Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de transitie naar de persoonsvolgende financiering
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, er leeft heel wat ongerustheid in de sector van personen met een beperking en hun ouders. Dat komt door een brief van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) over de omschakeling naar de persoonsvolgende financiering met de berekening van wat men zal krijgen in zijn zorgrugzak.
Er is vooral bezorgdheid bij mensen die hun kinderen laten wonen in een voorziening. Ze hebben angst omdat ze hun kind in de toekomst niet meer flexibel in het weekend zullen kunnen laten verblijven in de voorziening. Ze houden hun kind met alle liefde en plezier thuis, maar stellen zich vragen bij de toekomst. Wat als ze plots ziek worden? Kan hun kind dan toch flexibel in de voorziening worden opgevangen? Dat zijn terechte vragen.
Vragen zij meer zorgpunten? Ik denk persoonlijk van niet. Vragen ze duidelijkheid en een beetje een flexibele opvang in de toekomst? Ik denk van wel. Minister, zult u de ongerustheid wegnemen en zal er ook na 2017 flexibele opvang zijn in de voorzieningen voor deze mensen?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de transitie in de sector van personen met een handicap van de financiering van voorziening naar de financiering door de persoon zelf, is een van de heel grote werven van deze Vlaamse Regering. Het is dan ook niet onverwacht dat dit onzekerheid met zich meebrengt voor de gebruikers. De basisidee is dat voor de personen met een handicap die vandaag recht hebben op voltijdse zorg, die zorg in de toekomst gegarandeerd wordt.
Anderzijds moeten wij er als beleid ook voor zorgen dat de bestaande capaciteit zo efficiënt en zo flexibel mogelijk wordt ingezet. Collega Van der Vloet heeft het voorbeeld al aangehaald: momenteel gebruikt een persoon die recht heeft op een voltijdse opvang in een voorziening, een heel deel van die opvangdagen niet, bijvoorbeeld omdat de mantelzorgers in het weekend hun kind bij zich hebben. Of er zijn bijvoorbeeld vakantieperiodes. Dat kan gaat tot 144 dagen per jaar dat die plaats in die voorziening niet wordt gebruikt.
Dat is uiteraard een mogelijkheid voor andere mantelzorgers en andere personen met een handicap om wat ademruimte te krijgen, om die dagen dan te kunnen gebruiken. Het is een uitdaging, minister, om die twee met elkaar te verzoenen. Hoe kunt u garanderen dat iemand die nu recht heeft op voltijdse opvang, die kan blijven gebruiken, maar dat anderzijds ook wachtlijsten kunnen worden afgebouwd doordat anderen die capaciteit, die niet altijd door die persoon met recht op een voltijdse opvang gebruikt wordt, kunnen invullen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad een enorm grote transitie. We moeten de ongerustheid van die ouders natuurlijk ernstig nemen. Dat is ook de reden waarom we snel aan tafel moeten, om met hen te spreken over wat de mogelijkheden zijn om verduidelijking of antwoord te geven op die ongerustheid.
Het punt is dat kinderen die nu in instellingen verblijven, een bepaalde zorgzwaarte en een daaraan verbonden inschaling hebben. Op dit ogenblik, in het huidige stelsel, verwachten ouders dat als er door een of andere omstandigheid meer ondersteuning nodig is, zij meer een beroep kunnen doen op de instellende voorziening waar zoon of dochter op dat ogenblik verblijft.
Eerst en vooral wil ik beklemtonen dat de instellingen op dit ogenblik flexibel proberen in te spelen op de zorgvragen van degenen die aan hen zijn toevertrouwd. Dat wil zeggen dat, als er in het weekend plots een opvang nodig is, zij proberen om met de beschikbare middelen op die vragen in te spelen en eventueel ook personeel naar andere momenten te verschuiven. Zij doen dat binnen het budget en de mogelijkheden waarover ze nu beschikken.
Het is belangrijk te beklemtonen dat er in 2017 niets zal veranderen aan die budgettaire ruimte. Het is dus niet zo dat het budget van die voorziening nu plots gaat beginnen te schuiven in 2017. We zullen heel geleidelijk aan de budgettaire verdeling tussen de instellingen moeten laten evolueren, maar dat zal zeker met tijd gepaard gaan. Het zal zeker niet in 2017 zijn.
Als je bent ingeschaald in het nieuwe systeem, mag je wel, ook als je gebruikmaakt van een voorziening, een stuk van die middelen eventueel op een andere manier inzetten. Je kunt die bijvoorbeeld ook mee thuis inschakelen. Die mogelijkheden gaan dus ontstaan.
De zorg van ouders – ‘als ik er niet meer voor kan instaan’, of ‘als aan mijn draagkracht een einde komt’, of ‘als wij door plotse omstandigheden toch nood hebben aan extra ondersteuning’ – is natuurlijk terecht, maar het is ook de zorg van vele mensen in de sector van personen met een handicap, ook mensen die thuis het beste van zichzelf geven en vaak meer doen dan datgene wat van normale zorgverlening van ouders kan worden verwacht om iemand op te vangen en te ondersteunen. Die hebben uiteraard dezelfde zeer indringende vraag voor de toekomst. Wat de hervorming moet opbrengen – het is belangrijk dat ik dat blijf beklemtonen – is dat we voor al de personen met een handicapspecifieke ondersteuningsnood deze zorggarantie beter organiseren voor de toekomst.
Dat is de finaliteit van heel deze beweging. Het moet de bedoeling zijn om op termijn voor iedereen een antwoord te kunnen bieden voor de juiste zorg op het juiste moment.
Concreet betekent dit dat we met de vertegenwoordigers van de ouders aan de tafel gaan zitten. We gaan mee bekijken of we, zoals u volgens mij tussen de regels suggereerde, kunnen inspelen op de vraag naar flexibiliteit in bestaande procedures. Wat kan er gebeuren vanuit de verwachting van die ouders, die ook beseffen dat er ook ouders zijn in andere omstandigheden maar met dezelfde verwachting? Het collectief resultaat van de hele beweging is het realiseren van een betere zorggarantie. Wat kunnen we doen om hen daarin wat meer vertrouwen te geven?
Dat gesprek zal snel plaatsvinden. Ik hoop dat we op die manier het draagvlak voor deze toch bijzonder grote hervorming, verder kunnen onderbouwen.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoor u graag zeggen dat u aan de tafel zult gaan zitten met de ouders. Maar ook dat heb ik al gehoord bij het VAPH, tijdens de infosessies. Zij verwachten dat de voorzieningen de ouders mee rond de tafel nemen voor heel de inschaling, voor heel het proces, dat zij de stappen mee doorlopen. Toch blijft de ongerustheid bij de ouders bestaan. Ik denk dus dat er een heel grote nood is aan duidelijkheid voor de ouders. Het is nodig dat er rond de tafel gezeten wordt en dat het niet enkel bij woorden blijft, maar dat er ook echt iets gebeurt waardoor de onduidelijkheid verdwijnt.
Minister, ik dank u. U beklemtoont terecht dat in zo’n grote transitie, zo’n grote overgang waarbij de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement van mantelzorgers en ouders verwachten dat ze ook hun steentje bijdragen, de draagkracht en het draagvlak van de ouders enorm belangrijk is.
Het is daarom goed dat u niet onderschat welke angst er leeft. Mantelzorgers doen met heel veel liefde enorm veel voor hun kinderen of naasten die met een handicap geconfronteerd worden. De angst betreft de onzekerheid over wat er zal gebeuren wanneer zij die zorg niet meer op zich kunnen nemen. Die angst ondermijnt hun draagkracht enorm. Daar moet aan worden gewerkt.
Op 1 januari 2017 gaan de transitie en de uitrol van start. Het is hoog tijd dat de zekerheid er komt en dat de twee grote werven, namelijk meer capaciteit voor wie het nodig heeft en zekerheid voor wie nu al zorg op zich neemt, met elkaar worden verzoend. We vragen u daarom, minister, om er heel snel werk van te maken.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is uiteraard goed dat u aan tafel gaat zitten met vertegenwoordigers van ouders. Het is uiteraard ook goed dat u die bezorgdheid ernstig neemt. Maar als minister is het uw taak om die bezorgdheid weg te nemen. Ik vind het daarom belangrijker om te weten wat u exact zult vertellen aan die tafel, wat uw boodschap zal zijn.
Eerlijk gezegd, minister, denk ik dat we nood hebben aan een combinatie van soepelheid en snelheid. Het betreft de soepelheid om in te spelen op veranderingen die in een gezin gebeuren: draagkracht die wegvalt, mensen die zelf ziek worden, een handicap die slechter wordt. Heel belangrijk is de snelheid om er een antwoord op te bieden.
Heel veel mensen hebben een bijna traumatische ervaring achter de rug met het jaren wachten op gepaste hulp. Ze willen die mallemolen niet opnieuw op. Een transparante prioriteitenregeling die snelheid en soepelheid combineert, zou heel veel ongerustheid kunnen wegnemen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, heel veel ouders willen graag voor hun kinderen zorgen en doen dat met veel liefde en overtuiging. Wat zij vragen, is dat op het moment dat het voor hen niet gaat, eventjes niet of echt niet meer, de overheid er staat om zorg te bieden. Dat is het concept van zorggarantie.
U kunt vandaag op de vraag van die ouders “Zal de overheid er staan wanneer ik het niet meer kan?”, geen ja antwoorden. Dat geeft onrust en stress aan ouders en – een pervers effect – maakt dat ouders meer zorg gaan gebruiken omdat ze, als het voor hen later niet meer lukt, een goede plaats in een instelling willen. Ze vragen meer zorg omdat ouders bang zijn omdat u hen niet kan garanderen dat de overheid er zal zijn als het voor hen niet meer lukt.
Collega’s van de meerderheid, van de N-VA en Open Vld, ik hoor u graag uw betoog houden, en wat u hebt gezegd is een terechte bezorgdheid van mensen. U weet ook dat dit het gevolg is van een plan dat de minister uitrolt, een plan dat de regering heeft goedgekeurd, het plan Perspectief 2020. Er werd aan de mensen beloofd dat men in 2020 perspectief op die zorggarantie zou hebben. U weet dat het plan ontoereikend is en die garantie niet zal bieden.
Minister, wanneer zult u zorgen dat in Vlaanderen en Brussel iedere mens die zorg nodig heeft, die zorg krijgt en dat er zorggarantie is?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het verhaal van de persoonsvolgende financiering is een lang verhaal. We naderen stilaan de ontknoping, en dan is het logisch dat er veel vragen zijn en veel ongerustheid is.
De rode draad in heel deze omwenteling was, is en blijft de continuïteit van de zorg en de zorggarantie. 2017 is een cruciaal jaar. Minister, ik ben blij dat het heel duidelijk was in uw antwoord dat de personeelsmiddelen voor de mensen in voorzieningen identiek blijven in 2017.
Gelukkig toonde u ook veel begrip. Net zoals de vraagstellers hebben wij een terechte bekommernis – ook u – voor alle ouders met een kind met een handicap. Ze vragen zich allemaal af: “Wat doen we als we later de zorg niet meer kunnen dragen en als we er niet meer zijn?” Iedereen wil garanties voor later, en dat is een gerechtvaardigd verlangen dat we maximaal willen realiseren. Daarom voeren we net het systeem van de persoonsvolgende financiering in, waarbij we het budget van vandaag laten gaan naar de noden van vandaag, en het budget van morgen inzetten op de noden van morgen.
Minister, ik ben gerustgesteld door uw antwoord dat er gesprekken zullen plaatsvinden met het oog op het zoeken naar een oplossing en dat u inderdaad niet onderschat wat er leeft bij de vele betrokkenen.
Collega’s, antwoord kunnen geven aan ouders die vandaag een enorme zorg opnemen en die zich ongerust maken over de toekomst – of ze die zorg verlenen in een thuissituatie dan wel een beroep doen op een voorziening, gecombineerd met zo veel mogelijk ondersteuning vanuit thuis –, is antwoord geven op een legitieme en terechte zorg. De ambitie van de hervorming moet een fundamentele systeemwijziging zijn. We financieren niet meer instellingen en voorzieningen, maar proberen de zorgzwaarte in te schalen op het niveau van de persoon en hem de kans te geven er zelf mee aan de slag te gaan. We combineren dat met een uitbreiding van de budgettaire mogelijkheden om het zorgaanbod uit te breiden. De ambitie van dat plan is meer zelfsturing en meer zorggarantie.
Ik besef zeer goed dat het in de transitie voor een aantal betrokkenen vanuit hun specifieke situatie en hun gevecht om een goede plaats te vinden in een goede voorziening, zorgen en vragen oproept. We moeten nagaan hoe we een aantal antwoorden kunnen geven en hoe we procedureel een aantal zaken in een voor de betrokkenen meer geruststellend vaarwater kunnen brengen. De totale ambitie moet ‘Hoe kunnen we zorggarantie bieden voor alle mensen die een handicapspecifieke ondersteuningsnood hebben?’ blijven.
Mijnheer Van Malderen, het zal inderdaad veronderstellen dat, door combinatie van uitbreiding van middelen en nieuwe procedures, we voor een deel flexibel moeten inspelen op wijzigende omstandigheden. Dat is de ambitie als je spreekt over meer zorggarantie.
Minister, de zorggarantie is inderdaad heel belangrijk. Daarom is het nu uw verantwoordelijkheid om daarover snel duidelijke communicatie te brengen en ervoor te zorgen dat die flexibele opvang er inderdaad komt voor een kleine plotse meervraag. Dat is niet alleen belangrijk voor de zorgvragers die nu al in de zorgsector zitten, maar ook voor al diegenen die nu nog moeten starten. Het kan niet de bedoeling zijn dat zij moeten starten met ‘wat als?’ en voor een kleine meervraag al een hele papiermolen moeten doorlopen. Dan gaan de mensen namelijk meer vragen dan eigenlijk nodig is. Er moet heel snel duidelijke communicatie komen zodat de mensen gewoon vragen waar ze recht op hebben en dan ook krijgen waar ze recht op hebben. (Applaus bij de N-VA)
Minister, veertien dagen geleden was de commissie Welzijn van dit parlement in Nederland. We hebben toen een bezoek gebracht aan een organisatie die personen met een beperking vertegenwoordigt. Zij hebben gezegd dat ze heel jaloers zijn op ons nieuwe systeem dat we zullen uitrollen. Het is een systeem waarbij de persoon met een beperking zelf meer zal kunnen beslissen wat hij met zijn budget zal doen en hoe hij zijn leven wil inrichten. Dat is een heel belangrijk concept.
Maar, minister, dat staat of valt natuurlijk met het vertrouwen en het draagvlak van de personen met een beperking en hun mantelzorgers. En daarom, minister, vragen wij u, nu het bijna 2017 is en de uitrol er is, om aan die mensen die de gebruikers zullen zijn van het systeem heel snel duidelijkheid te geven over de procedures die zullen worden gevolgd. Want het staat of valt met hun vertrouwen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.