Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot aanvulling van de agenda
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Joris Vandenbroucke bij motie van orde een voorstel gedaan tot aanvulling van de agenda met de motie van Jan Bertels en Joris Vandenbroucke tot onderzoek door het Rekenhof naar de correcte toepassing van de regelgeving in de Vlaamse Codex Fiscaliteit omtrent laattijdige belastingaangiften en belastingontduiking, zowel binnen als buiten het kader van de BBI-instructie SB/014487 van 29 januari 2015.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het opportuun is dat we dit dringend en snel behandelen, want na LuxLeaks, SwissLeaks en de Panama Papers zijn fiscale fraude en ontduiking een topic dat heel hard leeft in onze maatschappij. Het is daarom ook van belang dat we heel snel duidelijk maken dat onze eigen Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) correct werkt.
Naar aanleiding van een schriftelijke vraag en discussies in de commissie naar aanleiding van vragen om uitleg en de antwoorden van de minister daarop, is er vastgesteld dat VLABEL niet de correcte boetetarieven toepast op de dossiers die men doorkrijgt van de Bijzondere Belastinginspectie, een federale dienst die speciaal georganiseerd is voor het bestrijden van grote en georganiseerde fiscale fraude. Men past een tarief toe dat letterlijk een gunsttarief kan worden genoemd.
Het is duidelijk, voorzitter, dat we zo snel mogelijk onafhankelijk moeten laten vaststellen dat VLABEL wel correct werkt met betrekking tot de tarieven, want nu is de indruk gewekt dat dat niet zo is.
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, geachte collega’s, ik denk dat er helemaal geen sprake is van hoogdringendheid, noch van een noodzaak om ter zake een onderzoek in te stellen, omdat dit al verschillende keren uitvoerig beantwoord is in de commissie. Er blijft ter zake een verwarring in het hoofd van collega Bertels. En dat is spijtig, want het is moeilijk om die verwarring in het hoofd van de heer Bertels op te heffen. Hij spreekt over een gunsttarief, terwijl hij heel goed weet dat het het normale tarief is dat we toepassen, niet bij regularisaties, niet in dossiers van fiscale fraude, maar in dossiers van rechtzettingen. VLABEL kan op dit moment zelfs geen fiscale regularisaties doen.
Veel belangrijker zou het zijn, voorzitter, collega’s, dat wij in de volgende commissievergadering onze energie spenderen om met de minister in debat te gaan over het net afgesloten akkoord met haar federale collega Van Overtveldt, die ter zake een samenwerking beoogt in de strijd tegen de fiscale fraude. Zeker in het licht van de Panamadossiers is het zeer belangrijk dat onze Vlaamse overheid samen met de federale overheid die strijd gemeenschappelijk voert. Blijkbaar is daar vandaag een akkoord over bereikt. Ik juich dat toe. Ik vind dat belangrijk. Laten we daar onze pijlen op richten, veeleer dan antwoorden te proberen krijgen die men al vele keren heeft gekregen, maar die blijkbaar niet doordringen.
De heer Somers probeert steeds, en de minister trouwens ook soms, om de discussie te verdrinken in een discussie over fiscale regularisatie. Mij gaat het net om de periode toen er geen wetgeving over fiscale regularisatie was. Daarom verwees ik ook heel bewust naar de dossiers die door de BBI worden overgedragen. Het betreft niet de fiscale regularisatie, wel het feit dat we kunnen zeggen dat onze eigen Vlaamse Belastingdienst correcte boetetarieven toepast en dat niet doet op basis van criteria die niet in de wet staan.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voorzitter, ik hou niet van de stijl van collega Bertels. We hebben het hier al herhaaldelijk over gehad in de commissie. Ik heb vijf verschillende commissievergaderingen genoteerd waarin we dit onderwerp behandeld hebben. Elke keer kreeg de heer Bertels een antwoord, maar dat lijkt hij niet te willen begrijpen. Ik hou niet van de stijl om dan alles verdacht te maken.
Hij brengt nu een paar dossiers aan waarin de toepassing is gebeurd van de 20 procentregel. De minister heeft keer op keer geantwoord, we hebben erover gedebatteerd en de heer Bertels had de mogelijkheid om met de administrateur-generaal, die ook in de commissie is geweest, van gedachten te wisselen. Hij heeft alle mogelijkheden gehad om over deze dossiers te spreken. Hij heeft ook elke keer antwoord gekregen. Het is zoals de heer Somers zegt, het dringt niet tot hem door. Dan is het heel moeilijk natuurlijk. 20 procent is geen gunsttarief. We kunnen dat blijven herhalen, maar zolang hij dat niet wil begrijpen, gaan we een dovemansgesprek aan.
Het is niet aan het Vlaams Parlement om te controleren hoe VLABEL de reglementen toepast. Het is wel aan het Vlaams Parlement om regels te maken. Ik nodig hem uit om eender welke regel voor te leggen. We kunnen als Vlaams Parlement VLABEL toch niet controleren in het al dan niet naleven van de voorschriften?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wil me heel kort aansluiten bij mijn collega’s Lantmeeters en Somers. Het dossier is nogal duidelijk. We hebben er in het verleden al een paar keer over gediscussieerd in de commissie. De 20 procent is geen gunsttarief. Er is een duidelijk onderscheid tussen rechtzettingen enerzijds en regularisaties anderzijds.
De minister heeft er uitgebreid op geantwoord. Ik zou het toch geen aangewezen methode vinden in dit parlement om vragen die de minister regelmatig, op een duurzame en consistente manier heeft beantwoord de voorbije weken en maanden, naar het Rekenhof sturen om te zien of ze wel correct zijn. Als we in die tactiek vervallen, dan kunnen we hier nog een tijdje bezig blijven. Dat steunen wij ook vanuit de CD&V-fractie niet.
Even voor de duidelijkheid: niet de hoogdringendheid werd gevraagd, maar een aanvulling van de agenda.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Dan stemmen wij bij zitten en opstaan over het voorstel tot aanvulling van de agenda.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel wensen aan te nemen, wordt verzocht op te staan.
De tegenproef.
Het voorstel tot aanvulling van de agenda is aangenomen. Dan stel ik voor dat de motie van Jan Bertels en Joris Vandenbroucke tot onderzoek door het Rekenhof naar de correcte toepassing van de regelgeving in de Vlaamse Codex Fiscaliteit omtrent laattijdige belastingaangiften en belastingontduiking, zowel binnen als buiten het kader van de BBI-instructie SB/014487 van 29 januari 2015 onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de motie van Jan Bertels en Joris Vandenbroucke tot onderzoek door het Rekenhof naar de correcte toepassing van de regelgeving in de Vlaamse Codex Fiscaliteit omtrent laattijdige belastingaangiften en belastingontduiking, zowel binnen als buiten het kader van de BBI-instructie SB/014487 van 29 januari 2015.
De bespreking is geopend.
De heer Bertels heeft het woord.
Collega’s, ik dank u om deze motie aan de agenda toe te voegen. Ik denk dat het belangrijk is en uit de korte betogen die al zijn gehouden, blijkt dat het nodig is dat ik even kort situeer waarover het gaat zodat we het debat misschien correct kunnen voeren.
Het gaat over fiscale dossiers in een periode na het aflopen van het vroegere systeem van fiscale regularisatie. Het systeem was afgelopen op 31 december 2013: dan is er geen wettelijk systeem van fiscale regularisatie meer. Het gaat ook niet, mijnheer Somers, over fiscale dossiers in het kader van de eventuele, toekomstige fiscale regularisatie waaraan deze meerderheid denkt, maar die positiefrechtelijk nog niet bestaat. De discussie over die nakende, onzes inziens onterechte, fiscale regularisatie en de toepassing ervan loopt nog, maar daarover zullen we zeker nog in debat gaan. Het gaat dus over een periode waarin er geen bijzondere regels golden met betrekking tot regularisatie – maar dat woord ‘regularisatie’ ga ik niet meer gebruiken –, een periode waar de algemene, normale bepalingen van de belastingwetgeving gelden, ook van de Vlaamse belastingwetgeving. Dit om even duidelijk te maken in welke juridische situatie mijn vraag zich situeert. Concreet baken ik de periode af vanaf 1 januari 2015 tot nu, maar zoals gezegd, sinds 1 januari 2014 bestaat er geen wettelijke regeling meer met betrekking tot fiscale regularisatie.
Ik kom nu tot de reden van mijn motie, samen met collega Vandenbroucke. Ik vind het – en ik heb het zo ook altijd geleerd – een essentiële taak van het parlement, van ons als volksvertegenwoordigers om een parlementaire controle uit te oefenen op de uitvoerende macht en dus op de regering, om te controleren dat de regelgeving die in dit huis democratisch wordt goedgekeurd – mijnheer Lantmeeters, u hebt gelijk dat die hier moet worden goedgekeurd – correct wordt toegepast. Mijnheer Lantmeeters, dat geldt des te meer voor regelgevingen inzake belastingen. Belastingen zijn per definitie – en ik hoop dat we het daarmee allemaal eens zijn – een prerogatief van het parlement evenals de correcte toepassing van die belastingsreglementering.
Minister, Swissleaks, Luxleaks, Panamapapers: we hebben het de laatste maanden allemaal over ons heen gekregen. Dan is het des te belangrijker dat de Vlaamse belastingen geïnd worden op een rechtvaardige en correcte manier, dat iedereen correct zijn belastingen betaalt en dat de belastingen correct worden geïnd met de wettelijke boetetarieven indien dat nodig is. De maatschappelijke verontwaardiging over allerlei ontduikingsmechanismen die zijn blootgelegd in die leaks en papers, is zeer groot en ondergraaft onze instellingen en ons systeem.
In dat kader mogen we geen onzekerheid laten bestaan. Er is onzekerheid, er zijn twijfels, er zijn vaststellingen die we hebben gemaakt naar aanleiding van antwoorden van de minister, of er wel correcte boetetarieven zijn toegepast door VLABEL in de dossiers die zijn overgemaakt, ik herhaal het nog eens, in de situatie zoals ik ze in het begin heb geschetst. Die dossiers zijn overgemaakt door de Bijzondere Belastinginspectie (BBI). De BBI is niet zomaar een dienstje: de Bijzondere Belastinginspectie is opgericht om grote en/of georganiseerde fiscale fraude te bestrijden. Het gaat dus niet zomaar om om het even wat, om kleine vergetelheden, maar om dossiers waarin er een intentie was om belasting te ontduiken.
Een aantal dossiers zijn door de BBI overgemaakt, onder meer in het kader van de intussen beruchte – voor de fiscalisten dan toch – en met succes gecontesteerde BBI-instructie van januari 2015 betreffende de taxatie van niet-tijdig aangegeven inkomsten. Het gaat hier dus over niet tijdig aangegeven inkomsten waarvan men redelijkerwijze moet veronderstellen dat er een intentie was om belasting te ontduiken.
Veel van die dossiers gaan terug tot meer dan zeven jaar, de fiscale verjaringstermijn. En toch hanteert VLABEL voor deze BBI-dossiers die werden en worden overgemaakt gunstigere boetetarieven, met name 20 procent in plaats van de decretaal bepaalde 100 procent boete indien er een intentie is om belasting te ontduiken. Dat blijkt uit het antwoord van de minister op schriftelijke vragen over een aantal dossiers.
VLABEL gebruikt daarvoor het criterium ‘spontane aangifte’, bij de BBI, of ‘niet-spontane aangifte’. De Vlaamse Codex Fiscaliteit spreekt nochtans over – ik herhaal – 100 procent boete als er een intentie was om belasting te ontduiken. Die boete staat dan los van het gegeven of en hoe de fiscus de ontduiking op het spoor is gekomen. Mijns inziens is dat een heel duidelijke bepaling. Nergens wordt er met betrekking tot dossiers waar er een intentie is om de belasting te ontduiken, gesproken van het criterium ‘spontane of niet-spontane aangifte’. Ik herhaal: het gaat over dossiers bij de BBI. Wie mij hier nu komt vertellen dat er bij die dossiers geen intentie was om belasting te ontduiken, leeft in een andere wereld.
De minister zegt daarover het volgende naar aanleiding van een vraag om uitleg. VLABEL past nu de volgende regeling toe: als de BBI zelf instrueert, is het intentie; als de belastingplichtige zelf naar de BBI gaat, omdat hij wat op zijn kerfstof heeft en dus een aantal gegevens moet aangeven die hij vroeger niet heeft aangegeven, is het 20 procent. Ik herhaal: die criteria staan nergens in de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
Bovendien heeft de BBI-instructie van 29 januari 2015 betreffende de taxatie van niet tijdig aangegeven inkomsten geen rechtsgrond. Daarover bestaat er duidelijkheid. Die instructie wordt dan ook normaliter vernietigd door de Raad van State.
Ik wil alle onzekerheid uit de weg ruimen. De conclusie is dat er meer dan gerede twijfel over bestaat – ik druk me heel diplomatisch uit – of de boetetarieven van de Vlaamse Codex Fiscaliteit niet zijn miskend. Volgens mij komt daardoor de controletaak van het Vlaams Parlement hier in het geding. Andere, lagere dan de vastgestelde boetetarieven zijn en worden toegepast door VLABEL. Dat is niet correct en daarop moeten we als parlement toezien. De wettelijke boetetarieven moeten worden toegepast voor iedereen, kleine en grote zondaars. Er mag geen voorkeursbehandeling zijn voor de grote zondaars.
Mijn vraag is niet nieuw, ik heb ze al in de commissie gesteld, maar er geen antwoord op gekregen. Laat het Rekenhof het nakijken, in kader van zijn controlefunctie over de wettigheid en regelmatigheid van uitgaven en ontvangsten. Laat een onafhankelijke instantie nakijken of alles correct volgens de wetgeving is verlopen. Laat nagaan dat grote vissen, want daarover gaat het in BBI-dossiers, grote fiscale zondaars, op eenzelfde manier behandeld worden als kleine garnalen, die heel dikwijls met hogere boetes worden geconfronteerd dan het gunsttarief van 20 procent. Wij vragen geen persoonlijke gegevens – dat recht hebben we ook niet –, maar een rapport in algemene termen van het Rekenhof aan het Vlaams Parlement.
Persoonlijk zie ik niet wie hier tegen kan zijn: een eerlijke fiscale behandeling van en voor iedereen. Het Rekenhof kan het nakijken. Als de meerderheid niets te verbergen heeft, is het zeker geen probleem. En als het Rekenhof met zwier komt vertellen dat het allemaal geen probleem was, zal ik nederig het hoofd buigen voor het correcte werk van VLABEL. Ik vrees en ga er op basis van de antwoorden die de minister heeft gegeven van uit dat we een probleem hebben met betrekking tot de correcte toepassing en dat we een aantal grote fiscale zondaars onterecht een onrechtvaardig gunsttarief hebben toegekend. (Applaus bij de sp.a en Groen)
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, ik wil een aantal zaken zeggen.
Ten eerste zijn gewone rechtzettingen en een fiscale regularisatie twee verschillende zaken. Bij een fiscale regularisatie wordt er ook een fiscale amnestie gegeven. Op dit ogenblik is er in Vlaanderen geen fiscale regularisatie. Er is wel een federale regularisatie. We bekijken op welke manier we daar een Vlaams luik aan kunnen bouwen.
Dat betekent dat enkel gewone rechtzettingen, bijvoorbeeld op basis van vergetelheden, binnen het bestaande gewone reguliere kader van de Vlaamse Codex Fiscaliteit worden behandeld.
De 20 procent is geen gunsttarief. De 20 procent belastingverhoging wordt toegepast bovenop de verschuldigde belastingen in geval van vergissingen, vergetelheden of andere onvolkomenheden in de aangifte, en als men die zelf corrigeert. De Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat de belastingverhoging uitzonderlijk kan worden verhoogd tot 100 procent als de overtredingen gepleegd zijn met de bedoeling belastingen te ontduiken of dat mogelijk te maken.
Belangrijk daarbij is dat de bewijslast bij VLABEL ligt. VLABEL moet kunnen aantonen dat het om een aantoonbare en manifest frauduleuze constructie gaat. Alleen het feit dat ook de BBI dit heeft aangetoond, is onvoldoende om voor VLABEL hetzelfde systeem te kunnen doortrekken. Het zou strikt genomen zelfs mogelijk zijn dat in één dossier de twee diensten tot een andere conclusie komen omdat ze beide de bewijslast en de manifest frauduleuze constructie moeten nagaan.
Op basis van het beperkte aantal dossiers is het heel moeilijk om overhaaste conclusies te trekken omdat het aan VLABEL is om elk individueel dossier te toetsen aan de vastgelegde criteria. Nogmaals, het is inderdaad belangrijk, die 100 procent moet worden toegepast als VLABEL kan bewijzen dat het om een manifest frauduleuze constructie gaat.
Ik kan nog verwijzen naar antwoorden die we in de commissie hebben gegeven. De heer Bertels spreekt van vijf commissievergaderingen over dit onderwerp. Er is een duidelijk verschil tussen de fiscale regularisatie en de boetetarieven. 20 procent bij vergetelheid bovenop de andere belasting. 100 procent als VLABEL kan bewijzen dat het om een manifest frauduleuze constructie gaat.
We nemen dit zeer ernstig. Er is al verwezen naar de Panama Papers. Daarom hebben we een protocol gesloten tussen VLABEL en de FOD Financiën zodat informatie die bijvoorbeeld in het kader van de Panama Papers bij de BBI terechtkomt, onmiddellijk wordt overgedragen aan VLABEL, vooral als er erf- of schenk- of een andere Vlaamse belasting bij betrokken is. Zo kunnen we kort op de bal spelen.
Het protocolakkoord is al ondertekend door mezelf en zal eerstdaags worden ondertekend door federaal minister van Financiën Van Overtveldt. Uiteraard kunnen we dan, en heel graag, een debat houden in het Vlaams Parlement. Als de gegevens uit de Panama Papers aan de BBI worden gegeven, zullen ze automatisch via het protocol doorstromen naar VLABEL.
Minister, we hebben er effectief al veel over gediscussieerd. Ik ben al blij dat u nu aanvaardt dat BBI-dossiers grote dossiers zijn, waarvan men redelijkerwijs kan veronderstellen dat het niet gaat om louter kleine vergetelheden of vergissingen. Het is in deze dossiers de intentie geweest om belasting te ontduiken.
De bewijslast ligt inderdaad bij VLABEL, maar u, minister, hebt gesproken over spontane en niet-spontane aangifte bij de BBI. De keer daarop hebt u gezegd dat het afhangt of de BBI instrueert of het om een spontane of niet-spontane aangifte gaat. U zegt nu zelf terecht dat VLABEL de intentie van het dossier moet nagaan, of er een intentie tot belastingontduiking was ja of neen. U antwoordt evenwel: neen, het gaat over het criterium spontane/niet-spontane aangifte dat toegepast is Dat hebt u geantwoord in het parlement, de collega’s kunnen dat bevestigen, de BBI instrueert of instrueert niet.
Dat is de grond van de zaak. Is VLABEL nagegaan of de intentie er was om belastingen te ontduiken? VLABEL moest dat doen, want het gaat om twijfelachtige operaties – om het voorzichtig uit te drukken. Volgens mij zal in het merendeel van de gevallen die intentie er zijn geweest. In antwoord op een schriftelijke vraag zei u echter dat er enkel een onderscheid wordt gemaakt tussen een spontane en een niet-spontane aangifte. Is het dan niet zo dat men daardoor veel te snel het gunstige tarief van 20 procent oplegt? Als men zou nagaan of de intentie er was om belastingen te ontduiken, dan zou men bij een wettelijke verplichting het tarief van 100 procent moeten toepassen. Wel, het verschil tussen 20 procent en 100 procent is groot. 20 procent is een enorm gunsttarief voor fiscale zondaars. Ik vraag u dus om het Rekenhof dat te laten nakijken. Als er zich geen problemen voordoen, dan zal ik als eerste mijn tevredenheid uiten. Maar daar gaat u niet op in, hoewel ik dat al vijf keer heb gevraagd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over de motie houden.