Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de door de Vlaamse Regering voorgestelde hervorming van de kinderbijslag.
Het debat is geopend.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, voor ons waren twee criteria erg belangrijk om uw hervorming op te beoordelen. Eigenlijk zijn het twee criteria die u zelf ook naar voren hebt geschoven. Het eerste criterium is: blijft het een universeel recht voor elk kind? Daarop kunnen we ja zeggen: u hebt voorzien in een fatsoenlijke basistoeslag voor elk kind. Het tweede, voor ons erg belangrijke criterium is: dringt het de armoede terug? U zult immers geen enkel ander instrument in Vlaamse handen terugvinden dat u zo sterk de kans geeft om dat te doen als deze kinderbijslagen.
Op dat vlak zijn wij teleurgesteld. De reden waarom ik wel verwijs naar de nieuwe berekening van het Centrum voor Sociaal Beleid, is omdat u ook de eerste berekening hebt gebruikt. Ook toen waren misschien niet alle details van uw hervorming bekend, maar toch hebt u – omdat de cijfers u goed uitkwamen, omdat ze de indruk gaven dat de kinderarmoede zou dalen – ze gebruikt in officiële documenten. Als er dan een aantal dagen later een nieuwe berekening is op basis van al meer kennis, en als daaruit blijkt dat gezinnen met twee kinderen er fors op achteruitgaan, dat het armoederisico veel groter wordt, maar dat ook het armoederisico voor eenoudergezinnen sterk stijgt waarbij het gaat over kinderen die vaak in precaire omstandigheden opgroeien, dan denk ik dat u hebt gefaald op die tweede doelstelling. En dan is mijn vraag of u bereid bent om in het licht van die nieuwe cijfers, indien blijkt dat het Centrum voor Sociaal beleid gelijk heeft, opnieuw aan tafel te gaan zitten met uw partners, want aan een van de twee doelstellingen is niet voldaan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Toen wij het resultaat van ons beraad hebben voorgelegd, heb ik aan de pers heel duidelijk aangegeven welke initiatieven er zouden komen voor het budgettair kader. Het is nogal gemakkelijk om het vanzelfsprekend te vinden dat wij de middelen uit de indexsprong van 2015 opnieuw in het systeem brengen, wat toch goed is voor ongeveer 70 miljoen euro extra. Bovendien heb ik toen nooit gezegd dat het feit dat we sociale correcties zouden toepassen voor kinderen die al geboren zijn, het feit dat er een heel lange transitieperiode is waardoor verworven rechten, leeftijdstoeslagen enzovoort in het systeem blijven, het feit dat de derde pijler die onmiddellijk in werking treedt ook koopkrachtverhogende maatregelen bevat die de kosten van onderwijs enzovoort helpen dekken, al in rekening is gebracht om het armoederisico te berekenen. Nochtans moeten ook die elementen worden berekend om het effect te kennen. Het is intuïtief natuurlijk te veronderstellen dat dit een belangrijke impact zal hebben op het armoederisico, maar dan in de door ons gewenste richting. Ook dat element heb ik niet vermeld. Ik heb daarover gezwegen omdat ik weet dat een armoedetoets te gronde met al zijn nuances moet worden toegepast. Dat heeft de regering beslist voor deze polemiek met het Centrum voor Sociaal Beleid is ontstaan.
Minister, u brengt terecht een aantal nuances aan, maar u moet natuurlijk niet enkel de positieve nuances brengen. Wat ook nog niet in rekening is gebracht in deze cijfers, is het feit dat u voor de tweede keer op rij bij bestaande gezinsbijslagen een indexsprong toepast waardoor in die groep het armoederisico zou kunnen stijgen. U weet dat. Het klopt wanneer u zegt dat we een uitvoerigere armoedetoets moeten toepassen. U hebt daarvoor mijn steun. En als daaruit blijkt dat het een goed systeem is, ben ik niet te beroerd om dat ook te zeggen. Het zal u ook opgevallen zijn dat ik de afgelopen dagen geen kwaad woord heb gezegd over uw hervorming. Als uit cijfers blijkt dat het een goede hervorming is, dan zal ik dat ook zeggen. Maar wij hebben nu meer dan redenen om daaraan te twijfelen, en het zou goed zijn indien u daar ook aan zou durven twijfelen, want het is nog niet te laat om er nog iets aan te doen mocht het fout zijn gelopen. Als u nu toezegt dat op basis van een ernstige armoedetoets, indien blijkt dat niet aan de doelstellingen is voldaan, u bereid bent opnieuw aan tafel te gaan zitten en ik beloof u van mijn kant dat ik bravo zal zeggen als het wel zo is, dan kunnen wij elkaar de hand reiken en dan zal ik het over een aantal details in de uitwerking met u hebben. Dan is er geen fundamenteel probleem. Maar mijn vraag is: kunt u me dat beloven?
Mevrouw Van den Bossche, ik zal de beslissing nemen van de regering in haar laatste libellés. Daar staat uitdrukkelijk in de tekst dat wij een uitgebreide armoedetoets zullen uitvoeren op de globaliteit van het nieuwe systeem en de overgangsperiode. De bedoeling van een armoedetoets is te kijken naar de resultaten. De regering zal dan beoordelen wat zij met die resultaten doet. Maar ik kan toch niet anders dan te zeggen dat ik in de communicatie na het bekendmaken van het akkoord nooit gezegd heb dat die flankerende maatregelen, overgangsmaatregelen, sociale correcties, de onmiddellijke inwerkingtreding van die derde pijler en het opnieuw injecteren van de middelen van de indexsprong van 2015, de cijfers in de tekst beïnvloeden. Ze staan er los van, en mevrouw Cantillon bevestigt dat ook. Als je een globaal oordeel wilt vellen, moet je dat daar allemaal bij nemen.
De regering heeft, zoals ik al heb gezegd, gisteren formeel, in een elektronische procedure, de libellé van deze beslissing goedgekeurd. Dat is ook logisch. Het parlement heeft met ons afspraken over armoedetoetsen en wij zullen die ook uitvoeren. Het is de ambitie om na te gaan of het nieuwe systeem inderdaad effecten heeft voor armoede. Ik denk dat er met de overgangsmaatregelen die wij hebben gepland, positieve effecten zullen zijn.
Dus ja, we zullen die toets doen, en dan zal de regering uiteraard opnieuw evalueren omdat er dan een decreet moet komen dat in het parlement zal worden besproken.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, ik begrijp het niet goed. U zegt dat u dit zaterdag wist op het moment dat de beslissing werd genomen, maar dat u nu iets meer weet. Maar het persbericht van het Centrum voor Sociaal Beleid bevestigt net dat ze minder weten en dat hun berekeningen zijn gebaseerd op minder informatie. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Het staat er letterlijk, mijnheer Vandenbroucke. Ze kenden de bijkomende elementen van de beslissing van de Vlaamse Regering nog niet op het moment dat ze de berekeningen maakten. Er staat dus net het tegenovergestelde. Maar goed, ik begrijp wel, en we zijn het er allemaal over eens, dat een grondige armoedetoets – het staat trouwens ook in het persbericht – er nog moet komen om tot het juiste cijfer te komen. Maar kom hier niet doen alsof het nu al zeker is dat het achteruitgaat, want dat is absoluut niet het geval.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik zou me graag willen aansluiten. Ik ben heel blij dat mevrouw Van den Bossche zegt dat ze heel objectief, neutraal en genuanceerd het debat wil aangaan. Ik vind wel dat de fractieleider van haar partij de toon heeft gezet door sterk te stellen dat het armoederisico met deze hervorming duidelijk toeneemt. Quod non. Dat is niet zo. Als je toch naar de komma’s gaat kijken, zie je dat het totale risico nog altijd lichtjes daalt, wel wat minder dan in de conceptnota, maar ook in deze aangepaste tabel daalt het nog.
Minister Vandeurzen heeft altijd een genuanceerd verhaal verteld. Hij heeft toen gezegd dat hij een aantal positieve elementen niet meeneemt. Hij heeft ze daarnet nog eens opgesomd: het opnieuw injecteren van de indexsprong. Trouwens, we zijn de enige regering die dat doet. Onze Waalse collega’s, met uw socialistische vrienden in, doen dat niet. Deze Vlaamse Regering zal de twee indexsprongen opnieuw injecteren in 2019 zodat het effect van de indexsprong op de kinderbijslag niet geldt. Wij doen dat als enige regering in dit land. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Dat is de waarheid, en die mag ook worden verteld. Natuurlijk kijken we nu naar de armoedetoets, waarna een genuanceerd debat moet volgen. Ik ben heel blij dat mevrouw Van den Bossche zegt dat we de positieve en de negatieve elementen moeten afwachten. Maar mijnheer Vandenbroucke, stop er dan ook mee om enkel het negatieve element van deze herberekening in het daglicht te stellen. Wacht ook de andere af. We zullen ze in de armoedetoets in alle objectiviteit onderzoeken. Ik ben er nogal gerust in dat het heel goed zal meevallen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, u neemt het heel vaak op voor de eenoudergezinnen. U doet dat in de commissie, en u begon er daarnet hier mee. U doet dat vaak. Ik begreep niet zo goed wat u zei. U zei dat ze er op achteruitgaan. In het huidige stelsel van verhoogde kinderbijslag met toeslag krijgt een eenoudergezin met een inkomen beneden een bepaald maximum voor één kind 136,24 euro. Het is niet moeilijk om te berekenen hoeveel die alleenstaande ouder in het nieuwe systeem zal krijgen: 160 plus 50 euro. Dat is 210 euro. Ik denk dat dat substantieel is voor eenoudergezinnen die kiezen voor één kind of die alleen zijn komen te staan en die een kind willen opvoeden.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt er zich net toe geëngageerd toch een armoedetoets te doen. Dat is goed, maar het had fijn geweest als we vooraf meer data hadden.
Minister, wat is uw doel? Met hoeveel procent wilt u de armoede doen dalen vooraleer u van oordeel bent dat de nieuwe kinderbijslag geslaagd is? Wat zult u doen als dat doel niet wordt gehaald? Bent u bereid het systeem te herzien of zult u rommelen in de marge en akkoord gaan met een marginale daling, die nu 0,2 procent bedraagt? Met dit laatste zullen we niet instemmen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voor mevrouw Van den Bossche is de universaliteit van het systeem van belang, evenals het armoederisico. Daarmee zijn we het allemaal eens.
De uitspraak van collega Van den Brandt dat ze niet wist dat een armoedetoets zal worden uitgevoerd vind ik beneden alle peil. Dat staat immers duidelijk in de documenten die we hebben ontvangen.
Die hebben we pas gisterenmiddag gekregen.
U herhaalt het echter wel vandaag. U wist het dus duidelijk sinds gisteren.
Die was op voorhand beloofd.
Er zal een uitvoerige armoedetoets worden uitgevoerd op de globaliteit van het nieuwe systeem en de overgangsperiode.
Mevrouw Van den Bossche, het groot verschil in standpunt tussen u en mij is dat u de kinderbijslag volledig wilt inzetten om het armoederisico te beperken. Dat is niet het doel van de kinderbijslag. Wij vinden het daarentegen belangrijk dat alle gezinnen worden gesteund bij het opvoeden van hun kinderen. Wij willen voor iedereen een degelijk basisbedrag, dat we met 160 euro hoog hebben gelegd en veel meer is dan de 130 euro die u in uw verkiezingsprogramma had voorgesteld. Het stemt me tevreden dat we alle gezinnen 160 euro kunnen geven en dat we gezinnen uit armoede kunnen halen, alleen al door het optrekken van het basisbedrag. Dat is het fundamentele verschil. Als we met dit budget zoveel mogelijk gezinnen vooruit willen helpen, moet worden gewerkt met een hoog basisbedrag en selectief voor wie het echt nodig heeft. Dat is precies wat we zullen doen met het nieuwe systeem.
Het belangrijkste gegeven waarvan men enkele dagen geleden is uitgegaan, is dat de bedragen, dus zowel het basisbedrag als de toeslag, en zelfs de inkomensgrens, die gedefinieerd zijn op basis van jaar x – naar ik veronderstel het jaar 2015 – worden toegepast in 2019. Men ging ervan uit dat die zouden worden omgezet naar de werkelijke waarden in 2019.
Als dat zo is, dan kloppen de eerste cijfers van minister Vandeurzen grosso modo. Het gaat echter gewoon om de cijfers an sich en die worden in 2019 niet aangepast in het nieuwe systeem. In dat geval is er geen significante daling van het armoederisico, behalve voor gezinnen met één kind. Volgens de nieuwe simulaties daalt het risico op armoede sterk voor die groep. Voor gezinnen, ook eenoudergezinnen, met twee kinderen stijgt het evenwel. De uitzondering zouden de eenoudergezinnen kunnen zijn die kiezen voor één kind. Voor de andere eenoudergezinnen, toch een erg kwetsbare groep, stijgt het risico.
Die aanname heeft men veranderd. Het stemt me tevreden dat men een globale armoedetoets zal doen. Aan de hand daarvan kunnen we vaststellen of het volstaat en of we beter kunnen doen. De cijfers komen niet uit de lucht gevallen en we moeten ze ernstig nemen.
Ook mijn partij pleit voor een fatsoenlijk basisbedrag. De reden waarom het onze lager is dan het uwe, is dat wij zijn uitgegaan van het aanvankelijk gecommuniceerde budget. Nu worden daaraan bedragen toegevoegd.
Minister, als u doet wat u aankondigt te zullen doen, dan is het systeem duurder.
Ons hoort u daarover niet klagen. Wij pleiten altijd voor meer geld voor Welzijn, dus wie zou ik zijn om te zeggen dat dit niet mag? Het systeem kost echter meer geld dan initieel was gedacht. Wat mij betreft: goed onderhandeld, goed gedaan, doet u dat ook vooral voor uw andere bevoegdheden zo. Maar met meer geld is het natuurlijk niet moeilijk om een groter bedrag te geven en een grotere toeslag.
Sta me toe te zeggen dat ik dit nu toch wel de omgekeerde wereld vind. (Applaus bij de meerderheid)
Ik zou redeneren – maar ik geef toe, ik ben misschien niet helemaal mee in de oppositie- mindset – dat als je vanuit de oppositie een voorstel doet, je dan ambitieus bent. Ik moet in de commissie voortdurend horen dat er veel te weinig geld is. Nu heeft de regering rond gezinsbijslagen een budgettair kader gecreëerd. Ze doet daarmee bovendien een inspanning, want we hebben zelf een beslissing genomen inzake welvaartvastheid van de welvaartsenveloppe, de koopkrachtverhoging op dat vlak, dat hebben we allemaal geassumeerd, terwijl we in 2015 overruled werden door een Belgische beslissing rond de index in een context waarin ook over andere zaken is beslist. We hebben beslist dat niet te beschouwen als een budgettaire meevaller in de pocket van de minister van Begroting – zijn voorganger of de nieuwe – maar dat geld opnieuw in te brengen in het systeem. Er was geen enkel budgettair argument om dat te doen. We hebben dat toch gedaan, we hebben dat budget verhoogd met een index die de mensen niet hebben gekregen.
We maken een systeem waarbij we twee doelstellingen willen realiseren: een dikke merci zeggen aan de gezinnen, die we heel erg waarderen, en de gezinnen met oudere kinderen zeggen ze dat ze zich niet ongerust moeten maken, dat we hen zeker zullen respecteren in hun rechtmatige verwachtingen. Aan de nieuw startende gezinnen in Vlaanderen zullen we vooral zeggen dat we het fantastisch vinden dat ze kiezen voor een gezin, voor het opvoeden van kinderen, en dat we daarvoor een budgettair kader willen creëren waarmee ze echt een duwtje in de rug krijgen.
Ik hoor nu al de hele tijd spreken over de techniciteit van een index en een formule zus of zo. Nogmaals, ik ben absoluut bereid om dat debat te voeren, maar dan doen we dat met alle parameters die we moeten hebben om op het terrein en vertaald in alle nuances echt te zien wat dat betekent in de armoederisico’s. Iedereen is het erover eens dat het tabelletje in de nota geen rekening houdt met de derde pijler, geen rekening houdt met de toeslagen, geen rekening houdt met de verworven rechten enzovoort. Ik wil dat debat dus voeren, maar ik zal nu niet een mooi concept van kinderbijslag, dat echt een systeemwijziging inhoudt – wat een hels moeilijke oefening is ten opzichte van een huis dat veertig, vijftig, zestig jaar geleden langzaam ontwikkeld is en waar we echt een mechanisme moeten wijzigen, waarvoor we nu de oplossing hebben gevonden – laten afdoen als een verhaal van één cijfer. Ik kan er vijf experts bijhalen die kunnen zeggen hoe je het moet lezen, interpreteren, tegenspreekbaar maken. Het is een legitiem debat, en het centrum heeft daarin een grote autoriteit – ik ben de eerste om dat te bevestigen, en mevrouw Cantillon bevestigt dat ook. Er zijn nog elementen en wat die armoedetoets betreft, mevrouw Van den Brandt: het is echt niet zo dat we maandagmorgen toen we uw commentaar gehoord hebben, gezegd hebben: 'Laat ons er nog snel een armoedetoets in flansen.' Mevrouw Homans is bewaker van het gecoördineerde armoedebeleid. Er is van meet af aan gezegd, ook door de minister bevoegd voor de armoedebestrijding, dat er een toets komt die de complexiteit van die transitie mee in beweging moet brengen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik ben blij dat er een armoedetoets komt, maar ik stel u een vraag: wat is het doel, waar en hoeveel procent armoede wilt u doen dalen met dit systeem? Dit is een heel heldere vraag.
Voorzitter, dit is een zeer terechte vraag voor de minister, maar ik heb nog een andere vraag voor hem.
Minister, ik heb goed gekeken naar de persconferentie, we hebben ook een paar dagen geleden op vraag van de parlementsvoorzitter de powerpoint gekregen die u op de persconferentie gehanteerd hebt om uw systeem uit de doeken te doen. U zegt dat u nog een armoedetoets moet uitvoeren, fair enough, maar hoe komt het dan dat u de pers en het parlement een slide uit uw powerpoint hebt bezorgd waar bovenaan staat: “Armoederisico daalt, huidig systeem, nieuw systeem, verschil”. Hoe hebt u dan die cijfers berekend en hoe kunt u nu hardmaken dat het armoederisico daalt, terwijl u de toets nog moet uitvoeren? Is dat dan buikgevoel, of zo iets?
Neen, dat is geen buikgevoel. Een armoederisico berekenen op een systeem, daar heb je formules voor en daar heb je centra voor die dat kunnen simuleren. Een armoedetoets wil rekening houden met alles wat in dat proces moet worden betrokken. Ik geef nog een voorbeeld dat we niet hebben genoemd. Het nieuwe systeem voorziet uitdrukkelijker in een veel groter systeem van automatische rechtstoekenning. Ook dat element zal in de armoedetoets moeten worden meegenomen. Er is dus een verschil tussen een mathematische berekening en een globale evaluatie van het effect op de armoede van het systeem. Daar is die risicoberekening een deel van, maar er zijn nog andere aspecten. Er is een methodologie voor in Vlaanderen hoe je een armoedetoets moet organiseren. Dat vinden we vandaag niet uit. We gaan dat uiteraard ook doen.
Mevrouw Van den Brandt: hoeveel procent naar beneden? Het procent naar beneden is een resultaat van en moet beoordeeld worden in een globale evaluatie. De globale evaluatie is: dekt het de kosten van opvoeding en kan het het armoederisico helpen bestrijden? Die afweging moet men globaal maken. In het voorstel van Groen is er een basisbedrag van 90 euro, als ik het goed begrepen heb. Dat is een zo kleine universele sokkel en een zo groot selectief deel, dat het niet het meest verstandige model is. Voetnoot: het oude systeem genereerde een bedrag dat ingezet werd in selectiviteit van 3,4 procent van het totale budget voor de kinderbijslagen. Het nieuwe systeem mobiliseert 12 procent van het budget om op een selectieve manier, dus niet universeel, te worden ingezet. Die shift naar selectiviteit in de inzet van de middelen is ook belangrijk. Ik heb dat ook niet benadrukt. Je moet dat altijd genuanceerd bekijken en daar niet demagogisch over doen. Dat we meer middelen inzetten via een selectieve manier dan vroeger, daar kan je niet langs kijken als je het nieuwe systeem beoordeelt. (Applaus bij de meerderheid)
De minister heeft een aantal eigenaardigheden gezegd over het budget, wat mij betreft. Minister, u zegt: de regering doet daar een inspanning. Er zijn twee problemen met die zin. Eerste probleem is dat het de volgende regering is die die inspanning zal doen. Het komt er in 2019. U mag iets beslissen dat dan pas van kracht is, maar het is niet deze regering die daarvoor in een budget voorziet. Dat weet u.
Het tweede probleem is het volgende. U zegt dat u ten aanzien van het feit dat de gezinnen vorig jaar geen index hebben gekregen en binnenkort er weer een gaan mislopen, geen enkel budgettair argument heeft om dat niet in de grote pot te steken, dus steekt u dat in het nieuwe systeem. U zegt dus dat de regering een inspanning doet, maar ik zal u eens zeggen wie een inspanning heeft gedaan: de gezinnen die vandaag hun kinderbijslag ontvangen natuurlijk, die dat geld aan u hebben moeten geven! U houdt dat opzij tot 2019 en dan stopt u het in uw nieuwe systeem. U doet die inspanning niet; u hebt die inspanning van de gezinnen gevraagd! U haalt het geld bij hen! U hoeft u niet op de borst te kloppen. De gezinnen hebben dat in uw plaats gedaan. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik klop mij zelden op de borst, moet ik eerlijk zeggen. Dat is niet echt mijn temperament in de politiek. Mevrouw Van den Bossche, de index van 2015 was eerst inderdaad een Vlaams initiatief, maar dat is een Belgische lineaire maatregel geworden. U weet dat zeer goed. Er is een politieke keuze te maken of we dat budget terug in het systeem brengen of niet. Als de regering zwijgt, komt dat niet in het systeem. Ik heb lang gespeculeerd over de index van 2016. Wel, die index wordt gewoon betaald. Ik vind dat wel een politieke beslissing die we moeten nemen naar aanleiding van de opmaak van volgende begrotingen in deze legislatuur.
Ik ben me er heel goed van bewust hoe dat budget tot stand is gekomen. Dat budget brengen wij terug bij de mensen in dit kinderbijslagsysteem. Ik moet niet spreken voor anderen, maar het feit dat dat in andere delen van dit land misschien niet zal gebeuren, is toch het beste bewijs van het feit dat dit een politieke keuze is die wij maken en waarvan wij zeggen dat het geld teruggaat naar de gezinnen. Ze hebben daar op een of andere manier recht op, en we gaan hun dat teruggeven in het systeem. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vandeurzen, ik vind het van humor getuigen als u zegt dat een besparing op de index een prima idee is omdat het een lineaire Belgische maatregel is. U hebt net een bevoegdheid naar Vlaanderen gehaald, en uw enige antwoord op mijn vraag waarom u de index van mensen afneemt, waarom de kinderbijslag niet mee mag stijgen met de levensduurte als het leven duurder wordt, is omdat dat nu eenmaal een lineaire Belgische beslissing is. Dat is een vorm van humor die boven de hoofden van de mensen gaat.
U zei over de index dat dat techniciteit is. Er is niets technisch aan als je een dochter hebt die gaat studeren, inschrijvingsgeld moet betalen, boeken moet kopen, een kot moet huren dat duurder wordt, en je minder kinderbijslag krijgt omdat dat niet is geïndexeerd en omdat er geen leeftijdstoeslagen meer zijn. Dat is niet technisch. Dat is de kloof vergroten tussen de werkelijke kost en wat de overheid doet om gezinnen bij te staan. Dat is niet technisch, het is de werkelijkheid van elke dag voor de mensen. Het is belangrijk dat u dat durft te herkennen.
Over de studietoelage zal ik het woord laten aan de minister van Onderwijs. Maar ik klop me hier niet op de borst voor het feit dat de indexen niet zijn gegeven. Ik zeg alleen: we zijn door de zesde staatshervorming bevoegd geworden. Dat is een systeem dat over een heel lange periode is geëvolueerd naar een heel complex systeem, met meer dan 700 verschillende manieren om een berekening te maken voor de kinderbijslag. We hadden twee zaken kunnen doen. We hadden kunnen zeggen: daar gaan we onze vingers niet aan verbranden, want als we een systeemwijziging moeten doorvoeren, kunnen we nooit een kopie maken van het oude systeem. We gaan dat rustig laten voortkabbelen.
Wij hebben een andere keuze gemaakt. We zijn inderdaad bevoegd geworden, en die bevoegdheid gaan we gebruiken om iets beters te doen voor de Vlaamse gezinnen en kinderen. We gaan die bevoegdheid bovendien gebruiken om jonge gezinnen een duidelijke duw te geven. We gaan gezinnen met oudere kinderen securiseren, en hun rechtmatige verwachtingen overeind houden. Maar we willen aan jonge mensen in Vlaanderen het signaal geven dat als ze aan kinderen denken, en die willen opvoeden in een heel turbulente tijd, we dat enorm appreciëren. We willen hun daarbij alle kansen geven, sterker nog, als ze hun kind naar de kinderopvang of naar het kleuteronderwijs brengen, is dat een extra kans voor de ontwikkeling en de toekomst van dat kind. Daarom maken we het systeem zo dat ze daarvoor worden gewaardeerd. Persoonlijk vind ik dat een sterk signaal van de Vlaamse overheid.
Ik ben me ervan bewust dat we nog over veel zaken zullen moeten discussiëren. Dit is het concept, maar voor de implementatie, de ICT-toepassing enzovoort is er nog een lange weg af te leggen. Kunnen we nu niet voor een keer zeggen dat Vlaanderen die bevoegdheid heeft gebruikt, dat we er een meerwaarde aan geven, en dat we niet te beroerd zijn om over de armoederisico’s te debatteren? We doen iets wat voor de Vlaamse gezinnen een Vlaams gezinsbeleid in de volle betekenis van het woord waarmaakt. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Crevits heeft het woord.
Van deze toch wel historische hervorming van de kinderbijslag hebben we ook gebruikgemaakt om de banden tussen Onderwijs en Welzijn aan te halen. We zijn het er kamerbreed over eens dat een van de beste manieren om armoede te vermijden, ook in het latere leven, de goede, degelijke, kwaliteitsvolle participatie is aan onderwijs. Ik wil een overzicht geven van wat we met deze hervorming doen.
Ten eerste, we zijn de enige regio die al studiebeurzen geeft aan kleuters en lagereschoolkinderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld niet in de Franse Gemeenschap.
Ten tweede, ondanks de indexsprongen hebben we de inkomensgrenzen om studiebeurzen te krijgen en de plafonds van de beurzen altijd mee laten indexeren met de gezondheidsindex. We doen dat op vandaag nog altijd.
Ten derde, we creëren met deze hervorming een schitterend extra instrument om jonge gezinnen die hun kinderen op drie jaar naar school laten gaan en die voldoende aanwezig zijn, extra ondersteuning te geven van twee keer 150 euro. Dat is ongezien, maar we willen op deze manier de participatie van heel jonge kinderen aan school versterken.
Ten vierde, zowel de globale participatietoeslag, de huidige schoolpremie, als de selectieve, die gaat naar de ouders die ze het meest nodig hebben, stijgen, mevrouw Van den Bossche, substantieel vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe systeem. Er komt 27 miljoen euro bij voor de universele en 28,8 miljoen euro voor de selectieve. Die 28 miljoen euro gaat naar de versterking van het huidige studiebeurssysteem. Dat betekent dat kinderen wier ouders nu een studiebeurs krijgen, 150 tot 200 euro erbovenop ontvangen.
Wat betreft de berekening van armoederisico’s staat in de nota dat daar allemaal nog geen rekening mee wordt gehouden. Maar koppel dat allemaal aan de automatisering van de rechten, waar we nu eindelijk voluit in kunnen gaan, omdat de kinderbijslag wordt gekoppeld aan de studiebeurzen, dan kan men niet anders dan besluiten dat we op een heel fundamentele manier het schoollopen van kinderen, en zeker van de meest kwetsbare kinderen, financieel gaan ondersteunen.
Minister, ik geloof zeker dat u inspanningen doet binnen Onderwijs. Het is absoluut goed dat studiebeurzen worden aangepast aan de hogere levensduurte. Het is ook goed dat rechten automatisch worden toegekend. Dat neemt niet weg dat studeren duur is. De Gezinsbond heeft dat berekend, naarmate het kind ouder wordt, kost het meer om te voorzien in de basisbehoeften van dat kind. Daarom vinden we het jammer dat de band tussen leeftijd en hogere kosten is doorgeknipt. Het gaat niet over beslissingen die louter in Onderwijs worden genomen, het gaat over de kinderbijslag waar de Gezinsbond toch terecht heeft gepleit om die band niet door te knippen.
Het is belangrijk om mensen ook als hun kinderen ouder worden, voldoende te ondersteunen. Ik ken de redenering dat ze vaak meer verdienen als ze ouder worden, maar niet zoveel meer als het kost om ouder wordende kinderen te hebben. Wij vinden het jammer, we begrijpen niet dat u die band hebt doorgeknipt. We betreuren dat eigenlijk. We zouden het een verbetering vinden mocht u die leeftijdsbijslagen behouden hebben.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, voor welk stelsel opteert u? Voor een lage startpremie die dan stilaan stijgt met om de zes jaar een leeftijdstoeslag? Of van bij de geboorte een hoog basisbedrag? Daarover gaat het. Uw partij stelde voor om 130 euro te geven en dan om de zes jaar 10 euro leeftijdstoeslag om uiteindelijk te arriveren op 160 euro. Welnu, deze regering zegt: vanaf de eerste geboortedag 160 euro! (Applaus bij de meerderheid)
De discussie over de leeftijdstoeslag is inderdaad al uitgebreid gevoerd met de Gezinsbond. De heer Van den Heuvel heeft het duidelijk gesteld. We starten met een hoog basisbedrag. We willen echt die jonge gezinnen ondersteunen.
U zegt dat de oudere gezinnen niet zoveel meer verdienen, maar ik heb de gemiddelden opgezocht. Iemand van 28 jaar – zonder kinderen – heeft een gemiddeld brutoloon van 2600 euro. Vanaf 46 jaar – met kinderen die naar de hogeschool gaan – hebben die 3600 euro. Dat is een gemiddelde marge van 1000 euro.
Ik geef u gelijk: oudere kinderen kosten meer geld. Maar in al die berekeningen die ook al door de Gezinsbond en anderen gemaakt zijn, wordt nooit rekening gehouden met de kosten voor kinderopvang. Dat is een dure aangelegenheid voor de mensen. Als u dat mee in rekening neemt, zijn jonge gezinnen zelfs duurder dan kinderen van 18 jaar. Daarom willen wij echt inzetten op die jonge startende gezinnen. We gaan naar een kinderopvangtoeslag voor de ouders van 3,17 euro per dag in de zelfstandige kinderopvang. De minister heeft het gezegd: dat is een substantiële ondersteuning van die jonge startende gezinnen met kleine kinderen. We zorgen ervoor dat ze dat basisbedrag van 160 euro onmiddellijk krijgen.
Mevrouw Van den Bossche, ik moet niet in de plaats van de Gezinsbond spreken, maar we hebben toch een reactie genoteerd. Die reactie is voorzichtig en gematigd, maar wel positief. Waarom is dat voor hen belangrijk? We weten heel goed dat ze die leeftijdstoeslagen belangrijk vinden. Door de manier waarop wij het systeem hebben opgevat en de manier waarop wij respect opbrengen voor de verworven rechten van mensen die nu reeds kinderen hebben, zijn we voor dat stukje van het verhaal echt wel zeer zorgvuldig. Mensen die kinderen hebben van 6, 12, 18 jaar of ouder, blijven in het oude systeem. De redenering die wij hebben gemaakt, is dat we in alle redelijkheid niet kunnen zeggen dat we de spelregels voor die gezinnen wijzigen.
Als men spreekt over leeftijdstoeslagen moet men a en b zeggen. En b is: zeer, zeer veel respect voor verworven rechten in het oude stelsel.
Ik ga akkoord, zeker wat de verworven rechten betreft. Ik denk dat we ook op dat vlak eenzelfde pleidooi hebben gehouden als dat van u. Maar het blijft gewoon zo dat gezinnen, zodra hun twee kinderen in het secundair onderwijs schoollopen, erop achteruitgaan tegenover het systeem van vandaag en dat de kosten voor kinderen die voortstuderen enkel groter worden. Dat is een gegeven. De algemene lijn bij mijn fractie is dat we liever zien dat de band met de werkelijke kosten niet wordt doorgeknipt. Dat is ook waarom wij het indexeren van de inkomens altijd verdedigen. Als het leven duurder wordt, dan vinden we het logisch dat de hulp van de overheid meegaat met die gestegen duurte. En voor het ene kind kan dat duurder zijn dan voor het andere. Zo brengen kinderen met een beperking extra zorgen met zich mee.
Dat is een algemeen principe voor ons. Ik begrijp dat u daarover niet op elk moment hetzelfde denkt. Wat mij betreft is het een legitiem principe.
Nu u over de verhoogde kinderbijslagen spreekt, kunt u misschien ook zeggen dat we ook hebben geluisterd naar uw bedenkingen. In de commissie Welzijn hebben we gesprekken gevoerd over de manier waarop het attest voor een verhoogde kinderbijslag moet worden gegenereerd. De commissieleden zullen bevestigen dat de vraag was om dat te automatiseren en te vereenvoudigen.
Er zijn in de commissie vragen gesteld over het feit dat er voor langdurig zieke studenten een soort val zou zitten in de kinderbijslag. U hebt daarover gesproken in de commissie, samen met vele collega’s uit de meerderheid en de oppositie. Welnu, in het nieuwe systeem zullen we ervoor zorgen dat de attesten die nodig zijn om recht op verhoogde kinderbijslag te verkrijgen omdat uw kind een beperking heeft, vlotter en automatischer kunnen verlopen. We hebben afgesproken dat we het systeem van een val voor langdurig zieke studenten en de effecten op de kinderbijslag in ons eigen systeem, als wij bevoegd worden, zullen oplossen.
Ik vind het eerlijk gezegd niet zo aangenaam om altijd maar op de vermeende manco’s te worden gewezen, wanneer we bij het gaan naar een nieuw systeem van de gelegenheid gebruikmaken om een aantal zaken beter te organiseren. Een aantal dingen die ook voor u belangrijke items waren, zullen we effectief proberen op een geïntegreerde en geautomatiseerde manier te honoreren in het nieuwe systeem. We doen dat omdat de Vlaamse Regering er echt van overtuigd is dat we meer moeten inzetten op automatische rechtentoekenning. Dat zullen we hier extra proberen te realiseren.
Minister, ik wilde wachten tot het einde om u enkele bloemen toe te werpen, maar ik wil het ook gerust nu doen, in antwoord op wat u zegt.
Er waren vier vergeten groepen. We vinden dat u voor een aantal van die groepen, waarover we het eerder hebben gehad in de commissie, een speciale inspanning doet. En andere groepen bent u misschien wat vergeten of we hebben tussen de regels nog niet gelezen dat u ook voor hen iets doet. Dat u er in de toekomst voor zult zorgen dat kinderen met een handicap, na een hele batterij testen te hebben doorlopen en een medisch attest te hebben verkregen, niet opnieuw diezelfde batterij testen moeten doorlopen – wat slopend is voor die kinderen en voor een lange wachttijd kan zorgen – vind ik fantastisch goed nieuws. Ik heb u dat luttele weken geleden voorgesteld in de commissie. Ik vind het fantastisch dat u het nu doet.
Dat u ervoor zult zorgen dat langdurig zieke studenten, bijvoorbeeld met kanker, die tijdelijk minder vakken kunnen volgen en minder examens kunnen afleggen, in de toekomst hun kinderbijslag niet meer zullen verliezen zoals vandaag, is erg goed nieuws. Ook daarover heb ik u een voorstel gedaan. Ik ben erg blij dat u dat soort voorstellen oppikt. Ook dat is dus een goed element in die hervorming.
Ik blijf bij wat ik u in het begin zei: wat goed is, zullen we ook zeggen. Er zitten een aantal prima principes in uw hervorming. Maar we hebben grote zorgen om een aantal aspecten. Mijn belangrijkste zorg is die over de armoede. Ik ben blij dat we daarop terugkomen. Er zijn nog een aantal kleinere aspecten, maar toch.
Wat de vergeten groepen betreft, vragen we ons af waarom weeskinderen er zo sterk op achteruitgaan in het nieuwe systeem. Dat vonden we opvallend. We begrepen de redenering erachter ook niet helemaal. Een tweede vraag in het kader van de vergeten groepen gaat over het volgende. U gaat de geboortepremies harmoniseren. Er komt één bedrag, ongeacht of het het eerste, tweede of derde kind is. Dat begrijpen wij zeker, maar door die beslissing zou ook de premie die mensen krijgen voor een geadopteerd kind, verlagen. Waarom doet u dat? Dat zijn twee volgens ons wat vergeten groepen in deze hervorming. Misschien kan daar nog iets aan gedaan worden.
De startpremie bij geboorte of adoptie is op 1100 euro gezet. Dat is een globaal cijfer dat we genomen hebben, omdat je nu bij het eerste kind meer hebt en bij alle volgende kinderen substantieel minder. We hebben beslist om daar een standaardbedrag voor te nemen, voor elk kind gelijk, dezelfde redenering. Dat is een beetje de bluts met de buil. Als je bij het tweede kind op 900 en zoveel euro zit, dan krijg je nu 1100 euro. En opnieuw is de redenering: laat ons proberen om de startpositie van alle kinderen zo veel mogelijk gelijk te trekken, en laat ons dan een bedrag nemen dat ten minste aangeeft dat het globaal genomen zeker een interessante redenering is. Het tweede en derde kind zullen dus die hogere premie krijgen.
Wat de wezen betreft, hebben we een systeem waarbij we een dubbel basisbedrag geven aan volle wezen en een half aan halve wezen. Waarom hebben we dat zo gedaan? Wezen worden nu niet meegenomen om rangregelingen enzovoort te doen. Die zitten overal buiten het systeem. Nu komen die in het systeem. Met andere woorden: als je in een gezin bent met drie kinderen, bijvoorbeeld in een nieuw gezin, dan ga je die wees ook meetellen om te weten of je een derde kind hebt en of je toeslagen gaat krijgen. Op die manier komen zij ook volop in beeld als het toeslagensysteem gaat functioneren. En voor gezinnen tussen de 29.000 en de 60.000 euro krijgen zij naast die wezentoeslag nog een toeslag als ze in dat gezin nu effectief meegeteld worden om de gezinsgrootte te bepalen. In die zin is er gezocht naar een soort evenwicht.
Vroeger was het voor de halve wezen – dat lijken nogal eigenaardige woorden, eerlijk gezegd – als volgt. Je kreeg een uitkering, en als de moeder of de vader, de weduwe of weduwnaar, opnieuw ging samenwonen of een gezin stichtte, verloor je onmiddellijk die wezentoeslag. Wij vonden dat geen goed systeem, want dat is een soort val die je creëert. Nu krijg je een bedrag, maar je gaat dat ook houden, ook bij een wijziging in het gezin waarbij dat bedrag in het vroegere systeem zou wegvallen.
Dit is een systeemwijziging. Alle mensen die nu in het systeem zitten, zijn gesecuriseerd. Zij blijven waar ze zitten met hun rechten. Maar als je iets nieuws maakt, probeer je daar een aantal meerwaarden in te steken van dingen die beter moeten. En die halve wezen vormen een mooi voorbeeld. Iedereen weet dat dat een soort ontmoediging is, dat dat een incentive voor domiciliefraude is enzovoort. Nu zijn we duidelijk: je hebt dat recht, en als je moeder of vader een nieuwe partner vindt, betekent dat niet dat die toeslag zal wijzigen. Zo simpel is dat.
Ik vind het wrang dat u zegt dat die toeslag voor wezen een incentive voor domiciliefraude is. Ik ben er grote voorstander van om elke vorm van fraude hard aan te pakken.
Maar geef toch toe dat dat eigenaardig is, mevrouw Van den Bossche.
Wij zijn een groot voorstander van het aanpakken van fraude, maar dat doet u toch niet door wezen minder kinderbijslag te geven? Dat doet u toch door, als er een vorm van fraude is, dat te controleren? Als dat uw motief is om dat te doen, is dat toch heel bijzonder?
Vindt u dat nu een familiaal goed signaal?
U hebt dat gezegd!
Die moeder of vader is alleen, en als die een nieuw gezin sticht, wat eigenlijk aangemoedigd en gewaardeerd zou moeten worden, is daar een nadeel aan verbonden, want die wezentoeslag gaat plots helemaal naar nul. Nu zeggen we dat men dat mag houden. Die mensen verdienen dat, en die zullen er alles mee kunnen ontwikkelen. Bovendien telt dat kind mee om de gezinsgrootte te bepalen in termen van de sociale toeslagen. Ik vind dat een eerbaar compromis. (Applaus bij de meerderheid)
Mijn opmerking ging louter over het feit dat u het nodig vond om in dit verband bij kinderen die een of beide ouders hebben verloren, te verwijzen naar de incentive voor domiciliefraude wanneer de overheid hen financieel tracht te helpen door een moeilijke periode. Ik begrijp niet dat u dat nodig vond.
Wat uw redenering over de geboortepremie betreft, kan ik u zeker volgen voor kinderen die geboren worden. Het is simpeler systeem: elk kind evenveel. Het is helemaal niet duurder om van een tweede of derde kind te bevallen dan van het eerste kind. Ik wil u toch vragen om een uitzondering te blijven houden voor geadopteerde kinderen. Een adoptieprocedure brengt flinke kosten met zich mee. U weet ook dat mensen die adopteren niet per definitie rijker zijn dan anderen. Het lijkt me verdedigbaar dat u de vereenvoudiging houdt voor kinderen die in een gezin geboren worden, maar dat u voor kinderen die geadopteerd worden, toch opnieuw naar een hoger bedrag gaat, gegeven het feit dat het veel duurder is om een kind te adopteren dan om er zelf een te krijgen. Dat lijkt me fair, en misschien kunt u dat heroverwegen. Het is een beslissing die wij niet goed hebben begrepen. Ik hoop dat dit later nog verder aan bod kan komen.
Minister, de voornaamste afspraak die wij moeten maken, is om elkaar terug te zien naar aanleiding van een armoedetoets. Ik hoop dat we die en de effecten van uw hervorming uitvoerig kunnen bespreken in de commissie, met experten en met cijfers. Op basis van die cijfers beloof ik uw hervorming naar waarde te beoordelen. Als blijkt dat aan uw uitgangspunten van het universele principe en het terugdringen van de kinderarmoede onvoldoende is voldaan, hoop ik dat u van uw kant bereid bent om het systeem te herzien in functie daarvan. Als dat zo is, zien we elkaar terug op een manier waarin we beiden vertrouwen kunnen hebben. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dames en heren, dankzij de zesde staatshervorming is Vlaanderen voor het eerst in de geschiedenis bevoegd voor kinderbijslag. De verwachtingen waren heel hoog gespannen. De kinderbijslag bestaat sinds 1930. Er is heel veel geëvolueerd en deze Vlaamse Regering ging de kinderbijslag grondig hervormen. Dat was een goede zaak, want het was nodig. De vraag was waar we naartoe gingen. Ik wil vertrekken van uw doelstellingen. Ten eerste moest het eenvoudiger. Ten tweede moest de hervorming ervoor zorgen dat de kost van kinderen mee wordt gesteund door de overheid. Ten derde moest de kinderarmoede dalen.
Laten we die drie doelen bekijken. U bent erin geslaagd om het eenvoudiger te maken. Dit systeem ontwart voor een groot deel het kluwen dat de kinderbijslag was. Dat is positief. Ook het feit dat de schooltoelages mee worden opgenomen, zorgt ervoor dat er een breed familie- en gezinsbeleid kan worden gevoerd. Dat is positief.
De tweede doelstelling was de kosten van kinderen opvoeden, mee dekken. U geeft een basisbedrag van 160 euro. Dat is een redelijk bedrag om tussen te komen in de kosten, maar dat is voor kinderen die nog geboren moeten worden. De vraag is wat er gebeurt met de kinderen die er vandaag al zijn. U hebt daar een heel dure belofte gedaan, namelijk dat niemand achteruit zou gaan. Dat staat in grote letters in de conceptnota: geen enkel kind zal minder krijgen dan vandaag. Niets is minder waar. Alle kinderen die vandaag rondlopen, verliezen kinderbijslag. Deze regering bespaart 140 miljoen door tweemaal niet te indexeren. Dat is 87 euro per kind per jaar. Dat is niet één keer, maar iets dat je meedraagt jaar na jaar tot het kind volwassen is. U bespaart 87 euro per kind per jaar.
Mevrouw Van den Brandt, het is al tot in den treure toe gezegd dat die middelen in tegenstelling tot andere landsgedeelten, terug in het systeem worden ingebracht. Weet u onder meer waarom? Om bijkomend sociale toeslagen te financieren. De minister heeft daarstraks al gezegd dat we van 3,8 procent naar 12 procent gaan van het budget dat aan sociale toeslagen wordt betaald, onder meer om de onrechtvaardigheid weg te werken. Kinderen die vandaag ouders hebben die werken maar minder verdienen dan 29.000 euro, krijgen geen sociale toeslag omdat die alleen is gebonden aan het statuut.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u doet echt wel populistische uitspraken en dat ben ik van u niet gewend. In de kranten waren de koppen er al: we nemen 140 miljoen euro af van de gezinnen. Wij nemen van de gezinnen niets af, laat dat nu eens heel duidelijk zijn. De gezinnen die in het oude systeem zitten, blijven behouden wat ze hebben. Voor één kind krijgen ze vandaag 90 euro en volgend jaar of over twee jaar zal dat ook 90 euro zijn. Wij nemen hun niets af, laat dat voor eens en voor altijd duidelijk zijn. Wel investeren we het geld, via de indexsprong, opnieuw in de kinderbijslag. Vindt u het slecht dat we het geld terug naar de mensen brengen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb het voorstel van Groen gezien. Het kan intussen natuurlijk geëvolueerd zijn, maar wat ik heb gezien, vertrekt van een zeer beperkt basisbedrag en een gigantisch bedrag dat selectief moet worden ingezet. Volgens mij zou dat voorstel op heel wat onbegrip stuiten, zeker als het ongewijzigd en radicaal vanaf de eerste dag zou worden ingevoerd. Het zou een revolutie zijn en onze Vlaamse gezinnen zouden er niet bepaald enthousiast over zijn.
Voor een hervorming van de kinderbijslag hebben we een breed draagvlak nodig en moeten we fundamenteel alle mensen in Vlaanderen die voor kinderen kiezen, kunnen tonen dat we hen daarin effectief ondersteunen en waarderen.
Er is iets wat ik bij Groen niet zo goed begrijp. Iemand die deeltijds werkt en 25.000 euro inkomen heeft, krijgt nu geen toeslagen, maar vanaf 1 januari 2019 wel. Vanaf dan krijgt hij voor de eerste twee kinderen 50 euro en vanaf het derde kind 80 euro voor elk van de drie kinderen. Dat is in het nieuwe systeem. Mensen die in het oude systeem kinderen hebben en die op 1 januari 2019 minder dan 29.000 euro inkomen hebben, zouden we daarin gewoon kunnen laten zitten, zonder toeslagen, maar doen we niet. We geven hun ook toeslagen. We ijken hun toeslagen op die van het oude stelsel, maar ze krijgen wel toeslagen. Dat wil zeggen dat heel wat mensen met een laag inkomen plots wel toeslagen krijgen.
Het geld dat we nu heroriënteren, wordt in een belangrijke mate, op een selectieve manier, ingezet om mensen met lage inkomens te ondersteunen. Ik dacht dat Groen daarover wel enthousiast zou zijn, omdat de groep van kwetsbare mensen die een toeslag krijgen, wordt uitgebreid.
En er is nog meer. Vroeger moest iemand zeven maanden werkloos zijn om recht te hebben op een toeslag wegens langdurige werkloosheid. Vanaf 1 januari is die wachttijd van zeven maanden er niet meer, ze krijgen onmiddellijk een toeslag. Voor mensen met kinderen in het oude stelsel is de toeslag geijkt op de oude bedragen, maar ze krijgen een toeslag en moeten niet zeven maanden wachten. Groen zou toch moeten vinden dat er heel goede evoluties in onze plannen zitten, die ervoor zorgen dat de groep mensen die selectief worden ondersteund, breder wordt. Dat kan minister Crevits over de derde pijler ook zeggen. Ik wil wel aannemen dat niet alles rozengeur en maneschijn is en morgen scheren we gratis, maar er zitten wel sociale correcties in die we met overtuiging vanaf de eerste dag zullen toepassen voor mensen met verworven rechten uit het oude stelsel. Dat mag ook wel eens worden gezegd. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wil toch ook even zeggen dat we inderdaad niets zullen afnemen. De sociale toeslagen zullen net meer mensen bereiken en niet op basis van hun socio-economisch statuut. Ook mensen die werken en een laag inkomen hebben, zullen een sociale toelage krijgen. Werk is toch een van de belangrijkste instrumenten om mensen uit de armoede te helpen. Wij zorgen ervoor dat er precies meer participatie zal zijn. Ik snap dus niet goed wat u daar tegen kunt hebben, mevrouw Van den Brandt.
Ik wil het met plezier uitleggen, want blijkbaar begrijpt u het concept van de index niet. Als het leven duurder wordt, gaat ook de kinderbijslag omhoog. Dat is de index. Iedereen buiten dit halfrond weet dat het leven duurder wordt. Het kost meer om eenzelfde winkelkarretje te vullen. De regering heeft de studiekosten voor kinderen verhoogd, de facturen voor school zijn gestegen, busabonnementen zijn duurder geworden. Dat betekent dat mensen vandaag meer geld nodig hebben om hetzelfde voor hun kinderen te kopen. En dat vangt onze index op.
Dat is wat onze index doet. Ik maak een vergelijking. In 1935 bedroeg de kinderbijslag 10 Belgische frank. Dat is 0,25 euro. In 1982 bedroeg de kinderbijslag ongeveer de helft van nu: 45 euro. Wilt u echt dat we aan die tarieven blijven werken? Of wilt u dat dat volgt? Het is historisch dat deze regering de index doorknipt. Al jaar en dag, decennia lang, volgt de kinderbijslag de levensduurte. Als het leven duurder wordt, gaat de index omhoog. Als u dat niet doet, neemt u geld af van de mensen want de mensen moeten geld hebben om het uit te geven voor de kosten voor hun kinderen. U neemt wel degelijk 87 euro per kind per jaar af. Dat is het idee van de index. Dat is wat u de mensen ontneemt. (Applaus bij Groen en sp.a)
En dan zegt u: “Collega’s, dat is toch niet erg? Wij steken dat terug in het systeem.” Dat hoor ik al een heel weekend: “We steken dat terug in het systeem.” Het gaat terug in het systeem, dat is waar, het zou erg zijn als het niet zo was. Dat betekent dat je de middelen die je wegneemt van de huidige gezinnen gaat gebruiken om de volgende gezinnen te betalen. U laat de kinderen van vandaag betalen voor de kinderbijslag van morgen. Dat is wat u doet als u het geld terug in het systeem steekt. Collega’s, dat is geen faire manier om aan politiek te doen. (Applaus bij Groen en sp.a)
Ik kan begrijpen dat het soms op het systeem werkt. Dat is zeker zo. (Applaus bij de meerderheid)
We hebben het nu gehad over de gezinnen met een inkomen tot 29.000 euro. Mijn punt is geweest dat het nieuwe systeem start. Ook voor de gezinnen in het oude stelsel doen we een aantal selectieve toeslagen. Dat is een antwoord in selectieve termen op onder meer de legitieme vraag wat die indexsprong betekent. Daarvan is toch een effect dat de mensen niets gaan krijgen? Ze krijgen niets minder, maar ze krijgen dat er niet bij. Ik zeg dat er selectief in elk geval voor sommigen bij zal komen. Maar nu heb ik gesproken over de gezinnen tot 29.000 euro. Vanaf 29.000 euro tot een inkomen van 60.000 euro – en iedereen moet er maar eens over nadenken welke Vlaamse gezinnen dan allemaal in beeld komen – zeggen we dat als er een derde kind in dit gezin komt, men ook een toeslag krijgt van 60 euro per kind. Ook daar zetten we selectief middelen in, vanaf de start, uit het budget dat gemobiliseerd is op basis van de techniek zoals we deze daarnet besproken hebben. Ook dat is toch een vorm van sociale correctie op dat systeem? Dat is met een zeer breed inkomensbegrip: 29.000 tot 60.000 euro. Ik vind dat persoonlijk, als een evenwichtig voorstel om een transitie te starten naar een grondig nieuw systeem, een bijzonder verdedigbare strategie.
Dat er sociale correcties komen, vinden wij goed. Dat die gebaseerd zijn op inkomen in plaats van op statuut, steunt Groen.
Mevrouw Van den Brandt, dat zijn modaliteiten. Ik geef toe dat het soms oude bedragen zijn. Dat zijn geen toeslagen op het nieuwe systeem, maar dat zijn toeslagen ook voor kinderen in het oude systeem.
U wilt graag die van het huidige systeem. Neem een eenouder- of tweeoudergezin dat twee kinderen heeft, en het zit boven de grens van 30.000 en onder de grens van 60.000 euro. Dan betalen zij, door die indexsprong, effectief gemiddeld een bedrag, maar ze komen niet in aanmerking voor een sociale correctie. Hier vallen mensen uit de boot.
U wilt het graag over de armoede hebben en de impact. Ik wil het nu doen. Want dat was jullie derde doel: kinderen uit armoede halen. Met het Pact 2020 van deze Vlaamse Regering was het uw ambitie om tegen 2020 de kinderarmoede te halveren. We zullen nu zien wat de reële impact is. Ik heb u daarnet gevraagd wat uw doel is. Wat wilt u met de kinderbijslag bereiken? Er is een budgetpot van 3,5 miljard euro. Dat is een grote budgetpot, daar kun je iets mee doen. Ik wil uw tabel volgen, ik wil het debat van daarnet niet heropenen. Ik hoorde dit weekend een minister die zei dat er een daling is van 11 naar 10 procent kinderarmoede. U was daar tevreden mee. U kunt zich geruststellen met het feit dat er 1 procent minder kinderen in armoede zullen opgroeien. Minister, u moet de kinderarmoede niet een beetje aanpakken. U moet hem keihard aanpakken. Met het tempo waarmee u nu de kinderarmoede wilt aanpakken, zullen al die kinderen oud en bejaard zijn vooraleer die kinderarmoede effectief van de straat weg is. 1 procent is onvoldoende. Minister, wat is voor u wel een doel? Wat is voor u aanvaardbaar? Ik kan mij niet voorstellen dat u 1 procent voldoende vindt.
We gaan, zoals gezegd, die armoedetoets grondig doen, in al zijn aspecten. Maar ik wil toch nog een aspect aan uw redenering toevoegen.
Voor de eerste keer in Vlaanderen proberen we een geïntegreerd gezinsbeleid in de volle betekenis van het woord waar te maken. In het regeerakkoord, in de beleidsnota, in de beleidsbrief, overal staat – en iedereen onderschrijft dat ook – dat het cruciaal is dat we inzetten op de eerste levensjaren van de kinderen, want daar ontstaan ontwikkelingskansen en daar moeten we echt proberen de gezinnen maximaal te ondersteunen. We maken nu een systeem waarbij we een aantal dingen die in Onderwijs beschikbaar zijn, zoals de school- en studietoelage, ook koppelen aan de mogelijke toegang tot kinderopvang en de participatie aan het kleuteronderwijs. We gaan dat op dezelfde ICT-platformen brengen, wat een enorme administratieve vereenvoudiging kan zijn, en een efficiëntiewinst is om u tegen te zeggen. We gaan proberen dat allemaal automatisch te laten berekenen.
We gaan daarmee echt wel proberen die participatie in de samenleving positief te honoreren. We doen dat omdat alle wetenschappers zeggen dat we als politici moeten inzetten op die eerste, cruciale levensjaren. Voor mij is dat ook een deel van de strijd tegen armoede en kinderarmoede. Ik vind dat persoonlijk een zeer essentieel onderdeel daarvan: één systeem, één informaticasysteem, een rechtstreekse toekenning van rechten en een geïntegreerde aanpak waarbij die linken beleidsmatig heel duidelijk worden gelegd. Uiteraard is het koopkrachtelement belangrijk, maar ik vind persoonlijk dat als we over armoederisico’s spreken, we niet alleen dat mathematische in overweging moeten nemen, maar het geheel. Met dit systeem zetten we niet alleen een kwantitatieve stap, maar ook een kwalitatieve stap in de strijd tegen kinderarmoederisico’s.
Minister, ik heb in het begin gezegd dat ik de integratie van die schooltoelage in de kinderbijslag een goed systeem en een goede zaak vind. Waar ik niet mee akkoord ga, is dat u genoegen zou nemen met 1 procent. U wilt echter geen doelstelling vooropstellen. Goed, ik zal de heer Diependaele nemen. Ik dacht dat hij het was die dit weekend zei 20.000 kinderen uit de armoede te zullen halen. Hij bedoelde dat positief, maar men moet weten dat er 200.000 kinderen en jongeren zijn die in armoede leven. Als men er dus 20.000 uit de armoede haalt, haalt men van alle 10 kinderen die in armoede leven, 1 uit de armoede en laat men er 9 stikken. Is dat sociaal beleid? (Rumoer)
De heer Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, in Aalst hebben ze voor dergelijke dingen een uitspraak: ‘Ge zou van schomte onder den balatum moeten kruipen.’ Op die manier over kinderarmoede spreken lijkt me totaal van de pot gerukt.
Kijk, we doen met deze regering een zeer zware inspanning. We hebben inderdaad een politieke afweging gemaakt, waarbij we ervoor kiezen de jonge, beginnende gezinnen bij hun eerste kind meer te gaan ondersteunen. Daarnaast geven we een sociale toeslag, die wel degelijk een verschil maakt. Ik ben eens aan het bekijken of, toen Groen nog in de regering zat, de partij met welke maatregel dan ook erin zou zijn geslaagd om met betrekking tot kinderarmoede een verschil van 1 procent te maken. Ik ben dat aan het zoeken. Ik heb het eerlijk gezegd nog niet gevonden. Als ik het vind, dan zal ik het u laten weten, voor de juiste cijfers.
U doet alsof die 1 procent niets is. Ik denk dat dat een heel grote stap is, zeker als je in ogenschouw neemt dat de kinderbijslag maar één van de middelen is die we nodig hebben om kinderarmoede te bestrijden.
Er moet nog veel meer gebeuren. Zowel deze Vlaamse Regering als deze Federale Regering zet volledig in op die participatie van meer mensen, bijvoorbeeld als het gaat over een job. We gaan ervoor zorgen dat meer mensen een job hebben. Ik denk dat het deze week in de krant stond: er zijn 65.000 mensen meer aan het werk. Dat betekent dus dat je 65.000 mensen hebt die een extra inkomen hebben, die zelf kunnen instaan voor hun inkomen. Dat zijn allemaal positieve stappen die we zetten.
Ik geef toe: die kinderbijslag is 1 procent. Wel, die 1 procent vind ik zeer belangrijk, en als u daar geringschattend over wilt doen, dan doet u maar, maar in dit gebouw zou u onder het vloerkleed moeten kruipen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Parys heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik denk dat het ons allemaal zou sieren om enige bescheidenheid aan de dag te leggen als het gaat over kinderarmoede, maar u en ook de collega’s van sp.a misschien wel iets meer dan de rest van dit halfrond. Ik zal mijn fractieleider bijspringen: sinds 2001, toen Groen bevoegd was voor Welzijn, en dus ook voor Armoedebestrijding, en daarna onder het bewind van sp.a, dat de minister van Armoedebestrijding leverde in de vorige regering, is het risico op kansarmoede gestegen van 6 naar 11,4 procent. (Applaus bij de N-VA)
De heer Somers heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik zou graag mijn collega’s willen bijtreden. Kinderarmoede is een heel complex gegeven. Hier op het spreekgestoelte doen alsof men dat met kinderbijslagen alleen helemaal kan oplossen, is toch wel erg simplistisch.
De kinderarmoede is de voorbije jaren doorheen alle regeringen gestegen. Deze regering creëert voor de allereerste keer een perspectief van daling. Het is evident dat er nog andere instrumenten zijn. Ik zal u een voorbeeld geven: door de maatregelen die de regering heeft genomen, zal het in de toekomst mogelijk zijn om bijvoorbeeld als alleenstaande moeder op de arbeidsmarkt actief te zijn zonder dat er kindergeld moet worden ingeleverd, wat vandaag wel de realiteit is. Dus werken zal worden gestimuleerd. Werken is nog altijd de beste hefboom om uit de armoede te geraken.
Ik geef een tweede voorbeeld: wanneer u de kinderarmoede bekijkt op stedelijk niveau, dan ziet u dat in sommige steden de kinderarmoede erg is gestegen; in een beperkt aantal steden is ze echter gedaald. Dat heeft te maken met een lokaal geïntegreerd sociaal beleid waarbij men aanklampend met gezinnen gaat werken om hen uit de kansarmoede te halen. Kansarmoede is geen fataliteit, mensen kunnen vooruit op de sociale ladder, dat is waar wij in geloven. Kinderbijslag is een instrument, maar daarnaast is er een geïntegreerd beleid nodig om die kinderarmoede aan te pakken. En een daling van 10 procent is al een belangrijk begin, is absoluut niet genoeg maar ik zou niet neerbuigend doen over twintigduizend kinderen die we dankzij deze maatregel uit de armoede halen. Dat is veel meer dan ooit in het verleden. (Applaus bij de meerderheid)
Men spreekt hier altijd over een daling van 1 procent, maar het gaat over een effectieve daling van 10 procent. Het is een absolute daling van 1 procent.
De heer Van Malderen heeft het woord.
We moeten proberen, ingaand op de oproep tot nuancering van de heer Somers, om de dingen een beetje in perspectief te plaatsen. De doelstelling van deze regering was niet om van 11 naar 10 procent te gaan, maar om tegen 2020 de kinderarmoede te halveren. Mijnheer Diependaele heeft zelf aangegeven tijdens het langgerekte debat dat heeft geleid tot deze conceptnota en waar we allemaal de onenigheid binnen de meerderheid hebben mogen aanschouwen, dat kinderbijslag niet het middel was om kinderarmoede te reduceren. Ik wil de collega’s van de meerderheid meedelen dat de 1 procent waarop zij zich beroept door het instituut dat in opdracht van de regering de simulaties heeft gemaakt, wordt betwist. En wanneer men zegt dat het niet 1 procent is maar 0,2 procent, dan stel ik voor de armoedetoets af te wachten om te zien wat het resultaat is.
Mijnheer Somers, ik vind het positief dat het statuut van de ouder niet doorslaggevend is maar wel het inkomen. Dat is in lijn met andere goede maatregelen zoals het Omnio-statuut, maar u moet wel weten dat die werkende moeder die wel niet haar kinderbijslag zal verliezen omdat ze aan de slag gaat, wel dankzij deze regering tot driemaal zoveel betaalt voor de kinderopvang. Dat is ook het resultaat van deze regering. En als kinderbijslag dan niet het middel is om kinderarmoede te halveren, dan vraag ik u heel eenvoudig: welke zijn de andere ambitieuze maatregelen die deze regering op tafel legt om kinderarmoede tegen 2020 te halveren? Het zal aan mij liggen, maar ik zie ze niet.
Ik hoor hier een zekere tevredenheid met 1 procent, en ik mag niet honend doen, mijn excuses, maar als u wegkijkt van 180.000 kinderen in armoede, dan aanvaard ik dat niet. Voor Groen is 10 procent van de kinderen die in armoede leven, daaruit halen, niet voldoende. Het gaat hier over 1 procent van het totaal aantal kinderen en 10 procent van het aantal kinderen in armoede.
Groen wordt verweten in de regering te hebben gezeten. Wij hebben daar inderdaad ooit in gezeten en zouden dat heel graag opnieuw doen. Tussen 2001 en 2011 is het aantal kinderen in armoede gestegen. In die periode heeft Groen twee jaar in de regering gezeten en daar moeten wij nu de bonen van vreten. Mijnheer Parys, ik wil u vragen te stoppen met telkens de schuld op vorige regeringen te steken. Ik dacht dat dat alleen bij de socialisten gebeurde, maar dat geldt blijkbaar ook voor de groenen.
Ik twijfel aan de rekenkunde en aan de geschiedenis van Groen die mevrouw Van den Brandt blijkbaar niet kent. Groen zat in de regering van 1999, toen Mieke Vogels minister van Welzijn was, tot en met 2004.
En u zat toen bij de Vld. (Gelach. Opmerkingen)
En u hebt het over cijfers tot 2011.
Collega’s, u vroeg me wat Groen dan zou doen en wat het voorstel van Groen is omdat u niet vindt hoe wij de kinderarmoede willen doen dalen. Wel, wij hebben een voorstel op tafel gelegd. De minister heeft er daarnet wat smalend over gedaan.
Wacht even, mevrouw Van den Brandt. De heer Van Malderen heeft een zodanige emotionele opmerking gemaakt dat men dit even aan het verwerken is. (Gelach)
Is het verwerkt? Opnieuw aan mevrouw Van den Brandt.
Groen heeft een alternatief op tafel gelegd waarover u heel smalend zegt dat er een revolutie is. Ik denk dat het zo is. We hebben het laten narekenen door de KU Leuven, en in ons voorstel zou de kinderarmoede met 6 procent dalen. Dat is wat je nodig hebt: een revolutie in de aanpak van kinderarmoede. U zegt dan: ja maar, het basisbedrag is maar 90 euro. U maakt een karikatuur van ons voorstel.
Leerkrachten en verpleegkundigen, de middenklasse van vandaag, heeft in het voorstel van Groen ook tussen 150 en 200 euro per maand. Mensen in armoede zouden tot 300 euro in de maand krijgen. Mijn excuses, maar mensen met een zeer hoog inkomen zoals ministers of parlementsleden, zouden inderdaad maar 90 euro krijgen. Wij vinden dat een fair systeem en denken dat er een draagvlak voor is. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Van den Brandt, ik heb een informatieve vraag. Het feit dat een oppositiepartij alternatieven naar voren schuift, vind ik moedig. Aan hoeveel procent van de gezinnen zou u die 300 euro per maand geven? Kunt u ons dat zeggen?
Aan 10 procent.
10 procent? Dat betekent dus dat 25 procent van de mensen …
Aan 10 procent van de kinderen.
Aan 10 procent van de kinderen? Hoeveel procent van de gezinnen is dat?
Ik kan dat niet van buiten zeggen.
U moet weten dat als u aan die gezinnen 300 euro geeft en maar 90 euro aan de andere en als u dat betaalt door de bovenste decielen minder geld te geven, er aan de bovenkant dubbel zoveel mensen zijn met maar 90 euro om die 300 euro te betalen. U zit zeer snel in de brede middenklasse maar 90 euro per kind te geven.
Mijnheer Somers, ik nodig u uit om de inkomenstarieven netjes op onze website te lezen. Wie u als middenklasse bestempelt – leerkrachten, verpleegkundigen –, krijgt een vergelijkbaar bedrag. En dat is ook nodig en nuttig omdat die mensen ook zware kosten hebben. Ik zeg u dat parlementsleden zoals wij misschien met 90 euro in de maand zouden toekomen. Ik weet dat het een moeilijke boodschap is, maar ik steun die boodschap.
Wat we ook niet doen met ons voorstel, mijnheer Somers, is kinderbijslag niet indexeren voor de huidige kinderen en 87 euro per kind per jaar besparen op kap van de kinderen. Dat doet het voorstel van Groen ook niet.
Ik wil niet a priori achterdochtig zijn, maar u zegt: we indexeren, we laten de armoede met 6 procent dalen en de middengroepen gaan dat niet merken. Ik vind dat een eigenaardig geheel van premissen waarvan ik denk dat het budgettair toch een vrij onwaarschijnlijk verhaal is, tenzij wij iets anders verstaan onder het begrip gewone Vlaamse gezinnen en de grenzen die we daarvoor leggen. Ik vind het een zeer vreemd verhaal: we kunnen zo rekenen dat we alles kunnen betalen zonder dat de mensen met een gemiddeld inkomen dat zullen voelen. Het lijkt me toch wel een zeer onwaarschijnlijke combinatie.
Dan had u misschien, in plaats van op voorhand ons voorstel als radicaal weg te zetten, het eens moeten onderzoeken en er iets van kunnen leren. Het voorstel van Groen is becijferd door externen zoals al jullie voorstellen. Er is de conclusie getrokken dat dit binnen het huidige budget kan en dat kinderarmoede met 6 procent zou dalen.
Maar ik wil het heel graag over jullie voorstel hebben.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik probeer te luisteren en een lijn in uw betoog te ontdekken om te weten waar de daadwerkelijke tegenstand zich bevindt.
U hebt lang gesproken over de index. Er is hier vandaag al zo vaak gezegd dat de bedragen die er nu uit gehaald zijn ten gevolge van de index, volledig, integraal en volkomen opnieuw in het systeem zullen worden gestoken en opnieuw ten goede zullen komen van de gezinnen en de kinderbijslag.
Ik heb u horen spreken over mensen die uit de boot vallen, over mensen die minder krijgen. Collega Jans heeft daarnet al gezegd dat iedereen vandaag zijn huidige situatie behoudt en zijn toekomstige rechten. In bepaalde situaties is het zelfs zo dat als er een kind bij komt in het nieuwe systeem, hij recht opent op de toeslagen.
Dan gaat het over armoede en over werk. Het feit dat je nu, vanuit een deelname aan de arbeidsmarkt je kinderbijslag niet verliest, is een groot voordeel van dit systeem. Er wordt dan tegengeworpen dat de kinderopvang duurder wordt. In dit systeem krijgt een ouder wiens kind naar de niet-inkomensgerelateerde kinderopvang gaat, 3,17 euro per dag terug. En dan is er nog het allerbelangrijkste argument waarvan ik me afvraag wat men daar kan tegen hebben.
Het percentage van het budget dat gaat naar sociale toeslagen stijgt van 3,8 procent in het huidige systeem naar 12 procent in het nieuwe. Als er al iets is waarover we het eens kunnen zijn, dan is het dat de selectieve toeslagen, die u groter wil maken maar die wij wel optrekken van 3,8 naar 12 procent, een belangrijk instrument vormen in de strijd tegen kinderarmoede.
Als iedereen behoudt wat hij heeft en bedragen in de toekomst worden verhoogd van 90 naar 160 euro, wat heel wat anders is dan een indexaanpassing, terwijl de sociale toeslag wordt opgetrokken tot 12 procent en niemand uit de boot valt, dan vraag ik me werkelijk af wat de essentie is om tegen dit systeem te zijn. Ik zie het niet en ik luister goed. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik vind het altijd interessant aan de hand van cijfers na te gaan of de beweringen wel kloppen. In Rekening 14 werden alle partijprogramma’s naast elkaar gelegd. Daarin merk ik, onder meer met betrekking tot het instinctmatig pleidooi van de heer Somers, dat in uw voorstel de middenklasse sterk zal worden geraakt. Van de tien inkomensgroepen zullen er vijf een heel pak minder krijgen.
Ik merk dat de verleiding groot is om te reageren en misschien is een aparte commissie over het Groenvoorstel wel aangewezen.
Heel wat sprekers haalden die 12 procent aan. Dat percentage deed dit weekend inderdaad de ronde. In de conceptnota van gisteren bedraagt de marge voor de sociale toeslagen evenwel minder dan 10 procent. We zullen het budget moeten afwachten.
Of de sociale toeslagen nul of honderd procent bedragen, de vraag is wat de impact is op de armoede en hoe zullen we de armoede aanpakken. Dat noem ik geen technisch of praktisch detail, want momenteel leven 200.000 kinderen en jongeren in Vlaanderen in armoede. De regering heeft beloofd hun aantal te zullen halveren.
Men beweert dat voor een deel te kunnen doen met de kinderbijslag. Als er daarmee 20.000 kinderen uit armoede worden gehaald, zou dat al niet slecht zijn. De overige kinderen wil men op andere manieren uit armoede halen, maar welke zijn die dan? De kinderarmoededaling, als ze er al komt, zal ten vroegste in 2019 worden gerealiseerd. In 2020 zou de kinderarmoede gehalveerd moeten zijn, maar met het voorliggend voorstel heeft men in 2019 slechts 1 procent kinderen geholpen. Tegen dit tempo komt u er eenvoudigweg niet.
Er wordt telkens beweerd dat de index in het systeem wordt gebracht en dat we dus niet mogen klagen. Ik kan echter niet genoeg herhalen dat de 87 euro per jaar per kind, die normaal naar de ouders gaat omdat het leven duurder wordt, aan die ouders wordt onthouden om het te stoppen in een systeem waarmee toekomstige kinderen zullen worden gesteund. Daardoor betalen de kinderen van vandaag, hoe men het ook draait of keert, de kinderbijslag voor morgen. Dat vinden we geen solidair systeem.
Het gaat inderdaad over het terugdringen van kinderarmoede. U vindt dat grotere bedragen naar de gezinnen moeten gaan, en daar heb ik begrip voor.
Hoe kan men kinderarmoede nog terugdringen? Daarvoor is meer nodig, zoals school, werk en kinderopvang. Dat zijn erg belangrijk hefbomen die eveneens in dit akkoord opgenomen zijn.
Mensen worden gestimuleerd en een hefboom gegeven om hun eigen leven in handen te nemen en de kansen te grijpen die de toekomst biedt. De werkloosheidsval wordt hiermee voor een deel weggewerkt, omdat een gezin voortaan op de arbeidsmarkt actief kan zijn zonder verlies van rechten. Ook dit vormt een belangrijk onderdeel van dit debat. Kan men dit berekenen in percentages? Vast wel, maar ik nu niet. Ik voel echter aan dat dit een heel belangrijke hefboom is.
We zijn het er allemaal over eens dat de zo vroeg mogelijke participatie aan het kleuteronderwijs cruciaal is. In dit voorstel worden gezinnen gestimuleerd hun kinderen zo vroeg mogelijk aan het schoolgebeuren te laten deelnemen. Kunnen we meten wat het resultaat hiervan is in de toekomst? Neen, maar we zorgen er wel voor dat mensen die hun kinderen vanaf de tweede kleuterklas naar school laten gaan een duidelijke, directe incentive krijgen.
Wat kinderopvang betreft, 3,17 euro per dag… Ook dat kan een verschil maken om actief te zijn.
Het is niet alleen kijken naar premies en meer, maar ook naar de manier waarop we mensen zo veel mogelijk kansen kunnen geven om net te doen wat onze doelstelling is. Ik denk dat we daarover toch wel duidelijk zijn in deze conceptnota.
Mevrouw Van den Brandt, in het voorstel van Groen krijgt een gezin in de tweede categorie 150 euro, terwijl de 10 procent kinderen die opgroeien in de armste gezinnen, 300 euro krijgen. Hebben jullie al eens berekend welke inactiviteit jullie daarmee zullen creëren? Dat betekent dat een gezin met drie kinderen vanaf het moment dat een bepaald inkomen overschreden wordt, direct 450 euro minder kinderbijslag krijgt, bijvoorbeeld, waardoor de stimulans om zelf te gaan werken afneemt. Ik denk dat we hier allemaal beamen – en mevrouw Jans heeft het ook juist gezegd – dat werken, een activiteit van de gezinnen, een enorme hefboom is tegen armoede, en die moeten we blijven vooruit schuiven. (Applaus bij de meerderheid)
Zoals ik daarnet ook al heb gezegd, en de collega’s hebben het ook al aangehaald, zijn werk en onderwijs essentieel. Mevrouw Van den Brandt, kinderbijslag is enkel maar een instrument. Daarmee zullen we natuurlijk niet de kansarmoede volledig wegwerken. In de commissie Welzijn proberen we aan verschillende zaken tegemoet te komen. Denk maar aan de Huizen van het Kind, waarmee we proberen geïntegreerd tegemoet te komen aan de noden van het kind. Zoals mevrouw Jans al heeft gezegd, 3,17 euro per dag voor een ouder om een kind naar een kinderopvanginitiatief te laten gaan in trap nul en trap één, en dan proberen we ook nog eens de inkomensgerelateerde plaatsen uit te breiden, dat zijn toch wel zaken om hieraan tegemoet te komen. (Applaus bij de meerderheid)
Ik heb u tot driemaal toe heel trots horen zeggen dat ouders die hun kinderen naar de kinderopvang brengen, een budget zullen krijgen. Versta mij niet verkeerd, ik vind het heel positief dat we jonge gezinnen een start geven, dat we jonge gezinnen ondersteuning geven, dat hebben ze ook nodig. In de conceptnota staat letterlijk: omdat de kinderopvang momenteel te duur is en omdat er een onevenwicht is tussen systemen, zullen we dit doen. Verander dan het systeem, maak de kinderopvang dan goedkoper! Waarom is een heel complexe constructie nodig om via attesten te bewijzen wanneer een kind al dan niet aanwezig was in de kinderopvang om dan eventueel die toelage te krijgen? Maak gewoon die kinderopvang goedkoper, zorg dat er voldoende plaats is en zorg dat al die kinderdagverblijven, die heel graag inkomensgerelateerde tarieven zouden hebben, dat ook kunnen doen. (Applaus bij Groen)
Ik wil het nog even hebben over die kinderopvang, want ook dat is iets dat ik niet heel goed kan volgen. Niet langer dan gisteren is in de commissie een vraag gesteld over de situatie van de kinderopvang. Ere wie ere toekomt, want ik vind dat u daar een terecht punt aanhaalt, maar u hebt opnieuw gezegd dat er een probleem is met de financiële leefbaarheid van de zelfstandige kinderopvang uit de eerste trap, vrij tarief, en dat u daarover zeer bezorgd bent. Ik ben het daarmee helemaal eens. Ik heb hier al heel dikwijls gezegd dat, als we de toegang tot betaalbare en kwalitatieve kinderopvang voor alle kinderen in Vlaanderen willen realiseren, we niet alle eieren van de Vlaamse Regering moeten leggen in de mand van het inkomensgerelateerd stelsel, waar de regering meer dan 44 euro per plaats bijdraagt. Dan moeten we zorgen dat het aanbod voor alle gezinnen in Vlaanderen voldoende groot is en dat ook het ondernemerschap in trap 1 kansen heeft, levensvatbaar is. Ik ben er immers van overtuigd dat daardoor ook die initiatieven een tarief kunnen aanbieden dat concurrentieel is met de inkomensgerelateerde tarieven, en dat op die manier de voorrangsregels die op het inkomensgerelateerd stelsel van toepassing zijn – 20 procent in trap 2 en 30 procent in trap 3 –, ook effectief beter kunnen worden waargemaakt.
Ik heb altijd beweerd dat we moeten proberen het stelsel op de drie trappen te laten evolueren. We moeten als overheid uiteraard blijven investeren in trap 2, maar sinds de inwerkingtreding van het decreet is het aantal inkomensgerelateerde plaatsen van 71 naar 74 procent van ons totaal aanbod gestegen.
Er is hier in het parlement bij de totstandkoming van dat decreet door velen gesproken over een vraaggestuurd financieringssysteem, namelijk een rugzak geven aan de mensen, niet aan de voorzieningen, wat ook de redenering was in de kinderopvang, en nu doen we dat voor alle kinderen. Daardoor zal een opvang met een vrij tarief levensvatbaar kunnen zijn – en ze hebben al gereageerd want ze hebben dat goed begrepen – en daardoor zullen we ook de inkomensselectieve systemen, waar we zwaar op inzetten en die we nog moeten uitbreiden, ook nog toegankelijker maken voor de mensen die het echt nodig hebben.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, als ik uw woorden mag samenvatten, dan zegt u: wij geven een premie aan ouders van kinderen die naar een niet-inkomensgerelateerd kinderopvanginitiatief gaan om te zorgen dat het opvanginitiatief leefbaarder is. De prijzen zijn nu te laag om leefbaar te zijn. Met andere woorden: de leefbaarheid kan maar worden gegarandeerd als de prijs van de kinderopvanginitiatieven verhoogd wordt met het bedrag van de premie die aan die ouders wordt gegeven. Inderdaad, daarmee zal de leefbaarheid van die sector verhogen, maar de prijs voor de ouders zakt natuurlijk niet. Wat u schrijft in uw conceptnota, namelijk dat u de toegang zult vergemakkelijken en de leefbaarheid verhogen, die twee dingen zijn absoluut niet met elkaar verzoenbaar. Dat is trouwens de reden waarom Kind en Gezin zich daartegen heeft verzet.
Sta me toe opnieuw te zeggen dat ik dat niet goed versta vanuit jullie positie. Waarom versta ik dat niet goed? Als je als ouder in een inkomensgerelateerd systeem je kind toevertrouwt aan een kinderopvang, dan heb je tarieven. Die tarieven gaan van een beperkt bedrag, 5 euro, met uitzonderingen op 3 euro en zelfs op 1,5 euro per dag, naar 28 of 29 euro maximum. Het exacte cijfer ben ik kwijt. Als je die mensen een initiatief uit trap 1 kunt aanbieden dat perfect in staat is met een tarief dat in die buurt ligt een kinderopvang aan te bieden – en dat zal kunnen – en als u die mensen 3,17 euro geeft, dat wil zeggen dat je als initiatiefnemer ongeveer 31 of 32 euro mag vragen, dan kun je netto voor die ouders een tarief aanbieden dat ongeveer gelijk spoort met wat ze zouden hebben betaald als ze in een inkomensgerelateerd systeem zouden gaan. Dan maak je het voor die initiatieven doenbaar om een businessmodel te maken waarop je effectief initiatieven kunt ontwikkelen.
Eerlijk gezegd: ook hier moet ik zeggen dat ik niet versta dat daar niet een zeker enthousiasme voor kan worden opgebracht. Toen we erover bezig waren, was een van de grote issues die werden aangehaald: ‘Minister, u blijft instellingen financieren enzovoort, maar u moet eigenlijk de ouders middelen geven zodat ze zelf kunnen bekijken hoe ze met die middelen omgaan.’ We doen dat nu voor het eerst in de kinderopvangsector. Ik meen eerlijk gezegd dat de sector daar behoorlijk enthousiast over is. We combineren dat met automatische rechtentoekenningen in een consistent systeem. We gaan daar later ook de inkomensgerelateerde systemen aan toevoegen. Ik vind dat toch een prachtig model waarmee we aan onze kinderopvang in Vlaanderen een nieuwe dimensie toevoegen. (Applaus bij de meerderheid)
De minister voelt zich vandaag niet zo begrepen, heb ik de indruk. Maar goed, ik wil het nog eens uitleggen.
In de tekst van deze conceptnota staat letterlijk: kinderopvang is te duur, dus gaan we ouders een extraatje geven. Ik vind het goed dat we ouders extraatjes geven, en kinderopvang is effectief te duur. Maar een heel eenvoudige manier om dat op te lossen, is de prijzen van de kinderopvang omlaag te halen, en dat kunt u doen zonder de omweg van de kinderbijslag en zonder dat ouders moeten bewijzen hoeveel dagen hun kinderen in de kinderopvang zijn geweest. Dit zal een administratief effect hebben. Het is een mooie verdienste van het voorstel van de meerderheid dat hier een vereenvoudiging is gebeurd. Maar dit is een angeltje waarmee de situatie complexer wordt gemaakt dan nodig. Die sector is blij dat hij extra zuurstof krijgt, maar als u die rechtstreeks aan hen geeft, zouden ze daar ook zeer blij mee zijn en als de prijzen van de kinderopvang lager zouden zijn, dan zouden de ouders daar ook zeer blij mee zijn. Het kan eenvoudiger dan dit model, maar hier zijn we over details bezig.
Ik ben absoluut bereid om te kijken hoe die administratieve flows zo efficiënt mogelijk kunnen verlopen, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar mevrouw, stel u eens voor, we gaan kinderbijslag uitkeren. We hebben daarvoor nood aan gegevens die we moeten ophalen. We doen dat zonder dat de mensen nieuwe papieren moeten binnenbrengen en dergelijke meer. We gaan die gegevensstromen automatiseren. Die gegevens moeten komen uit databanken die betrekking hebben op het inkomen enzovoort. Nu gaan we ook voor de toegang tot de kinderopvang op diezelfde systemen proberen eenduidig te zijn. We gaan die kassen ook gebruiken om de financiering in dat systeem een stuk vooruit te helpen. Dat is toch een administratieve vergemakkelijking en een zeer klantvriendelijke manier om daar ten aanzien van de Vlaamse gezinnen mee om te gaan! Ik vind conceptueel een grote meerwaarde in de vraag om die gegevens en die uitbetalingssystemen ook te gebruiken om de financiering en de financiering van wat die mensen moeten kunnen bijkrijgen omdat hun kinderen naar de kinderopvang gaan, te organiseren. Dat is toch iets dat we moeten promoten! Eén financieringssysteem voor gezinnen, waarin ook de financiering van de toeslag voor kinderopvang wordt opgenomen, vind ik persoonlijk een absolute meerwaarde ten aanzien van administratieve vereenvoudiging, hergebruik van data en het zo weinig mogelijk lastig vallen van mensen om nieuwe gegevens in te brengen.
Minister, dit systeem is eenvoudiger. Het integreren van schooltoelagen daarin is een vooruitgang. Ik herhaal: dat is positief. Goed zo. We hebben twee heel grote punten van kritiek. Voor de kinderen die vandaag rondlopen, bespaart u 87 euro per kind per jaar. U komt met een nieuw systeem waarin u misschien 1 procent minder kinderen in armoede zult hebben. U bent blij als u 20.000 van de 200.000 kinderen uit de armoede zult halen. Als dat het sociale beleid van deze regering is, van Open Vld, de N-VA en CD&V, wel dan: proficiat. (Applaus bij Groen)
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u bent positief over de integratie van de kinderbijslag in de studietoelagen. Maar weet u hoeveel het bedrag aan studietoelagen zal stijgen door die integratie?
52 miljoen euro.
Weet u wie er extra toegang toe krijgt? Alle jongeren die hoger beroepsonderwijs volgen, krijgen recht op een studietoelage, iets wat ze nu niet hadden. Dus kom hier alstublieft niet zeggen dat het alleen maar gaat over een integratie. Het gaat over een versterking van 44 tot 56 miljoen euro voor jongeren en ouders die minder kansen hebben. Alstublieft, pas op uw woorden als u zegt dat het enkel een integratie is. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van den Brandt, u hebt nu al de hele tijd gedaan alsof gezinnen die vandaag kinderbijslag krijgen, minder krijgen. Niks is minder waar. Integendeel zelfs. Deze week is de index overschreden. In tegenstelling tot wat jullie altijd hebben gezegd dat er zou gebeuren, zal deze indexaanpassing wel gebeuren en zal elk gezin met kinderen vanaf juli meer ontvangen. (Applaus bij CD&V)
U gaat nu een indexaanpassing doen, u hebt er vorig jaar een niet gedaan, en u zult er nog een niet doen. Er staat 140 miljoen euro voor ingeschreven. Doe niet alsof die andere twee niet bestaan, die bestaan wel degelijk.
Zal elk gezin meer krijgen vanaf juli? Zal elk gezin meer krijgen vanaf juli, mevrouw Van den Brandt? Eén antwoord: ja.
Neen. Niet tegenover het startbedrag. Zult u 140 miljoen euro halen uit twee indexsprongen om uw systeem te financieren?
Om sociale toeslagen te financieren.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega’s, ik heb twee van de drie oppositiepartijen gehoord, en ik denk dat u al geslaagd bent in uw opzet, namelijk een goede hervorming van de kinderbijslag organiseren. Ik heb genoteerd dat sp.a vier punten zeer goed vond, en over twee punten opmerkingen had. Ik heb genoteerd dat Groen drie punten zeer goed vond, en over twee punten opmerkingen maakte. Zowel voor de meerderheid als voor de oppositie is de regering goed bezig.
Niet alleen de kinderbijslag zelf maar ook de uitbetaling ervan was aan vereenvoudiging en hervorming toe. Deze Vlaamse Regering heeft gedaan wat nodig was. Dat is zonder meer een echte krachttoer. Ik wil jullie daarvoor namens onze fractie feliciteren.
Het nieuwe systeem is van toepassing op alle kinderen geboren vanaf 1 januari 2019. Voor de huidige gezinnen verandert er dus niets, tenzij in positieve zin. Wie een laag inkomen uit arbeid heeft, krijgt meteen ook een sociale toeslag.
De Vlaamse Regering heeft ervoor gekozen om met deze bevoegdheid het gezinsbeleid te versterken. Met als duidelijk uitgangspunt: een kind is een kind. Dat uitgangspunt werd omgezet in een onvoorwaardelijk en hoog basisbedrag van 160 euro voor elk kind. Daarvan is elk kind verzekerd. In één beweging werden ook de geboorte- en adoptiepremie gelijkgeschakeld voor elk kind. Ieder krijgt 1100 euro. Ook van dat bedrag is elk kind verzekerd. Heerlijk helder toch?
Jonge, startende gezinnen gaan er in dit nieuwe systeem op vooruit. Voor ons is dat belangrijk. En die finaliteit past perfect in de opvatting die onze partij heeft over het gezinsbeleid.
De N-VA kijkt immers naar de toekomst van Vlaanderen. Jonge gezinnen zijn voor ons de toekomst. Zij moeten het Vlaanderen van morgen kleur geven. Daarom willen we hen ten volle ondersteunen en hun kansen geven.
Een gezin dat opstart, heeft heel wat noden, maar daarom niet de middelen. Zij staan aan het begin van een professionele carrière, maar vaak ook aan het begin van een – lange, zware – hypothecaire lening. Wij erkennen die situatie en willen deze verlichten. Dat doen we met dit nieuwe gezinsbeleid. We gaan voor een gezinsbeleid op maat van een nieuwe realiteit. In veertig jaar tijd is het aantal gezinnen met drie of meer kinderen gedaald met 11 procent, terwijl het aantal gezinnen met twee kinderen gestegen is met 11 procent. Daarom verschuiven we het gezinsbeleid mee met die demografische evolutie én laten tegelijkertijd niemand achter.
Want deze Vlaamse Regering bouwt stevige sociale correcties in. Er is discussie over geweest, maar globaal daalt het armoederisico. Wij vinden het belangrijk, mevrouw Van den Brandt, dat dit voor meer dan 20.000 kinderen het verschil betekent tussen wel of niet in armoede opgroeien. Wij geven ieder gezin een duw in de rug. We trekken de lagere lonen mee in het systeem van sociale toeslag en gaan zo de werkloosheidsval tegen. Ons systeem maakt werken dus interessanter. Want dat punt vergeten de criticasters en is net een uitgangspunt van de N-VA: jobcreatie is nog altijd de beste bestrijder van armoede. Daar past dit nieuwe gezinsbeleid perfect in.
Dit beleid staat natuurlijk niet op zich, maar past binnen de bredere visie van deze Vlaamse Regering die volop inzet op verbinden en vertrouwen, dus ook op gezins- en opvoedingsondersteuning. Dat vertaalt zich in initiatieven zoals de Huizen van het Kind en in de ondersteuning en versterking van de kinderopvang.
Naast de sociale toeslagen wordt er ook een participatietoeslag ingevoerd. Die bestaat uit een kinderopvangtoeslag, die we rechtstreeks geven aan de gezinnen. We vinden het zeer belangrijk om dit niet in structuren of initiatieven te steken, maar wel aan de gezinnen zelf te geven. Het is een maatregel die bovendien perfect past in het regeerakkoord, we willen echt inzetten op een vlotte combinatie van werk en gezin. Met de kleutertoeslag gaan we jonge kinderen stimuleren om zo veel mogelijk deel te nemen aan onze samenleving, en om deel te nemen op jonge leeftijd aan de school.
Ik wil ook nog even de aandacht vestigen op enkele bijzondere bepalingen die nog niet echt aan bod gekomen zijn. Want dikwijls wordt deze regering verweten dat ze asociaal en koud is, wel het tegendeel is waar. Aan de toeslagen voor de kinderen met bijzondere zorgnoden wordt met geen eurocent geraakt. Ik wil dat heel duidelijk herhalen, er zijn andere verhalen de wereld ingestuurd, maar de zorgtoeslag voor kinderen met zorgnoden blijft integraal behouden. Ook de pleegzorg is voor ons belangrijk. In tegenstelling tot het verleden zal de toeslag van 61 euro niet meer naar de biologische ouder gaan, maar aan de pleegouder worden toegekend als het gaat om pleegzorg met een continu en langdurig karakter.
Kortom, deze Vlaamse Regering zet als eerste deelstaatregering een historische stap richting een écht gezinsbeleid: een beleid waarbij we vereenvoudigen, waarbij geen enkel kind minder zal krijgen dan voordien, waarbij we ons aanpassen aan de huidige demografische realiteit, waarbij we extra ondersteuning geven aan degenen die het nodig hebben, waarbij we sociale toeslagen rechtvaardiger toekennen op basis van inkomen uit arbeid, en waarbij we inzetten op automatische rechtentoekenning. Want voor ons hebben alle gezinnen recht op ondersteuning en een mooi toekomstperspectief. Vlaanderen biedt dit nu, over de generaties heen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, kinderbijslag, gezinnen die kinderen hebben, kennen het. Elke maand weer wordt er kinderbijslag betaald.
We realiseren het ons misschien niet zo goed, maar elke maand weer gebeurt dat voor 1,6 miljoen kinderen in heel Vlaanderen. 1,6 miljoen kinderen in Vlaanderen die kansen verdienen. 1,6 miljoen kinderen die wij met deze hervorming kansen willen bieden.
De huidige kinderbijslag is een sociaal stelsel dat dateert uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Er is sindsdien veelvuldig aan gesleuteld. Het is hier al gezegd: het is een erg complexe structuur geworden, met maar liefst meer dan zevenhonderd mogelijke combinaties.
In al die tijd wijzigde ook de maatschappelijke realiteit grondig: van gezinnen met één kostverdiener naar gezinnen waarin beide ouders werken, nieuw samengestelde gezinnen, gezinsverdunning waardoor ruim 85 procent van de gezinnen één- of tweekindgezinnen zijn.
Collega’s, er is dus nood dus aan modernisering en vereenvoudiging. Hoog tijd om de oude kinderbijslag om te buigen tot een hedendaags Groeipakket voor elk kind. Om die reden van vereenvoudiging en modernisering bepleitte CD&V de overheveling van de gezinsbijslag bij de zesde staatshervorming. Daardoor hebben we nu de mogelijkheid zo aan te passen dat de sociale of professionele status van ouders geen rol meer speelt en de kinderbijslag een recht van elk kind wordt.
Daarnaast hanteert onze partij enkele belangrijke uitgangspunten: het nieuwe systeem moest transparant en rechtvaardig zijn, een deel van de kosten van de opvoeding van elk kind dekken én een belangrijke hefboom blijven in de strijd tegen kinderarmoede.
Collega’s, de keuzes zijn gemaakt. Het zijn keuzes die perfect bij deze uitgangspunten aansluiten en die onze fractie ten volle onderschrijft. Ik ga er graag even dieper op in.
Keuze één, een basisbedrag van 160 euro, dekt een deel van de kosten van de opvoeding van een kind en ondersteunt zo gezinsvorming. Voortaan – en dat is voor CD&V heel erg belangrijk – is die 160 euro een recht van elk kind, ongeacht leeftijd, gezinsgrootte en de rangorde van het kind binnen het gezin.
Ik kom bij keuze twee. Elk jong koppel dat aan kinderen wil beginnen, staat voor grote uitdagingen en heeft daarvoor slechts het loon ter beschikking dat aansluit bij het begin van een professionele loopbaan. Een huis, babyspullen: op dat moment is extra steun het meest nodig. Daarom geven we hun juist op dát moment een veel hoger bedrag dan vandaag het geval is.
Keuze drie: de kinderbijslag blijft een belangrijke hefboom in de strijd tegen kinderarmoede. We maken de sociale correcties afhankelijk van het inkomen van de ouders en de gezinsgrootte, en dus niet langer van de professionele status van de ouders. We maken vanaf dag één komaf met de situatie waarin een kind van een langdurig werkloze wél een sociale toeslag krijgt, maar een kind van een werkende ouder met hetzelfde inkomen niet, ook voor kinderen die nog onder het oude systeem vallen. Er zijn sociale toeslagen bepaald voor gezinnen met drie kinderen en meer, tot een inkomen van 60.000 euro. Zo worden ook gewone middenklassegezinnen bijkomend ondersteund.
Collega’s, we hebben het hier over gehad: de eerste simulaties met betrekking tot het Groeipakket wijzen uit dat met die sociale toeslagen in het totale kinderbijslagsysteem het armoederisico daalt. De toeslagen zullen in plaats van 3,8 procent van het totale budget in de toekomst 12 procent van het budget uitmaken. In absolute cijfers, op kruissnelheid, betekent dat van 133 miljoen euro naar 420 miljoen euro.
En inderdaad, we hebben het daarnet gehad over de eerste analyse van het Centrum voor Sociaal Beleid. Wel, collega’s, die eerste analyse toont al een daling van het armoederisico. Die houdt nog geen rekening met een aantal zaken, zoals onder meer de derde pijler.
Wij hebben er alle vertrouwen in dat de ver doorgedreven armoedetoets, die hopelijk zo snel mogelijk gebeurt, nog positievere resultaten zal opleveren.
Keuze vier: het Groeipakket wordt via de participatietoeslag een belangrijk startpunt voor een geïntegreerd gezinsbeleid. Door een samenwerking tussen de ministers van Welzijn en Onderwijs stimuleert het Groeipakket deelname aan kinderopvang en onderwijs. We verhogen de toegankelijkheid van de kinderopvang en zorgen ervoor dat ondernemers in de kinderopvang die niet kunnen werken met een inkomensgerelateerd tarief voortaan concurrentieel kunnen ondernemen. We hebben namelijk alle plaatsen nodig en weten hoe belangrijk kinderopvang is voor de ontwikkeling van vooral kinderen in kwetsbare gezinnen.
We bestraffen een kind niet als ouders de keuze maken om hen niet naar de kleuterschool te sturen. We voorzien wel in een incentive in de eerste twee jaar van het kleuteronderwijs, om ouders ertoe te bewegen die positieve keuze wel te maken. We weten immers allemaal dat een vroege schoolparticipatie de kansen op een succesvolle schoolloopbaan gevoelig doet toenemen.
We trekken de vroegere schooltoelage op en integreren die in het Groeipakket: voor lagereschoolkinderen van gemiddeld 130 euro naar 194 euro, en voor jongeren in het secundair onderwijs zelfs van gemiddeld 442 euro naar 630 euro. Ook hier is er dus een bijpassing op maat van het kind, en voor de gezinnen die het echt nodig hebben.
Keuze vijf: elk kind is gelijkwaardig, maar niet alle kinderen zijn gelijk. Kinderen met een beperking of een aandoening en kinderen die opgroeien in een pleeggezin, hebben nood aan extra zorg. Daarom biedt het Groeipakket de kans om maatwerk te leveren via de zorgtoeslag.
Keuze zes: niemand gaat erop achteruit, collega’s. De omschakeling van het oude kinderbijslagsysteem naar het Groeipakket gebeurt met behoud van verworven rechten. Kinderen geboren voor 1 januari 2019, behouden hun verworven recht tot ze volwassen zijn.
Collega’s, als wij de evaluatie maken van wat het nieuwe kinderbijslagsysteem voor CD&V moest zijn, dan biedt het Groeipakket over de hele lijn een antwoord. Het is gegarandeerd voor elk kind en versterkend voor elk gezin. Het is op maat van het gezin gemoduleerd naar draagkracht en zorgnood, en niemand moet inleveren. Dit is zonder twijfel een van de grootste verwezenlijkingen van deze Vlaamse Regering. Ik wil heel de regering, en in het bijzonder minister Vandeurzen, daar oprecht voor feliciteren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, er is in dit debat al heel wat gezegd, heel belangrijke zaken zijn al aangehaald. Namens mijn fractie wil ik mij verdiepen in enkele elementen. Eerst en vooral vonden wij het als Open Vld zeer belangrijk dat het nieuwe systeem enkel zou gelden voor nieuwe kinderen. Of anders gezegd: voor gezinnen die nu al kinderen hebben of waar nog kinderen worden geboren voor 1 januari 2019, zal de kinderbijslag volgens het oude systeem behouden blijven Die zekerheid is er nu. Verworven rechten blijven gegarandeerd. Dat is een belangrijk signaal aan de 870.000 Vlaamse gezinnen die vandaag rekenen op kinderbijslag.
Ten tweede wil Open Vld kinderbijslag meer gaan gebruiken om de kansen voor kinderen op een betere toekomst te vergroten, om ervoor te zorgen dat iedereen mee is in onze samenleving. We sluiten daarmee naadloos aan bij de initiatieven die Vlaanderen al heeft genomen. Ik denk daarbij aan de verplichting voor initiatieven die inkomensgerelateerde bijdragen aanrekenen, om 20 procent van hun capaciteit te gebruiken om kansarme kinderen op te vangen. Ik denk ook aan de inspanningen die Kind en Gezin doet om jonge kinderen te laten instappen in het kleuteronderwijs. Zij trachten namelijk proactief ouders te informeren over het belang van het kleuteronderwijs en hen te sensibiliseren tot deelname. Ik ben blij dat we die tendens met het nieuwe gezinsbijslagensysteem hebben kunnen versterken.
Eerst en vooral biedt het basisbedrag van 160 euro alle jonge gezinnen een goede start. Gezinnen met jonge kinderen hebben vaak hoge kosten. Ze moeten bijvoorbeeld de lening van hun woning of de crèche van hun kind betalen. Bovendien staan ze aan het begin van hun loopbaan, met doorgaans een lager loon. Het hogere basisbedrag, dat ze vanaf dag één zullen krijgen, zal hun ook meer ademruimte geven. Maar we doen meer. Wie geen plaats vindt in een kinderopvanginitiatief met inkomensgerelateerde bijdragen, zal kunnen rekenen op een tegemoetkoming van 3,17 euro per dag dat hun kind in de crèche wordt opgenomen. Dat is een belangrijke steun voor veel ouders. Bovendien zorgt het er ook voor dat ook niet-gesubsidieerde opvanginitiatieven het hoofd boven water kunnen houden. Ik heb in de plenaire vergadering en in de commissie al meermaals gewezen op het belang van de zelfstandige initiatieven. Zij zijn cruciaal om voldoende aanbod aan kinderopvangplaatsen in Vlaanderen te hebben en te houden. Met deze toeslag geven we hun alvast een belangrijk signaal dat we hun inspanningen waarderen.
Een andere belangrijke maatregel is de invoering van de kleuterpremie. We moeten ouders aanmoedigen om hun kinderen een goede start te laten nemen. Naar de kleuterschool sturen, is daarbij cruciaal. Ja, we hebben al een zeer hoge participatiegraad bij kleuters in Vlaanderen, en dat is maar goed ook. Het zijn echter vooral de kinderen in kansarme gezinnen die vandaag niet of weinig naar school gaan op hun derde of vierde levensjaar, terwijl het net voor deze kinderen zeer belangrijk is om naar de kleuterklas te gaan. De achterstand die ze vandaag oplopen door niet naar de kleuterschool te gaan, krijgen ze vaak niet meer ingehaald op latere leeftijd. Daarom begrijp ik de kritiek op deze premie niet zo goed. We pakken niemand iets af. We straffen niemand, integendeel. We belonen de ouders die het belang beseffen om hun kinderen van in het begin naar de kleuterschool te sturen.
Wie zegt dat deze maatregel kinderen in armoede gaat treffen, draait de wereld op zijn kop. Deze maatregel gaat die kinderen juist perspectief en hoop bieden op een betere toekomst zonder armoede. Naar de kleuterklas gaan, betekent immers voor kinderen incentives krijgen, vaardigheden aanleren die nodig zijn om goed het eerste leerjaar te kunnen aanvatten en dat betekent ook – in deze tijden van migratie – Nederlands leren. De taal beheersen is essentieel om een goede start te maken in het eerste leerjaar. Het is de ambitie van mijn partij dat geen enkel gezin deze twee toelagen van 150 euro misloopt.
Ten slotte beloont de nieuwe regeling ook werkende ouders. Werk is en blijft de belangrijkste maatregel in de bestrijding van armoede, armoede van ouders en dus armoede van kinderen. Als Open Vld hebben we altijd gewezen op het belang van mensen toe te leiden tot en te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Vandaar dat we heel tevreden zijn dat nu – onafhankelijk van sociaal statuut maar op basis van inkomen – ook werkende mensen met het nieuwe systeem kunnen genieten van sociale toeslagen wanneer hun inkomen lager is dan 29.000 euro of tussen 29.000 en 60.000 euro. Met deze regeling belonen we mensen die werken en mensen die moeilijk hun weg vinden naar de arbeidsmarkt.
Deze regeling is ook belangrijk voor eenoudergezinnen. Niet alleen wie niet werkt, behoort tot de risicogroepen voor armoede, ook eenoudergezinnen. Daarom is de toeslag van 60 euro per kind voor wie een inkomen heeft tussen 29.000 en 60.000 euro zo belangrijk voor alleenstaande ouders met drie of meer kinderen.
Kortom, Open Vld juicht deze hervorming toe. De huidige gezinnen behouden hun rechten en de nieuwe gezinnen zullen een eenvoudiger systeem kennen dat extra steun geeft aan hen die het moeilijk hebben en dat de toekomstkansen van hun kinderen vergroot. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys, u zegt dat we niemand iets afnemen. Ik vind het positief dat kleuters een extra steuntje krijgen en gestimuleerd worden om naar school te gaan en dat jonge gezinnen van bij de start extra budgetten krijgen. Als je 95 procent van de mensen een budget geeft en 5 procent niet, dan wek je minstens de indruk dat je dit afneemt van 5 procent mensen.
Ik vind het raar dat uw partij niet gelijktijdig de leerplichtverlaging in het federale parlement indient. Het is één zaak om te stimuleren en te vragen dat ouders hun kinderen naar school brengen. Groen steunt deze vraag. Ik vind het anderzijds toch een beetje jammer dat u enkel een financiële sanctie geeft en niet tegelijkertijd zorgt dat er steun is in het federale parlement voor leeftijdsverlaging, wat Groen zou steunen.
Uw fractieleider zei in het weekend iets heel interessants over eenoudergezinnen. Hij zei dat in het nieuwe systeem alle eenoudergezinnen voortaan een toelage krijgen in plaats van enkel de meest armen. Dat is natuurlijk omgedraaid. In het oude systeem kregen alle eenoudergezinnen een toelage om op die manier leerkrachten, verpleegkundigen, alleenstaande ouders die onder zware druk staan, ook een steuntje te geven. In het nieuwe systeem vervalt dat. Er is een sociale toeslag, ook voor eenoudergezinnen, maar de standaardtoeslag voor de alleenstaande middenklassenouders is weggevallen. Misschien is er iets tussen de mazen van het net geglipt. Ik dring erop aan om dat recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle eenoudergezinnen een toeslag krijgen, want die hebben het echt wel nodig.
Dat eerste, mevrouw Van den Brandt, is inderdaad een federale materie. Dat zit verankerd in de Grondwet. Wij zijn altijd voorstander van een leerplichtverlaging geweest. Dat is voor ons nooit een issue geweest. Ik begrijp dus niet goed wat u zegt.
Het historisch aspect dat kinderbijslag onvoorwaardelijk is, wordt voor het eerst losgelaten. Daar moeten we bij stilstaan. Ik herhaal: ik vind het belangrijk dat we zoeken naar manieren om jonge kleuters naar school te krijgen, maar de volgorde moet juist zitten. Voor u 150 euro afneemt van gezinnen, vaak kwetsbare gezinnen, moet u zorgen dat de ondergrens van de leerplicht wordt verlaagd. Ik denk dan ook dat de huidige aanpak niet de impact zal hebben die u verhoopt.
Uiteindelijk, mevrouw Van den Brandt, zitten we hier nog altijd op Vlaams niveau. De kinderbijslag werd van het federale naar het Vlaamse niveau overgeheveld, en als we er een bevoegdheid bij krijgen, willen we dat ook goed doen. Wij willen gaan naar een geïntegreerd gezinsbeleid. We willen geen nieuwe schotten optrekken, maar precies schotten weghalen. We beperken ons dus niet tot de kinderbijslag, we betrekken er ook onderwijs en kinderopvang bij. Ik vind het maar de normaalste zaak dat de Vlaamse Regering ouders die hun kinderen inschrijven in de eerste en tweede kleuterklas, beloont. Ik begrijp niet waarom u over afnemen spreekt. We geven ouders integendeel incentives om hun kinderen in te schrijven. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Ro heeft het woord.
Ik ben het absoluut eens met wat collega Saeys zegt. We belonen, we stimuleren en sinds 1999 hebben Kamerleden en senatoren van onze partij in elke legislatuur federaal wetsvoorstellen ingediend om de ondergrens van de leerplicht te laten dalen, tot 3 jaar, 4 jaar, 5 jaar. We hebben nooit voldoende steun gekregen. Als iedereen hier het er kamerbreed mee eens is, laten we dan onze federale collega’s overtuigen een dergelijke aanpassing zo snel mogelijk goed te keuren. Eerlijk is eerlijk, groen en blauw hebben altijd naast elkaar gestaan met die voorstellen. Hier nu zeggen dat wij nog nooit dat initiatief hebben genomen, is meer dan een loopje met de geschiedenis nemen, mevrouw Van den Brandt. (Applaus bij de meerderheid)
Ik heb het daarnet ook al gezegd. Ik ben populistische uitspraken van u niet gewend, mevrouw Van den Brandt, maar u blijft ze doen, dus misschien wordt het wel een gewoonte. Ook op dit punt nemen we niets van mensen af. Wij bieden kinderen kansen om naar school te gaan en belonen hen daarvoor. Dan vind ik het sterk dat u zegt dat wij hen bestraffen en zaken afnemen. Integendeel. De huidige schoolpremie voor 3-jarigen en 4-jarigen bedraagt 20 euro. In het huidige systeem krijgen ze dus 40 euro. Wij gaan naar 300 euro voor de leeftijd van 3 en 4 jaar. Dat is echt een stimulans en we pakken niets af. (Applaus bij de meerderheid)
Ik heb een vraag voor u, mevrouw Van den Brandt. Ik denk dat we eenzelfde doelstelling delen, namelijk ervoor zorgen dat kinderen uit kansarme milieus die vandaag niet in de kleuterklas zitten, daar toch in terechtkomen, omdat dat een belangrijke voorwaarde is om succes te hebben in de verdere schoolloopbaan, een diploma te halen en misschien uit de generatiearmoede naar de middenklasse te worden opgetild. We delen die doelstelling dus. Indien we met het systeem dat we nu invoeren, erin slagen – zonder utopisch te willen denken – de 5 procent kinderen die niet voldoende regelmatig in de kleuterklas zitten, te halveren, dan is dat toch de moeite waard? Hoeveel kinderen helpen we dan niet vooruit? Ik ben ervan overtuigd dat het geen sluitend systeem is, maar we versterken wel de toekomstkansen voor de zwaksten in de samenleving. Van een groene partij, die vanuit emancipatorisch denken aan politiek doet, zou ik verwachten dat ze dat toejuicht. Vergeet niet dat 150 euro voor die gezinnen een flink bedrag is, een enorme stimulans om de stap naar kleuteronderwijs wel degelijk te zetten. Ik begrijp dus niet dat u het systeem niet samen met de meerderheid omarmt. (Applaus bij de meerderheid)
We zullen geen debat starten over of het nu afnemen is of geven. Als je aan iedereen een bedrag geeft, behalve aan 5 procent, dan komt dat toch heel ernstig over als “die mensen krijgen het niet”.
U zegt dat het een flinke slok op de borrel scheelt als we dat kunnen halveren. Mocht u mij kunnen aantonen dat deze beleidsmaatregel effectief die impact zou hebben, en daarbij geen perverse effecten heeft die dat weer tenietdoen, zouden wij dat kunnen steunen. Maar dat is net de vraag: hebt u dat kunnen onderzoeken? Weet u wat de impact is? Of denkt u dat dit misschien een goede maatregel is? Hebt u goed onderzocht wat dat betekent? Voor deze gezinnen is 150 euro vaak heel veel. Zij hebben vaak heel kansarme kinderen. Hebt u ook bekeken wat dit betekent voor armoede, enzovoort? Is dit de stimulans die nodig is? Of spelen er nog andere factoren? Voor zover u die studies kent, is het zeker niet enkel het financiële. Er spelen daarin ook andere factoren mee.
U zegt dat het een zoeken is naar de beste methode. Daar hebben we ernstige twijfels bij op basis van het wetenschappelijk programma. Maar ook filosofisch. U verwacht iets van een groene partij. Ik verwacht ook iets van een liberale partij, namelijk dat de mensen de vrijheid hebben om, binnen de contouren van de wet, te doen wat ze willen. De contouren van de wet zijn nog niet van dien aard dat je leerplicht hebt. Ik wil de leerplichtleeftijd samen met u verlagen. U hebt daar mijn steun voor. Mijn excuses, mijnheer De Ro, dat ik zou geïnsinueerd hebben dat u dat niet wilt.
Open Vld wil dat, en Groen wil dat ook. Open Vld zit in de meerderheid. U hebt met de meerderheid afspraken gemaakt. U hebt in het federale parlement ook de meerderheid om het engagement dat u hier neemt, met dezelfde argumentatie en motivatie, op te nemen en om dat aan te passen.
Mevrouw Van den Brandt, ik ben nu een beetje verbijsterd. U zegt dat een liberale partij toch voor de vrijheid moet zijn, dus ook voor de vrijheid om schade te berokkenen aan die kinderen. Mijn partij heeft in het verleden de leerplicht voor kinderen mee verdedigd omdat we vinden dat kinderen de kans op een toekomst moeten krijgen. Dat is exact dezelfde reden waarom wij er alles aan willen doen om ouders ervan te overtuigen om hun kinderen te laten participeren aan het kleuteronderwijs. Als wij dat overlaten aan de willekeur van sommige ouders, die misschien in een moeilijke situatie zitten en niet altijd de mogelijkheid, de hefbomen of de inzichten hebben om hun kinderen in de kleuterklas te laten zitten, dan gooien we de toekomst van die kinderen weg. Het is in het belang van de vrijheid van die kinderen dat wij pleiten voor hun aanwezigheid in de kleuterklas. (Applaus van de meerderheid)
Ik wil hier nog eens uitdrukkelijk op terugkomen. Uiteraard zijn mensen vrij. Maar wij mogen toch als overheid zeggen dat er bijvoorbeeld een aanbod is om te vaccineren, dat er een aantal zaken zijn waarvan wij denken dat ouders dat ernstig in overweging moeten nemen. Wij gaan toch niet zeggen dat wij een kleurloze overheid zijn die zich moet terugtrekken en die geen enkel kader, geen enkele context kan maken om mensen ertoe aan te zetten om bepaalde keuzes te maken in het leven? En dat geldt des te meer als het gaat om keuzes die belangrijk zijn voor kwetsbare kinderen. We gaan naar een gezondheidsconferentie over voeding en beweging. Als we daar gaan zeggen dat iedereen vrij is … We gaan daar toch proberen om iedereen te overtuigen, denk ik dan.
Mevrouw Van den Brandt, het systeem van studiebeurzen zoals het vandaag bestaat, is gekoppeld aan participatie. Maar daar heb je de omgekeerde beweging: daar kun je ze afnemen als er niet voldoende wordt geparticipeerd. Hier willen we een stimulans geven. We nemen dus niets af. Men krijgt het zodra men het kindje van 3 jaar inschrijft op school en dan, in de tweede beweging, als er voldoende aanwezigheid geweest is in de eerste kleuterklas en er is een nieuwe inschrijving in de tweede kleuterklas, krijg je de tweede schijf.
We hebben in de regering lang gediscussieerd over op welke leeftijd je dat moet vastleggen. Je zou kunnen zeggen dat je dat eigenlijk wil geven aan de 5-jarigen omdat dat de voorbereiding is op het eerste leerjaar. We hebben er bewust voor gekozen om dat niet te doen omdat we zien dat eens men de stap zet naar het kleuteronderwijs, dat de kansen op verdere participatie in de latere jaren veel groter zijn. Dat is dus een extra stimulans die we inbouwen. Maar het is niet de enige stimulans. Minister Vandeurzen werkt met de Huizen van het Kind. Daar worden ouders actief aangesproken om hun kinderen naar school te sturen. We leggen er nu nog eens een financieel extraatje bij dat toch vrij substantieel is, zeker voor mensen voor wie het moeilijk is, waarbij we iedereen willen belonen die zijn kind effectief naar school laat gaan. We nemen dus niets af, het is enkel en alleen een extra ondersteuning om die laatste procenten kinderen ook mee naar school te krijgen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil gewoon een informatieve vraag stellen, aan minister Crevits, aan minister Vandeurzen, aan de regering: op basis van welk empirisch onderzoek heeft men beslist om die premie ten belope van dat bedrag aan die leeftijd te geven? Ik denk immers dat we hier kamerbreed de doelstelling van participatie delen. Om tegemoet te komen aan de heer Somers: bij grote ongelijkheid bevrijdt de wet. Er is dus niets mis mee dat een overheid initiatieven neemt en stimuleert, maar ze moet wel de juiste middelen daarvoor inzetten. Ik stel vast dat er hier een politieke deal is gemaakt, een politieke deal waar budgetten achter zitten. Ik vraag me gewoon af op basis van welk empirisch onderzoek, op basis van welke participatieve processen men tot dit besluit is gekomen. Heeft men die moeilijke doelgroep bereikt? Heeft men daarmee gesproken? Mijnheer Somers, heeft men die mensen zelf ondervraagd alvorens men het heeft over willekeur?
Er is, denk ik, nogal wat wetenschappelijk onderzoek dat zegt dat participeren aan de kinderopvang en het kleuteronderwijs voor de ontwikkelingskansen van het kind een grote factor is.
Daar zijn we het over eens.
De regering heeft daar nu een incentive voor georganiseerd en nu gaan we op basis van die conceptnota alle adviezen vragen die daarover moeten worden gevraagd. Maar, eerlijk gezegd, er is toch weinig discussie over dat, als je ouders ervan kunt overtuigen om hun kinderen naar de kinderopvang of naar het kleuteronderwijs te sturen, dat voor de ontwikkelingskansen van dat kind een goede zaak is. Ik denk dat er de jongste jaren op dat vlak veelvuldig wetenschappelijk onderzoek is geweest dat dit onderschrijft en onderbouwt. We hebben ons net op dat onderzoek gebaseerd om ter zake een initiatief te nemen.
Minister, u bent echt een kei in het net naast de vraag antwoorden. Ik wil u daarvoor feliciteren. Ik heb net gezegd dat we het kamerbreed eens zijn. Er bestaat al veertig jaar empirisch onderzoek over het stimuleren van participatie aan kleuteronderwijs, met testbatterijen die veel breder zijn dan wij in Vlaanderen kennen. In de VS is men daar heel vroeg mee begonnen en kan men aantonen dat dit zo is. Datzelfde geldt trouwens ook voor kinderopvang. Dat was echter de vraag niet. Mijn vraag was: op basis van welk onderzoek hebt u beslist om dit initiatief op deze manier, met deze modaliteiten, deze bedragen en deze leeftijden te nemen? Ik wil u alleen maar meegeven, te uwer informatie, dat eerder al zowel de kinderrechtencommissaris als Kind en Gezin heeft gezegd dat soort systemen niet te zien zitten. Ik wens me verder niet te mengen in dit debat. Ik probeer gewoon helderheid te creëren.
Mijnheer Van Malderen, in 2008 zijn de studiebeurzen ook voor kleuters ingevoerd. Zegt u nu dat dat alles eigenlijk niet nodig is? Ik vind dat toch een vrij vreemde redenering. We zien trouwens ook dat als kinderen zich laten inschrijven, ook de allerkleinsten, en daar vandaag al een toeslag voor krijgen, ze ook iets frequenter aanwezig zijn op school. Ik zou de omgekeerde redenering willen maken: ziet u misschien enige nefaste effecten van deze maatregel? Ik dacht dat u die zeer sterk zou toejuichen. (Applaus bij CD&V)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het antwoord zit in de cijfers. We bereiken vandaag 98 procent. Iedere stimulans die in het verleden is gegeven, heeft er dus toe geleid dat dit cijfer is gestegen. De vraag is: hoe bereiken we die laatste 2 procent? Zullen we dat met deze maatregel bereiken of heb je andere, gerichtere maatregelen, flankerende maatregelen enzovoort nodig? Dat was de vraag die ik stelde. Ik stel vast dat de vraag naar empirisch onderzoek tot nu toe niet is beantwoord.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, met empirisch onderzoek heb ik wel wat ervaring. Ik heb vijf kinderen, dus dat helpt ook al een beetje bij dat empirisch onderzoek. Het is ook duidelijk dat dit geen alleenstaande maatregel is. In de derde kleuterklas, op 5 jaar, trekken we het aantal halve dagen immers op van 220 naar 250. We verwachten dus een toename van het aantal halve dagen dat die kinderen op school zijn. Een zeer hoge participatiegraad in de derde kleuterklas is absoluut nodig.
Wat we moeten stimuleren, en daarvoor heb ik geen diepgaand wetenschappelijk onderzoek nodig, is dat kinderen zo snel mogelijk de stap zetten naar en participeren aan het onderwijs, zowel in de eerste als in de tweede kleuterklas, niet met verplichting maar wel met stimulansen. En daar hebben we de halve dagen niet verhoogd, mijnheer Van Malderen, daar kunnen de kinderen zelf op eigen tempo en volgens eigen keuze naar school gaan. Honderd halve dagen in de eerste kleuterklas en dan krijgt men die premie.
Mijnheer Van Malderen, we hebben de groep kinderen ook onderzocht die nu niet of onvoldoende aanwezig zijn. De groep kinderen die aantikken op een van de sociaal-economische kenmerken, is groter. Wanneer we dan voorzien in een financiële stimulans, dan is het niet moeilijk daaruit te concluderen dat die stap iets makkelijker zal worden gezet, waarmee de participatie aan school ook nog wordt gestimuleerd.
Er zitten een aantal aannames in die mijns inziens niet zijn ondersteund door onderzoek. Ik pleit ervoor dat te monitoren, en ik neem akte van het feit dat minister Tommelein blijkbaar empirisch heeft vastgesteld op basis van zijn vijf kinderen hoe het is om in armoede te leven en naar de kleuterschool te gaan.
Mijnheer Van Malderen, u vraagt cijfers en wetenschappelijk onderzoek. Elke fractie was vanmiddag uitgenodigd op de adviescommissie van de kinderrechtencommissaris. Op de agenda stond: kleuterparticipatie en kleuterschool zijn belangrijk.
Ik zal u een aantal empirische cijfers geven die door een deel van dit huis zijn gecommuniceerd. Kinderen die voldoende naar school gaan, hebben 7 procent kans om voor het einde van de lagere school een jaar te blijven zitten. Kinderen die onvoldoende naar school gaan, hebben 63 procent. De kinderrechtencommissaris zegt verder dat financiële stimuli in het verleden hebben gewerkt, maar dat zij altijd gepaard moeten gaan met sensibilisering, brugfiguren en contacten met ouders.
In dit voorstel zit de financiële maatregel; in andere voorstellen zitten andere maatregelen. U hebt het altijd over de 2 procent kinderen die niet ingeschreven is, maar het is vooral de 98 procent die wel ingeschreven is, die ook voldoende naar school moet gaan. Net als met andere doelgroepen zoals anderstaligen of mensen met een andere nationaliteit, is het zo dat zij veel minder actief aan het kleuteronderwijs deelnemen. We weten empirisch op basis van al het cijfermateriaal van de Vlaamse Gemeenschap en van onderzoekers dat de kans van die kleuters op schoolse vertraging al in het lager onderwijs meer dan 60 procent is. In 2008 heeft toenmalig minister Vandenbroucke dat op basis van wetenschappelijk onderzoek trouwens ingevoerd, we bouwen daar nu op verder. Op wat goed is, kan ook verder worden gebouwd. Dit nu proberen onderuit te halen, is echt niet fair.
Kersverse moeder Cindy Franssen heeft het woord.
Net als u, mijnheer Van Malderen, was ik niet van plan me te mengen met dit debat. De minister is sterk genoeg bezig en onze woordvoerder inzake kinderbijslag is mevrouw Schryvers. U vraagt echter naar empirisch onderzoek. Nobelprijswinnaar en econoom Heckman heeft berekend dat elk euro die in de eerste levensjaren wordt geïnvesteerd, op langere termijn 8 euro oplevert. Uw voormalige collega, mevrouw Lieten, zou dit hebben geweten. We hebben net voor mijn bevalling het informatierapport Kinderarmoede afgerond in de Senaat, dat veel steun kreeg over alle partijgrenzen heen, over meerderheid en oppositie en over de taalgrenzen heen. Daarin zit een waaier aan aanbevelingen om die kinderarmoede aan te pakken. Kinderbijslag is er daar een van, maar het is natuurlijk belangrijk een gezond evenwicht te vinden tussen universaliteit en selectiviteit. ‘A system for the poor is a poor system.’ Dat hebben we ook duidelijk besproken. We moeten, zoals minister Vandeurzen heeft meegedeeld, de armoedetoets grondig toepassen. Ik geloof echter ook zeer sterk in een indirect effect op de strijd tegen de kinderarmoede die we nu nog niet kunnen berekenen. Die derde pijler in participatie kan zorgen voor een zeer groot indirect effect. (Applaus bij de meerderheid)
Wat ik empirisch heb meegemaakt, is dat er in die grote steden een plaatstekort is in scholen, zeker in kleuterscholen. Wanneer deze regeling wordt ingevoerd, wil ik vragen dat u garandeert dat in 2019 alle plaatsentekorten voor kleuteronderwijs in alle Vlaamse steden zijn weggewerkt.
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, met de zesde staatshervorming zijn de bevoegdheden inzake kinderbijslag overgeheveld naar de gemeenschappen en gewesten. Twee jaar na datum kunt u, minister, een resultaat voorleggen dat gerust kan worden omschreven als een ‘compromis à la Belge’, een akkoord waar alvast twee regeringspartijen iets kunnen uithalen om aan hun achterban als binnengehaalde buit te kunnen voorstellen. Open Vld heeft de participatietoeslag binnengehaald, en CD&V de sociale correcties.
We moeten toegeven dat er enkele goede elementen in deze hervorming steken. Was het immers niet de bedoeling om het systeem eenvoudiger en transparanter te maken? Wel, met de afslanking van het aantal private uitbetalingsfondsen tot vier zijn we alleszins op de goede weg. Hetzelfde kan worden gezegd over de automatische koppeling van de schooltoelage en de kinderbijslag. Ook de bijzondere zorg die wordt besteed aan pleegkinderen, wezen en gehandicapten via de zorgtoeslag kan op onze welwillende goedkeuring rekenen.
Aan de andere kant mogen en kunnen we niet nalaten om de pijnpunten naar voor te brengen. Allereerst gaat dit systeem pas van start in 2019. De vraag kan worden gesteld waarom de hete budgettaire aardappel op deze manier naar de volgende legislatuur wordt geschoven. Maar het geeft ook wel het signaal aan onze bevolking van hoe zij zo rendabel mogelijk hun gezin moeten samenstellen. Met een toenemende vergrijzende bevolking en een stijgende denataliteit zal het op deze manier niet lukken, vrees ik.
We stellen ons ook vragen bij het hoog kostenplaatje van deze hervorming. Het is zo duur uitgevallen dat men zelfs niet anders kan dan tweemaal een indexsprong in te lassen. De eerste hebben we vorig jaar al gehad, de volgende komt volgend jaar of in 2018.
De uitspraak over het hoge kostenplaatje van dit systeem snap ik niet. We blijven binnen hetzelfde budget, dus ik zie niet waar die verhoging zit. Ik vind het bovendien raar dat net u dat als argument aanhaalt. In uw programma staat dat u een kinderbijslag wilt uitwerken waarbij er 2 miljard euro extra nodig is. Om dit nu als kritiek op dit nieuwe systeem te geven, vind ik vreemd.
Ons voorstel dat we hadden berekend, was toen de kinderbijslag nog op het federale niveau werd georganiseerd. Er waren zeker besparingen mogelijk op het federale niveau.
Ik hoor hier verschillende keren zeggen dat er absoluut geen rekening mag worden gehouden met die twee indexsprongen omdat het geld opnieuw wordt geïnjecteerd in het nieuwe systeem. Men vergeet er wel bij te zeggen dat door de indexsprong alle gezinnen worden getroffen en dat in het nieuwe systeem de injectie enkel gaat naar een selectieve toeslag voor bepaalde gezinnen. De implementatie in het systeem is dus selectief.
Van een stelsel zoals de kinderbijslag mag worden verondersteld dat het een gezinspolitiek op middellange en lange termijn op de rails zet. Hier is dit hoegenaamd niet het geval. Deze hervorming is gebaseerd op de feiten zoals ze er vandaag uitzien. Mevrouw Jans, u hebt er trouwens zelf op gewezen. De huidige situatie is dat de meeste gezinnen inderdaad bestaan uit één of twee kinderen. En de financiële incentives die men in het nieuwe systeem geeft, bestendigen deze situatie. Enkel gezinnen met één kind of twee kinderen, en dan nog tot 6 jaar, hebben voordeel bij het toekomstige systeem. Gezinnen zonder recht op sociale toeslag gaan er sowieso op achteruit vanaf dat ze twee kinderen en meer hebben. Deze hervorming is met andere woorden geen stimulans om de demografie bij te sturen en tot een samenleving te komen van grote en jonge Vlaamse gezinnen.
Het had anders en beter gekund – en ik richt mij speciaal tot de collega’s van de N-VA. Het basisbedrag mag dan wel worden vastgelegd op 160 euro en de toeslagen naar rangorde van kind en leeftijd zijn weggevallen, maar is de kous hiermee af? Waar is het voorstel-Smeyers naartoe? U weet wel: het voorstel met een hervorming van de kinderbijslag naar Deens model, het voorstel dat u verkeerdelijk in de Kamer hebt ingediend en dat het Vlaams Belang in het Vlaams Parlement heeft ingediend, waarbij het principe wordt gehanteerd dat iemand eerst enkele jaren moet hebben bijgedragen aan onze sociale zekerheid vooraleer hij daar de vruchten mag van plukken.
Principieel zijn we er nog steeds voorstander van dat een nieuwkomer zijn rechten stelselmatig opbouwt. Het voorstel werd ingediend in de Kamer, omdat die tot 1 januari 2019 bevoegd is. Binnen de Vlaamse Regering werden hierover geen afspraken gemaakt, maar het principe blijft overeind.
Eindelijk een duidelijk antwoord van de N-VA: er zijn geen afspraken met de andere meerderheidspartijen, dus zetten ze alles even in de ijskast. We zijn het gewend van de N-VA: moeilijke onderwerpen even in de ijskast zetten tot de tijd er wel rijp voor is. Dit voorstel, samen met het stopzetten van de jaarlijkse transfer van 100 miljoen euro kinderbijslag naar het buitenland, is wel wat de kiezer verwacht van een nationalistische partij. Mijnheer Diependaele, u hebt voor de zoveelste maal bewezen dat uw partij een beleids- en een compromispartij is geworden, zonder veel principes. U krijgt nog een tweede kans, want gelukkig gaat dit actualiteitsdebat alleen over een conceptnota en zal ons voorstel te gepasten tijde worden besproken en in stemming gebracht.
Ik besluit. Minister, dit akkoord kost handenvol geld, omdat grote, arme gezinnen, en dus vooral allochtone gezinnen, meer centen krijgen dan voorheen. Het akkoord stelt daarentegen niets in het vooruitzicht voor de eigen Vlaamse gezinnen. De hardwerkende Vlaming die net een tikkeltje te veel verdient, zal er met het nieuwe systeem op achteruit gaan. Van een gezinspolitiek is helemaal geen sprake meer. De N-VA mist de kans om onze sociale rechten, zoals de kinderbijslag, voor te behouden voor mensen die hebben bijgedragen aan de opbouw van onze sociale zekerheid. Voor het Vlaams Belang zijn deze elementen te cruciaal om het hervormingsplan goed te keuren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Groen, sp.a en de meerderheid kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.15 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.