Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, tien jaar geleden bereikten we een mijlpaal in de geschiedenis: toen werd de Vlaamse Gebarentaal officieel erkend als dé taal die door de Vlaamse dovengemeenschap zou worden gebruikt. Minister, het zal u niet onbekend zijn dat ons toenmalig Vlaams parlementslid Helga Stevens ter zake zeer goed werk heeft geleverd. Ze heeft heel sterk mee aan die weg getimmerd om dat te bereiken.
Tien jaar na de feiten merkt de adviescommissie Vlaamse Gebarentaal echter op dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Ze oordeelt dat op dit moment geen enkele onderwijsvorm in Vlaanderen voldoet aan de noden en de rechten van die kinderen. Er wordt wel gewerkt aan en ingezet op het kennen van de Nederlandse spraak en schrift, maar er wordt te weinig ingezet op het kennen van die Vlaamse Gebarentaal. Nu weet ik dat het sinds 2013 zelfs voor het kleuter- en lager onderwijs mogelijk is gemaakt dat er met doventolken kan worden gewerkt, maar dat blijkt veeleer de uitzondering dan de regel.
De adviescommissie Vlaamse Gebarentaal vraagt een structureel uitgebouwd tweetalig onderwijs, met de Gebarentaal naast het Nederlands, want daarmee zou helemaal worden voldaan aan de noden en behoeften van die kinderen. Minister, uitgaand van de vraag van die adviescommissie zou ik u de vraag willen stellen hoe u de Vlaamse Gebarentaal maximaal kunt en wilt integreren in ons onderwijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, er was gisteren inderdaad een persconferentie naar aanleiding van tien jaar Vlaamse Gebarentaal. Ik heb begrepen dat daarover een rapport zal worden opgeleverd. De stuurgroep ter zake komt nog eens op 13 mei samen. Daarna zal ik zeer graag in overleg gaan, ook uiteraard met de organisatie.
U weet dat we nu in het gewoon én in het buitengewoon onderwijs werken met doventolken. We hebben in het gewoon onderwijs het geïntegreerd onderwijs (gon) met doventolken. We hebben ook het aantal beschikbare tolken aanzienlijk uitgebreid, ook vorig schooljaar nog, omdat er veel meer vragen waren. Daarnaast is er het buitengewoon onderwijs, waar we type 7 hebben specifiek voor dove kinderen, maar natuurlijk is het taalniveau zeer verscheiden.
De vereniging heeft dus voor een stuk gelijk dat dat niet is ingeburgerd in al onze Vlaamse scholen, maar het is ook vrijwel onmogelijk om in elke klas in elke school in Vlaanderen nu alles tweetalig te gaan doen. Het lijkt me ook niet de bedoeling van de vereniging om iedereen die doof is, nu in dezelfde school te stoppen, waar dan alles tweetalig is. Integendeel, we moeten ons onderwijs zo inclusief mogelijk maken in de toekomst, wat dan eigenlijk ook betekent dat de manier waarop we nu werken, misschien voor verbetering vatbaar is, maar het wel haalbaar maakt voor heel veel kinderen om in het gewoon onderwijs ook mee les te volgen.
Ik zal het gesprek echter aangaan na 13 mei en bekijken op welke punten we eventueel moeten verbeteren. Het lijkt me echter moeilijk om het systeem in vraag te stellen waarbij zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs een sterk aanbod heeft, omdat we niet overal in Vlaanderen in alle klassen perfect tweetalig onderwijs kunnen gaan organiseren.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat u helemaal gelijk hebt: enerzijds zijn er wensen, anderzijds moeten er mogelijkheden kunnen worden gecreëerd. Op 29 maart 2015 hebt u al een antwoord gegeven op een vraag van collega Daniëls over de discrepantie tussen de gevraagde tolkuren en de toegekende tolkuren. U antwoordde dat een aantal zaken op dat vlak natuurlijk zeker voor verbetering vatbaar zijn. Blijkbaar is er wel in een budget voorzien, maar zijn er te weinig tolken om aan de vraag te voldoen, ook al zijn er voldoende toegekende tolkuren.
U hebt toen gezegd dat u dat proces verder zou bewaken en zou voortzetten. Kunt u nog een stand van zaken geven met betrekking tot het aantal tolken dat mogelijk kan worden ingezet?
De heer De Meyer heeft het woord.
Naar aanleiding van tien jaar Vlaamse Gebarentaal wil ik mijn waardering uitdrukken voor alle mensen die daarin actief waren. Ik wil het nog over twee zaken hebben, in de eerste plaats over de Talennota 2011van de vorige legislatuur, waarin die problematiek expliciet aan bod kwam. Anderzijds is er de vaststelling dat de meeste dove en slechthorende kinderen vandaag maximaal zijn geïntegreerd in het gewoon onderwijs. Op zich is dat niet slecht, want dat biedt hen achteraf het meest toekomstkansen op de arbeidsmarkt.
Minister, het is belangrijk in het kader van de leerzorg dat de doventolkvoorzieningen worden geëvalueerd en waar nodig versterkt en verbreed. Wat we principieel beslissen, moet achteraf natuurlijk praktisch uitvoerbaar zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ben de ‘last survivor’ die tien jaar geleden het decreet voor de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal heeft ingediend. Dat was samen met voormalig Vlaams parlementslid Helga Stevens. We hebben dat met veel enthousiasme gedaan, en tien jaar later mogen we fier zijn op wat er is gerealiseerd.
Maar er zijn nog belangrijke stappen te zetten, niet alleen op het vlak van onderwijs, maar ook in andere maatschappelijke domeinen. De kern van de zaak daarbij is dat de Vlaamse Gebarentaal geen hulpmiddel is tot het Nederlands, maar een volwaardige, zelfstandige taal waarmee doven en slechthorenden zich onder elkaar en met ons kunnen uitdrukken. Het is de volwaardige erkenning waar het om gaat. Ik steun uw vraag voluit, mevrouw Celis. Ik zal de collega’s van meerderheid en oppositie vragen om op basis van het advies van de adviescommissie Vlaamse Gebarentaal een voorstel van resolutie proberen op te stellen waarmee we die erkenning op een redelijke wijze vooruit helpen. Ik nodig de collega’s van de commissies Cultuur en Onderwijs uit om dat samen te doen.
De heer De Ro heeft het woord.
Vorige week was ik met drie collega’s te gast bij vzw Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP). Een van de gespreksonderwerpen was het bilinguaal onderwijs voor dove leerlingen. Minister, ik geef u gelijk. Er is een verschil tussen dromen en realiteit en als politici moeten we daar aandacht voor vragen. Bepaalde ideeën hebben we daar kunnen bespreken. Er zijn tussenwegen die iets verder gaan dan we nu kunnen doen en die toch meer aandacht hebben voor dove leerlingen. Vooral de idee om het schot tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs te verlagen, was aantrekkelijk.
Misschien kunnen we eens nagaan of scholen van type 7 nauwer kunnen samenwerken met gewone scholen. Leerlingen zouden deels in het buitengewoon en deels in het gewoon onderwijs les kunnen volgen. Ik heb met ouders gesproken die zeggen dat dat op het vlak van reglement en verzekering absoluut niet gemakkelijk is. Daar zouden we als decreetgever een stap vooruit kunnen zetten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik ben het volmondig met u eens dat het systeem voor verbetering vatbaar is. Nochtans hebben we al veel stappen voorwaarts gezet. Vandaag zitten we in de nogal pijnlijke situatie dat mensen rechten hebben, dat er op papier voldoende uren ter beschikking zijn, maar dat we in de praktijk te weinig tolken hebben om dat recht afdwingbaar te maken.
Mevrouw Celis, misschien moeten we in de goede sfeer die hier hangt, zowel minister Muyters als minister Vandeurzen achter de veren zitten om daar iets aan te doen. Dat heeft te maken met arbeidsmarkt, het heeft te maken met afstemmen van verschillende statuten. De ministers Crevits en Vandeurzen hebben daarin stappen voorwaarts gezet, maar het is nog wachten op minister Muyters om daar zijn steentje toe bij te dragen.
Minister, bent u bereid ten aanzien van die problematiek wat te doen aan de arbeidsmarktvoorwaarden en de toegang tot het beroep van doventolk, om dat recht in de praktijk afdwingbaar te maken?
Collega’s, ik wil een misverstand uit de wereld helpen. Mevrouw Celis zei daarnet dat er minder uren waren. Dat is niet waar. Mijnheer Van Malderen, zowel het aantal prestaties als het aantal uren is substantieel uitgebreid. Mijnheer Caron, u zegt het terecht: ik ben trots op wat we hebben gerealiseerd. Alle redenen om trots te zijn, zijn er. Maar de ideale wereld hebben we nog niet bereikt in de realiteit. Er is altijd nog een stap te gaan.
Mevrouw Celis, ik heb in een antwoord op een schriftelijke vraag zeer recent de precieze prestaties gegeven. Het aantal prestaties is toegenomen. Ook het aantal tolkuren is substantieel toegenomen. Maar, mijnheer Van Malderen, u hebt een punt als u zegt dat ze niet altijd worden ingevuld. Er zit dus rond dat statuut een probleem. Minister Vandeurzen en ikzelf hebben geharmoniseerd. Er is inderdaad nog een sprong te maken met minister Muyters. Maar daar wringt het ook wat. Als je een aanbod hebt en budget, maar er zijn geen mensen genoeg die wat je hun aanbiedt willen doen, dan moet je kijken waar de knoop ligt. We kennen dus het probleem, maar het is niet evident om het op één-twee-drie op te lossen.
Mijnheer De Ro, ik ben akkoord met uw opmerkingen over GRIP. U zegt dat we moeten proberen om die schotten weg te halen. Maar dat proberen we nu net met het M-decreet te doen. Dat moet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk kinderen ook in het gewoon onderwijs hun draai goed kunnen vinden, ook al hebben ze een gehoorbeperking.
Wat het type 7 betreft, stel ik vast dat deze groep zeer taal- en competentieheterogeen is. Ook daar moeten we eens bekijken hoe we het nog meer op maat kunnen maken en geschikt voor de specifieke extra problematiek die het kind al of niet heeft. Het wegnemen van schotten tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs is niet voldoende, je moet ook binnen het buitengewoon onderwijs bekijken hoe je het nog kunt versterken.
Ik ga sowieso in grondig overleg met de mensen zelf die tien jaar bestaan en die een rapport hebben opgeleverd, om te bekijken wat we, binnen de beschikbare budgetten, extra kunnen doen.
Minister, dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik weet dat het evengoed uw bezorgdheid is om alle kinderen maximale kansen te geven. Ik heb van de verschillende collega’s gehoord dat er inderdaad verder moet worden ingezet op de ingeslagen weg om de Gebarentaal maximaal toe te passen waar het kan, en om te bewaken en te bekijken hoe wij toch voor voldoende tolken kunnen zorgen.
Ik vond het heel fijn dat de heer Van Malderen aangaf dat we moeten gebruikmaken van de goede sfeer. Als we allemaal samen in de goede sfeer ons werk kunnen doen, kan er inderdaad vooruitgang gemaakt worden. (Applaus in gebarentaal bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.