Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, er is ook positief nieuws uit Brussel. (Opmerkingen van Bart Somers)
Neen, ik ga niet verhuizen. (Gelach)
Er is niet alleen het Nederlandstalig onderwijs in onze stad, maar ook het Huis van het Nederlands. We hebben via de media kunnen vernemen dat de belangstelling voor het Nederlands in stijgende lijn is.
In 2015 waren er maar liefst 17.000 Brusselaars, veelal nieuwkomers, die kennis hebben gemaakt met de lessen Nederlands van het Huis van het Nederlands. Wat vooral opvallend was, was de verschillende afkomst van de lesvolgers bij het Huis van het Nederlands. Het grootste deel zijn mensen van Marokkaanse afkomst. Er waren ook heel wat mensen van Syrische, Iraakse en Afghaanse afkomst. Opvallend is dat maar zo’n 17 procent van de deelnemers de Belgische nationaliteit hebben en dus Franstalige Brusselaars zullen zijn. Dat was voor mij het meest opvallende in de cijfers die door het Huis van het Nederlands bekend werden gemaakt.
Mevrouw Deslé, directeur van het Huis van het Nederlands, wijst op een bepaalde problematiek, namelijk dat heel wat leerlingen uit het Franstalig technisch en beroepsonderwijs op geen enkele manier kennis maken met het Nederlands, maar dat zij veelal het Engels als tweede taal hebben, wat natuurlijk ook hun werkkansen in Brussel hypothekeert en de toegang tot de arbeidsmarkt belemmert. Ik zou zeggen: hoe dom kan men zijn dat men in het technisch en secundair onderwijs niet het Nederlands als tweede taal doceert?
Minister, u bent bevoegd voor taalpromotie. Op welke manier zult u ook Franstalige autochtonen overtuigen om de weg naar het Huis van het Nederlands te vinden, om op die manier de tweetaligheid in Brussel te stimuleren?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, beste collega’s, ik weet niet of u dit als parlement voldoende beseft, maar nog nooit in de geschiedenis hebben zo veel Brusselaars Nederlands geleerd of willen leren. Het Huis van het Nederlands is daar een heel belangrijke factor bij. Dat is zeer goed, want op die manier versterken wij uiteraard de positie van het Nederlands, maar ook de positie van de mensen die Nederlands willen leren, omdat zij als het ware een springplank in de sociale mobiliteit nemen en verder kunnen groeien en vooruitgaan in het leven.
Het is zelfs zo dat, ten opzichte van de absolute cijfers die u genoemd hebt, ook relatief de taallessen in Brussel ten opzichte van de rest van Vlaanderen vooruitgaan. Tot nu toe was dat in het Huis van het Nederlands in Brussel een vijfde ten opzichte van de rest in Vlaanderen. Dat gaat nu al naar een kwart. En dat is allemaal op vrijwillige basis. De wens van veel Brusselaars om Nederlands te leren, is dus groot.
Mijnheer Vanlouwe, we zijn het erover eens dat de politieke verantwoordelijkheid van de status van het Nederlands binnen het Franstalige onderwijs niet tot mijn of uw bevoegdheid behoort, maar we kunnen ons daar wel allerlei bedenkingen bij maken. Het verheugt mij dan ook dat het Huis van het Nederlands in Brussel, dat nooit stilzit en altijd naar nieuwe doelgroepen en methodieken zoekt, vanaf juni in contact zal zijn met veel Franstalige scholen in Brussel, om volgend jaar een speciaal programma uit te rollen voor laatstejaars en voorlaatstejaars in het secundair onderwijs, om hen boven op of parallel met hun reguliere opleiding in het Franstalige onderwijs een extra aanbod Nederlands aan te bieden.
Men zet daar dus wel degelijk op in, boven op de grote groep mensen uit het Franstalige onderwijs, jongeren, maar vaak ook jongvolwassenen en iets oudere volwassenen, die nu al bijna 40 procent van de doelgroep van de cursisten in het Huis van het Nederlands uitmaken.
Het Huis van het Nederlands heeft uw vraag begrepen en zal daar vanaf volgend jaar grondig werk van maken en aan nog meer mensen kansen bieden.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik vind het alleszins een positieve zaak dat het Huis van het Nederlands ook gaat samenwerken met Franstalige scholen. Het is inderdaad een in gebreke blijven van de Franse Gemeenschap, maar dat is een andere discussie. U bent daar uiteraard niet verantwoordelijk voor.
Het is absoluut noodzakelijk als we van Brussel echt een doorleefde tweetalige stad willen maken, dat er ook van Nederlandstalige kant initiatieven komen. Als de Franse Gemeenschap in gebreke blijft, is het goed dat Vlaanderen dan via het Huis van het Nederlands die initiatieven neemt.
Ik blijf het wel opmerkelijk vinden dat vooral nieuwkomers de weg vinden naar het Huis van het Nederlands en dat autochtone Franstalige Brusselaars in mindere mate die weg naar het Huis van het Nederlands vinden, terwijl ook zij er belang bij hebben. Eigenlijk zou er in de Franse Gemeenschap een decreet moeten zijn dat bepaalt dat in Brussel in het secundair onderwijs de tweede taal niet Engels, maar Nederlands zou moeten zijn.
Maar dat is onze bevoegdheid absoluut niet. Ik vind het positief dat wij met allerlei maatregelen de tweetaligheid in Brussel stimuleren, maar wat mij betreft, zou het nog iets dwingender mogen gebeuren.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik denk dat er misschien een aantal sociologische factoren zijn die verklaren waarom de ‘Blanc Bleu Belges’ of de ‘Belges de souches’ minder de weg vinden naar de taalcursussen Nederlands dan de nieuwkomers. Dat moet misschien eens objectief worden onderzocht.
Ik wil hier vooral de positieve kant van de zaak bekijken. Er is inderdaad een recordaantal mensen dat het Nederland wil leren. Ze zien in dat dat belangrijk is om carrière te maken en om vooruit te geraken in het leven.
Wat mijn fractie betreft, komt het erop neer om zo veel mogelijk met het Nederlands in contact te komen binnen en buiten de schoolmuren en schooluren. Voor wie de schoolleeftijd heeft, kan de brede school daar een belangrijke rol in spelen. Maar ook de speelpleinwerkingen zijn daarbij belangrijk. We moeten het als een totaalpakket bekijken om zo de positie van het Nederlands te versterken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, op zich is het geen nieuws, maar het is goed om af en toe te beklemtonen dat de kennis van het Nederlands meer dan ooit toeneemt in Brussel. Het aantal mensen die Nederlandskundig zijn, neemt ieder jaar toe. Dat is te danken aan het Huis van het Nederlands, maar voor een groot deel ook aan vele kwaliteitsvolle Nederlandstalige en Vlaamse voorzieningen in onze hoofdstad. Ze worden trouwens almaar populairder. Het is belangrijk om de open houding te blijven versterken. We moeten anderstaligen in onze Nederlandstalige voorzieningen blijven verwelkomen, want dat versterkt de positie van het Nederlands en dat lijkt me iets, mijnheer Vanlouwe, dat iedere flamingant met open armen moet verwelkomen.
Minister, ik wou iets vragen over de financiële bijdrage van het Huis van het Nederlands. Hoe hoger het niveau van de lessen, hoe hoger ook de bijdrage om de lessen te kunnen volgen soms. Voor bepaalde groepen kan dit een afremmend effect hebben. Zult u onderzoeken waarom bepaalde mensen enkel de instapcursussen doen en niet de hogere niveaus? Kan er financieel tegemoetgekomen worden aan sommige groepen die om financiële redenen geen bijkomende lessen Nederlands volgen?
Ik ga even in op het totaalpakket waar de heer Poschet allusie op maakt. Het Huis van het Nederlands probeert daarvoor te zorgen. Het zorgt voor cursussen Nederlands in het licht van inburgering, maar ook, en daar gaat deze vraag om uitleg over, in het licht van het gewoon leren van de taal. Het biedt steeds meer oefenmogelijkheden aan buiten de klassieke schoolomgeving, het is daar heel creatief in. Op die manier zorgt het Huis van het Nederlands voor een totaalpakket.
Wat de financiële drempels betreft, is het al zo, mevrouw Van den Brandt, dat er een voorkeursregime bestaat met betrekking tot een lagere financiële instap in het algemeen voor het Huis van het Nederlands in Brussel. Op dit ogenblik gaat het volgens mij oordeelkundig om met de verschillende sociale lagen en financiële mogelijkheden van de mensen. Er wordt al rekening mee gehouden, er is al een gedifferentieerd systeem waarbij rekening wordt gehouden met uw gevoeligheden, maar ik wil dit zeker nog eens samen bekijken met het Huis van het Nederlands.
Ik wil nog iets aan het antwoord toevoegen. Het valt op dat wanneer we de herkomst van de cursisten bekijken per gemeente, naast de grootste groep die uit Brussel-stad komt, want dat is nu eenmaal de grootste gemeente, het om Sint-Joost-ten-Node, Molenbeek en Schaarbeek gaat. Daar waar de mensen het meest op zoek zijn naar kansen, begrijpen ze dat die bijkomende kansen door het Huis van het Nederlands worden gegeven.
Minister, ik sluit me aan bij uw laatste woorden. Het viel ook mij op dat gemeenten zoals Brussel-stad, Sint-Joost en Anderlecht beter scoren dan Watermaal of Sint-Pieters-Woluwe, laten we zeggen de meest francofone gemeenten van Brussel.
Ik ben inderdaad een flamingant en ik omarm uiteraard het succesverhaal van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en het succesverhaal van het Huis van het Nederlands. Ik ben zeker en vast voorstander van het aanbieden van een totaalpakket. We hebben inderdaad Nederlandstalige kindervoorzieningen in Brussel, Nederlandstalig basisonderwijs, secundair onderwijs, technische scholen, welzijnsvoorzieningen en dergelijke meer. Wat mijn partij betreft, past zo’n totaalpakket in wat wij de ‘Brusselkeuze’ of ‘gemeenschapskeuze’ noemen. Ik hoop dat er ooit een regeling voor wordt uitgewerkt waardoor dit totaalpakket van Nederlandstalige dienstverlening in Brussel daadwerkelijke wordt geïnstitutionaliseerd. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.