dingen doet, dan ontstaat een gevoel van deresponsabilisering. Dan ontstaat het gevoel dat “als het niet lukt in het ene beleidsniveau, het andere misschien kan depanneren”. Dat leidt op de duur tot een financieel incoherent verhaal.
Ik onderschat de moeilijkheden niet. Ik begrijp meestal heel goed de onrust, maar het is ook een moment om een aantal zaken terug op het juiste bestuursniveau te positioneren. In een land dat complex is en waar we voortdurend zeggen dat we moeten proberen om zo efficiënt mogelijk te besturen en zo min mogelijk appel te moeten doen op belastingen langs alle kanten, is dergelijke oefening een opportuniteit om te kijken hoe de efficiëntie kan worden verhoogd en hoe dingen die niet eindeloos projectmatig kunnen worden gefinancierd, structureel kunnen worden gefinancierd. Ze worden op een hoger niveau gebracht waardoor niet in elke provincie opnieuw het warm water moet worden uitgevonden. Ik onderschat de moeilijkheden absoluut niet, maar zo’n moment is ook een opportuniteit. Ik vind dat dit de houding van een vakminister moet zijn, geconfronteerd met de transitie die zal gebeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Kennes heeft het woord.
Het belang van de provincies als het enige herverdelende tussenniveau mag niet worden onderschat. Er zijn heel veel tussenniveaus en iedereen erkent dat er tussenniveaus moeten zijn tussen gemeenten en Vlaanderen, maar er is er maar eentje dat herverdelend kan werken. Dat is een heel belangrijk gegeven om een samenleving op te bouwen, ook gebaseerd op solidariteit tussen gemeenten. Solidariteit bestaat niet alleen binnen gemeentegrenzen en Vlaanderen.
Een aantal sprekers hebben al gewezen op de positieve keuzes die zijn gemaakt voor de toekomst omtrent grondgebonden zaken, water, ruimtelijke ordening en economische ontwikkeling. We moeten de aandacht vooral toespitsen op wat de provincies zullen kunnen doen in de toekomst, niet zozeer op de structuren maar op de concrete bevoegdheden die erg belangrijk zijn. Kijk maar naar het water op dit moment.
Tot slot wil ik nog wijzen op dat één jaar uitstel. Men zegt dat het gaat over een zachte landing. Ik krijg toch heel wat signalen dat dit voor zeer veel onduidelijkheid en onrust zorgt. We moeten erkennen dat mensen soms van job veranderen omdat ze weten dat het een aflopend verhaal is. Men gaat geen nieuwe mensen meer aanwerven voor een dienst die overgedragen moet worden. Dit creëert problemen in de praktijk, en we mogen daar niet te vlug overheen gaan en het te rooskleurig voorstellen als een zachte landing. Wie wijst op die problemen, legt de vinger op de wonde. Dit mogen we niet onderschatten. Het is een probleem voor wie nu bezig is met die transitie.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt een aantal dingen gezegd die ik absoluut kan volgen. U zegt dat welzijnsinitiatieven op de juiste plek moeten worden gebracht. Dat is absoluut waar. Ze structureel financieren in plaats van projectmatig? Absoluut waar. Ervoor zorgen dat niet iedereen het warm water opnieuw moet uitvinden? Absoluut waar. Maar wat gebeurt er in de realiteit? De voorbeelden die mevrouw Pira aanhaalt, zijn echt niet zo willekeurig gekozen. In de realiteit is het zo dat organisaties die soms echt wel het warm water uitvinden, die uniek zijn, die pionieren en revolutionair zijn in hun kleine domein, door de mazen van het net glippen en de deuren moeten sluiten.
We hebben hier over Modem, een organisatie op de lijst, een debat gehad. In de provincie Antwerpen was de resolutie door alle partijen ondertekend om te vragen dat ze in leven konden blijven. In het Vlaams Parlement heb ik dit voorstel van resolutie ook ingediend. Het was niet nodig om die te steunen want u zou een oplossing vinden. Wat is de realiteit? Er is een lightversie van die organisatie, nog eens heropgenomen door de Thomas More-instelling. De kracht van wat die organisatie deed, bestaat niet meer.
Ja, de juiste plek. Ja, structureel. Ja, geen warm water heruitvinden. Maar neen, niet zomaar schrappen, want er gebeurt goed werk. Als er niet wordt ingegrepen, dan verdwijnen organisaties die nodig zijn.
Dit is niet de plaats om over een punctueel dossier te debatteren, maar het feit dat de expertise van deze organisatie verduurzaamd en verankerd wordt in een hogeschool die zich in haar nieuwe taakstelling, met alle hervormingen die het hoger onderwijs heeft gemaakt, daarop wil toeleggen en daarin wil excelleren, vind ik persoonlijk een goede manier om iets, waarvan iedereen beseft dat we dat heel moeilijk plaatsbaar kregen in het reguliere handicapspecifieke beleid, veilig te stellen voor de toekomst. In mijn ogen is dat een grote opportuniteit om een hogeschool communicatiemateriaal voor personen met een handicap te laten ontwikkelen. Dat is daar zeer goed geplaatst. Ik begrijp heel goed de mensen die daar met veel energie in tewerkgesteld waren en vinden dat ze dit beter autonoom en op eigen kracht konden doen. De verankering van die expertise op dat niveau vind ik een heel goede zaak voor het handicapspecifieke beleid.
Ik wil vermijden dat het debat gaat over één organisatie, maar ze kunnen slechts een fractie doen van wat ze voordien deden. Mensen met een beperking worden nu niet meer geholpen zoals voorheen. Het is goed dat er iets blijft, maar het is niet goed dat de kracht van de organisatie is weggehaald. Ik wil het debat niet toespitsen op één organisatie. Ik wil aantonen dat wat er nu gaande is, wel degelijk een impact heeft op het welzijnsaanbod in ons land. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Pira, ik begrijp u niet zo goed. In de commissie hebt u er vaak voor gepleit dat het proces van de afslanking van de provincies niet te vlug mag gaan. Er moet overleg en samenspraak zijn. Dat proces duurt misschien iets langer, maar ik ben ervan overtuigd dat men er zorgvuldig mee moet omgaan. We hebben het advies van de Raad van State nauwkeurig bekeken. Er zijn aanpassingen gebeurd. Het is ook het bewijs dat er een traject van nauw overleg en samenspraak is gehouden tussen zowel de Vlaamse Regering als de bevoegde minister en de vakministers. U zegt nu dat het allemaal veel te lang duurt, terwijl u voordien vond dat het allemaal te vlug ging. Dat begrijp ik eigenlijk niet goed.
De afslanking van de provincies is een belangrijk dossier, dat we tot een goed einde willen brengen. Alles moet zorgvuldig worden bekeken. De nauwe samenspraak en dat nauwe overleg tussen de Vlaamse Regering en de provincies, dat nu verder loopt, is belangrijk voor het welslagen van deze operatie.
Minister, ik heb het vaak gezegd in de provincie. Weet u waarom uw hervorming niet lukt? Omdat het geen goede hervorming is. Mijnheer De Meulemeester, ik heb het vaak gezegd. Dit is niet onze hervorming. Ze is niet goed omdat ze een kunstmatig compromis is. Het is geen afslanking. Het is een amputatie van bevoegdheden. U haalt bevoegdheden weg van een niveau en laat andere bestaan.
Het feit dat men niet klaar is geraakt met die lijst tegen 2017 bewijst dat het niet echt goed lukt. Wie doet het? De gemeenten of Vlaanderen? Het is een kunstmatig compromis tussen afschaffen en behouden.
Uw hervorming is niet goed – en dat is voor ons fundamenteel – omdat u een niveau tussen de steden en gemeenten en Vlaanderen uit wilt halen. U, als N-VA, wilt twee bestuursniveaus. U bent daarin zeer duidelijk. Wij willen er drie. Voor ons, minister, is veranderen vernieuwen en niet vernietigen.
Mevrouw Pira, er is een verschil tussen aan de ene kant de inventaris van welke provincie welke persoonsgebonden bevoegdheden uitoefent en aan de andere kant de lijst van welk niveau bepaalde bevoegdheden zal overnemen. Voor alle duidelijkheid: dat is niet hetzelfde. Ik heb u gezegd dat er nogal een groot gat zat tussen de inventaris die is opgemaakt door de verschillende provinciebesturen en de inventarissen die anderzijds zijn opgemaakt door de Vlaamse administratie. We hebben met de VVP overlegd, en de VVP is zelf vragende partij geweest om de datum te verschuiven naar 1 januari 2018, met alle respect voor het personeel. Voor alle duidelijkheid: ik begrijp dat het een beetje voor onrust zorgt bij het personeel. We zijn nu juni 2016. Het begint op 1 januari 2018. Wij willen deze transformatie doen met alle respect voor het personeel. Dat is belangrijk. Ik denk dat u dat ook onderschrijft.
Ik zie echt niet waar het probleem zit. Ik begrijp niet dat wij, als wij in juni 2016 duidelijkheid verschaffen naar een transformatie die over anderhalf jaar start, nu voor chaos zouden zorgen. Ik snap dat niet.
Mevrouw Pira, ik weet niet of u zich bewust bent van het feit dat een legislatuur in dit parlement normaal gezien vijf jaar telt? Uw partij schuift elke keer opnieuw hetzelfde riedeltje naar voren: “Geen enkele hervorming van deze Vlaamse Regering lukt.” We zijn juni 2016. Deze Vlaamse ploeg is nog geen twee jaar bezig. Een legislatuur duurt normaal gezien drie jaar. Langs de ene kant zegt u – net als een van de collega’s, maar ik ben vergeten wie –: “U wilt zo snel mogelijk hervormen, maar u slaagt er niet in. Toch gaat u op het terrein zeggen hoe hard u uw best doet.” Maar wat is het nu, mevrouw Pira? Vindt u nu echt dat deze Vlaamse Regering in geen enkele hervorming slaagt? Ja of nee?
Ik ben verder nog altijd in blijde verwachting van uw concreet standpunt wat de provincies betreft.
Minister, we voeren een debat over de provincies. Ik spreek mij niet uit over alle projecten van de Vlaamse Regering. Het is op dit moment niet aan mij om dat te doen. Ik spreek mij uit over uw hervormingen als minister van Binnenlands Bestuur.
Ik heb verwezen naar de OCMW’s. Ter zake zit u in een juridisch kluwen. De mensen op het terrein weten niet wat ze moeten doen. Ik verwijs naar de provincies. Wat dat betreft, hield u de mensen tot voor een paar weken voor dat ze tegen 2017 klaar moesten zijn. Ik weet niet of u weet hoe het er op het terrein uitziet, maar veel provinciebesturen hebben hun reglementen al veranderd in het licht van een bevoegdheidsoverdracht in 2017. Wat komen ze een week geleden te weten, via de kranten dan nog? Dat dit tot 2018 is uitgesteld. Veel provinciebesturen vragen zich dus af of ze die reglementen nu opnieuw moeten opstarten. Zoals de heer Kennes zegt, er is onduidelijkheid. Die onduidelijkheid komt er niet door de provincies, komt er niet omdat de provincies niet willen meewerken. Ik weet uit ervaring dat veel provincies het jammer vinden dat hun niveau wordt afgeschaft, dat u dat op termijn zelfs niet meer ziet zitten, maar ik weet dat ze zo goed als allemaal loyaal hebben meegewerkt aan uw hervorming. Ik kan alleen maar vaststellen dat u niet klaar bent geraakt met de bevoegdheidsoverdracht en dat binnen uw meerderheid wordt toegegeven dat dat op het terrein voor onduidelijkheid zorgt.
Mevrouw Pira, u hebt eigenlijk een lage dunk van de provincies. U zegt immers dat die onmogelijk in staat zullen zijn om een provincieraadsbesluit te maken om dat reglement opnieuw voor een jaar te installeren. Wel, mevrouw Pira, ik schat onze provincieraadsleden en gedeputeerden veel hoger in. Dat is voor hen een kleine ingreep om dat met een jaar te verlengen. Dat is heus niet onmogelijk, hoor. Onze provincieraadsleden kunnen dat.
Ik wil de steun van de N-VA-collega voor de provincieraadsleden ondersteunen. Mevrouw Pira, als u zegt dat u die 5 provincies gaat opdoeken – want dat is eigenlijk het standpunt van Groen – en ze gaat vervangen door 25 stadsregio’s, dan moet u ook eens duidelijk zeggen waar u dan de verrommeling gaat verkleinen en wat dan de duidelijkheid voor de burger zal zijn qua dienstverlening en zo.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik voel me toch genoodzaakt om me hierin te mengen, want u laat mevrouw Pira gewoon niet uitspreken. Mijnheer Doomst, ik vind het van een ongelooflijke arrogantie getuigen dat u zegt dat wij de provincies eigenlijk willen afschaffen. Ja, we willen stads- en streekgewesten. Weet u waar wij de bestuurlijke verrommeling gaan aanpakken? Aan de onderkant, bij de intercommunales, waar iedereen hier in dit halfrond heel wat postjes te verdelen heeft. De democratische legitimiteit en de transparantie van al die verrommeling aan de onderkant zijn nul. Die durft u niet aan te pakken, en dan schiet u op een partij die een goede hervorming wil.
Mijnheer Meremans, het is zoals mevrouw Pira zegt. Minister, dat is ook voor u. U zegt nog maar twee jaar bezig te zijn. Het is uw collega, minister-president Bourgeois, die in de vorige legislatuur deze hervorming heeft klaargezet. Mijnheer Meremans, u kunt dan beginnen dingen om te draaien, maar op dit moment zijn we twee jaar verder, eigenlijk zeven jaar als ik die vijf jaar Bourgeois erbij telt, en u moet toegeven dat u op het terrein geen meter vooruitgang hebt gemaakt. Waarmee komt u vandaag naar het parlement? Met een hele fiscale constructie die het allemaal veel complexer en een pak minder transparant maakt, voor die provincies, maar ook voor die lokale besturen, want daar zal ook op moeten worden ingegrepen. We hebben het gehad over de opcentiemen. De heer De Meulemeester heeft het er ook over gehad. Dat heeft allemaal te maken met het feit dat bijvoorbeeld minister Homans het nodig vond om het Provinciefonds af te schaffen. Men had dat kunnen aanhouden tot op het einde. Dan had men dit soort constructies niet nodig gehad.
Kom ons nu dus niet zeggen dat ons standpunt niet duidelijk is. Het enige dat jullie vandaag voor mij etaleren, en dat heb ik daarnet gezien, is dat ministers van de meerderheid collega’s van CD&V moeten geruststellen over de hervorming van de provincies, en dat u zegt dat het niveau zal verdampen, terwijl de heren Kennes en Doomst zeggen te hopen dat er op het einde van de rit toch nog iets overblijft. Voor wie neemt u dit parlement eigenlijk? (Applaus bij Groen en sp.a)
Ik hoor u spreken over postjes. Ik heb daarnet aangehaald in mijn betoog dat het onze bedoeling is om de politieke mandaten te verminderen. Dat betekent besparen op het politieke apparaat, niet op de werking. U hebt het over fiscale constructies. Welke? Voor de burger verandert er niets. Ik heb het duidelijk gezegd: of hij nu woont in De Panne of in Opgrimbie, dat maakt niets uit, hij gaat niet meer betalen.
Wie creëert er hier postjes? Ik ga even door op de ideeën van Groen om naar stads- en streekgewesten te gaan.
Dat is heel simpel. U wilt van vijf provincies naar dertien, naar vijftien, twintig miniprovincies gaan. Dat is uw bedoeling. Wat gaat u doen? U schrijft letterlijk in uw teksten dat u daar verkozen bestuursraden van gaat maken. Dat betekent dat u geen mandatarissen gaat verminderen, u gaat ze potverdorie vermeerderen. Ze moeten allemaal worden betaald en ondersteund. Dat is de maagdelijkheid van Groen in verband met postjes. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Rzoska, u zegt dat u duidelijkheid wilt. Wij poneren dat er van onderuit een verduidelijking komt van de taakstelling van de provincie. Als u onze tussenkomst hebt gehoord, dan weet u dat we andere bestuurlijke verrommeling evengoed willen aanpakken van onderuit.
Ik heb verwezen naar de regioscreening; die elementen liggen op tafel. We zijn helemaal niet te beroerd om ook dat dossier op te pakken. Alleen vrees ik, wanneer we uw piste zouden bewandelen om in plaats van de 5 provincies, 25 regio’s te poneren, dat we de bestuurlijke ondoorzichtigheid nog groter zullen maken dan vandaag.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, uw redding van mevrouw Pira heeft aan onduidelijkheid niets overgelaten. Wij hebben de kans gegrepen waar we konden om in te grijpen in die politieke mandaten. Wij zijn ervan overtuigd dat er te veel politieke mandaten zijn. U hebt de kans gehad om de Senaat af te schaffen; u hebt dat niet gedaan. U hebt die kans laten liggen. Kom ons dus niets anders verwijten.
Ik ben het volledig met u eens over wat u zegt over de intercommunales. Het is een zeer grijs gebied, waar we dringend klaarheid in moeten scheppen. Dat leeft bij de meerderheid. Aan ons hebt u een partner. Wij hebben er nu voor gekozen om die politieke postjes aan te pakken. Met uw voorstel gaat u die net vermeerderen. U gaat zorgen voor een toename, een inflatie aan politieke postjes. Als dat geen zelfbediening is, dan weet ik het ook niet meer. We hebben gezorgd dat we eindelijk gaan ingrijpen in die verrommeling. Dat er nog stappen te zetten zijn, dat het nog kan worden geperfectioneerd, absoluut. Maar de eerste stappen zijn ten minste gezet. Dat hebben we van u nog niet kunnen zeggen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Diependaele, wat schaft u eigenlijk af met deze hervorming? Twee gedeputeerden per provincie en een aantal provincieraadsleden. Proficiat. Wat de hervorming van de Senaat betreft, wij hebben veertig senatoren geschrapt, en dat was een compromis. De heer Meremans zei daarnet op het spreekgestoelte: Ah, we hebben een compromis moeten sluiten. Wel, wij hebben er een gesloten met zes partijen. Uw partij is van tafel weggelopen; wij hebben een compromis gesloten.
Mijnheer Doomst, waar wil ik naartoe? U zegt dat ik naar 15 en 25 provincies ga. Neen. Weet u waar ik naartoe wil? Hoeveel intercommunales bestaan er? Een regioscreening. Ik wil bij wijze van spreken van ettelijke honderden intercommunales naar 13 en 25 transparante regio’s met transparante mandaten, geen mandaten aan de onderkant waar niemand van weet hoe groot de vergoeding is …
Vestzak, broekzak.
… waar niemand van weet, mijnheer Diependaele, hoe de besturen worden samengesteld. Dat zijn politieke compromissen in een achterkamer, en daar doen wij niet aan mee. Daar willen wij gaan naar een transparantie tussen het Vlaamse en het lokale niveau. En niet de halfslachtige hervorming die nu op tafel ligt, waarvan u constant aan ministers van de meerderheid vraagt: niet te hard duwen, we hopen dat er nog iets overschiet op het einde van de rit. (Applaus bij Groen)
Het is toch wel godgeklaagd. Mijnheer Rzoska, u zegt enerzijds dat u ze gaat weghalen bij de intercommunales. Wij zijn daar een partner in, dat zeg ik zeer duidelijk, daar willen we gerust aan meewerken. Anderzijds zegt u dat u ze gaat creëren bij de streekbesturen. Dat is vestzak, broekzak. Wat is daar nu plots zoveel transparanter aan? U voegt op de ene plaats toe wat u op de andere plaats weghaalt. Geen enkele stap vooruit is dat. Wij zetten hier een heel duidelijke stap vooruit. 175 provincieraadsleden minder. Als dat geen stap vooruit is, weet ik het ook niet meer. Die komen nergens anders bij. Ze gaan gewoon weg.
Een gemeente heeft inderdaad veel samenwerkingsverbanden, soms te veel. Mijn stad heeft er zelfs 66. Soms is dat te veel, en dat hebben we ook gezegd. We willen gaan voor samenvallende samenwerkingsverbanden, maar de bal ligt in het kamp van de gemeente. Dat is de autonomie van de gemeente. Ik zie steeds meer dat die gemeenten daar inderdaad naartoe werken, dat ze zorgen dat er minder samenwerkingsverbanden zijn, zoals bijvoorbeeld bibliotheekwerking, cultuur- en gemeenschapscentra, erfgoed. Ze proberen om samen tot samenvallende samenwerkingsverbanden te komen.
Maar daar geloven wij in de autonomie van de gemeenten. Wij zijn geen keizer-koster die dat gaat opleggen. Wij geloven daar in de kracht van onze gemeenten. Dat is vertrouwen, dat is verbinden en dat is vooruitgaan.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Pira, u hebt het over onduidelijkheid. Ik geloof dat dit een zeer duidelijke hervorming is, collega’s. Er is een onderscheid tussen grondgebonden en persoonsgebonden materies. Daar kan niet veel discussie over ontstaan.
Er wordt hier heel wat onrust gezaaid. Ik durf u te zeggen dat minister van Welzijn Vandeurzen, minister van Cultuur en Jeugd Gatz en minister van Sport Muyters zeer zorgvuldig omgegaan zijn met de onderhandelingen op hun vakgebied, gecoördineerd door minister Homans. Dit is zeer zorgvuldig gebeurd. Daar is lang op gewerkt. Waar de onduidelijkheid zit, is in de verwerking van de bevoegdheden binnen de budgetten van de provincies die niet op uniforme wijze dezelfde gegevens aan het licht brengen. Als we spreken over de afschaffing van de welzijns-, jeugd-, cultuur- en sportbevoegdheden is dat zonneklaar. Alleen vinden we in al die jaarrekeningen de budgetten niet op dezelfde uniforme manier weer. Dat heeft veel werk gevergd. De collega’s zijn daar echt zeer zorgvuldig mee omgegaan, absoluut.
Als daar een jaar bij komt, moet u geen onrust creëren. De budgetten verdwijnen niet, de bestaande subsidiëring loopt gewoon door al die tijd. Er komt gewoon een jaar bij. Trouwens, ik hoor hier veel pleidooien om dat allemaal doordacht te gaan doen.
Mevrouw Pira, u zegt dat de meerderheid en de regering verdeeld zijn. Dat is absoluut niet waar. Ik weet dat de wens de vader is van de gedachte. Het is een hervorming die in het regeerakkoord staat en op een correcte manier omgezet wordt in een akkoord dat nu voorligt. Het was een moeilijke oefening, want de fiscale bevoegdheid is niet gemakkelijk. We zijn tot een oplossing gekomen. Minister Homans heeft een oplossing gevonden. Inderdaad, het is niet wat het initieel was, omdat de Raad van State zegt dat we niet bevoegd zijn om de fiscale bevoegdheid daar helemaal weg te nemen en dan te vervangen door iets anders. Maar we komen tot een goed systeem van aftopping en we zorgen dat de mensen geen euro meer moeten betalen, ook niet op gemeentelijk niveau.
Mijnheer Rzoska, in verband met uw pleidooi met betrekking tot het lokale niveau: de heer Meremans heeft het perfect verwoord. Ik ben inderdaad begonnen met de regioscreening: die is klaar. Het is aan de gemeenten om initiatief te nemen. Het is aan de gouverneurs om dit te coördineren. Maar verwar alstublieft niet met de grote intercommunales. U gaat de grote intercommunales die de facto bedrijven zijn, vaak nutsbedrijven, niet vervangen door kleinschalige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Wat moet gebeuren, en dat is een uitdaging voor de gemeenten, dat is dat ze in hun samenwerking met de omringende gemeenten streven naar uniformiteit en cohesie: dat is altijd met dezelfde gemeenten grensoverschrijdend gaan samenwerken.
Nu is dat absoluut niet homogeen. Er is geen cohesie. Er zitten aberraties in tot en met. Maar de regioscreening heeft heel goed aangetoond waar de rode concentrische cirkels zitten, waar gemeenten perfect kunnen gaan samenwerken. Ze kunnen beslissen dat de gemeenten A, B, C, D en E altijd gaan samenwerken omdat ze sociografisch, economisch, infrastructureel en mobiliteitsmatig enzovoort samenwerkend gebied zijn, bijna van nature uit. Wel, laat die gemeenten daar eens initiatief voor nemen. Het zal de transparantie verhogen, het zal de democratie verhogen. Maar denk niet dat je bij die operatie – dat wil ik nog eens beklemtonen – alle intercommunales afschaft. De intercommunales zijn vaak heel sterk uitgegroeid tot nutsbedrijven. Die ga je niet reduceren tot zes, zeven, acht gemeenten. Dit is niet aan de orde.
In het debat zijn vier spelers. Er is verwezen naar de individuele belastingbetaler, waar een neutrale oplossing voor gezocht is. Er wordt verwezen naar Vlaanderen en de provincies die afspraken maken en overleggen. Maar een zorg is er ook – en dat moet de zorg zijn van iedereen – om ook de verenigingen en de vrijwilligers en de instellingen die zich nu moeten reorganiseren, garanties en goede oplossingen te bieden. Ik weet dat er overleg bezig is, maar we moeten ook voor ogen houden dat de provincies mee gezorgd hebben voor een goede subregionale spreiding, en dat is een oproep, een taak en een inzet voor Vlaanderen, om ook die goede spreiding voor kleinere spelers in het veld van Cultuur, Jeugd, Sport en Welzijn waar te maken. Dat is gewoon een oproep omdat er heel wat signalen uit die richting ons bereiken.
Dat wil niet zeggen dat wat er nu beslist is, niet goed is. Het komt erop aan om bij de afspraken die gemaakt zijn, die spelers ook niet uit het oog te verliezen want die verwachten ook dat er voor hen goede oplossingen komen. Dat zijn er nog andere dan de belastingbetalers, dat zijn er nog andere dan de provinciebesturen zelf, andere dan het Vlaamse beleid en zijn administratie, maar dat zijn al die andere spelers, en die zijn ook betrokken partij.
Minister-president, die regioscreening is iets waar wij heel sterk in geloven. Wij vinden het jammer dat daar niet op voortgewerkt is, maar dat er nu een kunstmatige hervorming van de provincies is, waarbij bevoegdheden van elkaar worden afgesplitst.
Nog eens, mijnheer Kennes, u zegt: het klopt wel. Wij zeggen: het klopt niet. Het is een hervorming die niet klopt. Dit werkt niet. Dit is kunstmatig. Wij geloven in wat er van onderuit al dertig jaar aan het groeien is: die kleine en die grote bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden, de intercommunales, tot en met de politiezones en de brandweerzones. Er zijn zo veel bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden gegroeid die aantonen dat de gemeenten voor een bepaalde bevoegdheid te klein zijn en de provincies te groot.
Wat wij willen, is dat hele veld van oude en nieuwe bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden, inclusief de intercommunales, inclusief de nieuwe stadsregionale samenwerkingsverbanden, op elkaar leggen en elkaar afstemmen. Die leiden ons naar de aloude idee van de stads- en streekgewesten, waarvan er in elke partij voorstanders zijn. Dat willen wij in een voorstel van decreet dat wij vorige week hebben ingediend, vorm geven. Hoeveel mandaten daaraan gekoppeld zijn, collega’s, daar lopen we toch niet op vooruit! De essentie is dat wij een tussenliggend niveau ontzettend belangrijk vinden en dat wij dat op termijn het belangrijkste niveau vinden. In die zin vinden wij de afschaffing van het tussenliggende niveau gewoon een stap in de verkeerde richting.
Minister-president, ik dacht toch dat u een vurig verdediger bent van dat tussenliggende niveau. Ik heb u gezien op de Antwerpse zender ATV afgelopen weekend. Toen hebt u letterlijk gezegd dat er over dat tussenniveau dringend moet worden gesproken. Minister Homans, ik stel voor dat u de woorden van de minister-president in daden omzet en dat u daarover spreekt. Wij vinden dat u nu uw tijd verliest met een hervorming die zinloos is, met een hervorming die een stap in de verkeerde richting is. Voor ons is het dringend tijd voor een hervorming die verbindt in plaats van verdeelt en die vooral vertrekt van wat er gedurende jaren op het lokale niveau onder steden en gemeenten groeit. Minister, wij willen dat u stopt met de huidige geforceerde afbouw van de provincies en start met de dynamische opbouw naar stads- en streekgewesten.
Collega Pira, u gaat natuurlijk voorbij aan de andere hervormingen die al doorgevoerd zijn in deze en vorige regeerperiode. De autonomie van de gemeenten is sterk vergroot. De bevoegdheden van de gemeenten zijn sterk toegenomen. De vele plannen en rapporten, elf, twaalf, dertien per jaar die de gemeenten moesten indienen in Brussel, elk jaar een plan, elk jaar een rapport, zijn afgeschaft. Onder de vorige regeerperiode hebben we het toezicht tot bijna niets herleid.
Collega Homans gaat dat nu in de feiten realiseren: er zullen nog twee vormen van toezicht zijn, op de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en op de jaarrekening. Elk ander toezicht verdwijnt. De sectorale subsidies zijn ingekanteld en gaan zo maar door. Er is een heel belangrijke bevoegdheidsoverdracht, meer autonomie, minder betutteling, minder voogdij. Dat is de uitvoering van het regeerakkoord dat gaat voor twee sterke niveaus.
Uiteraard heb ik gezegd dat ik vind dat dat tussenniveau moet worden aangepakt. Ik ben daarmee begonnen in de vorige periode. Het is niet zoals uw collega zegt dat er enkele honderden zijn. Ik heb er toen meer dan 2200 in kaart gebracht, weliswaar een aantal zeer informele, niet in de vorm van structuren. Maar het is aan de steden en aan de gemeenten om daar werk van te maken. De gouverneurs hebben die taak ook gekregen. Het is in hun belang om dat te doen.
Maak er dus geen amalgaam van. Begin daar niet de brandweer- en de politiezones bij te vermelden. Vlaanderen is daar niet voor bevoegd. Ik zie ook dat er zelfs een verschil is tussen brandweer- en politiezones. Ik zou dat persoonlijk veel liever anders hebben, dat er voor veiligheid ook één tussen- of bovengemeentelijke samenwerking is. Maar goed, wij hebben daar niets aan te zeggen.
Wat de gemeenten wel kunnen doen, is al die formele en informele samenwerkingsverbanden niet alleen in kaart brengen, maar ze nu ook echt samendrukken, zodat er tot een veel grotere cohesie gekomen wordt.
Maak tot slot ook geen amalgaam met de grote nutsbedrijven die een aantal intercommunales zijn.
Minister-president, u hebt gepleit voor dat tussenliggende niveau. U spreekt over tweeduizend intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Ons pleidooi is om daar eens werk van te maken. Er is niets mis mee om eens te kijken of de gebiedsomschrijving van een bepaalde regio overeenkomt met de gebiedsomschrijving van een paar politiezones. Hoe meer we op elkaar kunnen afstemmen, hoe beter. Ons pleidooi is alleen om daar nu mee te beginnen, om te beginnen met die opbouw naar stads- en streekgewesten, naar dat organische en natuurlijke tussenliggende niveau.
Wij pleiten er in die zin voor om de provincies niet af te schaffen, maar ze te hervormen naar die stads- en streekgewesten. Dan zitten we met een heel natuurlijk bestuurlijk niveau, waar gemeenten of fusies van gemeenten – ik hoop dat u het daarmee eens bent, minister-president – nooit toe in staat zullen zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil één element van het debat nog eens opnieuw aanraken, namelijk het herverdelende effect. Ik richt mij in het bijzonder tot minister Gatz. De middelen die verbonden waren aan Vlaamse decreten en die ook door de provincies aan dezelfde organisaties werden toegekend, hebben we een paar jaar geleden al ingekanteld. Straks gaan we middelen herverdelen op basis van het Kunstendecreet en het Cultureel-erfgoeddecreet.
Minister, de provincies met het minste aantal organisaties hebben altijd in belangrijke mate herverdelend gewerkt. Zij hebben behoorlijk veel geld in die culturele sectoren gestopt. Als je al dat geld in de centrale pot stopt en bij een subsidieronde herverdeelt, zul je wellicht het effect krijgen dat we al dertig jaar krijgen, namelijk dat het gros van de middelen in de Vlaamse ruit terechtkomt, of minstens in die driehoek. Dat geld dat van de provincies komt, komt via die centrale pot weer in diezelfde driehoek terecht. Zo wordt dat herverdelende effect helemaal ongedaan gemaakt.
Los van de ideologische discussie voor of tegen provincies, moeten we er waakzaam voor zijn dat dat herverdelende effect niet teniet wordt gedaan en dat die middelen niet weer naar het centrum gezogen worden. Dat is een belangrijke bekommernis. Ik ben voor één keer provincialist vandaag en wil eens opkomen voor de ambities en de terechte zorgen die vooral perifere provincies hebben. Ik heb de cijfers van het Kunstendecreet geanalyseerd. Vlaams-Brabant heeft 7 procent, Limburg 5 procent en West-Vlaanderen 9 procent. Al de rest zit in de ruit. Als die middelen van de provincies ook nog eens in de ruit terechtkomen, zijn we twee keer ‘gejost’.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik beschouw die opmerking niet als een provincialistische opmerking, mijnheer Caron. Het is inderdaad een element waarmee we in het beleid terdege rekening moeten houden. Vanuit uw inhoudelijke benadering van de verdeling binnen de kunstensector zou ik zelf als Brusselaar kunnen zeggen dat alles wel is in de driehoek Brussel-Antwerpen-Gent, en met de ruit neem ik Leuven er zeker graag nog bij. Maar ik ben er mij inderdaad van bewust dat de provincies Limburg en West-Vlaanderen daar een bepaalde herverdelende rol in gespeeld hebben. Het is wel degelijk de bedoeling dat we de middelen die nu vanuit die provincies naar een aantal kunstinstellingen – maar je kunt dat ook verbreden – gaan, bij die instellingen houden. Dat zijn legitieme middelen waarmee zij nu werken en waar ze in de toekomst mee moeten kunnen werken.
We hebben al de gelegenheid gehad om daar in de commissie Cultuur over te spreken, collega Caron. Ik wil nogmaals de geruststelling geven dat ik in die filosofie de overdracht van die provinciale middelen absoluut wil bekijken, met recht en reden.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, dit was het laatste actuadebat – voorlopig toch – over het drietrapsakkoord van de Vlaamse Regering, waarbij de ene CD&V-minister de hervorming van de kinderbijslag kreeg, waarbij de andere CD&V-minister de hervorming van het onderwijs kreeg, en waarbij ten slotte een N-VA-minister de hervorming van de provincies kreeg.
Wie het dan wil binnenhalen of wie daarmee een doelpunt wil scoren en wie daar trots op wil zijn, moet dat toch kunnen toetsen aan zijn, en in dit geval haar, eigen verkiezingsprogramma. Wat staat er in het N-VA-verkiezingsprogramma? “Het provinciaal bestuursniveau schaffen we af.” In het uiteindelijk regeerakkoord was er al geen sprake meer van afschaffing maar werd het plots een afslanking. En zelfs wat er is opgenomen in het regeerakkoord, wordt maar half of zelfs helemaal niet gerealiseerd. Met name de opcentiemen op de onroerende voorheffing blijven. Van enkel een dotatie aan de provincies en een besparing die daarop zou worden doorgevoerd, is geen sprake meer. Provincies behouden ook hun bevoegdheden in de grote steden. De startdatum werd met een jaar verlengd. Het regeerakkoord was al een flauw doorslagje van het N-VA-programma, en het uiteindelijke resultaat is een nog flauwer doorslagje van het regeerakkoord. Dit is dus helemaal geen trofee of geen triomf voor de N-VA. Dit is alleen maar een schaamlapje.
Er zijn daarvoor volgens mij twee belangrijke redenen. Ten eerste werd het afslankingsproject bij de totstandkoming van het Vlaams regeerakkoord weliswaar doorgedrukt door de N-VA, maar blijkbaar zonder dat men zich daarbij vragen stelde over de technische uitvoerbaarheid of haalbaarheid. Met andere woorden, de operatie lijkt wel zeer slecht voorbereid. Ten tweede, regeringspartners Open Vld en vooral CD&V waren, om het eufemistisch uit te drukken, niet bijster enthousiast over deze hervorming. Ze werden daarbij ook voortdurend opgejaagd door hun vertegenwoordigers in de provinciebesturen.
Minister, het is een publiek geheim dat u, wat de voorbereiding van uw afslankingsproject – althans wat de provincies betreft –, het voorbije anderhalf jaar als coördinerend minister niet bepaald vlot werd bediend door zowel de provinciebesturen als de kabinetten van uw collega’s. Uiteindelijk is die afslanking een gevecht om de macht geworden. Veel meer dan zich bezig te houden met de vraag welk niveau nu het beste is geplaatst om de diverse overheidstaken uit te voeren, lijken de meerderheidspartijen gedreven door de drang om zoveel mogelijk privileges te vrijwaren en politieke vriendjes te bedienen.
Minister, de meest opvallende wijziging in deze aangepaste versie van het voorontwerp van decreet is uiteraard de aftopping van de opcentiemen. Er waren opmerkingen van de Raad van State. Er werd gevreesd dat een en ander wel eens tot een belastingverhoging zou kunnen leiden. Dus is er nu enkel nog sprake van een gedeeltelijke integratie van de provinciale opcentiemen in een verhoogde Vlaamse basisheffing en wordt het systeem van de dotatie vervangen door het vastleggen van maximumtarieven voor de onroerende voorheffing in elke Vlaamse provincie. De provinciebesturen behouden dus wel degelijk nog een zekere fiscale autonomie op het vlak van de onroerende voorheffing voor de financiering van de bevoegdheden die hun nog resten. Of een en ander echt fiscaal neutraal zal zijn, moet nog blijken, want het valt te verwachten dat provinciebesturen die worden geconfronteerd met de begrenzing van hun fiscale autonomie, allicht op zoek gaan naar een andere manier, naar een andere bron van inkomsten via bijvoorbeeld de algemene provinciebelasting, de bedrijfsbelasting of zelfs de provinciale tweedeverblijftaks.
Minister, zelfs met het halveren van het aantal te verkiezen provincieraadsleden en het herleiden van de gedeputeerden van zes naar vier, blijft dit een halfslachtige hervorming die veraf staat van wat u voor de verkiezingen predikte. Twee meerderheidspartijen van de drie verkondigen al jaren dat het provinciaal bestuursniveau het beste wordt afgeschaft, maar het uiteindelijke resultaat ligt er ver vanaf. Het is een rommelig compromis geworden, een compromis à la Belge met veel chaos en onduidelijkheden.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de woorden die u hebt uitgesproken in Villa Politica deze middag: “De provinciale besturen moeten worden afgeschaft. Die handel heeft totaal geen nut meer.” Voorzitter, ik sluit me daarbij aan. Mocht uw minister dat ook hebben gedaan, dan stonden wij hier te applaudisseren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Durnez heeft het woord.
Voorzitter, er is bij momenten nogal stevig denigrerend gesproken over de ‘postjes’. Ik ben 24 jaar actief geweest op het provinciale veld. Dat waren ook de enige verkozenen die hier niet mochten komen. Ik heb daar veel mensen gezien die op hun ‘postje’ hard en schitterend werk hebben gedaan. Dat wou ik hier toch eventjes aangeven. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Groen, sp.a, het Vlaams Belang en de meerderheid kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 16.30 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.