Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de voorstellen van minister Joke Schauvliege voor een hertekening van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen.
Het debat is geopend.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik wil enkele opmerkingen maken bij het organiseren van dit actualiteitsdebat.
Dat kunt u in uw betoog doen.
Ik wil dat niet doen op het einde van het debat.
Dat is nu eenmaal het lot van de kleinste partij, mijnheer Sintobin. Straks kunt u het daarover hebben.
Voorzitter, ik heb het recht om bij motie van orde …
Maar niet over het onderwerp dat op de agenda staat. Dat is een actualiteitsdebat.
Daar gaat het niet over, maar wel over de manier waarop dit debat wordt georganiseerd en over het lekken van informatie door de minister aan de pers.
Het spijt mij, mijnheer Sintobin, maar daarmee gaat u verder in op datgene waar de minister op moet antwoorden. U kunt dat straks doen in de loop van het debat.
Voorzitter, ik wil het hebben over uw e-mailbericht, waarin … (De voorzitter sluit de microfoon van Stefaan Sintobin af.)
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, hebt u nu een groenboek, een witboek, of helemaal geen boek? Als we De Morgen mogen geloven, hebt u een nieuwe bijbel, maar uzelf verklaart over geen teksten te beschikken. Legt u mij dan alstublieft uit hoe u een volledig plan kunt toelichten aan een journalist, als daarover geen tekst bestaat. U vertaalt de principes van zuinig ruimtegebruik in zuinig papiergebruik: u hebt een plan, maar geen tekst. Iedereen is het erover eens dat we fundamentele hervormingen moeten doorvoeren op het vlak van ruimtelijke ordening. Dagelijks neemt onze open ruimte af. Investeringsprojecten en economie, natuur en landbouw worden al te vaak op de lange baan geschoven en verzanden in complexe procedures. Experts wijzen erop dat een goede ruimtelijke ordening de hefboom is om tot een beter klimaat en vlottere mobiliteit te komen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Ronse vertelt hetzelfde als wat ik daarnet wou zeggen: we organiseren hier een debat zonder te beschikken over enig document. Hij gaf zelfs aan, ook al is hij nadien een beetje teruggekrabbeld, dat minister Schauvliege politieke spelletjes speelt. Het komt mij voor dat we hier een debat voeren om de ego’s van bepaalde personen te strelen.
Voorzitter, u liet zelf, terecht, via een e-mailbericht weten dat er enkel een onderbouwd, efficiënt debat kon gevoerd worden in het Vlaams Parlement als er teksten voorhanden waren. Ik wil dus meteen inpikken op wat collega Ronse daarnet zei. Zijn er al dan niet documenten beschikbaar? Is de minister al dan niet naar De Morgen gestapt? Als De Morgen er prat op gaat dat ze exclusief inzage gekregen hebben in bepaalde documenten, over welke documenten gaat het dan?
Als er geen documenten zijn, kan de minister misschien zeggen waarom ze naar de pers gestapt is en niet naar het parlement is gekomen. Ik wijs er trouwens ook op dat de discussie over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) thans gevoerd wordt in de commissie. De afgelopen weken en maanden zijn door collega Vandaele, collega Ronse, en tal van andere collega’s vragen gesteld waarin dit belangrijk beleidsdossier ter sprake kwam. Voorzitter, ik vraag mij dus ernstig af wat het nut is van dit actualiteitsdebat.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik stel heel formeel dat er absoluut geen tekst bezorgd is aan de pers. Op de klimaatconferentie van 19 april had de keynote speaker het vooral over de ruimtelijke ordening. Een van de conclusies daar was dat we het ruimtebeslag moeten beperken, en zelfs tot nul moeten herleiden. Die journalist was daar ook aanwezig en heeft zelf gevraagd om een gesprek over de plannen. Er is echter op geen enkel moment een tekst overhandigd. Er is op dit moment zelfs nog geen tekst. De enige tekst – en dat is een aantal keren ook al gezegd in de commissie Ruimtelijke Ordening – is de ambtelijke tekst die in november is opgesteld, waarrond een volledig participatief project is opgebouwd, waar alle opmerkingen verzameld zijn, en die nu verwerkt worden om te leiden tot het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De analyse in De Morgen bevat niets dat nog niet beslist is of nog niet in een document staat dat al op de tafel van de Vlaamse Regering lag. Dat ik verwijs naar het feit dat we tegen 2050 naar een verhardingsstop willen gaan, is goedgekeurd in de transversale beleidsnota van de Vlaamse Regering die in maart dit jaar werd goedgekeurd. Ook de andere zaken rond de verhandelbare bouwrechten en dergelijke meer staan heel uitdrukkelijk in de beleidsbrief en zijn ook al heel vaak in de commissie Ruimtelijke Ordening aan bod gekomen.
Minister, ik stel vast dat u mij gelijk geeft, uiteraard. Ik ben het volledig met u eens dat er geen documenten zijn. Ik vind het ook spijtig dat u naar de pers bent gestapt en het parlement voor een stuk buitenspel hebt gezet. Ten behoeve van de collega’s van de meerderheid en andere collega’s: als u zegt dat stukken al in de beleidsbrief staan en al besproken werden in diverse commissies, vraag ik mij inderdaad af wat het nut is van dit actualiteitsdebat. Nogmaals, ik wil gerust debatteren op basis van teksten en documenten, maar niet op basis van persartikels.
Voorzitter, we laten onze agenda en het organiseren van actualiteitsdebatten meer en meer leiden door wat in de pers staat. U hebt het zelf altijd over de waan van de dag. Wel, vandaag is daarvan een perfect voorbeeld.
Mijnheer Sintobin, de Groenfractie heeft dit debat aangevraagd, en onze fractie is daarop ingegaan, ten eerste omdat de minister in de pers zeer forse uitspraken gedaan heeft over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Er staat letterlijk dat De Morgen exclusieve inkijk kreeg in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ik geef de minister het voordeel van de twijfel als ze zegt dat er geen tekst bestaat.
Ten tweede, generaties Vlaamsgezinde politici hebben ervoor gestreden dat Vlaanderen over bevoegdheden zou beschikken. Ruimtelijke Ordening is daarvan één, zo niet de belangrijkste. Onze fractie vindt elke gelegenheid om te spreken over de ruimtelijke toekomst van Vlaanderen goed om een deftig debat aan te gaan.
Ik heb het citaat niet bij, collega Ronse, maar enkele weken geleden was er in de commissie een debat naar aanleiding van een vraag van collega Vandaele. Daar hebben u en andere collega’s gesteld dat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een deftige, grondige discussie verdiende in de commissie, en niet in de plenaire vergadering. Vandaag komt u iets anders vertellen, maar dat is natuurlijk omdat u vandaag op het podium staat.
De heer Doomst heeft het woord.
Collega’s, is het geen goede zaak dat we hier over zo’n fundamenteel beleidsdomein kunnen debatteren, nog voor we kant-en-klare teksten hebben? Ook op het lokale niveau zoeken wij naar middelen om, horende en ziende wat er met dat ruimtelijk beleidsplan komende is, te zien hoe we dat kunnen invullen. En dat gaat niet van vandaag op morgen. Dat vraagt heel wat voorbereiding en overleg. In die zin vind ik het een goede kans om dat hier in het parlement te bespreken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega’s, er zijn de verklaringen van de minister in de pers geweest, er is nu een verklaring van mevrouw Schauvliege. Gaan we er echt over blijven discussiëren of dit een goed debat is? Kunnen we alstublieft naar de inhoud gaan?
Iedereen die dit soort dossiers behartigt, weet dat er op het vlak van ruimtelijke ordening in Vlaanderen nog een pak werk is. Als er dan sprake is van een betonstop in 2050, vind ik het niet erg dat je in dit parlement probeert te wegen op de beslissingen die een Vlaamse Regering gaat nemen. Ik zou dan ook graag een oproep doen: laat ons dit nu staken, al wat al dan niet aan De Morgen bezorgd is. Laat ons gaan naar een debat over het fundament: hoe gaan wij om met ruimtelijke ordening in Vlaanderen in de loop van de volgende jaren?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik vind dit een beetje een vreemde wending. Vooral de opmerking van de heer Doomst vind ik wat raar. Wij hebben in de commissie tot vijf keer toe gevraagd naar de teksten en de visie van het witboek. Uiteraard willen we die allemaal hebben. De ontwerpwerktekst van de administratie is in november en december naar alle lokale besturen gegaan voor overleg en het voor het inzamelen van adviezen en aanbevelingen. Die zijn er nu, en wij zijn allemaal vragende partij om die visie over dat witboek van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen eindelijk definitief te krijgen.
Ook wij waren allemaal verrast door de uitspraken van de minister in De Morgen. De minister zegt dat het een perscommuniqué was in het kader van het klimaatbeleidsplan. Alleszins is het in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat een heel belangrijk gegeven is, dat een mijlpaal is in alles wat met onze omgeving te maken heeft, heel belangrijk dat dat participatieve project kan doorgaan en dat iedereen daarbij betrokken wordt. Een debat daarover moet zeker kunnen, als het ook al in de pers verschenen is. Als er geen visie of geen teksten zijn, vraag ik mij af waarom men dan überhaupt naar de pers zou moeten stappen.
Collega Doomst, ik wil u bedanken voor uw opmerking. Ik ben het roerend met u eens. Een thema als het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, een thema dat zo gevoelig is, verdient alle sereniteit. U zult zich net als ik in uw koffie verslikt hebben toen u de opener van De Morgen maandag las, want dat is allerminst sereen. Ik denk dat uw minister dan op zijn minst niet alleen nood heeft aan een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, maar ook aan een goed communicatieplan over haar beleidsdomeinen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Nu even ernstig zijn, mijnheer Ronse. Wij verstaan elkaar heel goed, en dat zou ik zo willen houden, zeker als ik lees dat u journalist bij De Morgen wilt worden.
Ik wacht hier al zeven jaar op dat witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We weten allemaal dat we daar al van in de vorige legislatuur mee bezig zijn. In de vorige legislatuur is in het regeerakkoord de intentie ingeschreven om dit beleidsplan, met als doel 2050, in te schrijven. Ik stel vast dat dat in de vorige legislatuur verzand is en dat we dat weer opgevist hebben. Er is het startcongres geweest, er zijn die tien projecten geweest, er is de ambtelijke voorzet geweest. Ik verneem van de minister dat er wordt voortgewerkt aan het witboek. Ik lees hier een uitspraak van de minister waar ik, over de partijgrenzen heen, alleen maar appreciatie voor hoor, voor de moed en het doel dat wij ons stellen. Voor sommigen kan dat nog niet snel genoeg gaan.
Ik wil toch voorstellen dat we die zes minuten die we hebben, allemaal gebruiken om te discussiëren over het toekomstige ruimtelijke beleid in Vlaanderen. Dat lijkt mij belangrijk genoeg om daar die volle zes minuten aan te spenderen.
Goed, dan gaan we daarover discussiëren. Daar wil ik ook toe komen.
Collega’s, het aantal bladzijden dat uitzonderingen toelaat op onze ruimtelijke plannen, is een veelvoud van onze plannen zelf. Collega Ceyssens, minister Muyters zelf heeft vorige legislatuur vriend en vijand verenigd met als doel een nieuwe visie voor onze ruimtelijke ordening in Vlaanderen te realiseren. Minister, u hebt dat werk voortgezet. Tot vervelens toe heb ik u in de commissie gevraagd hoe u de principes uit het groenboek, witboek en de inspraakprocessen zou vertalen in een echt Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Meermaals heeft onze fractie u haar hulp aangeboden. U had ons beloofd de tekst eerst aan het parlement te bezorgen. Groot was dan ook mijn ontgoocheling om de hele visie maandagochtend in primeur op de voorpagina van De Morgen te lezen. Nog groter is mijn verbazing dat er geen tekst aan het parlement kan worden voorgelegd.
Minister, laat mij het even over de inhoud van uw aangekondigd plan hebben, want ook daarover is mijn verbazing groot.
Collega Ronse, het klopt, en dat is zeer goed, dat wij in de commissie Ruimtelijke Ordening al heel veel van gedachten hebben gewisseld over het witboek dat eraan komt. Dat zal er komen op basis van de ambtelijke tekst die in november is opgemaakt, en de heel ruime en brede consultatie die nadien heeft plaatsgevonden en wat nu allemaal wordt verwerkt. Maar kunt u mij een voorbeeld geven van iets wat in het interview in De Morgen staat wat ik in het parlement nog niet had gezegd? Ik heb hier alle verslagen van alle vragen die u en uw collega’s, onder meer collega Peeters, hebben gesteld over wat de plannen en de visies waren. Wat in de krant staat, is gewoon een neerslag van alles wat door mij is gezegd in het parlement. Op dat vlak heeft het parlement alle informatie gekregen. Nogmaals, ik ben heel formeel: er is op geen enkel moment een of andere tekst overgemaakt en ik ben ook niet zelf naar de pers gestapt.
Minister, op de plenaire vergadering van 3 februari 2016, toen een actuele vraag van collega Vandaele aan bod kwam over het BRV, antwoordde u letterlijk dat het gaat om het keren van het tij en dat een verhardings- of bouwstop helemaal niet in een artikel stond waarin u zich ook al eens had uitgelaten over het BRV. Collega Ceyssens noemde die verhardingsstop, die gelijk staat aan een betonstop, een natte droom van onze fractie.
Minister, laat ons vooral even serieus zijn. Wij hebben in de commissie Ruimtelijke Ordening een ambtelijke tekst over het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen doorgenomen. In die ambtelijke tekst over dat witboek staan een aantal principes zoals regiovorming, het weggaan van de afbakening stedelijk gebied en buitengebied, principes van hoe we ertoe kunnen komen dat die open ruimte minder wordt aangesneden en dat instrumenten vereenvoudigd worden en investeringen beter kunnen worden ingeplant. Minister, in dat ambtelijk witboek staat niets van wat hier in De Morgen staat als een exclusief inzicht in het BRV.
Wij zijn het voor alle duidelijkheid niet oneens met de principes die daar worden aangehaald. Wij hebben het zeer moeilijk met de losse mediaflodders die worden geschoten. Ik deel de visie van de heer Doomst daarover. Ik zou zelf graag tot de inhoud komen, namelijk waarom een BRV zo belangrijk is en waarom, collega Sintobin, het inderdaad een goed debat in de commissie verdient. Als u er gisteren bij was geweest in de commissie, dan zou u hebben gezien dat ik aan de voorzitter van de commissie, mevrouw Rombouts, gevraagd heb om op zo kort mogelijke termijn een debat te voeren over het BRV.
Collega Ronse, ik ben heel blij van u te horen dat u het eens bent met de principes. Dat kan ook niet anders, want dat is goedgekeurd in de Vlaamse Regering in maart 2016. Dan hebben wij de transversale beleidsnota goedgekeurd. Daar staat letterlijk in dat het netto ruimtebeslag in 2050 niet meer zal toenemen. Dat is beslist in de Vlaamse Regering in maart 2016. U verwijst naar februari 2016 hier in de plenaire vergadering, maar ik stel vast dat het is goedgekeurd in de Vlaamse Regering. Dan is het ook logisch dat we ons daaraan kunnen houden.
Drie maand geleden zei u hier tegen de heer Vandaele dat een verhardingsstop niet aan de orde was. De heer Ceyssens noemde het zelfs een natte droom van onze fractie. Begin deze week kwam uw voortschrijdend inzicht er en pleitte u voor een betonstop in 2050, met een groennorm, verhandelbare bouwrechten en de aanpak van oneigenlijk gebruik van landbouwgebied. Ik denk, minister, dat iedereen het roerend eens is met die principes. Ook de Vlaamse professoren inzake ruimtelijke planning doen dat. Vandaag stellen ze in De Tijd dat het mooie principes zijn, maar ook dat een plan voor de realisatie ervan compleet achterblijft en dat ze daarom zelf met voorstellen zullen komen. Ze zijn het wachten beu. U hebt nochtans al veel hulp gekregen, met een groenboek, inspraak van twaalf projectgroepen – tien hebt u er zelf aangesteld, en twee die niet toevallig uit West-Vlaanderen komen, hebben zich vrijwillig aangediend – en een witboek dat door uw administratie werd voorbereid.
Minister, de N-VA-fractie kijkt uit naar een plan dat aansluit bij het witboek en het vele werk dat al is geleverd. Wij kijken uit naar een plan dat niet alleen zegt dat we tot een betonstop moeten komen, maar vooral zegt hoe we tot zo’n betonstop zullen komen. Een plan dat de evenwichten uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen respecteert en bewaakt. Een plan dat ook aangeeft hoe snel we het aanboren van open ruimte zullen verminderen. Of wilt u tot 2050 6 hectare per dag aanboren en dan plots de stekker eruit trekken? Minister, ik heb gisteren aan de voorzitter van de commissie Ruimtelijke Ordening gevraagd om de gedachtewisseling met u over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat op 21 juni gepland staat, te vervroegen. Mijn fractie wil u heel constructief steunen om een plan uit te werken dat open ruimte en een gezond investeringsklimaat verzekert. Dat is onze historische verantwoordelijkheid. U vindt in ons geen partner voor losse flodders in de media, maar wel voor een ambitieus Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega’s, het voelt eigenaardig aan om hier als oppositielid te moeten aanhoren wat hier zo-even is gezegd en nu de Vlaamse Regering te moeten oproepen om het alsjeblieft te doen. Want of het nu in het witboek of in het groenboek staat, of nergens anders staat tenzij hier op drie bladzijden in De Morgen: we steunen dat. Doe het, in plaats van – zoals we hier de afgelopen tien minuten hebben gezien – er onder elkaar over te kibbelen, terwijl de Vlamingen zich afvragen wat hun toekomstige kansen op wonen en een leefbare omgeving zijn. Want over dat laatste gaat het natuurlijk.
Minister, iedere dag verdwijnt 6 hectare van Vlaanderen onder beton. Gisteren stelden we in de commissie vast dat de mechanismen om de ontbossing te compenseren eigenlijk niet werken. Het Rekenhof stelt dat vast. Professor Van Broeck suggereerde – zij het heel duidelijk – dat in Vlaanderen de bevolkingsdichtheid per hectare daalt. Met andere woorden: we springen nog steeds ongelooflijk slordig om met het kleine beetje grond dat we nog hebben. En dat is zo omdat we de manier die we in de jaren 60 hebben ontwikkeld om het grondgebruik te organiseren, niet langer werkt. De manier om zonder veel beperkingen nieuwe verkavelingen en nieuwe industriezones aan te snijden – waardoor het goedkoop werd –, ligt aan de basis van de gigantische problemen die we hebben in het verkeer en ook van de gigantische kosten van onze huisvuilophaling en onze energie- en waterzuiveringsnetten en dergelijke.
Dat alles wordt bovendien in stand gehouden door een financieringsmodel dat de gemeenten eigenlijk verplicht om daaraan mee te werken. Want meer inwoners – en het liefst van het soort dat een dure villa kan betalen – vormen zo ongeveer de enige manier om meer inkomsten voor de gemeente te genereren. Op alle mogelijke manieren houden we het probleem dus in stand.
En tot niet zo lang geleden kon de burger in dit land zich nog troosten met het idee dat je daardoor ook betaalbare woningen kon krijgen. Dat was de compensatie voor alle problemen. Vandaag stellen we echter allemaal samen vast dat het aantal jonge gezinnen die dag na dag op zoek zijn naar betaalbare kwalitatieve woningen en zich dat eigenlijk niet meer kunnen veroorloven, zienderogen aan het toenemen is. Dus dat model wérkt niet meer. Het werkt allang niet meer. Het was dan eigenlijk ook goed nieuws om maandag en dinsdag te horen dat er ook in de coalitie blijkbaar grote eensgezindheid over bestaat dat we hiermee in een doodlopende straat zitten en dat we daar niet uit zullen geraken door er nog eens een paar rijstroken bij te leggen, dat het stuur om moet, dat er inderdaad een einde moet worden gemaakt aan dat beleid. Eigenlijk is dat iets dat we allang weten en dat we ook allang aan het proberen zijn, maar hoe meer ambitie daarin, hoe beter. Collega’s, de ambitie om dat aan te pakken wil sp.a vanuit de oppositie dan ook met heel veel overtuiging steunen, misschien zelfs met meer overtuiging dan sommigen onder u, als ik even terugkijk op daarnet.
Minister, ik moet echter zeggen dat mijn eerste bedenking toen ik het las, toch was dat het een klein beetje goedkoop is om dat aan te kondigen tegen 2050. Aan het tempo waarop we vandaag nog altijd bezig zijn, zal er immers niets moeten worden gedaan om te stoppen tegen 2050, want tegen 2050 zal de grond vanzelf op zijn, en anders zullen we in ieder geval wel zonder beton zitten tegen 2050, nadat u Oosterweel, Uplace, Essers en nog een paar van die projecten hebt gerealiseerd. Minister, vergeleken met het huidige beleid dat u aan het voeren bent, klonk uw ambitie in eerste instantie toch een beetje als die van de alcoholist die zei ‘morgen stop ik met drinken, maar vanavond gaan we nog een keer goed op de lappen’. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Tobback, ik zie dat uw fractie applaudisseert, maar u bent toch wel bijzonder kort van geheugen. De vorige Vlaamse Regering, waarvan uw partij deel uitmaakte, heeft dat principe immers helemaal goedgekeurd. Toen is het groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedgekeurd. Mijn collega, minister Muyters, was toen nog bevoegd. Dat weet u. Wat staat daarin? Dat wij inderdaad een visie uitwerken met het oog op 2050. Die minder ruimte-inname staat daar ook in. U hebt dat ook mee goedgekeurd. Nu vraagt u hoe ik het in mijn hoofd haal om dat tegen 2050 uit te rollen. Ik begrijp niet waarom u daar zo verontwaardigd over kunt doen, want u hebt het zelf mee goedgekeurd.
Merkwaardig genoeg brandde dezelfde vraag me op de lippen. Mijnheer Tobback, hoe wilt u dat concreet doen? De vergelijking met de alcoholist loopt natuurlijk mank, want die kan perfect morgen zeggen dat hij van al die pinten afblijft, maar wat gaat u morgen zeggen met betrekking tot al die onbebouwde bouwpercelen die er vandaag liggen? Jammer, beste burger, van die spaarcentjes die u daarin hebt geïnvesteerd, maar die zijn weg? Hoe gaat u, met alle ontwikkelingen die er vandaag zijn in Vlaanderen, ervoor zorgen dat Vlaanderen klaar is om te wonen, om te werken, om zich te verplaatsen? Daar lijkt me een hele omslag voor nodig. Het lijkt me goed dat we samen die omslag maken. Ik juich toe dat u daar zo positief over bent, maar dat is meer dan morgen op een knopje duwen en beslissen dat we niet meer verder kunnen, dat we geen are grond meer nodig hebben en dat we een passend antwoord kunnen bieden op alle uitdagingen die er zijn in Vlaanderen. Dat heeft een cultuuromslag nodig, en daar zullen we jaren voor nodig hebben.
U hangt hier het beeld op dat die ruimteverspilling grenzeloos in de tijd gaat vanuit het verleden. U weet net zo goed als ik dat toen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd goedgekeurd, het ruimtebeslag, dus niet de volledige verharding, voor alle duidelijkheid, 12 hectare was, en vandaag 6 hectare. Ik denk niet dat we aan dat tempo kunnen voortdenderen en in 2050 zeggen: en nu de rem erop en naar nul. De countdown is vandaag begonnen. We moeten vandaag beginnen aftellen en vandaag dat ruimtebeslag verder inperken, zodat we daar in 2050 klaar mee zijn, en dan denk ik dat we veel werk voor de boeg hebben.
Daar ben ik het voor 200 procent mee eens. Mijn vraag blijft pertinent. Ja, minister, we zijn al jaren bezig, niet alleen in het vorige regeerakkoord, maar eigenlijk al sinds het structuurplan waar de heer Ceyssens naar verwijst. Er wordt al jaren geprobeerd om dit te veranderen. Er is ook al jaren tegenwerking om dit te veranderen. Het is ook al jaren een feit dat men eerst kijkt naar een hoop onbebouwde percelen – waarvan er een aantal speculatief worden aangehouden – en men veel minder aandacht heeft voor de vaststelling dat het hoe langer hoe moeilijker wordt om nog een betaalbare woning te vinden wanneer men niet toevallig eigenaar is van zo’n perceel. Het is een kwestie van herorganiseren van prioriteiten, mijnheer Ceyssens. Ik ben blij dat we het daar nu eindelijk over eens zijn, want in vorige legislaturen was dat niet het geval.
U moet dit niet doen tegen 2050. U moet er nu aan beginnen en vooral stoppen met beslissing na beslissing te nemen, die eigenlijk nog rap wat af te knabbelen om dan te zeggen dat we later eens zullen kijken. Dat is wat er gebeurt. Ik heb niet voor niets en niet willekeurig de voorbeelden gegeven van Uplace en Essers. Ik ben dan nog Oosterweel vergeten en andere. Ik wil ook de discussie over het Boscompensatiefonds van gisteren in de commissie opnieuw voeren. Wat u vandaag doet – en dat is het grote probleem –, leidt niet tot de realisatie van de doelstellingen in 2050. Het leidt zelfs in de omgekeerde richting van het realiseren van de doelstellingen van 2050. Ik steun die doelstelling en de woorden die u spreekt, maar ik kan het beleid van de minister en de meerderheid om dit te proberen realiseren, op geen enkele manier steunen, want het staat er compleet haaks op.
De reactie op de uitlatingen van de minister – bewust of onbewust, bedoeld of onbedoeld, op papier of niet op papier – was een golf van heel goede en concrete voorstellen, of ze nu kwamen van professoren of aannemers. Er is momenteel een draagvlak om te werken aan nieuwe manieren van wonen, aan verdichting, aan cohousing, aan het ruilen van woonrechten. Er is een draagvlak, en dat is al een heel verschil tegenover vijf of tien jaar geleden, want toen was dat er niet. U hoeft niet tot 2050 te wachten. U zou beter andere dingen doen dan er interviews van drie bladzijden over te geven om dan vast te stellen dat er eigenlijk niets anders op papier staat. U moet er nu aan beginnen. U zult daar onze steun voor krijgen. Er is vandaag absoluut nood aan dat andere beleid. Mensen hebben ondertussen door dat wat we in de afgelopen veertig jaar hebben gedaan, dat de manier waarop we zijn omgegaan met grond, voor de huidige generatie jonge mensen geen uitzicht meer biedt op een betaalbare woning, op mogelijkheden om zich vlot en soepel te verplaatsen, op een aanvaardbare kwaliteit van leefomgeving. Daar moeten we iets aan doen.
Het schimmenspel van daarnet, waar ik me bewust niet heb mee gemoeid, waarbij alle meerderheidspartijen elkaar verweten hoeveel er nu op papier stond of op een groen of wit blad, daar gaat het niet om. Verkwansel alstublieft het draagvlak niet dat er is voor deze verandering, deze omkeer en vernieuwde vorm van beleid, want Vlamingen hebben dit nodig. Gezinnen in dit land hebben dit nodig. Uw kinderen, mijn kinderen hebben nodig dat we dit doen. Ik bied een uitgestoken hand aan om dit samen te doen in plaats van dergelijke onzalige discussies zoals aan het begin van dit debat, te voeren. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Tobback, ik heb u een stuk of vijftien keer horen zeggen dat u me steunt, dat u het eens bent met mij. Ik neem daar akte van.
Ik ben blij dat het u is opgevallen, maar dat is alleen op dit vlak.
Ik heb ook vastgesteld dat we in de voorbeelden van dossiers waarnaar u verwees, ook altijd uw steun hebben gehad en nog krijgen. U verwijst naar het dossier Essers. Dat heeft een start genomen in de vorige legislatuur en u hebt dat mee goedgekeurd. Sp.a heeft dit recent ook goedgekeurd in Limburg, in de provincie. U steunt het dossier Essers en hebt het daar mee goedgekeurd.
U zegt dat ik daar pas in 2050 werk van ga maken. Dat is natuurlijk larie en apekool. U hebt een beetje te veel naar De Ideale Wereld gekeken. Ik heb gisteren van Sven De Leijer een kalender gekregen tot 2050. Hij zegt, ludiek, dat ik vanaf 2049 kan beginnen met de verhardingsstop. Zo zal het natuurlijk niet zijn. Ik zal u tonen dat deze Vlaamse Regering nu al beslissingen heeft genomen die ertoe leiden dat er minder ruimtebeslag zal zijn. Zo hebben wij goedgekeurd dat we woonuitbreidingsgebieden die niet in een dorps- of woonkern liggen of die niet goed ontsloten zijn, niet verder zullen ontwikkelen. In dezelfde nota staat ook dat er een groennorm zal worden ingevoerd. Dat zijn voorbeelden van hoe de Vlaamse Regering er nu al voor zorgt dat het ruimtebeslag daalt. Wanneer wij dat witboek zullen goedkeuren, zullen wij meteen ook decretaal een aantal maatregelen nemen die wij nu al direct kunnen toepassen, en wij zullen een aantal verouderde verkavelingsvoorschriften afschaffen, waarbij we ervoor zorgen dat er op een vernieuwende en andere manier kan worden gewoond. Al deze instrumenten zullen gepaard gaan met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en zullen nu al in werking treden. Het streefdoel is om in 2050 te stoppen met een verdere verharding, maar uiteraard zullen wij nu al de nodige maatregelen nemen en ermee starten. We hebben trouwens al een aantal heel duidelijke beslissingen genomen, die tonen dat het de Vlaamse Regering menens is.
Mijnheer Tobback, dank u voor uw heel positieve reactie ten aanzien van wat hier voorligt. Toch wil ik u vragen om realiteitszin te hebben en om af te stappen van het beeld dat u hier wilt ophangen, dat wij ongestoord zouden blijven voortdoen tot 2050. Uw bezorgdheid is ook de onze. Wij moeten vandaag proberen het draagvlak dat er is, te gebruiken. Dat zal niet betekenen dat wij morgen tot een ‘full stop’ komen, dat wij morgen al kunnen zeggen dat wij geen ruimtebeslag meer nodig hebben. Daar zijn onze huidige instrumenten niet klaar voor. Een aantal zaken hebben nog tijd nodig: nieuwe woonvormen, en bijkomend openbaar vervoer dat zal moeten worden gerealiseerd om ervoor te zorgen dat wij de uitdagingen van de toekomst kunnen realiseren in ons huidige Vlaanderen. Daarom denk ik dat het aftellen begonnen is. Wij moeten zo snel mogelijk naar die nul toe. Dat zal misschien sneller gaan van zes naar vijf en naar vier, dan uiteindelijk naar drie, twee, één en helemaal niks meer. Wij hebben vandaag die doelstelling duidelijk gesteld.
Wat u zegt, dat wij wachten tot 2050 om iets te doen, is niet juist. Wij zullen heel veel zaken moeten doen om ervoor te zorgen dat wij in 2050 die doelstelling gehaald zullen hebben. (Applaus bij CD&V)
Collega’s, ik wil hierop voortbouwen. Het is natuurlijk zeer moedig om zaken die beslist zijn, zoals de betonstop in 2050 in de transversale beleidsnota, voor te stellen als het pakket van nieuwe zaken voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Maar het is nog veel moediger om hier dan in het parlement te komen zeggen hoe dat zal gebeuren. Ik heb ook die vraag gesteld. Ik zou graag weten hoe de minister het afnamepad inzake aansnijding van open ruimte tot 2050 ziet. Ik kan mij voorstellen dat er nogal wat organisaties en mensen en verenigingen vragen zullen hebben als ze dat lezen. Zij zullen zich willen voorstellen welke timing de minister vandaag ziet. Gaan we pas in 2050 de stekker eruit trekken?
Mijnheer Ceyssens, ik ben het met u eens dat we het moeten laten afnemen. Maar wat is de visie daarin? Die had ik graag gelezen in De Morgen, en daarover wil ik het in dit parlement hebben.
De heer Ceyssens heeft het woord. (Opmerkingen)
Ja, dames en heren, als de heer Ronse een vraag stelt aan de heer Ceyssens, is het toch logisch dat ik de heer Ceyssens opnieuw het woord geef? Ik heb gezien dat de heer Vandaele, de heer Sintobin, de heer Beenders en mevrouw Peeters iets willen zeggen. Zij krijgen zo dadelijk het woord, maar ik probeer vraag en antwoord met elkaar te verbinden. De heer Ronse nodigt de heer Ceyssens uit. Wel, de heer Ceyssens gaat nu antwoorden.
Mijnheer Ronse, we zouden heel veel stakeholders oneer aandoen door te zeggen: zo zullen wij de bouwstop realiseren tegen 2050. Het is goed dat de minister die proefprojecten gerealiseerd heeft. Als we het hebben over ruimtelijk rendement en dichter wonen, hoor ik al vlug de vraag: gaan we dan alleen nog investeren in hoogbouw? Het antwoord is neen. Vlaanderen kan creatiever en innovatiever zijn dan dat. Planologen en architecten en lokale besturen kunnen meedenken over oplossingen op maat. Die zullen in landelijke gemeentes anders zijn dan in grootstedelijke gebieden. Men zal creativiteit en innovatie vanuit de stakeholders moeten durven laten komen. Het is aan ons om daar de krijtlijnen voor uit te tekenen en het beleid daarop af te stemmen zodat er geen juridische obstakels zijn en dergelijke. Vlaanderen moet evolueren naar die 2050. Ik denk dat het dat is: een evolutie en geen revolutie.
Ik ben het daar allemaal mee eens, mijnheer Ceyssens. U zegt eigenlijk niets nieuws. We hebben al zo’n knap traject achter de rug. We hebben dat witboek. We branden van verlangen om de politieke vertaling naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen te zien. Minister Schauvliege heeft dat zo gecommuniceerd in De Morgen, tenzij die journalisten haar daar op een pertinent foute manier hebben geciteerd. Misschien hadden ze moeten zeggen: minister Schauvliege hervertelt wat in de transversale beleidsbrief staat die twee maanden geleden is voorgesteld. Dan zou dit debat niet hebben plaatsgevonden, maar u kunt me toch niet kwalijk nemen dat ik graag wat meer informatie zou krijgen als de minister zo’n fundamenteel debat heeft geopend dan louter wat in het witboek en het groenboek staat en wat we in de commissie al besproken hebben?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, als de heer Tobback namens de sp.a-fractie de minister steunt in de uitlatingen in De Morgen, dan maak ik me ernstig zorgen. Dat is het probleem: we hebben geen teksten, geen visieteksten, alleen de communicatie in de krant. Daar staat heel ongenuanceerd: een betonstop tegen 2050. Daar mag u tevreden mee zijn, daar mogen alle anderen tevreden mee zijn, als liberaal ben ik daar niet tevreden mee. Dat wil ik hier heel erg duidelijk zeggen.
We hebben allemaal de mond vol van verdichting, verweving, een kwalitatieve leefomgeving: allemaal principes waar we allemaal achter staan. Maar tout court en ongenuanceerd een betonstop die voor u zelfs al vroeger, zelfs al tegen het eind van deze legislatuur moet komen, daar ben ik tegen. Als liberaal ben ik daartegen. Onze eigendomsrechten zijn nog altijd grondwettelijk beschermd. Die kan men niet van dag op dag afnemen.
Mijnheer Tobback, ik wil u onmiddellijk de vraag stellen. In het groenboek had men de mond vol van een ruimtelijke planning op mensenmaat. U hebt zelf de woorden gebruikt: het is moeilijk om een betaalbare bouwkavel te vinden, maar u wilt de betonstop nu al. Dus de bouwkavel die u of uw schoonbroer of uw familie heeft, moet vandaag al niet meer bebouwd worden. Nee, daar moet u een compensatie voor gaan betalen als u daar toch nog wilt bouwen – of u zou elders moeten gaan afbreken. Is dat echt wat u wilt, mijnheer Tobback? Dat zou ik heel graag willen weten.
Waarom hebt u dan het groenboek, dat is goedgekeurd in 2012 en waarbij duidelijk gepleit is voor een leefomgeving en voor een structuurplanning op mensenmaat, toen wel mee goedgekeurd?
Ik noteer, mevrouw Peeters, dat mensenmaat voor u gelijkstaat met beton en liberalisme gelijkstaat met beton. Ik weet niet of ze daarmee namens haar fractie spreekt.
Dat heb ik niet gezegd.
Jawel. Alleen nog maar de suggestie dat we zouden stoppen met in het dichtstbevolkte, meest verharde, meest bestrate land van de wereld 6 hectare per dag verder onder steen te gooien, is voor u in strijd met het liberalisme. Het gaat voor u zelfs niet over de vraag of we dat in 2020 of 2030 of in 2050 willen doen, voor uw liberalisme staat vrijheid gelijk aan beton. Dat is heel jammer. Ik stel voor dat u daar zelf de verantwoordelijkheid voor neemt en dat u dat binnen de meerderheid... Het is trouwens een geweldig privilege om hier aanwezig te mogen zijn bij zo’n boeiend meerderheidsoverleg.
Mijnheer Ceyssens, ik wil u nogmaals steunen, maar ook oproepen om de daad bij het woord te voegen. U zei daarnet met veel overtuiging en terecht dat als we dit willen realiseren, we zullen moeten investeren in openbaar vervoer. Ik ben blij dat u dat weet. Ik hoop dat u ook weet wat u de afgelopen twee jaar hebt gedaan. Dat was namelijk niet investeren, maar besparen in openbaar vervoer. Dat is wat ik op dit spreekgestoelte aanklaag. Niet dat u de doelstelling in 2050 legt, niet dat u zegt dat dit vandaag niet kan – ik zeg ook niet dat dit vandaag kan –, maar wel dat u aan de ene kant met woorden een bepaald principe belijdt waar een ongelooflijk draagvlak voor is in Vlaanderen, en in de daden precies het tegenovergestelde doet. Mijnheer Ceyssens, als u wilt investeren in openbaar vervoer, dan krijgt u daarvoor de steun van sp.a, net zoals minister Joke Schauvliege de steun van sp.a zal krijgen als ze de moed heeft in dit parlement de beslissingen over Uplace en Essers terug te draaien.
Minister, ik zeg u zwart op wit, voor het verslag en voor de tv-camera’s, dat indien u die beslissingen wilt terugdraaien, u onze steun zult hebben. Stop dus met u te verstoppen achter wat er in de voorbije maanden, jaren of decennia lokaal is gebeurd. Als u vandaag de logische consequentie van deze verklaringen wilt nemen en dat beleid terugdraait, dan staan wij aan uw kant. We zouden hier met veel moeten zijn in dit parlement, tot het moment dat het concreet begint te worden, want dan is er alleen maar een meerderheid die onder elkaar discussieert.
Mijnheer Tobback, ofwel begrijpt u me niet, ofwel wilt u me niet begrijpen. Ik zeg opnieuw: ongenuanceerd zeggen dat er overal een betonstop moet komen, dat kan niet. Dan zou men de facto zelfs geen wegen meer kunnen aanleggen. Dan kan met niets meer. Dan kan men geen nieuwe sociale woningen bouwen, dan kan men niet werken aan verdichtingsprojecten, dan kan men tout court niets. Hoe gaat u dat concreet doen?
Ik zeg anderzijds – en ik hoop dat u dat meeneemt – dat de ruimte schaars is. We weten dat we geen nieuwe openruimtegebieden moeten aansnijden. Dat willen we niet en dat zeggen we ook niet. Als u een bouwkavel hebt in het centrum van Leuven, en u zegt: betonstop, en dat kleine bouwkaveltje mag niet meer worden bebouwd, wat gaat u dan zeggen? Zeg het mij eens, mijnheer Tobback. Gaat u daar niet bouwen? Gaat u dat mooi laten liggen?
Mevrouw Peeters, ik wil u met veel plezier meenemen naar de echte wereld in Leuven en samen met u gaan zoeken naar twee zaken, ten eerste naar bouwkavels die braak liggen te wachten tot er iemand op bouwt. We zullen lang moeten zoeken. Ten tweede zal ik u de massa initiatieven tonen die op dit moment nieuwe woningen – betaalbare en dure, want de twee zijn nodig en er is vraag naar – in een aangename omgeving, met kwaliteit, beschikbaar voor iedereen, aan het realiseren zijn op grond die daarvoor ook al wordt verhard.
Uw fata morgana is dat je alleen nog maar kunt bouwen als je een schop in de grond steekt en het bos omkapt. U moet eens in het echte Vlaanderen gaan kijken. Alle mogelijke aannemers, architecten en planologen hebben de voorbije dagen massa’s voorbeelden gegeven van methoden die het perfect mogelijk maken dingen te realiseren zonder dat we daarvoor nog maar eens een boom moeten omhakken, zonder daarvoor nog maar eens een nieuwe weg aan te leggen.
We doen dat, mevrouw Peeters, op de manier waarop het vroeger gebeurde: wanneer we iets nodig hebben, dan gieten we gewoon een plaat beton die ons de miserie heeft gebracht die we vandaag hebben. Dat beton maakt dat we het duurste land ter wereld zijn voor het aanleggen van riolering en het verdelen van elektriciteit. Die piste gaat niet meer op. Een betonstop betekent niet dat er niet meer kan worden gebouwd, dat er geen woningen meer kunnen bij komen, mevrouw Peeters. Een betonstop betekent dat we stoppen met telkens nieuwe grond, al dan niet in overstromingsgebied, aan te snijden. Dat schijnt trouwens in uw eigen regeerakkoord te staan, maar dat hebt u niet meegeschreven, zeker? Wanneer u dus dermate niet gelooft dat het kan, waarom hebt u het dan goedgekeurd? Leg me dat eens uit. Ik geloof op zijn minst nog dat het kan. U gelooft niet in een principe uit uw eigen regeerakkoord. Dit is wel een heel eigenaardige vergadering van dit parlement aan het worden. (Applaus bij sp.a en bij Groen)
Mijnheer Tobback, ik volg u voor een deel: waarom nog oppositie voeren wanneer de heer Ronse en mevrouw Peeters aan het woord zijn?
Ik wil het hier echter hebben over de essentie en de aanleiding van dit debat, met name de vijf voorstellen van minister Schauvliege. We kunnen een discussie voeren over de vraag of 2050 te weinig ambitieus is en of 2040 niet realistischer is. Zo gaan we er echter niet uit geraken. Minister, ik wil van u weten wat u concreet zult doen. Het is gemakkelijk om aan aankondigingspolitiek te doen. Er zijn vijf voorstellen: een betonstop, weg met de villa’s, verplicht groen, het omruilen van bouwgronden en minder pseudoboeren. U zegt dat de Vlaamse Regering een aantal beslissingen heeft genomen maar ik heb de indruk dat de meerderheid daar niet van op de hoogte is en dat zij niet weet wat er is beslist en wat er op ons afkomt.
Dat is geen vraag aan de heer Tobback maar aan de minister.
De heer Vandaele heeft het woord
Mijnheer Sintobin, ik denk dat de regering vandaag nog niets heeft beslist over het BRV, er zijn ook nog geen teksten.
Wat de betonstop, de verhardingsstop betreft, vergeten we blijkbaar dat Europa ons dat ook vraagt tegen 2050. We zullen dus iets moeten doen, ook als we de klimaatproblematiek bekijken en weten dat er langere periodes van hevige neerslag komen en er dus ruimte voor water moet zijn. We moeten dus in elk geval iets doen met die betonstop.
Mijnheer Tobback, betekent dit dat er niet meer mag worden gebouwd in het centrum van Leuven? Ik dacht het niet, ik dacht juist het omgekeerde, namelijk dat we juist de open ruimte moeten vrijwaren.
Minister, u hebt het over woonuitbreidingsgebieden en u zegt dat de regering daarmee bezig is. Voor mij blijft dat echter een pijnpunt. We weten dat we nog 40.000 hectare woongebied hebben en nog 14.000 hectare woonuitbreidingsgebied. We hebben ook gezegd dat het slecht gelegen woonuitbreidingsgebied eigenlijk zou moeten worden geschrapt. Waterzieke gebieden of gebieden die helemaal niet bereikbaar zijn voor openbaar vervoer of die volledig buiten de kern liggen, zouden we dus moeten schrappen. Andere gebieden kunnen worden geactiveerd. En dan blijft er nog een categorie van twijfelgevallen daartussen.
Ik heb het gevoel dat we die signaalgebieden nog altijd aansnijden. Ik heb u daar onlangs een schriftelijke vraag over gesteld en uit het antwoord bleek dat er de voorbije tijd zeven vergunningen voor nieuwbouw van twintig woningen zijn gekomen in signaalgebied. Dat is allemaal niet niks. We weten ook dat via de figuur van de groepswoningbouw men nog heel gemakkelijk woonuitbreidingsgebieden kan aansnijden. Dat is een heel concreet voorbeeld waarvan ik vind dat we er iets moeten aan doen. En daar hebben we het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen niet voor nodig, daarvoor volstaan de instrumenten die we vandaag hebben.
Wat de signaalgebieden of de overstromingsgevoelige zones betreft, moeten we komen tot een bouwstop waar dat echt nodig is. Dan moeten we de instrumenten die u noemt in uw artikel van verhandelbare rechten en bouwcompensaties volop aansnijden. Heel veel van die instrumenten hebben we ook vandaag al. Zo geeft het decreet Integraal Waterbeleid ons al mogelijkheden om die waterzieke gebieden te vrijwaren. Met die instrumenten kunnen we vandaag al heel wat doen.
De heer Somers heeft het woord.
Mijnheer Tobback, ik vond dat u vanuit de oppositie een redelijk sterk betoog hebt gehouden. Alleen op het einde vond ik dat u zich moeilijk kon beheersen en dat u karikaturen maakte van de interventies van anderen. Het punt dat wordt gemaakt – en ik denk dat we elkaar zelfs kunnen vinden –, is dat het absoluut onze opdracht is om de open ruimte te vrijwaren en dat het volverkavelen van Vlaanderen nefast is op tal van domeinen.
De doelstelling poneren, is één zaak. Wat is de uitdaging? Dat is het punt dat onze fractie wilde maken bij monde van mevrouw Peeters. Op de weg ernaartoe botst men op eigendomsrechten van mensen, botst men op situaties van mensen die hopen in de toekomst op bepaalde stukken grond iets te kunnen bouwen. Wat nodig is, is een beleid dat uitlegt en draagvlak geeft aan hoe men tot die bouwstop, tot die verkavelingsstop, tot het beschermen van de open ruimte komt. Daarvoor zijn er beleidsinstrumenten nodig. Wat Vlaanderen nodig heeft, zijn niet alleen algemene doelstellingen die we allemaal heel graag omarmen, maar is ook de vraag en de zoektocht naar hoe men dat in de praktijk implementeert. Hoe houd je rekening met de eigendomsrechten van mensen? Het gevaarlijke in de politiek is dat men vanuit het beleid bepaalde dingen poneert, zeer abstract en algemeen. Wat doe je dan? Dan creëer je onrust in de samenleving, zeker als het niet is onderbouwd met een duidelijke strategie in de complexe materie van ruimtelijke ordening om stappen vooruit te kunnen zetten.
De grote uitdaging voor het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering is dus een pad te vinden naar die doelstelling. Dat is een taak voor het Vlaams Parlement en de minister. Daarom is het onze oproep om verder te gaan dan alleen maar het poneren van een aantal algemene doelstellingen maar ook in debat met het parlement te komen tot een daadwerkelijke strategie om die doelstellingen te realiseren. De voorbije dagen is het paard achter de kar gespannen. Men heeft in de krant doelstellingen geponeerd maar nu is er nood aan uitleg en het verschaffen van zekerheid aan alle eigenaars. Het is de enige manier om die doelstelling te realiseren. (Applaus bij Open Vld)
Ik wil graag de heer Somers bedanken want ik vind dat ook hij een heel sterk betoog houdt vanuit de oppositie. Nadat een van zijn fractiegenoten heeft gezegd dat een betonstop – of het nu tegen 2050 is of niet – eigenlijk tegen het eigendomsrecht is en dus niet kan – want dat heeft mevrouw Peeters met veel vuur uitgelegd –, heeft de heer Somers nu met bijna evenveel vuur uitgelegd dat u, minister, moet stoppen met al die verklaringen en grote woorden, want dat het tijd is voor daden en voor beleid. Voeg de daad bij het woord.
Inderdaad, mijnheer Somers, er zijn daden nodig. Er zijn investeringen in openbaar vervoer nodig. Er zijn investeringen nodig om te maken dat gemeentebesturen iets anders kunnen doen dan geld te verdienen door grond te verkavelen. Er is beleid nodig dat ervoor zorgt dat projecten zoals cohousing mogelijk worden. Er is beleid nodig dat ervoor zorgt dat woonrechten in overstromingsgebieden kunnen worden geruild – en dat is met respect voor het eigendomsrecht – tegen woon- en bouwrechten elders, waar het maatschappelijk verantwoord is. Dat is allemaal nodig.
Het moet mij toch van het hart, mijnheer Somers, dat u dat na twee jaar in deze meerderheid nog altijd moet zeggen. Het stond twee jaar geleden ook al in het regeerakkoord dat u dat ging doen. We zijn nu al twee jaar aan het wachten en u moet nog altijd zeggen vanuit de meerderheid: “Doe het nu eindelijk eens.”
Het gaat niet enkel over de eigendomsrechten van diegenen die nog een bouwgrond hebben liggen, maar ook over de eigendomsrechten en de rechten op een toekomst van wie er nog een zoekt, van wie een betaalbare woning zoekt, van wie een betaalbaar appartement zoekt, van wie vindt dat hij recht heeft op een plaats waar zijn kinderen veilig over straat kunnen wandelen. Ook dat zijn eigendomsrechten in onze samenleving: plaats hebben en gerespecteerd moeten worden. Mijnheer Somers, het staat iedereen vrij om te kiezen welke rechten hij prioriteit geeft. Mijn keuze en onze keuze is om duidelijk te maken dat we dat algemeen belang willen verdedigen. Dat is waar u, zeker na het schouwspel van het afgelopen uur, met deze meerderheid niet in lukt: u komt niet overeen en u hebt geen beleidsdaden. Al wat u vandaag en tot nu toe hebt gedaan, is daar net het tegenovergestelde van.
Ik herhaal mijn oproep. Minister, collega’s, heren van de meerderheid, zet u eens samen, zet de fles weg, geef ons maatregelen die kunnen garanderen dat ook in de toekomst jonge gezinnen van vandaag in een kwalitatief en aangenaam Vlaanderen zullen leven en een betaalbare woning zullen hebben. Daar gaat deze discussie over en daar schiet u vandaag schromelijk in tekort. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is een heel interessant debat. Er is al veel gezegd.
Voorzitter, op het vlak van praktijk gaat het parlement er niet echt op vooruit. Vorige week stond ik hier ook voor een actualiteitsdebat. Toen was het op basis van een conceptnota van de minister, vandaag komt de minister met een krantenartikel naar het parlement. Maar goed. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Het gaat inderdaad over het debat. Dat heeft mijn fractieleider ook al gezegd.
Minister, het moet mij van het hart: het is jammer dat u zo weinig collega’s naast en voor u hebt zitten. Als de minister-president onlangs met de klimaattop één ding duidelijk heeft gemaakt, is het dat ruimtelijke ordening de kern is om onze klimaatdoelstellingen te halen. De ruimtelijke ordening is het sleuteldossier waar alles bijeenkomt. Ruimtelijke ordening raakt aan de bevoegdheden van verkeer, binnenlands bestuur en werk van uw collega’s. En u zit hier moederziel alleen. Velen zeggen dat er een cultuuromslag nodig zal zijn rond ruimtelijke ordening, maar dan zal dat eerst en vooral moeten gebeuren in de Vlaamse Regering zelf. Ruimtelijke ordening is niet alleen een zaak van onze minister van Ruimtelijke Ordening.
De laatste dagen is er heel veel gezegd over de betonstop in 2050. Er is al heel wat discussie gevoerd.
Mevrouw Pira, ik wil enkel reageren op het feit dat u zegt dat minister Schauvliege daar moederziel alleen zit. Voor alle duidelijkheid: het is niet omdat we van visie verschillen over losse flodders die de wereld in worden gestuurd, dat we van visie zouden verschillen over waar we met ons Beleidsplan Ruimte Vlaanderen heen moeten. Het feit dat er discussie wordt gevoerd, wil niet zeggen dat we minister Schauvliege en haar principes en doelstellingen niet steunen, wel dat we het een vlucht vooruit vinden, het paard voor de kar en dat het grondiger moet worden uitgewerkt.
Alstublieft, u moet hier geen tekening maken als zouden de coalitiepartners, en zeker mijn fractie, niet achter het niet meer aansnijden van open ruimtes staan, niet achter het vereenvoudigen van procedures staan. Integendeel, het is onze eigen minister-president die heeft gezegd dat het klimaat de belangrijkste hefboom is voor ruimtelijke ordening.
Inderdaad, mijnheer Ronse. Maar heb ik dan problemen gemaakt over het feit dat de meerderheid onder elkaar discussie voert? Of over het feit dat er een grondige discussie is? Ik vraag niet liever. Ik vraag niet liever dan dat er hier, in dit parlement over ruimtelijke ordening, dat cruciale dossier, dat cruciale departement, discussie wordt gevoerd. Ik heb daar totaal geen problemen mee.
Ik vind het alleen jammer. Wij zijn de wetgevende macht. Daar zit de uitvoerende macht. Ik vind het jammer dat onze minister daar alleen zit, terwijl onze minister-president – hij is er jammer genoeg óók niet – gezegd heeft dat ruimtelijke ordening cruciaal is om de klimaatdoelstellingen te halen en eigenlijk raakt aan alle departementen van alle uitvoerende leden van de Vlaamse Regering, van alle ministers. Dat is eigenlijk het enige dat ik wilde zeggen.
En voor de rest, mijnheer Ronse, ben ik het ook vaak heel erg met u eens in de commissie. Ik heb geen probleem met discussie. Hoe meer discussie, hoe beter.
Minister, de zin “een betonstop in 2050” heeft veel losgeweekt. Dat is goed nieuws en dat is slecht nieuws. Ik heb het eerst over de betonstop. Dat vind ik het goede nieuws. U zei daarnet dat u niet veel nieuws hebt gezegd in vergelijking met wat er in het regeerakkoord en in de beleidsbrief staat. Maar toch hebt u het woord ‘betonstop’, ‘verhardingsstop’ duidelijk gearticuleerd. Het was nog nooit zo duidelijk. Het doet deugd dat de minister van Ruimtelijke Ordening in het meest verkavelde land van Europa zegt: “We zijn toe aan een betonstop.”
Er is nog meer goed nieuws, want het feit dat de minister dit uitspreekt, betekent meteen dat er hier in het parlement een meerderheid is voor de term ‘betonstop’. Ik maak een snelle optelsom: we hebben er zeker al 10 van Groen en 18 van sp.a . De 27 parlementsleden van CD&V zijn het wellicht ook eens met die term. Er zijn dus al 55 van de 124 Vlaamse parlementsleden voor de term ‘betonstop’, en dat is toch belangrijk in het meest verkavelde gebied van Europa. We hebben er nog 8 nodig en dan hebben we een meerderheid.
Mijnheer Sintobin, ik weet dat u met 6 bent, maar als ik u zie, denk ik vooral aan immigratiestop en niet aan een betonstop.
Mevrouw Peeters, na wat u daarstraks zei, is het twijfelachtig of Open Vld daarvoor is. Ik denk van niet. De N-VA is het er ook mee eens, denk ik. Mijnheer Vandaele, u knikt van ja, maar in uw reactie op het artikel van de minister vroeg u zich af of een betonstop niet wat kort door de bocht was. Ik heb dat blijkbaar slecht geïnterpreteerd, en u bent dus ook voor de betonstop. Ik ben dus gerustgesteld en we hebben een ruime meerderheid in dit parlement. Dat is een heel krachtig signaal.
De term ‘betonstop’ is inderdaad een leuke term. We weten allemaal dat het wat kort door de bocht geformuleerd is omdat de zaken in werkelijkheid complexer zijn, dan vandaag te zeggen dat we stoppen met bouwen, en daarin kan ik collega Peeters zeker voor een stuk volgen. We zijn het erover eens dat we moeten ophouden met nog extra open ruimte aan te snijden of met nog extra te verharden. Als we dat wel doen, moet dat gecompenseerd worden. Dat is wat ik bedoelde. Als u die term graag gebruikt, ben ik het met u eens dat het een leuke term is.
Mevrouw Pira, bij het begin van uw betoog hebt u terecht gezegd dat de ruimtelijke ordening in Vlaanderen een sleutelinstrument is om de klimaatdoelstellingen te bereiken. Ik ben ook die mening toegedaan, maar met slogans alleen gaan we er niet geraken, en daar zult u het er ook met mij over eens zijn. Slogans kunnen plezant zijn, maar hebben het nadeel erg ongenuanceerd te zijn. De grote uitdaging in dit complexe beleidsdomein, is nu verder te bouwen op het traject dat tot nu toe al is afgelegd. We moeten nu zoeken, liefst met een zo groot mogelijk draagvlak, hoe we die doelstellingen in de praktijk realiseren, rekening houdend met de actuele situatie van heel veel mensen. Het kan gaan om mensen die een eigendom hebben verworven en die zich te vraag stellen wat die ingrepen betekenen voor hen. Daarop moeten we heldere antwoorden vinden, want u weet heel goed dat, om te slagen in die omslag in Vlaanderen en in die klimaatdoelstellingen, het heel belangrijk is dat je de mensen mee hebt en dat je een draagvlak hebt in de samenleving. Dat vraagt een complex en genuanceerd debat. Dat gaat veel verder dan de slogans. Ik ben er zelfs van overtuigd dat we het met slogans alleen niet gaan halen en dat we veel meer nodig hebben. Het is de taak van de regering en van het parlement om in de komende jaren te werken aan het uittekenen van zo’n concreet beleid, dat haalbaar is, respect opbrengt voor de situaties van mensen en ook draagvlak creëert. Ik vrees dat ongenuanceerde slogans misschien contraproductief kunnen zijn. Ik hoop dus dat u ook in het nuanceren van het debat wil meestappen.
Mijnheer Somers, ik heb de term ‘betonstop’ niet gelanceerd. Ik vind het zelfs niet zo’n mooi woord, maar plots stond het op de voorpagina in een krantenkop, en ik vraag gewoon wie achter die term staat. Ik denk ook niet dat de minister ervan verdacht kan worden te spreken in slogans. Ik voel me niet aangesproken.
Wat het draagvlak betreft, zien we dat er de voorbije dagen veel verschenen is en dat tal van ruimtelijke planners opiniestukken hebben geschreven. Uit de bevraging die bij de Vlamingen gebeurd is in het kader van het groenboek, toen minister Muyters nog bevoegd was voor de ruimtelijke ordening, bleek dat een zeer grote meerderheid voor het Freiburgmodel was. Er is een zeer groot draagvlak voor een ruimtelijke ordening die de kern is van een klimaatbeleid en die onder meer inzet op openbaar vervoer, zoals de heer Tobback daarnet zei, en op een mobiliteitsvisie die de ruimte ondersteunt, enzovoort.
Het is zeer veelzijdig. Mijnheer Vandaele, het woord betonstop betekent inderdaad niet dat nergens nog mag worden gebouwd, we moeten daarover niet belachelijk doen. Ik heb ook twaalf jaar gemeentelijke ervaring achter de rug, betonstop betekent dat er een omslag in het beleid komt. Die omslag is zeer dringend nodig.
Op de tekening die ik hier bij me heb, is de verharding rood ingekleurd – de rode kleur wijst voor alle duidelijkheid niet op de plaatsen waar de socialisten aan de macht waren. Het is de situatie in 1976, dus 40 jaar geleden. Op de tekening van de situatie in jaar 2000 is er een duidelijke toename te zien van de rode kleur. Als we tegen 2050 niets doen, als we geen tussendoelen formuleren, als we niet concreet aan de slag gaan, een omslag maken en het tij doen keren, zal de tekening bijna volledig rood zijn. Dit heeft niets met de socialisten te maken en ook niet met de invloed van de Groenen op de uitslag van de komende verkiezingen.
Mevrouw Pira toont inderdaad indrukwekkende beelden, maar dat geeft meteen ook aan dat we moeten opletten met termen als betonstop en verharding, wat een niet onbelangrijke kanttekening is in dit debat.
De heer Tobback zei daarnet dat elke dag 6 hectare onder beton verdwijnt. Neen, collega Tobback, elke dag wordt 6 hectare open ruimte ingenomen. Dat is een heel verschil, en de getoonde beelden gaan ook in die richting. We gaan ervan uit dat in 2050 50 procent van Vlaanderen verhard zal zijn. Dat betekent niet dat die 50 procent gebetonneerd of zelfs maar verhard zal zijn. Als we het voorbeeld nemen van een bouwperceel van 500, 600, of 700 vierkante meter, met 200 vierkante meter bebouwde oppervlakte, dan is die totale oppervlakte daarin opgenomen. We moeten dus nuanceren: verhard is niet hetzelfde als beton en ook niet hetzelfde als aangesneden ruimte.
Ik wil wel meegaan in alle mogelijke nuanceringen die de heren Somers en Vandaele proberen aan te brengen. Mijnheer Vandaele, ik zie er niet echt de grote meerwaarde van in om van de oppervlakte van een grote woning, met al dan niet een grote tuin, met al dan niet een groot tuinhuis en een verharde carport, enzovoort al deze oppervlakten af te trekken. Dat verandert niets aan het feit dat we in Vlaanderen te maken hebben met een compleet dichtslibbende ruimte. Het gaat zelfs niet over het feit dat iedere centimeter van dat perceel vol ligt met beton, of met klinkers, of met waterdoorlatende klinkers of wat dan ook.
Het probleem is dat de manier waarop de versnippering voortgaat – want daar gaat dit over – leidt tot een onleefbare samenleving, tot onleefbaar verkeer, tot grote waterproblemen, tot overstromingsproblemen, tot onbetaalbaarheidsproblemen voor een groot aantal Vlaamse gezinnen. Dat is hoe langer hoe meer een doodlopende straat, met alleen maar negatieve gevolgen, behalve voor wie het geluk heeft nog ergens een stuk in de toekomst potentieel zeer dure bouwgrond te hebben, die daarop rekent en in mevrouw Peeters een bondgenoot vindt. Dat is dan ook de enige die daar nog voordeel bij heeft. Het beeld dat mevrouw Pira toont, is er één waarbij 99 procent van de Vlaamse samenleving alleen maar nadeel ondervindt. Dat gaat over iedereen, van de kleinste tot de grootste. Dit is een scenario dat voor ons allemaal ongelooflijk negatief is en dat we dus moeten stoppen. Daarin mogen we niet genuanceerd zijn. We moeten daarbij uiteraard respect hebben voor eigendomsrechten, enzovoort, maar we mogen niet genuanceerd zijn in de vaststelling dat het een doodlopende straat is, die voor iedereen slecht zal uitdraaien.
De heer Somers heeft gelijk dat mevrouw Pira haar kaarten tegen 2050 een beetje zal moeten aanpassen. We kunnen tegen dan misschien de helft blauw kleuren, omdat die helft dan overstroomd is.
Voorzitter, ik ben het eens met collega Tobback wanneer hij zegt dat we op ruimtelijk vlak eigenlijk moeten discussiëren over de inname van open ruimte. Dat is inderdaad iets anders dan beton of zelfs iets ander dan verharding. We kunnen niet zeggen dat dit hetzelfde is, want als we kijken naar de problematiek van waterdoorlaatbaarheid, insijpeling van water, van aanvulling van grondwaterlagen, van beheersen van wateroverlast, enzovoort, heeft het wel degelijk belang wat wel of niet verhard is.
Als je een tuin hebt met gras en zo meer, geeft dat een heel ander resultaat op het gebied van waterhuishouding dan wanneer je dat betonneert. Als we met die kaarten zwaaien, hoe belangrijk die ook zijn, moeten we die altijd nuanceren, anders kunnen we ook geen deftig beleid voeren. En ik denk dat dat onze taak is. Het is een heel complexe problematiek. Als we beleidsmaatregelen willen nemen, moeten we zeer goed weten waar we mee bezig zijn, vandaar mijn nuance.
Ik wil het standpunt van de heer Vandaele onderschrijven. Ik ben blij dat men hoe langer hoe meer weggaat van dat woordje ‘betonstop’. Dat woord komt uiteraard ook niet aan bod in de werktekst van het BRV. Ik heb de indruk dat we hoe langer hoe minder aan het spreken zijn over die werkteksten van het BRV. Ik zie de minister al instemmend knikken.
Mevrouw Pira, ik ben blij dat ook u een genuanceerd standpunt inneemt over die betonstop. Het gaat inderdaad over het niet verder aansnijden van open ruimte. Ik heb het daarnet al gezegd dat ongenuanceerde uitspraken en sloganeske titels veel verwarring kunnen doen ontstaan. Ik moet u daar gelijk in geven. Ik denk dat we daar op dezelfde golflengte zitten.
Uw kaartje, dat is iets anders. U zegt dat we op een bebouwingspercentage van 33 procent zitten en dat dat tegen 2050 naar 50 procent zou gaan, of in eerste instantie misschien naar 43 procent, als we niets doen. Ten eerste denk ik dat we daar op dit ogenblik, met een aantal wijzigingen die we in de codex doen en met de voorstellen van onder andere mijn collega’s rond cohousing en de voorstellen rond verdichting en dergelijke, zeker al een aantal dingen aan doen.
Ten tweede is het verhardingspercentage niet 33 procent. Dat is het bebouwingspercentage. Als je een woning hebt op een kavel van bijvoorbeeld 5 are, gaat men ervan uit dat die 5 are in dat bebouwingspercentage van 33 procent zit, terwijl dat uiteraard niet allemaal verhard is. Het is de facto 14 procent. Dat moeten we duidelijk meegeven.
Laat ons inderdaad niet verzanden in een semantische discussie. 32,7 procent van de ruimte in Vlaanderen is intussen ontwikkeld. Daar zitten niet alleen tuinen tussen, maar volgens mij zelfs voetbalvelden en dergelijke meer. Dat is ruimte die ingenomen is. 14 procent is verhard. Als ik het zo allemaal hoor, denk ik dat we het over de partijgrenzen heen eens zijn dat we ervoor moeten zorgen dat beide niet of zo weinig mogelijk toenemen in de toekomst.
Voor de juistheid van het debat, collega, moeten we vandaag niet met het kaartje zwaaien van wat er in 2050 is, als er pas in 2050 een betonstop of verhardingsstop is. Die countdown is al ingezet. Die is al ingestemd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De minister maakt dat vandaag ambitieuzer. Wij verwachten uit het BRV concrete maatregelen, zodat we vandaag verder kunnen aftellen. Het is niet juist om te doen alsof wij hier zouden zeggen: laat het maar betijen tot 2050, en vanaf dan gaan we geen hectare ruimte meer innemen in Vlaanderen. Dat is een hele evolutie waar we naartoe moeten.
Mijnheer Ceyssens, u zegt dat we er al mee bezig zijn sinds het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het ruimtebeslag, het aantal hectaren dat per dag verdwijnt, is inderdaad afgenomen van 12 naar 6 hectare, maar dat is gestropt rond 2002-2003. Sindsdien zitten we op die 6 hectare open ruimte per dag die verdwijnt. Het stropt dus. Het beleid stropt.
Inderdaad met alle nuances van dien, mevrouw Peeters, maar de juiste term is ruimtebeslag. Momenteel zitten we in Vlaanderen met 33 procent ruimtebeslag. Dat is bebouwing plus verharding. Daar gaat het over. Maar het gaat niet over de juiste termen, het gaat over de omslag in het beleid. Het gaat niet over beton, verharding enzovoort, het gaat om de evolutie sinds de jaren 70 van vorige eeuw tot misschien, als er niets gebeurt, 2050. Het gaat over de evolutie die onrustwekkend is. Welke termen we er ook op plakken, het gaat over de evolutie. En misschien moeten we daar dan toch de term ‘revolutie’ op plakken.
Daarmee wil ik de eigenaars niet ongerust maken, mevrouw Peeters. Misschien is er een echte omslag nodig, willen we die evolutie keren. Minister, u hebt heel veel mensen ongerust gemaakt door te zeggen dat u in 2050 die betonstop regelt. Eigenlijk zegt u daarmee dat u niets gaat doen. Zo komt het over, het kan zo worden geïnterpreteerd, terwijl om dit te voorkomen – dat weet iedereen – er vandaag stappen nodig zijn.
Minister, ik wil u drie uitdagingen formuleren.
Mevrouw Pira, we gaan wel afronden, hé.
Ten eerste: formuleer concrete en bindende doelstellingen. Minister, ik heb u dat al ettelijke keren gevraagd. U hebt nog op 16 februari tegen mij gezegd: “Ik ben niet van plan om bindende doelstellingen in het BRV in te schrijven.” Mijn vraag is: wilt u bindende doelstellingen inschrijven, ja of neen? Wilt u bijvoorbeeld zeggen dat we tegen 2020 naar dát ruimtebeslag gaan, in 2030 naar dát ruimtebeslag enzovoort? Anders geeft u geen perspectief en geeft u de Vlamingen alle ruimte om wat dan ook te interpreteren, inclusief het feit dat u tot 2050 niets gaat doen.
Nummer twee?
Ja, ik heb nog twee doelstellingen.
Mijn eerste vraag was: blijft u bij het feit dat u geen bindende doelstellingen wilt inschrijven in dat langlopende plan?
Ten tweede: schrap de slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden. Iedereen weet dat we moeten verkavelen. Er is nog 14.000 hectare woonuitbreidingsgebied. U zegt al lang dat u een lijst gaat maken met slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden. U hebt die nog altijd niet laten zien, maar in plaats daarvan hebt u in mei vorig jaar wel een conceptnota gemaakt waarin u het versneld aansnijden van woonuitbreidingsgebied aanbeveelt. Wilt u dat alstublieft intussen stopzetten?
Ten derde: de vele instrumenten die ervoor moeten zorgen dat het de juiste richting uitgaat, zoals de verhandelbare bouwrechten, bestrijding leegstand, de harmonisering van planbaten en planschade, wat heel belangrijk is, beloofde u voor het najaar. Kunt u dat bevestigen?
Deze drie uitdagingen stel ik u, minister Als u daar drie goede antwoorden op geeft, gaan we volledig met u mee. In elk geval ligt de bal in uw kamp. Ofwel komt u de volgende weken met een concreet en geloofwaardig plan, ofwel blijft u bij uw betonstop in 2050.
De heer Ceyssens heeft het woord. Spreekt u namens CD&V, mijnheer Ceyssens? Ik zag dat u papieren aan het verzamelen was, dus ik denk dat u het woord zult nemen.
Voorzitter, minister, collega’s, in 1997 bij het vastleggen van het RSV, was Vlaanderen ruim 13.500 vierkante kilometer groot. Vandaag is Vlaanderen ongeveer even groot. Ik denk dat Dirk Van Mechelen er ooit eens 8000 hectare bij heeft kunnen doen door Vlaanderen iets beter in kaart te brengen. In 2050 zal Vlaanderen waarschijnlijk nog even groot zijn. Dat betekent dat we met de ruimte die er in Vlaanderen is en die schaars is, zorgvuldig moeten omspringen. Dat besef komt er meer en meer doorheen onze hele maatschappij. Het RSV heeft zijn functie voor een groot stuk vervuld, maar is in het licht van de uitdagingen waarvoor we staan, aan een actualisering en verruiming toe.
Na het verzanden van het besluitvormingsproces met betrekking tot een nieuw strategisch ruimtelijk beleidskader vorige legislatuur, werd in het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 opnieuw de ambitie geformuleerd om een nieuw BRV op te maken en goed te keuren. Het is nu voor het eerst dat minister Schauvliege man en paard noemt.
Collega’s, 32,7 procent van onze ruimte is ontwikkeld, ingenomen of in beslag genomen – ik wil daar geen semantische discussie over starten.
14 procent van die ruimte is verhard, en dat is heel veel. In 1997, toen het RSV is tot stand gekomen, werd dagelijks 12 hectare ruimte ingenomen; vandaag is dat nog 6 hectare. De countdown is dus al langer ingezet. We moeten ons realiseren dat het laaghangend fruit al is geplukt, en dat het almaar moeilijker wordt om ruimte in te nemen.
Mijnheer Ceyssens, u zegt opnieuw dat de vorige regering niets heeft ondernomen. Daar komen uw woorden toch op neer. Dat klopt niet, denk ik. De vorige Vlaamse Regering, waar onze partijen deel van uitmaakten, heeft wel degelijk stappen vooruitgezet. Er is toen een groenboek gemaakt. Er is ook een witboek opgestart, geheel volgens planning. U hebt gelijk dat in de laatste rechte lijn – met de verkiezingen in zicht – wellicht andere overwegingen golden en alles wat is verwaterd. Maar de basis is gelegd. De belangrijkste principes die ook vandaag op tafel liggen, zijn toen op papier gezet. U mag het dus niet voorstellen alsof er toen niets is ondernomen. Het is goed dat de lijn wordt doorgetrokken en het participatief proces dat toen is opgestart – en inspraak geven, vergt tijd –, wordt voortgezet door de minister die nu de verantwoordelijkheid draagt.
Vergeef het mij, mijnheer Vandaele, maar in de vorige legislatuur is mijn geduld als jong parlementslid uitermate op de proef gesteld, en dat gold ook voor andere jonge parlementsleden.
Collega’s, waarom vinden wij het belangrijk dat we naar een betonstop moeten toewerken, maar vinden wij dat een full stop – wat sommigen hier lijken te prediken – geen optie? Daar zijn twee heel duidelijke redenen voor. De eerste is de rechtszekerheid. Die honderdduizenden kleine eigenaars van een bouwperceel kunnen wij niet zeggen dat hun spaarcenten in rook opgaan. Wij moeten respect opbrengen voor de eigendomsrechten. De tweede betreft de omvang van de uitdaging.
Mijnheer Ceyssens, ik sta verwonderd wanneer ik sommigen hun zwart-witopvattingen over eigendomsrecht hoor verwoorden. Ik ben een jurist, en respecteer ten volle het eigendomsrecht. Ik vind dat de overheid het eigendomsrecht moet respecteren. Maar het eigendomsrecht respecteren betekent niet noodzakelijk dat iemand die een stuk grond bezit dat is ingekleurd als bouwgrond, er altijd zeker van kan zijn dat hij of zij ten eeuwigen tijde daarop mag bouwen. Er zijn andere manieren om voor die eigenaar het eigendomsrecht te respecteren en de bestemming van die grond toch verandert. Dat kan met financiële compensaties, overlegcompensaties en verhandelbare bouwrechten. Laat ons evenmin blind zijn voor de realiteit dat de kinderen van die honderdduizenden eigenaars – zo veel zullen het er overigens niet meer zijn – helemaal niet op die bouwgrond willen bouwen en wonen.
In veel gevallen gaat het om niet meer dan om een financieel patrimonium. Wel, er zijn manieren om dat patrimonium te valoriseren zonder dat dit ertoe moet leiden dat daarop een woning wordt gebouwd. Stopt u dus alsjeblieft met het zo voor te stellen dat een wijziging van de bestemming van grond per definitie een verliespost voor de eigenaar van die grond betekent. Er zijn goede manieren om erg correct te zorgen voor compensaties. De vraag is of u die wilt zoeken, dan wel mordicus blijft zeggen dat bouwgrond bouwgrond moet blijven en dat pas over uw lijk daaraan iets zal veranderen. Wat u zegt, mijnheer Ceyssens, steunt op een foute interpretatie van wat eigendomsrechten zijn, en gaat overigens in tegen alles wat in het verleden al is gebeurd in verband met bestemmingswijzigingen van gronden.
Collega Ceyssens, de voorzitter van dit parlement vroeg net of u namens CD&V ging spreken. Iedereen moest lachen, maar ik heb u horen zeggen dat u niet voor een betonstop bent, tenzij ik u verkeerd heb verstaan en u hebt gezegd voor een betonstop te zijn. Toen u dat zei, was ik even helemaal niet meer mee. In De Morgen staat dat minister Schauvliege een betonstop wil.
Collega’s, ik voel een consensus in dit parlement dat er te veel open ruimte wordt aangesneden. Er is een nuance, zoals collega Vandaele zegt. We zijn al zeer lang, sinds minister Muyters, aan het werken om daar een degelijk antwoord op te bieden. Laten we alstublieft het debat op een juiste manier voeren, met de juiste termen, en alle inspanningen die al zijn gebeurd, niet fnuiken.
Mijnheer Ronse, ik wil dit toch even rechtzetten. Ik heb niet gevraagd of hij wat hij zegt, namens CD&V zegt. Ik heb gevraagd wie spreekt namens CD&V. U moet me dus geen woorden in de mond leggen. Ik wil geen ruzie krijgen met de CD&V-fractie hier. (Applaus bij CD&V)
En ik niet met de voorzitter.
Collega Ronse, ik wil me graag aansluiten bij de woorden van de voorzitter. Ik heb duidelijk gezegd: wij willen geen full stop, omdat we vandaag de rem niet kunnen opzetten. Collega Tobback, u maakt er natuurlijk in grote mate een zwart-witverhaal van. Natuurlijk moeten we de mogelijkheid van die verhandelbare bouwrechten bestuderen. Natuurlijk zijn er gronden waarvan we moeten zeggen dat die nooit meer kunnen worden aangesneden. We moeten er echter voor zorgen dat we daar de instrumenten voor hebben, en vandaag hebben we die nog niet. We moeten mogelijkheden zoals die van de verhandelbare bouwrechten bekijken en ondersteunen, zodat we tot een ruimtelijk beleid komen, zodat we de juiste middelen op de juiste plaatsen inzetten. Dat is mijn betoog. Nogmaals, daarom kunnen we vandaag die betonstop, of verhardingsstop, zo u wilt, niet onmiddellijk invoeren. We moeten ons ter zake echter een doel stellen en we moeten daar morgen aan beginnen te werken.
Collega’s, een andere reden waarom we niet onmiddellijk kunnen stoppen, is de omvang van de uitdaging. Dat is toch wel belangrijk, en daarover moet het debat vandaag vooral gaan: de volgende jaren komen er ongeveer 800.000 Vlamingen bij. Daarvoor zijn er meer woningen nodig in de daartoe bestemde woonzones. Die zullen echter efficiënt moeten worden gebruikt, en dus dringt zich een wijziging van mentaliteit en regelgeving op, een verdergaande mentaliteitswijziging, want die is er vandaag ook al. Ook vandaag zijn er besturen, planologen en architecten die creatief omgaan met ruimte. Mijnheer Tobback, daar hoeven we heus niet alleen naar Leuven voor te gaan. Als u daarover graag eens wilt afspreken met mevrouw Peeters, dan wil ik zelfs een tussengelegen plaats in Meeuwen-Gruitrode aanbieden om zo’n project te komen bekijken.
Mijnheer Ceyssens, ik wil een vraag stellen aan u, niet alleen als vertegenwoordiger van de CD&V-fractie, maar ook als burgemeester. In de voorstellen van de minister wordt natuurlijk nogal wat nadruk gelegd op de lokale autonomie. Vandaag pleiten een aantal academici in De Tijd ervoor om van sommige onderdelen van die lokale autonomie opnieuw gewestelijke bevoegdheid te maken. U zult dat ongetwijfeld ook hebben gelezen. Lijkt u dat een juiste mogelijkheid? Of denkt u dat we alles op het lokale niveau moeten laten, bijvoorbeeld wat de verkavelingsvoorschriften betreft die de minister wil afschaffen? Indien we dat lokaal laten en die lokale autonomie respecteren, wat mijns inziens misschien de voorkeur geniet, denkt u dan niet dat er een opbod zal zijn tussen buurgemeenten of gemeenten in eenzelfde regio wat de verkavelingsvoorschriften betreft?
Beste collega, door het ondersteunen van de ontvoogding heeft mijn fractie altijd gekozen voor de lokale autonomie, en dat verandert nu niet, voor alle duidelijkheid. Ik denk dat het lokale bestuur beter dan wie ook geplaatst is om antwoorden op maat te geven.
Ik heb daarstraks al op de banken gezegd dat verdichting op verschillende manieren kan. Dat zal in stedelijk gebied misschien eerder in de hoogte zijn, en in een plattelandsgemeente zal dat anders zijn. Ik geloof daar in de kracht van de lokale besturen om mee in te zetten op verdichting.
De heer Ceyssens heeft het over 800.000 Vlamingen die hij er de komende jaren bij verwacht. We weten dat het beschikbare areaal ‘woonzone’ – en dan heb ik het nog niet over woonuitbreidingsgebied –, dat het aantal beschikbare kavels ruimschoots volstaat om de uitdaging van de extra instroom van Vlamingen op te vangen. Met de bestaande planologisch bestemde ruimte kunnen we een eind geraken.
Ik ben absoluut geen tegenstander van lokale autonomie. De heer Ceyssens kent de situatie van de lokale besturen perfect. Hij weet ook dat een van de redenen voor de ruimtelijke wanorde en de uitbreiding, te pas en te onpas, erin ligt dat lokale besturen hun financiële basis alleen kunnen verbreden door meer volk aan te trekken. Er wordt verkaveld en gemeentebesturen zijn zo enthousiast om verkavelingen te blijven aansnijden omdat ze meer inwoners willen aantrekken – en als het even kan, meer inwoners met een voldoende hoog inkomen, want die zijn op fiscaal vlak veel interessanter. Dat is een vorm van lokale autonomie die niet heel autonoom meer is, want dan hebben ze eigenlijk maar één mogelijkheid.
Ik en mijn fractie zijn er nogal voor te vinden om de financieringsmethode van lokale besturen daar veel meer van los te koppelen en om te zoeken naar manieren om hen te compenseren voor het feit dat ze open ruimte beschermen. Er moet voor gezorgd worden dat gemeentebesturen inkomsten hebben in functie van de noden en niet alleen in functie van het aantal inwoners dat ze bijkomend kunnen aantrekken. Is men bereid om daar de discussie over te voeren? Het is de enige manier om een einde te maken aan de wedloop naar liefst zo veel mogelijk inwoners en naar liever het industrieterrein hier dan in de gemeente hiernaast. Bent u bereid om deze discussie aan te gaan, want dan kunt u echt autonoom kiezen? Wat gemeentebesturen nu doen, is niet autonoom kiezen. Ze kunnen eigenlijk maar een kant op. Dat hebben ze de afgelopen veertig jaar met veel overtuiging en noodgedwongen ook gedaan. Bent u bereid om te zoeken naar manieren om dat om te keren?
Ik denk dat u hier vooral de opening maakt. Ik hoor u een opening maken om het Gemeentefonds op dat vlak te herbekijken. U zult in mijn fractie een bondgenoot vinden om daar mee over na te denken. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Mijnheer Tobback, dat is hier de Kamer niet.
U spreekt met een bepaald dedain over lokale bestuurders als u zegt dat hun enige doelstelling is om zo veel mogelijk inwoners te hebben. De moderne lokale bestuurder weet maar al te goed dat ruimteverslindende verkavelingen die dikwijls verafgelegen zijn, ook een extra kost betekenen op vlak van wegenis, openbaar vervoer, nutsvoorzieningen enzovoort. De moderne lokale bestuurders zijn klaar om met die autonomie om te gaan.
Ik heb het niet alleen over het Gemeentefonds. Ik zou willen dat men bereid is om out of the box te denken in plaats van terug te komen op oude slachtvelden. Ik ben bereid te zoeken naar nieuwe manieren om de lokale financiering los te koppelen van een aantal incentives om uit te breiden, of we dat via het Gemeentefonds of iets anders doen. U haalt een oud strijdpaard van stal. Laat het op zijn stal staan. Laat ons samen zoeken naar nieuwe middelen.
Ik vind dat u ‘begrip’ en ‘dedain’ nogal gemakkelijk met elkaar verwart. Dit gaat niet over dedain, maar over iets dat we allemaal weten. Ik heb bewust ook gezegd dat het niet gaat over dit jaar maar over de voorbije veertig jaar. Dat vaststellen heeft niets te maken met dedain. Dat op tafel leggen, heeft niets te maken met kwade wil. Het heeft te maken met de vraag of we de daad bij het woord willen voegen en willen zoeken naar de oorzaken op een objectieve manier en naar de oplossingen op een objectieve manier. Dat is geen kwestie van dedain maar van begrip. Daar omheen fietsen – en daar verdenk ik u van – is eigenlijk een manier om te zeggen dat we het vooral moeten houden zoals het is en nog rap moeten pakken wat we kunnen krijgen. Daarna zullen we wel zien, want we hebben heb nog wat plannen in de kast liggen die we eerst willen uitvoeren.
Zo gaat het niet lukken. Dat zeg ik al van in het begin. Dat is wat ik heel erg voel in de betogen die u en een aantal anderen hier houden. Dat gaat niet. Wat u doet, is gewoon niet fair. Ofwel beginnen we er nu aan, en dan mag alles op tafel komen. Ofwel fietsen we er omheen, zoals u er nu omheen aan het fietsen bent omdat u zegt dat we er niet aan kunnen beginnen omdat er eerst nog een paar dingen moeten worden gedaan. Zo gaat het gewoon niet lukken, en dan maakt u de mensen wat wijs, eerlijk gezegd.
We moeten hier geen semantische discussie organiseren over dedain. Ik heb van het begin af aan gezegd dat we er nu aan moeten beginnen. Ik heb dat net nog gezegd tegen mevrouw Pira. En nogmaals, wat betreft het openruimtegebied is het mij om het even hoe dat apparaat heet: als de kat maar muizen vangt, het maakt niet uit welke kleur zijn haren hebben. Maar ik wil u er wel aan herinneren dat toenmalig minister-president Kris Peeters in de vorige legislatuur al met het Plattelandsproject een stap in die richting heeft genomen. Laat dergelijke projecten maar komen, wij willen daar heel graag over meedenken.
Mijnheer Tobback, u had het net over het aantal inwoners. Het is goed om weten dat we moeten beseffen dat het aantal inwoners enkel voor de centrumsteden relevant is voor wat de inkomsten uit het Gemeentefonds betreft. Voor heel wat gemeenten in Vlaanderen is dat niet echt relevant. Voor 268 gemeenten in Vlaanderen heeft dat geen enkele impact. Personenbelasting, dat is natuurlijk iets anders. Dat is een misvatting die soms ook bij bestuurders bestaat.
Ik ben blij dat u het opmerkt, want dat is precies wat ik aan de heer Ceyssens wilde zeggen. Dit gaat niet alleen over het Gemeentefonds. Waarom wil een gemeente meer inwoners? Niet per se om van het Gemeentefonds te trekken maar omdat iedere woning die wordt gebouwd onroerende voorheffing opbrengt. Iedere inwoner die je krijgt, is roerende voorheffing. Hoe meer je van allebei hebt, hoe meer je je gemeentelijke inkomsten kunt vergroten.
En ja, mijnheer Ceyssens, daar komen nog kosten bij. Vandaag meer dan vroeger het geval was. Dat is ook de reden waarom het vandaag misschien een beetje trager verloopt. Maar die drivers zitten ongelooflijk erg in onze fiscale wetgeving en in onze gemeentefinanciering. Die beslissen daar niet alleen over, maar die spelen een rol. Als we dat niet willen zien, zullen we het nooit opgelost krijgen. Wie daar niet wil over praten, wil het eigenlijk niet opgelost krijgen. Dat is alles wat ik hierover wilde zeggen.
Mijnheer Ceyssens, ik wil even terugkomen op wat u en uw minister vandaag en de voorbije dagen al een aantal keren hebben gezegd: ‘Laten we er nu aan beginnen.’ Ik wil u enkel zeggen dat de communicatie ‘Betonstop tegen 2050’ helemaal anders overkomt. Dat lijkt een spreidstand. Alle mensen die dat jaartal hebben gehoord, hebben gezegd ‘Dan ben ik er niet meer’ of ‘Dat zal zonder mij zijn’ of ‘Tegen dan heb ik al achterkleinkinderen’, enzovoort. 2050, dat geeft de indruk dat u vandaag niets gaat ondernemen. De heer Ronse, die toch niet tot de oppositie behoort, heeft het ook al herhaaldelijk gevraagd. Wij zeggen allebei: ‘Alstublieft, minister, formuleer tussentijdse doelstellingen. Wat doet u tegen 2020? Wat tegen 2030? Wat tegen 2040?’ Minister, zolang u niet de moed hebt om dat te doen, is uw discours dat u het vandaag gaat aanpakken ongeloofwaardig.
Mijnheer Ceyssens en mijnheer Tobback, dit is een interessant debat over de rol van de gemeenten en een aantal perversiteiten inzake het feit dat men steeds meer inwoners wil aantrekken, en over die link met het gemeentelijke budget. Dat is juist. Daarom, mijnheer Ceyssens, vond ik het zo ontgoochelend dat in heel de communicatie over het zogenaamde nieuwe BRV geen letter verwijst naar het witboek. In dat ontwerp van witboek staat onder meer dat moet worden bekeken hoe stedelijk gebied en buitengebied moeten worden afgebakend, of dat de regiovorming moet worden bekeken om ervoor te zorgen dat bedrijventerreinen, die ook geld opbrengen voor gemeenten, langs grote verkeersassen kunnen komen. Ik heb daar in dit parlement al meermaals met concrete voorbeelden uit de Westhoek een lans voor gebroken.
Mijnheer Ceyssens, u spreekt over dedain. Ik vraag mij echt af of u met dedain naar dat ontwerp van witboek kijkt. Ook de minister had het in de commissie altijd over een ‘ambtelijk stuk’. Zij zei: “Het is niet mijn stuk”. Ik vond dat heel frappant. Hoe kijkt uw fractie naar dat ontwerp van witboek? Waarom hoor ik vandaag zo weinig over dingen die in dat door de Vlaamse administratie met de grootste zorg en expertise opgemaakte witboek staan?
Als u daarover iets zou willen horen, dan moet ik eerst mijn betoog afmaken, natuurlijk. Zo ver ben ik nog niet geraakt.
Ik heb juist gezegd dat we dat ruimtelijk rendement moeten opdrijven om ervoor te zorgen dat die 800.000 Vlamingen die erbij komen, een woning vinden in de bestemde woonzones, maar dat we die vooral efficiënt moeten gebruiken.
Ik heb al een lans gebroken voor mobiliteit en ruimtelijke ordening. Dan zijn we al op het punt van het wonen op verkeers- of mobiliteitsassen, huidige en toekomstige. We hadden het over openbaar vervoer. In het Masterplan 2020 las ik dat de Universiteit Hasselt 7 hectare bijkomende parkeerplaats nodig heeft voor alle ontwikkelingen die er nog komen. Hoe komt dat? Omdat Spartacus in Limburg nog niet gerealiseerd is. Daar is duidelijk openbaar vervoer nodig, en ook dat is ruimte-inname. Ook daar moeten we duidelijke standpunten innemen. De link tussen mobiliteit en ruimtelijke ordening en de ontwikkeling rond mobiliteitsknopen is duidelijk. We moeten inzetten op hedendaagse en toekomstige mobiliteitsknopen.
Er is de inplanting van hernieuwbare energie en decentrale energieproductie met het oog op de bescherming van ons klimaat. Er is landbouw, er is natuur en er is bos. Toewerken naar een nieuw ruimtelijk evenwicht en een verhoogd ruimtelijk rendement vraagt tijd. Ik roep dan ook iedereen op om de kracht van de voorstellen te onderschrijven en het debat op een constructieve manier aan te gaan.
Er is vandaag een duidelijke en realistische doelstelling geformuleerd. Minister Schauvliege, ik ben ervan overtuigd dat we die via tussentijdse targets kunnen halen. Wij ook kijken uit naar de nieuwe instrumenten die u zult ontwikkelen om de ruimte-inname te vertragen zonder onteigeningsvergoeding of planschade te moeten betalen. Met verhandelbare bouwrechten komen we al een heel eind. Een versoepeling van de bestaande verkavelingsregels is een snelle manier om verdichting en kwalitatief wonen mogelijk te maken.
Bijna twee jaar lang is er intussen gebouwd aan de concrete omzetting van het conceptuele groenboek in een ambitieus witboek.
Een kanttekening, mijnheer Ceyssens. U zegt dat we de verkavelingsremmen moeten lossen, maar misschien bedoelt u het niet zo. Ook daar speelt rechtszekerheid een rol. Wie een kavel gekocht heeft onder de geldende voorwaarden, heeft waarschijnlijk wel graag dat die voorwaarden blijven bestaan. Dus moet men zeker een draagvlak zoeken. Men kan moeilijk ineens te midden van een verkaveling een appartementsgebouw toestaan met het argument: dat is verdichting en dat is goed. Dan zal men op het eigendomsrecht of het draagvlak stoten. Het is iets complexer dan we op het eerste gezicht vermoeden, denk ik.
Ik sluit me volledig aan bij de opmerking van de heer Vandaele over de verkavelingsvoorschriften. Ik heb er trouwens daarnet al over gesproken.
Ik wil het met u nog even hebben, mijnheer Ceyssens, over de optie – en ik zal straks mijn vraag stellen want ik ben blij dat u er nog bent, minister, want niemand heeft vragen voor u – van de verhandelbare bouwgronden. Het komt een beetje eigenaardig over natuurlijk: de minister verwijst naar buitenlandse voorbeelden zoals de Verenigde Staten, maar ik denk dat Vlaanderen en de Verenigde Staten niet te vergelijken zijn. Ik heb net als u waarschijnlijk toch wel wat negatieve ervaring met de Grondenbank inzake landbouwgronden. Hoe ziet u de concrete invulling van die verhandelbare bouwgrond?
Mijnheer Ceyssens, ik geloofde mijn oren niet, maar u wilt de doelstelling bereiken via tussentijdse targets. Heb ik dat goed gehoord?
Minister, wilt u tussentijdse doelen stellen?
Dat heb ik u al een paar keer gevraagd in de commissie. Vandaag werd het hier ook al een paar keer gevraagd. Minister, wilt u hier eindelijk op antwoorden?
Ik veronderstel dat de minister meteen zal repliceren, want het is de derde keer dat die vraag wordt gesteld over de tussentijdse doelstellingen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ik heb niet gepleit om in een verkaveling hoogbouw toe te laten. Wij geloven in de kracht van het lokaal bestuur. We kunnen het erover eens zijn dat oude verkavelingen dikwijls een belemmering kunnen zijn voor een verdichting. Ik geef een simpel voorbeeld. De traditionele verkaveling van de jaren 70 en 80: 300 verschillende bouwpercelen, maximum 1 bouwlaag, en misschien, omdat er toch genoeg ruimte was, een maximale afstand tot de grens van 5 meter. Wel, die mensen zitten daar vandaag in een woning met een grote tuin, waar veel mensen zelfs niet meer om vragen. Als ze daar nu misschien een tweewoonst zouden kunnen realiseren, dan moeten ze daarvoor 300 verschillende eigenaars langslopen, en dat gebeurt dus niet. Op die manier kan er met simpele ingrepen, door sommige zaken los te laten, aan verdichting worden gedaan. Daarmee heb ik heel duidelijk niet gezegd om in die verkaveling nu ineens een hoogbouw neer te planten.
En mijn vraag, mijnheer Ceyssens.
De vraag over de verhandelbare bouwrechten, wel, mocht ik hier vandaag een pasklaar antwoord op hebben hoe het in de praktijk moet worden toegepast, dan had ik hier een witboek BRV liggen. Het principe van de verhandelbare bouwrechten moeten we duidelijk eens bekijken. We moeten dan uitwerken hoe we dat in de praktijk gaan doen.
Ondertussen heb ik de bouwsector horen aangeven dat ze meegaan in het verhaal. Voor de bouwsector is dit ook geen nieuw verhaal meer. Er zijn al heel wat projecten in het stadsgewest Vlaanderen die voldoen aan de criteria van ruimtelijk rendement. Op veel plaatsen in Vlaanderen wordt al creatief, zuinig en energetisch verantwoord ontwikkeld. Verkavelingen zien er tegenwoordig al heel anders uit dan die waarin we wonen, en neen, het gaat niet enkel over hoogbouw. Ook zonder hoogbouw kan er heel creatief, zuinig en kwaliteitsvol worden gebouwd. De kentering is ingezet. We moeten die de komende jaren intens voeden. Hedendaagse en moderne architecten en planologen zullen daar graag aan meewerken.
Minister, we willen u feliciteren. U bent de eerste minister van Ruimtelijke Ordening die een ruimte-innamestop bepleit en nadenkt over de manier waarop we dit doel effectief kunnen bereiken. Uw proefprojecten leverden quick wins en aanbevelingen op voor een verdere uitwerking. Wij geloven in de notie van ruimtelijk rendement en zijn bereid deze maatregelen morgen al te implementeren. Onze professionele lokale bestuurders staan klaar om die visie op het terrein vorm te geven, zonder financiële bestraffing van keuzes die tien jaar geleden zijn genomen, zonder onrealistische wensdromen en zonder dat we het draagvlak bij besturen, bouwsector en heel de bevolking voor een gedegen ruimtelijkeordeningsbeleid verliezen. We wachten uw witboek BRV af om in 2017 tot een definitief Beleidsplan Ruimte Vlaanderen te komen. Dankzij die aanpak zal Vlaanderen in de komende jaren steeds ruimtelijk duurzamer en aantrekkelijker worden. (Applaus bij CD&V)
Ik heb gewacht tot het einde van uw toespraak, mijnheer Ceyssens, maar ik heb bitter weinig gehoord over het ontwerpwitboek. Ik heb de indruk dat u bewust aan een vorm van geheugenverlies lijdt. U had het over de eerste minister die pleit tegen ruimtelijke inname. Ik zal niet vergeten hoe minister Muyters in 2012 onder meer door u is verketterd toen hij voorstelde om het afgelegen wonen en ruimte-inname te beperken. Ik ga er na uw uiteenzetting van uit dat wat in De Morgen is verschenen, geen exclusieve inkijk is in het witboek BRV, maar een inkijk in een samenvatting van de voorstelling van de transversale beleidsnota twee tot drie maanden geleden. Tot daar het debat voor mij, mijnheer Ceyssens.
Mijnheer Ronse, ik vind het bijzonder jammer dat u dit debat bent begonnen met te zwaaien met dit krantenartikel en dat u op het eind van dit debat nog altijd hetzelfde doet. (Applaus bij CD&V)
U hebt niets meer gezegd dan wat er in de krant staat over het witboek en over waar we naartoe moeten gaan met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ik hoop dat het debat in de commissie toch anders zal verlopen.
Ik heb de indruk dat u, door het zwaaien met uw krant, niet hebt gehoord wat ik heb gezegd. Ik heb een aantal heel duidelijke doelstellingen van onze fractie naar voren geschoven. (Applaus bij CD&V)
Voorzitter, aan het begin van dit debat heb ik enkele opmerkingen geformuleerd over het nut van dit debat, maar ik ben toch blij dat het wordt gevoerd. We zijn nu twee uren aan het debatteren en als er één ding blijkt uit dit debat, dan is het wel de tegenstelling binnen deze meerderheid. Die tegenstelling is symptomatisch, de laatste weken wordt er voortdurend ruzie gemaakt tussen de meerderheidspartijen. Leden van de meerderheid vallen voortdurend ministers aan, de heer Ronse valt voortdurend minister Schauvliege aan – ik denk dat hij de heer Vandaele wil voorbijsteken als kwelduivel van minister Schauvliege. Vorige week nog torpedeerde mevrouw Rutten het onderwijsakkoord. Mevrouw Van Volcem valt minister Homans aan en zo gaan we maar door. Voorzitter, ofwel worden de voorstellen van de minister gedragen door de volledige meerderheid, ofwel niet. Ik zou dat nu graag van de meerderheidspartijen willen weten.
Mijnheer Sintobin, u neemt uw wensen misschien voor werkelijkheid. Het is niet omdat er wordt gedebatteerd in een parlement – dat is toch de bedoeling van een parlement – dat dit betekent dat de meerderheid op dat thema helemaal uit elkaar is gespeeld. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Mijnheer Sintobin, als u dan een antwoord krijgt, wilt u dan ook alstublieft luisteren?
De heer Ronse heeft ook al gezegd dat de meerderheidspartijen eenzelfde doel hebben en dat doel staat ook in het regeerakkoord, mijnheer Sintobin. We willen de open ruimte maximaal vrijwaren, en dat is een voortzetting van het beleid. In 2012 zei minister Muyters al dat we moeten evolueren naar een nulinname van extra open ruimte. Vandaag zegt minister Schauvliege eigenlijk hetzelfde. Het is niet omdat we hier vandaag een open debat voeren, dat we op dit punt een ander doel voor ogen hebben.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Iedereen is het erover eens dat de open ruimte in Vlaanderen schaars is en dat Vlaanderen dichtgebouwd is. Daarnaast zijn er tal van uitdagingen op het vlak van klimaat en mobiliteit. Vandaar dat in het verleden beslist is om het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit 1997 te herzien of een nieuw plan op te maken. In 2009 is beslist een nieuw plan te maken, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat resulteerde in 2012 onder toenmalig minister Muyters in een groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat groenboek bevatte een tiental sleutelkwesties en uitdagingen waar het beleid samen met de bevolking en alle participanten over zou moeten praten: wat is de toekomstvisie, waar willen we naartoe?
Aan het begin van deze legislatuur zijn we begonnen met het werken aan een witboek. Toen ik zondag door de journalist van De Morgen werd gebeld om een uiteenzetting te geven over dat witboek, was ik in eerste instantie heel blij dat het er eindelijk was. Helaas bleek nadien dat er geen witboek was. De voorzitter van het parlement heeft het opgevraagd, maar een tekst is er niet.
Ik denk dat dit aanleiding geeft tot de discussie die we hier voeren. Ik ben ook wel blij dat een en ander groeit. Bij het begin van dit debat heb ik gezegd dat ongenuanceerde uitspraken of sloganeske uitlatingen in een krant geen tekst zijn, geen toekomstvisie op basis waarvan wij tot een concreet beleid kunnen komen.
Collega Ceyssens, u hebt de minister gefeliciteerd. Zo ver wil ik niet gaan – zonder dat wij ruziemaken, mijnheer Sintobin –, maar ik wil haar eerder een vraag stellen. We hebben van de administratie de werktekst van het witboek die dateert van november 2015. Die zou resulteren in een witboek na een heel participatief traject. Dat traject is volgens mij in maart beëindigd. Minister, hebt u een nieuwe werktekst voor dat witboek gekregen? Wanneer krijgen wij dat witboek in de commissie zodat we een grondig debat kunnen voeren? Dat is wat we moeten doen.
We moeten die uitlatingen van ‘betonstop’ niet hebben. Een betonstop? Waar? In een woonzone? Alleen buiten een woonzone? Er is al een debat gevoerd en ik zal het niet opnieuw openen. Iedereen weet dat de ruimte schaars is. Iedereen weet ook dat we moeten stoppen met open ruimte aan te snijden. We moeten wel een antwoord bieden op de problemen van morgen, op de demografische groei, op de lange wachtlijsten voor huurwoningen, op de 93.000 extra woonkavels die in het regeerakkoord staan. Dat kan door inbreidingsprojecten, dat kan door verwevingen, dat kan door verdichtingen, dat kan door verhandelbare bouwrechten, dat kan door tal van instrumenten die in het Instrumentendecreet – minister, u hebt al een paar keer gezegd dat u ermee bezig bent – die mogelijkheid zouden moeten geven.
Als iedereen in het Vlaams Parlement, kamerbreed, oproept om te komen tot finale oplossingen, dan heb ik eigenlijk maar één vraag: geef ons zo snel mogelijk die teksten, laat ons het debat aangaan en laat ons dan tot concrete verbetervoorstellen komen om te voorkomen dat er straks nog meer ruimte wordt aangesneden.
U hoort mij hier niet zeggen dat straks niemand meer een privétuin mag hebben met een zwembad of een trampoline. U hoort mij dat absoluut niet zeggen. U hoort mij ook niet zeggen dat er geen villa’s meer mogen zijn. Maar als men natuurlijk met slogans naar een krant stapt, krijgt men een fout en vertekend beeld.
Ik ben ervan overtuigd dat we in de meerderheid allemaal achter de teksten van het witboek zullen kunnen staan, zodra we die hebben. We konden ons al vinden in de grote principes van de ontwerpteksten van de administratie. Over de gebiedsgerichte werking hebben we vandaag nauwelijks iets gehoord. Opnieuw, minister, vraag ik u om er eindelijk snel werk van te maken. Zorg dat we het witboek zo snel mogelijk hebben zodat u zich aan uw timing kunt houden. Door wat er gebeurd is – en daar maak ik mij zorgen om –, door wat er maandag in de kranten verscheen, denken mensen dat hun bouwkavel niets meer waard is, dat ze niets meer mogen bouwen. Dat is wat we creëren: onzekerheid, rechtsonzekerheid en rechtsonduidelijkheid. Dat wil ik absoluut niet. Daar moeten we tegen zijn. We moeten duidelijkheid scheppen en dat kan alleen maar, minister, als u ons zo snel mogelijk de teksten bezorgt en het debat met ons in de commissie aangaat. Dan kunnen we tot een conclusie komen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, u zult begrijpen dat ik mijn 6 minuten spreektijd niet zal opgebruiken omdat ik tijdens het debat al een paar keer onze visie heb gegeven.
Als ik een paar besluiten mag trekken uit dit debat, dan is het dat iedereen het eens is met het feit dat de ruimte-inname een probleem is en dat er oplossingen moeten komen.
Het debat ging voornamelijk over de timing: 2050, 2040. Een non-debat zou ik zeggen.
Het debat ging een kwartier lang of zelfs langer over de term ‘betonstop’. Wat is de invulling van dat begrip? Afhankelijk van de fractie werd daaraan een andere invulling gegeven.
Er werd ook discussie gevoerd over wat nu precies eigendomsrecht is. Mijnheer Tobback, ik ben geen jurist, maar ook daarover leven er bij de verschillende fracties andere opvattingen.
Minister, ik heb de indruk dat een aantal meerderheidspartijen – althans toch twee – forse kritiek hebben op de manier waarop u dit hebt gecommuniceerd en op de manier waarop u omgaat met dit dossier, over het feit of er nu wel of niet documenten zijn en of u nu wel of niet naar De Morgen bent gestapt. Mijnheer Ronse, ik denk dat de krant De Morgen bijzonder blij zal zijn met de publiciteit die u haar vandaag hebt gegeven. U zwaait namelijk al twee uur lang met die krant. Daarin heeft de heer Ceyssens gelijk. Ook mevrouw Peeters heeft op dat vlak een duit in het zakje gedaan.
Minister, ik heb het daarnet al gezegd: ik ben blij dat u er nog bent. Ik zie u niet vanop mijn plaats. Ik dacht dat u er niet meer was omdat het debat een beetje verzandde in een discussie over al dan niet betonstop, al dan niet 2050 enzovoort. Ik zei het daarnet al.
Minister, ik wil u persoonlijk een aantal gerichte vragen stellen. U hebt vijf grote voorstellen laten verschijnen in De Morgen. Ik wil daarover in de mate van het mogelijke een concrete invulling krijgen. Bijvoorbeeld: hoe past de betonstop in de problematiek van de woonuitbreidingsgebieden en van het voornemen van deze Vlaamse Regering om tegen 2020 bijna 100.000 extra woningen te realiseren? Ik heb de heer Vandaele horen zeggen dat dat absoluut geen probleem kan zijn, ook in verband met de bevolkingsgroei. Wat is uw antwoord als bevoegd minister?
Weg met de villa! Dat heeft niets te maken met Villa Politica. Onze fractie is het ermee eens de oude verkavelingsvoorschriften af te schaffen. Dat vereist niet alleen een cultuuromslag bij de burgers, maar evenzeer bij de steden en gemeenten. We hebben dat daarnet al gezegd. Wat doen we? Laten we alles bij de lokale autonomie of trekken we een aantal bevoegdheden terug naar het gewestelijke niveau? Ik denk dat de heer Tobback een interessant debat is aangegaan. Dat zal echter op een andere plaats en een ander moment moeten worden gevoerd. Minister, wat is daarop uw reactie? Hoe wilt u verhinderen dat er een opbod komt? De heer Tobback heeft het al gezegd. De waarheid mag gezegd. Steden en gemeenten zijn voor een groot deel afhankelijk van het aantal inwoners, via de personenbelasting en roerende voorheffing. Ik zie dat in mijn eigen stad. Men probeert zo veel mogelijk nieuwe inwoners aan te trekken.
Wij kunnen de groennorm volledig onderschrijven. Ik heb speciaal om die reden deze outfit aangetrokken. Het vergt natuurlijk een inspanning, zowel van de burgers als van de lokale besturen. Hoe denkt u dat te zullen aanpakken? Ik wil erop wijzen dat een aantal steden en gemeenten nu al een groennorm hanteren bij verkavelingen.
In verband met het omruilen van bouwgronden verwijst u naar de Verenigde Staten. Ik heb het daarnet al aan de heer Ceyssens gevraagd, maar ik zou het graag van u horen. Ik denk dat de vergelijking met de Verenigde Staten niet echt opgaat. De ervaring met de Grondenbank in de landbouwsector heeft een heel negatieve bijklank. Hoe denkt u die omruiling van bouwgronden te realiseren? Ik denk dat er onrust is bij de inwoners van Vlaanderen.
Minister, in de commissie hebt u al verschillende keren verwezen naar het Instrumentendecreet. Wat is de stand van zaken daarvan?
Minder pseudowoorden: ik hoop dat niemand zich daardoor aangesproken voelt. Ik ben bijzonder blij dat er consensus is over de bevoorrechte plaats van beroepslandbouw in agrarisch gebied.
Ook hier is de vraag hoe u één en ander concreet zal realiseren. Welke flankerende instrumenten wilt u hiervoor inzetten? Wat bedoelt u met mogelijke financiële steun en welke voorstellen ter zake kunt u nu al toelichten inzake de Pachtwet? Dat zijn stuk voor stuk waardevolle instrumenten, maar er is weinig concrete invulling. Ik hoop dat we het debat in de commissie binnenkort kunnen voortzetten op basis van teksten en documenten.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, in het krantenartikel is er sprake van ‘pseudoboeren’. U zegt dat mensen vandaag boerderijen opkopen om er paarden op te houden. Via het decreet Ruimtelijke Ordening bestaat er zoiets als zonevreemde rechten. Bent u dan van plan om heel dat hoofdstuk te schrappen? Ik hoop van niet.
Mijnheer Sintobin, u twijfelt blijkbaar aan mijn woorden, als ik zeg dat er voldoende bouwgronden zijn. Ik noemde het getal 40.000 hectaren. Dat zijn 400.000 kavels die vandaag in woonzones bestemd zijn en planologisch voorhanden zijn. Daar zullen wel kavels bij zijn die niet onmiddellijk kunnen worden geactiveerd, maar iedereen is het erover eens dat de voorraad voldoende groot is. We hoeven geen open ruimte meer aan te snijden en zelfs geen woonuitbreidingsgebied, zeker niet als dat slecht gelegen is.
Collega Vandaele, ik zou niet durven twijfelen aan uw woorden, maar ik verneem het graag van de minister. Deze namiddag is toch duidelijk gebleken dat uw partij niet altijd op dezelfde golflengte zit als de minister.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, deze namiddag heb ik vaak gehoord: we zijn het eens met de principes. Dat ‘business as usual’ geen optie is, daarover zijn we het allemaal eens. Het tempo waarop in het verleden, maar ook vandaag nog, de open ruimte wordt aangesneden in Vlaanderen kunnen we niet volhouden. Als we dat aan dit tempo voortdoen, zal Vlaanderen in de toekomst onleefbaar zijn en zullen we onvoldoende gewapend zijn tegen de klimaatverandering.
Dit principe staat verankerd in het regeerakkoord. Dit principe staat uitvoerig in mijn beleidsbrief, samen met een aantal instrumenten en een aantal decreetwijzigingen die wij ook naar aanleiding daarvan willen doorvoeren. Dit principe staat ook in de transversale beleidsnota die in maart 2016 is goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Ik citeer letterlijk wat de Vlaamse Regering in maart 2016 heeft goedgekeurd: “Het netto ruimtebeslag neemt in 2050 niet meer toe.”
Daarbij komt nog dat dit thema één van de hot items was op de klimaattop van 19 april. Veel collega’s waren daar aanwezig en hebben dat zelf kunnen horen. Aan het einde van de klimaattop heeft de minister-president zelf heel uitdrukkelijk verklaard dat één van de belangrijkste conclusies van de klimaattop was dat de sleutel ook bij de ruimtelijke ordening ligt.
En, minister-president, ik ben blij dat u hier bent. Ik herinner mij ook nog zeer goed dat u op 19 april op Radio 1 een interview gaf dat integraal gewijd was aan de ruimtelijke ordening en het feit dat we dat ruimtebeslag een halt moeten toeroepen.
Er is echter niet alleen de beslissing van maart 2016, er is niet alleen deze meerderheid die met dat principe akkoord is gegaan, dat is hier al een aantal keren gezegd. Het feit dat we op het vlak van ruimtelijke ordening op lange termijn moeten kijken, dus tegen de Horizon 2050, is ook in de vorige legislatuur goedgekeurd, collega Tobback. Toen is het groenboek Ruimte Vlaanderen op voorstel van mijn toenmalige collega Muyters goedgekeurd, en daarin staat ook heel uitdrukkelijk die Horizon 2050.
We hebben allemaal vastgesteld dat het groenboek op het einde van de vorige legislatuur wat is vastgelopen. Eén van de redenen daarvoor was dat het eigenlijk nogal theoretisch was. Het was nogal academisch voorbereid en er werd opgemerkt dat het heel moeilijk uitvoerbaar was in de praktijk en op heel wat reactie botste. Daarom is de aanpak nu anders, en zijn we bij de aanvang van deze legislatuur vertrokken vanuit een participatief project. We groeien dus met een project met heel veel overleg naar een witboek Ruimte Vlaanderen.
Daarom hebben we in 2015 de start gegeven om per provincie met twee regio’s – en inderdaad collega Ronse, in West-Vlaanderen zijn het er meer, waarvoor dank – aan de slag te gaan om na te gaan hoe we die academische, theoretische principes uit het groenboek, die goed zijn, in de praktijk kunnen omzetten. Op basis van onder andere die praktijktoets en van de reacties, heeft het departement Ruimte inderdaad een sneuveltekst opgesteld die in november 2015 klaar was. Die tekst hebben we ook al in grote lijnen besproken in de commissie en we hebben hem in een ruim traject gestopt. We hebben al vaak van gedachten gewisseld over de principes die erin stonden. De tekst is ambtelijk besproken, hij is ook besproken met alle besturen en stakeholders. Alle reacties en consultaties hebben ertoe geleid dat het project dat het departement Ruimte heeft opgemaakt, moet worden herwerkt. Daaraan leggen we nu de laatste hand. Er is op dit moment dus nog geen tekst. Ik heb daarnet formeel gezegd, en ik wil het nogmaals herhalen, dat op geen enkel moment een tekst is meegedeeld aan een journalist of overhandigd aan een krant. Ik wil dat hier nogmaals heel uitdrukkelijk herhalen.
Sommigen maken er een karikatuur van, maar uiteraard betekent de Horizon 2050 niet dat we pas in 2049 zullen starten om er iets aan te doen. Ik heb het daarnet ook al vanop mijn plaats gezegd. Ik denk dat sommigen een beetje geïnspireerd zijn door het filmpje van De Ideale Wereld, maar dat is absoluut niet het geval. Natuurlijk hebben we nu al een aantal beslissingen genomen en is het ook de bedoeling dat, zodra we het witboek hebben, ook al een aantal instrumenten hebben om al heel concreet aan de slag te gaan. We zullen dat stap voor stap doen, en ook daar is de meerderheid het mee eens. Ik ben niet voor een revolutie, want daarmee jaag de mensen tegen je in het harnas, dan gaan de hakken in het zand en kan niets worden gerealiseerd. We zullen stap voor stap vorderen, met een doordachte evolutie, maar met de Horizon 2050 goed voor ogen. We zullen er ook voor zorgen dat we dit alles goed opvolgen.
Vanmiddag zijn een aantal vragen over de opvolging gesteld, zoals de vraag of we tussentijdse doelstellingen zullen invoeren. Collega Pira, we hebben inderdaad een eerste gedachtewisseling gehad. Ondertussen zijn ook alle reacties op dat eerste ontwerp aangekomen, en daaruit blijkt dat er effectief heel veel vraag is naar tussentijdse doelstellingen, in de aanloop van de Horizon 2050. In het kader van het witboek – we zijn dat op dit moment aan het uitschrijven – zullen wij op basis van de vele insteken en vragen voorstellen formuleren om die doelstellingen ook tussentijds vast te leggen.
Wat ook cruciaal is, is dat we het goed opvolgen en monitoren. Dat is waar het vandaag vaak aan ontbreekt. Er is niet alleen een ruimtelijke bestemming, je moet ook goed kijken of die ruimtelijke bestemming daar in de praktijk ook effectief voor gebruikt wordt of al uitgevoerd is. Het moet de ambitie zijn om in de toekomst alles veel beter te monitoren, ook het effectieve gebruik van een bestemming, want daar kan dus een verschil op zitten. Ook daar zullen we heel hard aan moeten werken.
Ik heb al gezegd dat we nu al een aantal beslissingen aan het nemen zijn. Ik wil nog eens verwijzen naar de conceptnota woonuitbreidingsgebieden. Wij hebben er als Vlaamse Regering voor gekozen om een lijst op te maken van woonuitbreidingsgebieden die niet goed gelegen zijn, die veraf gelegen zijn, en die te schrappen. We hebben ook al de groennorm in die conceptnota opgenomen. Daarin staat dat als je bepaalde ontwikkelingen toelaat, je ook een verplichting oplegt om tegelijkertijd te investeren in een kwalitatieve omgeving en natuur in die omgeving. En natuurlijk zijn er ook de ruimtelijke uitvoeringsplannen die op dit moment aan een hoog tempo door de Vlaamse Regering worden goedgekeurd en waarin ook telkens die principes worden toegepast.
Maar het is natuurlijk niet alleen wat we al hebben beslist en wat al in de pijplijn zit. Het is ook zo – en dat is hier al een paar keer gezegd en staat ook uitdrukkelijk in de beleidsbrief – dat het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen gepaard zal moeten gaan met een aantal instrumenten. We gaan dus ook de Codex Ruimtelijke Ordening op een aantal vlakken aanpassen. Er zijn bijvoorbeeld de verkavelingsvoorschriften, waar we een aantal remmende voorschriften zien, die je nu verhinderen om vernieuwende projecten rond cohousing te doen. Je zit vast omdat het gewoon niet kan, omdat die verkavelingsvoorschriften niet meer aangepast zijn aan nieuwe woonvormen. We moeten daar iets aan doen. Dat staat ook in de beleidsbrief. Dat zal ook in dat decreet worden uitgewerkt.
Het gaat ook over het Instrumentendecreet, dat we volop aan het voorbereiden zijn. Er loopt een onderzoek over die verhandelbare bouwrechten. Het klopt dat je een systeem zoals het in de VS bestaat, niet zomaar kunt toepassen in het dichtbevolkte Vlaanderen met zijn schaarse ruimte, maar er zijn een aantal principes die we zeker kunnen meenemen. Dat onderzoek loopt volop.
Collega’s, we hebben een gezamenlijke ambitie om het tij te keren. Dat is heel belangrijk. We hebben ook een doelstelling, die hier vandaag niet gecontesteerd is, namelijk het feit dat we geen extra open ruimte meer willen aansnijden in 2050. Sommigen vinden dat heel veraf, maar we moeten goed voor ogen houden dat het in principe maar over één generatie gaat. Dan is het heel belangrijk om dat stap voor stap en weloverwogen te doen. We gaan in deze legislatuur al werk maken van de concrete uitvoering daarvan, ook van de instrumenten.
Ik ben heel blij dat er een ruime consensus is over deze ambitie. Ik ben er ook van overtuigd dat we op die manier kunnen werken aan het draagvlak. Op basis van alle opmerkingen, insteken en participatietrajecten die we hebben doorlopen, zal ik voor het zomerreces met een voorstel van witboek naar de Vlaamse Regering gaan, zodat op dat moment alle principes en de verdere uitrol bekend zullen zijn.
Ik ben blij dat we vandaag toch vaak hebben gehoord dat we het eens zijn over de principes. ‘Business as usual’ is geen optie. Ik denk dat het goed was dat we vandaag hier in het Vlaams Parlement het debat hebben kunnen voeren. Ik ga mij wijselijk niet mengen in de beslissing van het Vlaams Parlement om al of niet een actualiteitsdebat te houden, maar ik vind in ieder geval dat wij deze namiddag toch een zinvol debat hebben gehad, waar een aantal grote principes duidelijk zijn uitgetekend, waarvoor ik u graag wil danken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik heb een bijkomende vraag. De werktekst van het ontwerpwitboek dateert van november 2015 en is in consultatieronde gegaan bij de lokale en de provinciale besturen. Ik had begrepen dat in februari zowel de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) als de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) daaromtrent een advies heeft gegeven. We zijn nu mei. Ik denk dat er intussen minstens een ontwerpwitboek van de administratie moet zijn. U zegt dat u het ons voor het zomerreces gaat overhandigen, maar ik dacht dat we bij de regeling van de werkzaamheden in de commissie hadden afgesproken dat we daar op 21 juni een inhoudelijk debat over zouden hebben. Dan lijkt het me aangewezen dat we dan het ontwerpwitboek zoals de administratie dat tot op heden heeft opgesteld, zouden mogen ontvangen.
Mevrouw Peeters, er zijn werkteksten die op dit moment nog volop gefinaliseerd worden. Ik kan proberen om zo snel mogelijk naar de Vlaamse Regering te gaan. Ik had begrepen dat het debat dat gepland is in de commissie Ruimtelijke Ordening over de tekst van november zou gaan, maar als de tekst er is, is het voor mij geen probleem om de discussie daarover te voeren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
Voorzitter, het zal een zeer korte motie zijn. Ik wil de hand blijven uitsteken. Wij zijn bereid om samen met de meerderheid gewoon een motie te maken waarin staat: ‘Doe het’. Daarom doe ik nu een oproep, kwestie van een openingsvoorstel te doen. Collega’s van de meerderheid, als u gezamenlijk akkoord gaat met een tekst waarin staat ‘Joke, doe het’, dan zijn wij bereid mee te tekenen.
Sp.a dus samen met Groen?
– Sp.a en Groen kondigen aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.