Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, achtbare collega’s, met gepaste trots bestijg ik hier vandaag de bühne om de verdediging op te nemen van een ontwerp van decreet dat ontzettend belangrijk is voor de toekomst van het Vlaamse sportfederatielandschap. Het Vlaamse sportfederatielandschap, zegt u? Ik kan het u niet kwalijk nemen dat u niet meteen een accuraat beeld hebt van wat u zich daarbij dient voor te stellen. Want hoewel sport en sportberichtgeving dagdagelijks enorm veel aan bod komen in de Vlaamse media, wordt er zeer weinig ingezoomd op het sportbeleid op zich.
U bent zelf misschien aangesloten bij een sportclub, ofwel is uw zoon of dochter dat. Die sportclub is op zijn beurt aangesloten bij een sportfederatie, een koepel die sportclubs verenigt en ondersteunt, een koepel die zorgt voor verzekering, voor administratieve ondersteuning, het organiseren van competities enzovoort. Vanuit Vlaanderen erkennen en ondersteunen we die Vlaamse sportfederaties, omdat we nog steeds geloven in de kracht van georganiseerde sport. (Opmerkingen van Bart Somers)
En in die van verandering, dank u wel, mijnheer Somers. (Gelach)
Collega’s, na de overheveling en integratie van de sectorale sportsubsidies uit het decreet Lokaal Sportbeleid in het Gemeentefonds, is het decreet op de georganiseerde sportsector het enige overblijvende decreet waarmee we als Vlaamse overheid mee het sportbeleid sturen. Dat schenkt u enig zicht op het belang van dit ontwerp van decreet voor de sportsector, en verantwoordt ook waarom ik vandaag de tijd neem om het standpunt van onze fractie ten aanzien van dit belangrijke ontwerp van decreet te verdedigen.
Collega’s, met misschien enige zin voor overdrijving: amper een paar dagen na de historische superministerraad staan we nu op de drempel van de historische goedkeuring van een nieuw decreet op de georganiseerde sportsector. Ik hoor u al denken: “Waarom historisch?” Wel, het is historisch in die zin dat bijna twintig jaar geleden in het Strategisch Plan voor Sportend Vlaanderen reeds de analyse gemaakt werd dat het sportfederatielandschap te versnipperd was en dat een al te grote versnippering van middelen weinig doelmatig was. Daarom moest de overheid vermijden haar subsidies te verdelen over te veel en te kleine federaties. De vrijheid van vereniging verleent wel elke federatie bestaansrecht, maar daarom nog niet het recht op subsidies. De subsidieregelingen moeten de samenwerking en de fusie van federaties stimuleren.
Bovendien beklemtoonde het plan dat er nood was aan een rationalisatie van het bestaande sportfederatielandschap. Bijna twintig jaar later staan we op het punt om een ontwerp van decreet goed te keuren dat net duidelijk tegemoet wil komen aan de analyse die twintig jaar geleden al werd gemaakt.
De sportsector erkent dat het huidige decreet zeker zijn deugdelijkheid heeft bewezen. Daarbij kunnen we verwijzen naar de splitsing van de resterende nationale sportfederaties, de kwaliteitsverhoging van de sportclubwerking en een kwaliteitsverhoging bij enerzijds de basisopdrachten en anderzijds de facultatieve opdracht jeugdsport. Er bestond ook een zeer brede consensus binnen de sector over het gegeven dat het bestaande decreet op sportfederaties echt aan zijn limieten zat.
Het mag dan ook niemand verrassen dat de Vlaamse Regering in haar regeerverklaring uitdrukkelijk aangaf werk te zullen maken van een nieuw decreet op de sportfederaties, met de nodige aandacht voor een efficiëntere organisatie van sportfederaties en meer doelgericht werken.
Komt dit ontwerp van decreet uit de lucht vallen? Uiteraard niet. Reeds in de vorige legislatuur werden de eerste bevragingen opgestart. Daarna werden studies besteld en werd een conceptnota uitgewerkt. Dit ontwerp van decreet vormt het sluitstuk van de weg die is afgelegd. Ondertussen heb ik u allen overtuigd van de waarde en het belang van dit decreet voor de Vlaamse sportsector.
Net vanwege het belang van het decreet en omdat het een verregaande verandering is van de bestaande manier van subsidiëren, is het niet onlogisch dat er ook vanuit de sector vele reacties opborrelden. Laat het duidelijk zijn: de N-VA-fractie voelt zich gesterkt door het feit dat de hoorzittingen en de reacties zeer duidelijk aangetoond hebben dat een heel groot stuk van het Vlaamse sportfederatielandschap achter de krachtlijnen en uitgangspunten van dit decreet staan. De N-VA heeft begrip voor ongeruste reacties vanuit de sector die ingegeven zijn vanuit een bezorgdheid ten aanzien van de toekomst van het sportaanbod voor de Vlaamse sporter, maar niet voor bezorgdheden die ingegeven zijn vanuit de filosofie om structuren en koepels in stand te houden.
Voor de N-VA staat er één ding voorop: de sportende Vlaming moet er door deze hervorming op vooruitgaan. Hoe kunnen we de Vlaamse sporter het beste, meest kwaliteitsvolle sportaanbod aanbieden zodat de sporter levenslang kan sporten en er een sportaanbod op maat aangeboden wordt door een sportfederatie? Elke sporter, of het nu een jong toptalent dan wel een eerder ietwat grijzer wordende senior is, moet bediend worden via het sportaanbod dat we via dit ontwerp van decreet ondersteunen. Als andere fracties dezelfde bekommernis hebben en delen, dan zijn we in deze doelstelling duidelijk bondgenoten en partners, geen vijanden of tegenstanders.
De vraag is vooral welke fundamentele tegenkantingen men kan hebben tegen de basisprincipes van het voorliggende ontwerp van decreet. We beogen een responsabilisering van de georganiseerde sportwereld, waarbij de verhoogde autonomie de Vlaamse sportfederaties de kans moet geven om uit te groeien tot ambitieuze en dynamische organisaties die in staat zijn te anticiperen op toekomstige maatschappelijke en sportieve uitdagingen: niet langer bevoogdende subsidies, maar een empowerende inzet van Vlaamse middelen, en een groeitraject in het kader van goed bestuur binnen de sportfederaties. Met het principe om nog slechts één unisportfederatie per sporttak te erkennen en te subsidiëren, vermijden we in de toekomst dat er meerdere unisportfederaties naast elkaar zullen bestaan en wordt een sterke rationalisatie van het landschap beoogd.
Meer dan ooit streven we naar een kwaliteitsvol aanbod van a tot z, met meer autonomie en verantwoordelijkheid voor de sportfederaties en minder administratieve lasten. Ook het voornemen om meer te subsidiëren op basis van kwaliteit en output en minder kwantiteit in rekening te brengen en rechtstreekse personeelssubsidies te subsidiëren, achten wij zeer wenselijk.
Het voorgaande toont uitdrukkelijk dat de sporter meer dan ooit centraal wordt gezet in het beleidskader van Vlaanderen.
Veel bekommernissen van onder andere de oppositie vloeien voort uit de fusiebewegingen die het beleidskader in gang zet. De vrees leeft dat door de fusies het recreatieve sportaanbod verschraalt en inkrimpt, omdat het decreet zou aanzetten tot monopolievorming. Laat het duidelijk zijn dat het inkrimpen en verschralen van het sportaanbod voor onze partij geen optie is en niet strookt met de doelstelling dat de Vlaming op sportgebied erop moet vooruitgaan inzake aanbod en zeker inzake kwaliteit. Voor ons heeft het decreet dan ook tot doel zoveel mogelijk fusies te realiseren, maar wel werk te maken van een verantwoorde rationalisatie van het sportfederatielandschap. Achter dat idee staan ook de sportfederaties zelf. Het is de bedoeling de administratieve overhead te beperken door middelen efficiënter en effectiever in te zetten. Daardoor kunnen en zullen vrijgekomen middelen meer dan vroeger worden geïnvesteerd in het sportaanbod zelf en niet in structuren. Zo zullen ze ten goede komen van de sporter zelf.
Met een 65-tal gesubsidieerde sportfederaties kun je voor sommige sporten momenteel maar liefst in 15 verschillende sportfederaties terecht en zijn de woorden ‘versnippering’, ‘inefficiënte inzet van middelen’, ‘overlappend aanbod’ en dergelijk meer nooit veraf. Volgens sommigen stuurt het principe om nog slechts één unisportfederatie per sporttak te subsidiëren aan op monopolievorming, maar een sporter zal, net zoals nu, ook in de toekomst zelf kunnen beslissen waar hij of zij wil sporten. Dat is nu zo en zal, wat ons betreft, ook in de toekomst zo blijven. Behalve in een unisportfederatie kan een sporttak immers ook worden aangeboden in een sterke multisportfederatie. En dan hebben we het nog niet over het privésportaanbod.
De vrees dat het recreatieve sportaanbod onder druk zal komen omdat unisportfederaties zich enkel op topsporters zouden focussen, is intellectueel oneerlijk. Ook binnen de unisportfederaties spelen de recreatieve sporters een zeer belangrijke rol. Bovendien is het opmerkelijk dat net nu die opmerking wordt gemaakt, terwijl er voor het eerst een ontwerp van decreet wordt besproken dat uitdrukkelijk bepaalt dat een unisportfederatie een aanbod van a tot z moet hebben, van topsporter tot brede sporter in alle betekenissen en voor alle doelgroepen. De minister heeft bij herhaling benadrukt dat dat zijn uitgangspunt is. Onze fractie sluit zich daarbij aan.
Ik heb nog enkele afsluitende opmerkingen. Sommigen wijzen op het feit dat het te kort dag is. U toonde daarvoor begrip, minister, maar wees evenzeer op het uitgebreide voortraject. Kunt u nogmaals bevestigen dat u eventueel naar afwijkende termijnen wilt kijken indien zou blijken dat dat een essentiële voorwaarde is om nog bijkomende stappen mogelijk te maken?
Verder vragen we u uitdrukkelijk erop toe te zien dat de samenwerkingsovereenkomsten en het toezicht en de controle erop niet resulteren in een verhoging van de administratieve lasten voor de sportfederaties. Het is een uitdrukkelijk voornemen van de regering om meer autonomie, vrijheid en verantwoordelijkheid te geven aan burgers, organisaties en instellingen. Ook dit ontwerp van decreet ademt die ambitie uit. Het is belangrijk dat we dat voornemen ook echt waarmaken.
We vragen u ook met aandrang erop toe te zien dat het agentschap Sport Vlaanderen mee evolueert en niet langer die betuttelende instantie is, maar de sportfederaties ondersteunt en begeleidt.
Minister, we zijn gunstig gestemd over uw inspanningen in het kader van de structurele uitbouw van G-sport in Vlaanderen. U gaat nu, zoals ook het parlement gevraagd heeft, nog een stap verder, met onder andere de decretale verankering van het G-Sportplatform. Eenzelfde opmerking geldt voor de risicovechtsporten. Die decretale verankering biedt de kans om het beleid, dat gestart werd, voort te zetten en nog meer kracht bij te zetten.
Collega’s, uit mijn betoog zal duidelijk gebleken zijn dat mijn fractie dit ontwerp van decreet met volle overtuiging zal goedkeuren. Wij zijn van oordeel dat de uitgangspunten en krachtlijnen van het ontwerp van decreet hun waarde zullen hebben voor het Vlaamse sportfederatielandschap van de toekomst. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Beenders heeft het woord.
Mijnheer Wouters, ik moet heel eerlijk zeggen dat indien u de minister van Sport zou zijn en u zou een ontwerp van decreet hebben voorgelegd met de uiteenzetting die u net hebt gegeven, dat wij zouden hebben voor gestemd. Maar helaas hebt u dingen gezegd die niet in het ontwerp van decreet staan. Daarom wilde ik u onderbreken om u te confronteren met een paar uitspraken betreffende zaken die misschien ondertussen zijn veranderd zonder dat wij daarvan op de hoogte zijn. Mocht dat zo zijn, dan kunnen wij misschien onze stemhouding nog veranderen.
U gebruikte op een bepaald moment de woorden ‘stimuleren van fusies’. Dat is in de commissie een van de punten van kritiek geweest. U zei dat het decreet daarvoor zou zorgen. Maar mocht het ‘stimuleren’ geweest zijn, dan hadden we die discussies niet gehad in de commissie. U gaat echter de federaties niet stimuleren maar verplichten om te fusioneren. Want indien u ze niet gestimuleerd zou krijgen en ze zouden niet fusioneren, dan gaan ze gewoon hun centen verliezen, dan moeten ze wel fusioneren. Dat is een van de fundamentele zaken waarover we van mening verschillen. U hebt het vandaag redelijk verbloemd verteld. Mocht het op die manier in het ontwerp van decreet hebben gestaan, dan hadden we een heel andere uitgangspositie. Wij verschillen op dat vlak van mening. De federaties die vandaag in die situatie zitten, waardoor ze niet kunnen blijven bestaan, ook al zijn ze al tien, twintig, dertig, veertig jaar actief met uitsluitend amateursporters, staan vandaag met de rug tegen de muur. De beperkte periode van overgang gaat die mensen verplichten om beslissingen te nemen die niet ten goede komen van de amateursporters. Mijnheer Wouters, hebt u zich vergist met het woord ‘stimuleren’ en moest daar het woord ‘verplichten’ staan? Of hebt u nieuwe informatie die wij niet hebben?
Mijnheer Beenders, er zijn verschillende soorten huwelijk. Er is het verplichte huwelijk. Is dat door de bank een nogal lang leven beschoren? Ik denk het niet. Daar voelt geen van de partners zich goed bij. Er is ook het verstandshuwelijk. Dat is al beter. Dat bedoelen wij hier met ‘stimuleren’. Het huwelijk uit liefde is het schoonste en blijft waarschijnlijk het langste duren. (Opmerkingen. Gelach)
Ik zal enkel voor mezelf spreken. Waar zit het grote verschil, met dat ‘stimuleren’? Inderdaad, niemand is verplicht om erin te stappen. Dat men zijn centen, zoals u zegt, niet meer krijgt, is een totaal ander gegeven. U zegt dat we zelfredzaam zijn in wat we doen. Er zijn nog zo van die sportfederaties, die al zo werken. De motorcrosswereld werkt bijvoorbeeld zo. Dat kan perfect.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Wouters heeft een paar vragen aan mij gesteld, ik reageer dus, ook ten aanzien van de heer Beenders.
Voor mij gaat het effectief om stimuleren. Je ziet dat ook wanneer twee unisportfederaties samengaan naar één unisportfederatie, of meerdere, dan is er effectief in een stimulans van extra middelen voorzien. Dit is duidelijk het stimuleren, het ondersteunen van fusies die zich zouden voordoen.
U hebt natuurlijk honderd procent gelijk: niemand wordt verplicht. Men kan zelfs nog altijd een erkenning krijgen. Maar de overheid die de belastinggelden efficiënt wil besteden, kan iets opleggen. Zij kan wel vragen dat dat op de beste manier wordt ingevuld.
Mijn bedoeling, en die van de regering en van de heer Wouters en onze fractie, is in elk geval dat de ingezette middelen niet zozeer naar structuren zouden gaan. Er moeten zeker wat structuren zijn, maar de middelen moeten vooral naar de clubs en de sporters gaan, en dat is wat we hier willen doen. Mijnheer Beenders, ik kan me niet van de indruk ontdoen dat, als je voor één sport tot tien à vijftien federaties hebt, dat niet op de beste manier een ondersteuning met overheidsmiddelen is. Je kunt wel bepalen dat normen en waarden die vandaag in een federatie gelden, na een fusie door een samenwerkingsovereenkomst ook in de toekomst zullen blijven gelden. Dat is wat we willen garanderen. Heb je daarvoor twee besturen nodig? Ik denk het niet. Om die reden hebben we een verbetering gedaan wat de huidige situatie betreft. Ik ben heel blij dat u nu naar het strategisch plan van twintig jaar geleden verwijst. Dat werd toen al naar voren gebracht. Ook in het vorige decreet was het gaan naar fusies een basisidee. Voor mij is dat dus heel belangrijk.
Wat de timing betreft: zoals ik in de commissie al uitdrukkelijk heb gezegd, heb ik de mogelijkheid om bij besluit in afwijkende termijnen te voorzien. Als dat nodig is, wil ik dat doen. Mijnheer Beenders, mijn ervaring is echter dat, als je geen eindtermijn oplegt, er heel vaak ook geen garantie op afsluiten is. Dan blijft men dat ook uitstellen. Op een bepaald moment kun je dus beter zeggen wat de datum is, en je ziet dan dat iedereen daarnaartoe begint te werken. Door het feit dat dit in de conceptnota en in het regeerakkoord stond, hebben bijvoorbeeld de wandelfederaties al de stap naar fusies gezet. Als dit echter een oplossing zou zijn om dit ergens te vergemakkelijken: ik heb de mogelijkheid en ik zal die dan ook gebruiken.
Er werd me ook gevraagd erop toe te zien dat de samenwerkingsovereenkomst de administratieve last niet zou doen toenemen. Ik ben het daar helemaal mee eens, maar voor mij is de samenwerkingsovereenkomst ook wel een garantie: indien vandaag een recreatieve federatie tot een fusie komt met een unisportfederatie, dan moet daar ook de garantie in staan dat de recreatieve sporter ook in de toekomst zijn ding zal kunnen blijven doen binnen die nieuwe federatie. Dat is voor mij wel essentieel. De samenwerkingsovereenkomst moet die essentie wel met zich meebrengen.
Dan was er de vraag over Sport Vlaanderen en de evolutie. Ik heb het naar voren gebracht, en ik denk dat het ook in mijn beleidsnota en beleidsbrief staat: ik wil met Sport Vlaanderen evolueren van een controlerende overheid naar een klantvriendelijke overheid, die bezig is met haar sporters en haar clubs en haar federaties. Uiteraard zijn er ook de gemeentelijke sportdiensten. Ik vind dat we ter zake al op de goede weg zijn. Dat is een heel belangrijke evolutie die we vandaag daadwerkelijk zien gebeuren bij Sport Vlaanderen.
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, ik wou gewoon de heer Wouters feliciteren. Niet alleen is hij blijkbaar de sportspecialist van de N-VA-fractie, maar hij is ook de huwelijksspecialist. Ik heb een nieuwe categorisatie van de huwelijken gezien: liefdeshuwelijk, verstandshuwelijk en verplicht huwelijk. Nu, ik heb even een rondvraag gedaan in mijn fractie, en naar onze ervaring is dat soms ook een continuüm. Het begint vaak als liefdeshuwelijk, het wordt een verstandshuwelijk en eindigt soms als een verplicht huwelijk. Dat is dus nog een vierde categorie, mijnheer Wouters.
Mijnheer Somers, wanneer hebt u die rondvraag gedaan?
Via WhatsApp, voorzitter.
Daar wil ik straks de resultaten wel van zien.
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is überhaupt al een verrassing dat de liberalen iets weten van een goed huwelijk, maar goed.
Ik wil inhoudelijk reageren op wat de heer Beenders zei. Mijnheer Beenders, uw uitspraken jagen me enigszins angst aan. Er zit natuurlijk een ideologisch luchtkasteel achter. Wat u zegt, is eigenlijk dat een overheid de plicht heeft om geld uit te delen aan al die initiatieven, dat dat haar enige nut is. Dat is echter niet zo. Met dat geld zorgt men ervoor dat correct wordt ingezet op de maatschappelijke keuzes die de politiek maakt, dat dat geld efficiënt daarheen gaat. Dat betekent dat je aan dat geld dat je geeft, inderdaad voorwaarden koppelt, dat je daarmee gaat sturen. Ik weet niet of u dat goed doorhebt, maar dat is zowat de rode draad door het volledige beleid dat de overheid sensu lato probeert te voeren. Door middel van centen, van ondersteuning proberen we een beleid te stimuleren. U geeft daar blijkbaar een heel andere invulling aan, die ik toch maar zeer vreemd vind.
Mijnheer Diependaele, dan zegt u eigenlijk dat de middelen die vandaag naar de federaties gaan, niet goed worden besteed. Bedoelt u dan dat de federaties die vandaag middelen krijgen van de overheid, die niet goed besteden?
Inderdaad, ik denk dat dat beter kan.
Dit is eerlijk gezegd niet de discussie van dit ontwerp van decreet. De discussie gaat over minder structuren, en daar zijn wij zelfs voor.
Dat is exact het punt dat ik maak.
De discussie gaat erover dat de amateursporter er niet op achteruit gaat. Met dit ontwerp van decreet komt er een monopoliepositie, waarbij de amateursporter niet meer de garantie heeft dat hij nog naar een andere federatie kan gaan. De concurrentiekracht die u toch zo belangrijk vindt, speelt hier helemaal geen rol mee. Zodra er één federatie is aangesteld die een sportaanbod moet aanbieden voor amateurs en topsporters – en ik ben het er helemaal mee eens dat dit de taak is van een federatie – kan de federatie ook zelf beslissen wat ze daarvoor vraagt. De clubs die vergunningen moeten betalen om een wedstrijd te organiseren, hebben geen enkele mogelijkheid meer om naar een andere federatie te gaan wanneer de eerste federatie te veel vraagt. Die monopoliepositie, die ook tijdens de hoorzittingen structureel naar voren is gekomen als een pijnpunt, wordt hier verzwegen alsof het geen probleem is. En het is wel degelijk een probleem. Indien het geen probleem zou zijn, kunt u me dan zeggen waarom de wielersport of de voetbalsport al dertig à veertig jaar bestaat uit twee federaties waarvan een zich exclusief bezighoudt met amateursport en soms meer dan honderdduizend leden heeft? Vond u dat een probleem in het verleden, minister Muyters? Neen, want u hebt in verschillende interviews in vakbladen van de desbetreffende federaties zelf gezegd dat u ervoor zou kunnen opteren om ze verplicht te laten fusioneren maar dat dit niet uw gewoonte is. U hebt liever dat ze geleidelijk naar elkaar toe groeien en dat ze organisch zouden fusioneren. En nu doet u exact het tegenovergestelde.
Mijnheer Beenders, ik denk dat u soms verwart wat een federatie doet met wat een club doet. U weet toch ook wel dat u zich bij verschillende voetbalclubs kunt aansluiten met verschillende lidgelden. Dat is vandaag zo en dat zal ook morgen zo zijn. Het is niet de federatie die het lidgeld bepaalt voor alle clubs, dat hangt immers onder meer af van wat een club aanbiedt. Club A kan een dagelijkse training aanbieden en club B kan vijfmaal per maand een training aanbieden. De club bepaalt dat.
De garantie is er wel. U hebt zelf het voorbeeld gegeven van de samenwerkingsovereenkomst die er nu is bij Voetbal Vlaanderen en die uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van differentiatie tussen de lidgelden. Het recreatieve of het minder recreatieve is dus een mogelijk verschil.
Stop met te doen alsof unisportfederaties niet bezig zijn met het recreatief aanbod. De meeste recreatieve sporters zitten vandaag al bij unisportfederaties, niet bij recreatieve federaties. U moet niet doen alsof die unisportfederaties zich niet bezighouden met recreatieve sporters, dat is fout. Er is geen ‘zij’ en ‘wij’ tussen de unisportfederaties en de recreatieve sporters. In de meeste unisportfederaties zijn er heel veel recreatieve sporters.
Wat dat lidgeld betreft, moet u de mensen niets wijsmaken. Er is een verschil van lidgeld tussen recreatieve sporters en diegenen die meer beroepsmatig met sport bezig zijn.
Minister Muyters, u weet ook dat clubs lidgeld innen van hun leden maar daar ook een deel van moeten doorstorten naar de federatie. Wat zult u doen wanneer de federatie morgen beslist dat dit bedrag wordt verdubbeld? Zult u dan zeggen dat dat niet kan? In het ontwerp van decreet staat er geen enkele garantie dat het lidgeld van een amateursporter niet exponentieel kan stijgen. En daar gaat de discussie over. Ik weet ook wel dat het de club is die het lidgeld int maar het is de federatie die zich daar een groot deel van toe-eigent. En dit ontwerp van decreet biedt geen enkele garantie dat er geen exponentiële bedragen zullen worden gevraagd, ook niet voor de inrichtingsvergunningen die voor de wedstrijden moeten worden betaald aan de federatie.
Vandaag speelt de concurrentie. Men kan de tarieven van de verschillende federaties zien, en dat houdt hen in evenwicht. Wat als er morgen één federatie kan bepalen wat de tarieven zijn om een wielerwedstrijd te organiseren in een gemeente? Als ze de bedragen verdubbelt, gaat u dan zeggen dat ze geen subsidie meer krijgen? Neen, want u hebt geen enkele decretale grond.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik zou het nog even over het huwelijk willen hebben. Als mijn vriendin erover begint, krijg ik heel veel stress, maar met u wil ik het er nog wel even over hebben, mijnheer Wouters. U haalde drie types huwelijken naar voren. Wij hebben onze bedenkingen in de commissie duidelijk gemaakt en ons bij de stemming onthouden omdat het ons verbaasde dat er niet meer tijd is vrijgemaakt voor de gesprekken over de fusies. Als u spreekt over een verstandshuwelijk, een goed huwelijk, een liefdevol huwelijk, dan lijkt het me logisch dat je elkaar eerst goed leert kennen en dat je weet wat voor vlees je in de kuip hebt.
Heel veel organisaties vonden het achterliggend idee van dit ontwerp van decreet een goed idee. Wij hebben dat ook meermaals herhaald. Wij vinden het basisidee een goed idee. Maar de organisaties vragen meer tijd om de onderhandelingen goed te kunnen voeren, om de fusie goed te kunnen voorbereiden en om aan een goed resultaat voor beide partners te werken. Ik blijf het dan ook heel jammer vinden dat we noch in de commissie, noch nu, een soort van tijdspad krijgen dat veel meer ruimte voor die gesprekken geeft.
We hebben al heel veel gesprekken gevoerd of het recreatieve wel behouden zal blijven. Ik heb nog altijd geen garanties gekregen. U zegt dat er een aanbod zal komen van a tot z, alle soorten zullen worden aangeboden. Het staat op papier. Ik heb nog altijd mijn twijfels over hoe het er in de praktijk zal uitzien. Maar experten hebben in de commissie zelf aangehaald dat de recreatieve sporten ook de meest kwetsbare groep in de samenleving bereikt. Als er geen andere garanties komen dan die die er nu zijn, dan vrees ik dat je die groep echt, echt dreigt te verliezen. Als het gaat over belastinggeld goed investeren, dan zou het echt een regering als deze en een samenleving als de onze onwaardig zijn. We moeten er altijd voor blijven zorgen dat die financiële middelen ook die mensen bereiken die om allerlei redenen kwetsbaar zijn maar sport ook nodig hebben. Dat zijn de redenen waarom we ons hebben onthouden en dat ook vandaag zullen doen.
Ik ben benieuwd hoe u er als huwelijksexpert naar kijkt. Er is heel weinig tijd voor de partners om elkaar te leren kennen en ze moeten snel, snel beslissen of ze worden net gedwongen om de rest van hun leven samen door te brengen.
Mijnheer Annouri, ik ben heel blij met uw opmerkingen. U vraagt meer tijd. Laat ons het huwelijk nemen. Het is niet zo dat op de dag dat je huwt, je ook al afspreekt hoe groot het huis zal zijn dat je ooit zult kopen. Heel vaak zeg je ook nog niet hoeveel kinderen je wilt.
Wat we willen doen, is de eerste stap van de fusie zetten. Die eerste stap is: wij willen samenwerken, wij willen tot één federatie komen, wij willen ervoor zorgen dat we de middelen die van de Vlaamse overheid komen, efficiënter inzetten. Daar willen we voor zorgen.
Mijnheer Annouri, drie jaar geleden zijn we gestart met een eerste externe studie, gevolgd door een tweede externe studie, gevolgd door een bevraging van de federaties over hoe ze de evolutie zagen, gevolgd ten slotte door een regeerakkoord, een conceptnota, een ontwerp van decreet. Wij zijn hiermee al vijf jaar bezig. Mijnheer Wouters, ik ben blij dat u zegt dat dit historisch is want we zijn hier vijf jaar mee bezig. We bevinden ons niet op glad ijs. Ook met het vorige decreet zijn er fusies gekomen. Denk aan de gymnastiek, waar er een fusie is geweest. Er zijn er nu die bezig zijn. De meesten vragen om door te zetten. Dat vind ik heel belangrijk.
Dan wil ik nog even terugkomen op het element geen garanties. Het is de eerste keer dat we decretaal vastleggen dat er een aanbod moet zijn van a tot z, van recreatieve sporter tot topsporter, in elke federatie. Dat betekent dat er een garantie komt dat er voor elke sport, van recreatieve sport tot topsport een mogelijkheid is die decretaal verplicht is. Als jullie straks het ontwerp goedkeuren, is er een decretale verplichting. Die is er nooit geweest. Dus als morgen een unisportfederatie het recreatieve aanbod verwaarloost, kan ze en zal ze haar subsidies verliezen. Dit geeft de recreatieve sportfederaties die vandaag zouden willen gaan samenwerken met een unisportfederatie een enorme troef. Ze zullen in sommige unisportfederaties – de meeste hebben een recreatief aanbod – net de mogelijkheid geven om die van a tot z in te vullen. Dat is voor mij heel belangrijk.
Wat het element geen garanties betreft, kan ik zeggen dat de garantie er opnieuw is, ook voor doelgroepen, juist omdat elke federatie, niet elke club maar elke federatie, moet zorgen dat elke doelgroep aan bod komt, dat daarvoor maatregelen worden genomen. Dat is niet nieuw, we hebben het vorige week in de commissie nog gehad over wat we, bijvoorbeeld voor mensen in armoede, allemaal doen. Ik weet niet meer wie de vraag gesteld heeft, maar we hebben in elk geval toen de opsomming gemaakt van wat vandaag allemaal al bestaat, vanuit Sport Vlaanderen, maar evengoed vanuit federaties, vanuit het veld zelf.
We moeten dus niet zeggen, dat bestaat vandaag allemaal niet, maar het is de eerste keer dat we het ook decretaal verplicht maken, en dat we mogelijke subsidies niet alleen laten afhangen van de aanwezigheid van leden, via de clubs in de federaties, maar dat er ook een kwalitatief aanbod is, van a tot z. Ik hoop zowel sp.a als Groen er nog van te overtuigen dat dit genoeg moet zijn om de stemming positief te kunnen volgen.
Ik wil nog even in dat huwelijksverhaal blijven. Minister, u zegt inderdaad dat men toch niet onmiddellijk begint over het aantal kinderen en het huis, enz. Maar men gaat er wel van uit dat de partners in dat gesprek evenwaardig zijn, dat ze allebei evenzeer in dat verhaal willen stappen.
Met de huidige fusiegesprekken gaat het erom dat er iemand is met de portemonnee, die zegt: we gaan trouwen, maar ik zal de grote beslissingen nemen. Als het gaat over het voorbeeld van het huis – dat ik toen ook gebruikt heb in de commissie – gaat het niet over samen een huis bouwen, maar over iemand die al een huis heeft en aan de andere zegt: je mag in één kamer de kleur van de verf kiezen. Het is een oneerlijke verhouding zoals die er vandaag ook is voor de fusiegesprekken.
Wat de timing van de fusiegesprekken betreft, minister, zegt u dat u er al heel lang mee bezig bent. Het decreet op zich is een goed idee. In de commissie hebben we de getuigenis van de man van de Wandelsportfederatie als good practice naar voren laten brengen. Die man heeft zelf gezegd dat een fusie niet alleen een rationeel iets is, maar ook een emotioneel iets. Dat gaat over wantrouwen, over vertrouwen dat moet groeien, dat de nodige tijd moet krijgen. Hij heeft ons in de commissie, als good practice, het advies gegeven te zorgen voor meer tijd, ervoor te zorgen dat het vertrouwen kan groeien om te komen tot een voldragen, breed gedragen decreet. Dat is vandaag niet het geval. Ondanks uw optimisme, dat ik apprecieer, vrees ik dat ik niet voor het ontwerp kan stemmen.
De heer Meremans heeft het woord.
Wat mij stoort, is opnieuw de timing. Men zegt, het gaat te snel, het moet tijd hebben. Dat is niet alleen zo voor sport, ik hoor dat ook voor cultuur. Ik vind het zeer opvallend dat men in commissies zegt dat we te snel gaan, dat we veel te hard van stapel lopen. Anderzijds lees ik de commentaar dat de regering niets klaar krijgt, dat ze te traag gaat, en dat is achteruitgang. Het is a of het is b, beste leden van de oppositie! Ofwel gaan we vooruit, ofwel gaan we niet vooruit, maar het gaat niet op om enerzijds te zeggen dat we niet vooruit gaan en anderzijds dat we te snel gaan.
Wat het lidgeld betreft, hebt u gelijk dat het een factor is. Het is echter geen alleen determinerende factor. Ouders kijken ook naar het feit of de jeugdtrainers in de voetbalclub goed zijn en of die hun zoon goed begrijpen. Ik weet dat sommige ouders ook kijken naar het label dat sommige sportclubs hebben. Dat is heel belangrijk.
Als twee federaties moeten fuseren, doen ze dat op basis van afspraken. Jullie hebben de mond vol over vertrouwen, over het feit dat er te weinig vertrouwen is, maar wij schenken vertrouwen aan die sector. Wij zeggen dat we geloven in hun kunnen, in hun capaciteiten, in het feit dat ze het tot een goed einde zullen brengen. Dat is vertrouwen schenken aan de sector, waar jullie altijd de mond vol van hebben.
Ik kom tot mijn derde punt. Ik ga dit weekend fietsen. In tegenstelling tot die van de heer Rzoska heeft mijn fiets geen motor. Hopelijk zijn er niet te veel hellingen. Ik ga dat doen met waarschijnlijk duizend andere mannen en vrouwen die denken dat ze veel jonger zijn dan ze eruitzien. Maar mij zal het worst wezen, als ik het zo cru mag zeggen, bij welke federatie ik dat ga doen. Mij is het erom te doen of er een mooi parcours is, of er na 45 kilometer peperkoek en iets om te drinken is, en of het veilig is. Dat is voor mij belangrijk. Dat is voor de sporter belangrijk. Als je naar een club gaat, of dat nu WTC ‘Blijf fit’ is, of WTC ‘Slepend wiel’, dat is belangrijk. Maar of de federatie VWB of WBV heet, dat zal de meesten worst wezen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
Ik rijd bij WTC ‘Geef buzze’. Maar dat geheel terzijde. Mijnheer Meremans, ik heb trouwens de indruk dat u heel graag bij die club zou rijden, want wat u in de decreetgeving voorstelt, lijkt daar wel heel erg op.
Ik wil wel een onderscheid maken. Als we zeggen dat er een redelijke termijn voor de implementatie van een decreet moet zijn, of het nu morgen in het sociaal-cultureel werk is of vandaag in de sport, kun je principes vooropstellen. Dan ga je een grote overlegronde doen met het veld. Je maakt een decreet en je implementeert het. Je respecteert het overleg. Je respecteert de parlementaire procedure. Je respecteert de haalbaarheid van de invoering van beleidsmaatregelen. Wel, het spijt mij zeer, dit decreet is geforceerd ingevoerd. Minister, we hebben het erover gehad. Uw administratie handelde op het terrein alsof dit decreet twee jaar geleden was gestemd. Daar is een incident over geweest in de commissie. Ik wil als commissievoorzitter even zeggen dat dit geen nette manier van werken is, minister. We hebben het daar uitgepraat, maar ik wil het wel hardop gezegd hebben.
Ik volg de heer Meremans als het gaat over het voortdoen met decreten. Maar overleg eerst en laat het parlement zijn bevoegdheid. Wij stemmen hier een decreet dat op het terrein al twee jaar wordt uitgevoerd. Daar kan ik niet mee lachen. Dat is geen correcte procedure. Het mag van mij snel gaan. Maar maak een redelijke termijn voor de implementatie, zoals ook gezegd, in welke sector ook. Ik heb ervaring met visies op de amateurkunsten. Ik zal de discussie niet voeren; dat laat ik aan de heer Annouri over. U kunt daar een politieke keuze maken. Maar u legt het op, u moet niet rond de pot draaien. Geef dan ook tijd aan de partners om hun relatie uit te diepen.
Mijnheer Caron, ik wil heel duidelijk stellen dat ik het niet eens ben met uw visie. Wij stemmen hier niet over een decreet op de fusie, wij stemmen hier over een decreet op de financiering van de federaties. En, mijnheer Caron, u zou dat best weten: in het vorige decreet stond de fusiegedachte ook. U weet dat. Het is niet zo dat mijn administratie al twee jaar bezig is met dit decreet uit te voeren. Men heeft wel een regeerakkoord, men heeft wel een conceptnota en ook de federaties zijn zelf naar mijn administratie gekomen, om te zeggen wat ze willen, voorop lopend op wat er wellicht zou komen, want ze hebben het regeerakkoord en de conceptnota gelezen. Mijnheer Meremans, wat mijn administratie in surplus geeft, is dat het niet alleen samen in vertrouwen gebeurt, maar ze krijgen er nog begeleiding bij. Mijnheer Annouri, dat maakt dat het juist mogelijk is om als gelijke partners aan tafel te komen. Daarover zal mijn administratie mee waken. Degene die komt als recreatieve, heeft echt wel een aanbod te doen. Ik geloof er echt wel in dat dit gaat lukken.
Wat staat in het regeerakkoord? “Rekening houdend met een steeds sneller evoluerend sportlandschap, zal de Vlaamse Regering een nieuw decreet op de sportfederaties uitwerken, dat de federaties stimuleert om zich efficiënter te organiseren en meer doelgericht te werken.”
Nu maakt u dus een verwijt aan de federaties die het regeerakkoord hebben gelezen en zeggen: dat is de intentie, dat is de evolutie, we gaan ons daar misschien al op beginnen organiseren. Is het nu echt zo fout van de sector om dat te doen, om vooruitziend te zijn? Blijkbaar wel.
Mijnheer Annouri, ik kom nog even terug op uw uitdrukkelijke vraag. In het huwelijk is er een tijd van verloving. Dat het huwelijk pas wordt geconsummeerd in het voorjaar, daar laat de minister alle tijd voor. De mogelijkheid om af te wijken van de deadline van 1 januari 2017 bestaat. Op zo’n dag zou ik ook niet trouwen.
De garantie van de lidgelden van de laagdrempelige sportclubs in Antwerpen en andere steden waar we zeer goed werk verrichten, moet blijven en dat komt in het huwelijkscontract te staan. Dat contract wordt opgemaakt bij de notaris. We moeten erin geloven dat we van de gelijkheid van partners een afspraak kunnen maken, en dat de federaties zich daaraan zullen houden. Ik geloof er volledig in. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit ontwerp van decreet heeft al een heel lange voorbereiding achter de rug, met de conceptnota van de minister vorig jaar, en nu finaal het ontwerp van decreet dat vandaag ter stemming voorligt.
Telkens hebben we in de commissie ruim van gedachten gewisseld – dat doen we vandaag opnieuw – en hoorzittingen met de brede sector gehouden, die ons dikwijls heeft gewezen op verschillende onzekerheden en moeilijkheden. De doelstelling van het Vlaams sportbeleid en dus per definitie ook van dit ontwerp van decreet moet zijn om de sportparticipatie van de Vlaming te verhogen.
Minister, de CD&V-fractie steunt dit ontwerp van decreet omdat het heel wat positieve elementen bevat om een ruime sportparticipatie te behouden en liefst nog te verbreden, maar er zijn nog een aantal bezorgdheden die door mijn collega Joris Poschet tijdens de bespreking werden toegelicht en die ik nog even wil aanhalen omdat we erop rekenen dat u er in de verdere uitvoering en uitrol aandacht voor heeft.
Een eerste bezorgdheid betreft het aanbod en de keuzevrijheid voor de recreatiesporters. Heel veel Vlamingen zijn immers geïnteresseerd in sportbeoefening in clubverband, maar dikwijls niet in competitie. Daarnaast is er de bezorgdheid voor de betaalbaarheid en de toekomst van de lidgelden. Daarvoor moeten we blijvend aandacht hebben.
Er moet in de toekomst ook aandacht zijn voor het verhogen van de innovatieve kracht van sportclubs zodat zij een aanbod ontwikkelen voor alle leeftijden en alle inwoners van Vlaanderen want op dit moment doen vier op tien Vlamingen niet aan sport en de sportclubs bereiken onvoldoende allochtonen, occasionele sporters en mensen die niet geïnteresseerd zijn in competitiesport.
Minister, ik waag me niet aan soorten huwelijken, maar ik hoop dat u zult blijven opvolgen dat de fusies van de sportfederaties succesvol zijn en zullen leiden tot een rationalisatie. Dat is een grote bezorgdheid, die we absoluut moeten blijven opvolgen.
De CD&V-fractie deelt de bekommernissen van de sportsector over de timing. Minister, u gaf aan dat u daar gevoelig voor bent. Het ontwerp van decreet biedt u de mogelijkheid om daar aandacht voor te hebben. Die bezorgdheid geef ik u graag mee.
Een laatste voor ons belangrijke bezorgdheid, die ook wordt gedeeld door heel wat collega’s, is de rol van Sport Vlaanderen in de toekomst. We rekenen erop dat Sport Vlaanderen een coachende rol zal opnemen en zeker geen controlerende, laat staan dwingende, oude Bloso-rol.
De CD&V-fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren omdat er heel wat positieve elementen in schuilen en heel veel ambitie. We rekenen erop dat de diversiteit van het sportlandschap wordt gemonitord. We vragen ook naar aantoonbaar cijfermateriaal aan de hand waarvan we de effecten van het nieuwe ontwerp van decreet kunnen monitoren, bijvoorbeeld via de participatiesurvey. Hierin zal moeten worden nagegaan of de doelstelling van het decreet, de sportparticipatie van alle Vlamingen, effectief wordt gerealiseerd. Want voor CD&V is het allerbelangrijkste dat de Vlamingen graag en veel en vooral samen aan sport doen; want sport is niet alleen goed voor de fysieke gezondheid maar ook voor de mentale gezondheid van ons allemaal. (Applaus)
De heer Moyaers heeft het woord.
De heer Beenders heeft al veel verteld, maar sp.a pleit uiteraard voor sport voor iedereen, op alle leeftijden, waarbij spelplezier, vriendschap en diversiteit belangrijk zijn en waarbij de massa vrijwilligers die erbij betrokken zijn, gekoesterd worden.
Het feit dat kinderen en ouders met een laag gezinsinkomen nog altijd minder sporten, blijft voor ons een belangrijk aandachtspunt, maar ik denk dat we het daar kamerbreed over eens zijn. We waren dan ook blij met de bepaling in het regeerakkoord die zegt dat zoveel mogelijk Vlamingen in hun eigen buurt op een betaalbare, duurzame en gezonde manier moeten kunnen sporten en dat sport een belangrijke maatschappelijke rol speelt. In het voorliggend ontwerp van decreet dat de mooie belofte van het regeerakkoord zou moeten vertalen en regelen, zijn we eerder teleurgesteld. Het is een verhaal geworden van structuren en minder van mensen. Het gevoel dat bij ons overheerst is dat het ontwerp van decreet kiest voor de bobo’s en niet voor de sporter zelf.
In het ontwerp van decreet zijn er uiteraard aanpassingen gebeurd maar er is nog een lange weg te gaan om tot een echt 'Sport voor Allen'-beleid in Vlaanderen te komen. Tijdens de bespreking van het ontwerp van decreet kwam er geen duidelijk antwoord op de vraag of het ontwerp niet tot de verschraling van het sportlandschap zou leiden. Verschillende sprekers wezen op het gevaar van de monopoliepositie van de uni-sportfederaties.
Mijnheer Moyaers, u zegt: dit is een verhaal geworden van structuren en niet van sporters. Sp.a pleit voor het behoud van meer structuren, want u wilt geen fusies. Kunt u mij uitleggen hoe u met meer structuren meer rekening gaat houden met de sporter?
U draait de zaken om. Ik breng het verhaal van de sporter met minder structuren. U pleit voor meer structuren en dat zou ook in het belang van de sporter zijn? U zegt letterlijk:” U pleit voor de bobo’s.” Maar u bent dat! U wilt meer structuren, meer federaties!
Het is heel eenvoudig. Wat u gaat creëren, gaan heel wat recreatieve sporters niet volgen. Ze zullen juist naar vrijstaande liga’s gaan, waardoor u nog meer structuren gaat creëren.
U bent fout. Ik zal minder structuren hebben die met belastinggeld moeten worden gefinancierd. Daar gaat het om: het efficiënt inzetten van belastinggeld! Ik ben heel blij dat u het met mij eens bent dat er minder gesubsidieerde structuren zullen zijn met de toepassing van dit ontwerp van decreet. U kunt niet zeggen dat dit niet het geval is. Er zal dus meer geld vrij zijn voor de sporter. Uw uitgangspunt is niet juist.
Belastinggeld is inderdaad een belangrijk punt, minister. In de hoorzittingen kwam op een moment een studie ter sprake. Het subsidiegeld dat naar de unisportfederaties, vooral de grote federaties, wordt heel onduidelijk beheerd. Er is weinig transparantie. Er waren zelfs signalen van belangenvermenging met belastinggeld in die federaties. Wat u gaat doen, is die mensen nog meer belastinggeld geven zonder enige garantie op transparantie.
Ik voel mij schitterend. Mijnheer Beenders, ik vind het echt fantastisch. Ten eerste, een unisportfederatie is geen topsportfederatie. Ik heb het al gezegd: er zijn meer recreatieve sporters bij de unisportfederatie dan bij de recreatieve federaties. Stop ermee dat te zeggen. U bent daarin verkeerd. De cijfers spreken u tegen.
Ten tweede, zeer belangrijk: u vraagt ‘corporate governance’, goed bestuur. Voor de eerste keer ooit en alleen hier in Vlaanderen, nergens anders in Europa, wordt de financiering van een federatie gekoppeld aan goed bestuur van die federatie. U pleit daar nu voor: transparantie, goed bestuur. Keur het dan mee goed! (Applaus bij de meerderheid)
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, het probleem is dat, wanneer u de uitleg geeft, u ons zelfs meekrijgt. Maar de garanties zijn er niet.
Minister, u zegt dat u subsidies zult koppelen aan deugdelijk bestuur. U hebt dat ook gezegd in de commissie. U wilt belangenvermenging uitsluiten. Dat wilt u koppelen aan de subsidies. Maar u wilt daarvoor een studie afwachten. Ik vind het wel positief, maar ik vind het niet geruststellend dat u de studie wilt afwachten. Dat heb ik trouwens ook gezegd in de commissie. Ik blijf daarbij.
Er is het gevaar van de monopoliepositie van de unisportfederaties en het verliezen van de meerwaarde van de recreatieve sportfederaties waarvan de sterkte precies ligt in het bereiken van moeilijke doelgroepen. Het is dus van groot belang om het recreatief sportaanbod te beschermen, precies omwille van het betere bereik van kansengroepen.
Excuseer, maar als dit ontwerp van decreet wordt goedgekeurd, is het de eerste keer ooit dat de recreatieve sporter decretaal wordt beschermd. Dat is nog nooit gebeurd. Dit wordt gegarandeerd met een aanbod van a tot z. U blijft herhalen dat de recreatieve sporter hier verliest. Neen, hij wint. Er zal meer geld naar de recreatieve sporter kunnen gaan.
Ik wil daarop antwoorden. U zei inderdaad dat unisportfederaties een zogenaamd a-tot-z-beleid moeten aanbieden en dat dat decretaal moet worden bepaald. De sportraad zelf wees er echter op dat dat heel vaag is geformuleerd in het ontwerp van decreet. Ze dringen erop aan dat het niet enkel gaat over een aanbod voor alle leeftijden, maar ook over een aanbod voor kansengroepen en op geografisch blinde vlekken. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Oké. Ik merk alleen maar op dat u op dat vlak niets dwingends oplegt in het ontwerp van decreet en dat het veel te vrijblijvend is.
Excuseer, maar het staat in het decreet: a tot z. Ik heb in de commissie verklaard wat ik daarmee bedoel, dat ook doelgroepen daarbij zitten. Het is dus wél dwingend. Als u het mee goedkeurt, maakt u het mee dwingend. Als u het niet mee goedkeurt, is het niet uw keuze.
Ik twijfel niet aan uw goede intenties, maar u hebt het gewoon veel te vaag geformuleerd.
De Koninklijke Vlaamse Voetbalbond met zijn 22.000 leden vindt nog steeds dat de recreatieve amateurvoetbalwerking onvoldoende gewaarborgd wordt in het voorliggend ontwerp van decreet. De heer Beenders zei het al: de Vlaamse Wielrijdersbond met meer dan 100.000 leden is ook niet meteen een grote minnaar van uw ontwerp van decreet.
Sporta zegt het jammer te vinden dat de focus bij de subsidieparameters enkel nog ligt op het aantal gediplomeerde trainers en de kaderopleidingen, terwijl er ook parameters zouden moeten zijn rond de sportbeleving zelf, creativiteit, flexibiliteit en laagdrempeligheid. Dat zijn stuk voor stuk elementen om de niet-sporter aan het sporten te krijgen.
Excuseer, mijnheer Moyaers, maar dat zit er allemaal in. We zullen vanuit het beleid in extra financiering voorzien, onder meer rond innovatie, toegankelijkheid en dergelijke. Alles wat u vraagt, zit in het ontwerp van decreet. Het zit erin!
Ik heb u in de commissie de vraag gesteld of deze kwalitatieve doelstelling inhoudt dat federaties die minder trainers nodig hebben, dan ook minder subsidies krijgen wegens het feit dat ze minder trainers nodig hebben.
Dat is heel duidelijk: als je minder trainers nodig hebt, heb je waarschijnlijk ook minder financiering nodig. Als er in een wandelfederatie minder trainers nodig zijn dan in een basketbalfederatie, dan is het ook logisch dat er minder middelen voor worden uitgetrokken.
Wat betreft de andere aspecten die u naar voren brengt, laagdrempeligheid en innovatie, staat er duidelijk bij dat dat niet in de basisfinanciering, maar in de bijkomende financiering zit. Daar wordt er net aandacht aan besteed. We vangen dus op wat u vraagt, echt waar.
Betekent het dan dat als je minder trainers nodig hebt, je in principe minder subsidies hebt dan vandaag het geval is?
Ook dat is aan bod gekomen in de commissie, mijnheer Moyaers. Het aantal trainers is één aspect. Good governance is een ander aspect. Andere kwalitatieve elementen zijn een derde aspect. Die totaliteit is het basisbedrag. Daarbovenop komen een aantal beleidsintenties rond jeugdsport, rond laagdrempeligheid, rond innovatie en dergelijke meer. In de totaliteit zal er via dit Federatiedecreet meer geld naar de sporters en de clubs gaan dan vandaag het geval is. Dit is geen besparingsopdracht.
Heeft elke federatie de zekerheid? Neen, want als je niet meedoet in goed bestuur en je bent niet transparant en je bent op een of andere manier aan het ‘foesjelen’, dan zal je bedrag verlagen. Dus neen, ik kan vandaag niet zeggen welk pad iemand volgt en of er meer kwalitatieve trainers zullen zijn, ook voor de recreatieve sporter, en of er een goed bestuur zal zijn. Dat zal van die federatie afhangen. Maar het aantal leden hebben, zal niet genoeg zijn om het geld te hebben dat je gisteren had, want we brengen daar meer kwalitatieve elementen bij in.
Minister, de discussie gaat er niet over of er nu meer of minder geld naar de federatie gaat. De bezorgdheid die heel wat clubs en amateurfederaties hebben, is of nog wel hetzelfde geld naar de amateursport gaat. Als u morgen meer geld geeft aan een federatie die topsport moet doen, die amateursport moet doen, die een aanbod van a tot z heeft, welke garantie heeft de amateursporter dat hij nog ten minste evenveel middelen als vandaag krijgt voor zijn leden? Welke garantie kunt u geven dat die federatie niet meer geld geeft van hetgeen ze van u krijgen dat ze besteden aan de topsport?
Ten eerste: unisport is niet topsport. Ten tweede: onder meer in Voetbal Vlaanderen zijn uitdrukkelijk het recreatieve en de aspecten daarvan meegenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Ten derde: de samenwerkingsovereenkomst zal mee opgenomen worden als een onderdeel om te bewijzen dat je als federatie je geld gaat krijgen. De garanties zitten er dus in.
Het ontwerp van decreet zit goed en sterk ineen. Het geeft alle garanties om de recreatieve sporter te beschermen. En dat gaan we ook doen. Laat ons stoppen met het idee te geven dat de recreatieve sporter morgen begraven is, alsof OLVE, Saverius en al die andere die vandaag in competitie zitten, in september niet meer gaan starten. Dat is manifest onjuist.
Ik heb gewoon het gevoel dat dit ontwerp van decreet ervoor kiest om laagdrempeligheid enkel als een mogelijke beleidsfocus op te nemen. Met andere woorden: federaties kunnen erop inspelen, maar moeten niet. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik val in herhaling, maar met het streven naar efficiëntie sluipt bovendien ook het gevaar binnen op monopolievorming en stijgend lidgeld. U hebt wel gezegd dat dat niet noodzakelijk zou meestijgen, maar u laat in principe een federatie vrij om dat lidgeld zelf te bepalen.
Komt de toekomst van de recreatieve sporter dan niet in het gedrang? En wat met de cruciale rol van al die vrijwilligers die nu het Vlaamse sportlandschap recht houden? Wat met de grote toegevoegde waarde van al die kleinere federaties, die dichtbij en betrokken zijn? Dat is het soort sportlandschap waar sp.a voor staat. Dat is wat wij willen behoeden en koesteren en dat we in dit ontwerp van decreet onvoldoende kansen zien krijgen. Daarom zal sp.a tegen dit ontwerp stemmen. (Applaus bij sp.a)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 716/1)
– De artikelen 1 tot en met 86 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.