Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook dit jaar levert het jaarverslag van de Onderwijsinspectie, de Onderwijsspiegel, weer een schat aan informatie op over de staat van het Vlaamse onderwijs.
Minister, ik zou het graag met u hebben over het stelsel van leren en werken en meer bepaald de evaluatie van de leertijd die wordt aangeboden door de centra van SYNTRA Vlaanderen. Wat zien we daar? Het is bepaald onrustwekkend dat drie van de vijf centra die tot op vandaag zijn geëvalueerd, een negatieve beoordeling hebben. Dat is niet nieuw, want die beoordelingen lopen sinds 2013. De twee andere centra zouden ook een negatieve beoordeling krijgen, bevestigt de topman van de Onderwijsinspectie.
Minister, dit roept toch vragen op over de pedagogische kwaliteiten van SYNTRA Vlaanderen. We vragen ons dan ook af of u niet ongerust bent over de impact die dit zal hebben op het toekomstig stelsel van duaal leren dat net focust op enerzijds het afleveren van diploma’s met een sterke onderwijscomponent en anderzijds sterke ervaring en beroepskwalificaties via werkplekleren. Nu blijkt dat SYNTRA daar de regisseur wordt – SYNTRA, dat negatief wordt geëvalueerd, wat twijfels doet rijzen over de pedagogische kwaliteiten.
Minister, hoe ziet u dat toch goed komen, want het is bepaald onrustwekkend?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, u hebt een onderdeel uit het zeer rijk gevulde inspectierapport voorbehouden voor deze plenaire vergadering. Ik ga ervan uit dat de Onderwijsinspectie de kans zal krijgen om het rapport te komen toelichten in de commissie Onderwijs, want er staan, zoals elk jaar, heel wat interessante zaken in.
U weet dat SYNTRA Vlaanderen een bevoegdheid van collega Muyters is, maar dat verschillende centra van SYNTRA op het terrein de leertijd organiseren. Positief is dat jongeren die de leertijd volgen en met succes de kwalificatietrajecten afronden, zeer snel werk vinden. De opleidingen die worden aangeboden, leiden dus zeer goed naar werk.
Wij zijn zeker van plan om SYNTRA ook in de toekomst een plaats te geven in de trajecten duaal leren die we willen aanbieden. We hebben zelfs een oplossing gevonden voor wat u ook zo belangrijk vindt, namelijk dat de muren van wantrouwen tussen onderwijs en werk een beetje worden gesloopt. De Onderwijsinspectie heeft een akkoord gesloten met de inspectie van VDAB om het duale leren zoals het vanaf 1 september op het terrein wordt uitgerold, samen te inspecteren. Ze hebben zelfs, speciaal voor u, mevrouw Gennez, een eerste try-out in Mechelen gepland. Er is een akkoord met een school die ook een opleiding zal aanbieden. Het is van belang dat we beseffen dat als er een component werken zit in het duaal leren die leidt tot een kwalificatie, er ook een onderwijscomponent is die voldoende pedagogische vaardigheden vraagt.
Er is dus een akkoord, en ik ben er rotsvast van overtuigd dat daardoor het geïntegreerd werken eindelijk mogelijk zal worden, wat in het verleden nooit het geval was.
De centra van SYNTRA volgen ook een verbetertraject voor de leertijd. De inspectie zegt dat ze er goed werk van maken. Die trajecten worden uiteraard voortgezet, maar vanaf het volgende schooljaar rollen de eerste projecten duaal leren uit en zal men gezamenlijk het toezicht houden op de werkcomponent, wat een zeer goede zaak is.
Minister, ik ben uiteraard blij dat er verbeterplannen worden opgesteld, maar de eerste negatieve evaluatie dateert van 2013. Er komen jaar na jaar negatieve evaluaties bij. Ik vraag me dan toch wel af wat de slagkracht is van die SYNTRA-koepel om in zijn centra effectief die pedagogische kwaliteiten te versterken. Moet ik dan vaststellen dat die zeer klein tot bijna nihil is? Dan is het natuurlijk zeer vreemd dat u uitgerekend in handen van SYNTRA de regie legt voor het bewaken van de vorming en de kwaliteit van al die werkplekken in die duizenden bedrijven om het stelsel van duaal leren effectief goed te laten werken.
Dat is toch een foute keuze, of toch minstens een voorbarige keuze. U zegt dat mensen die de leertijd volgen en dat traject afronden, gemakkelijk werk vinden. Misschien zijn zij heel specifiek opgeleid voor dat beroep, in dat bedrijf, als goedkope arbeidskracht, maar hoe weerbaar zijn die jongeren wanneer die diploma’s en kwalificaties niets waard zijn want negatief geëvalueerd door de Onderwijsinspectie op het moment dat een bedrijf herstructureert of ze misschien een andere job moeten gaan zoeken? Dat is zeer twijfelachtig en onrustwekkend, minister.
De heer Ronse heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik ben bijzonder ontgoocheld in u. Ik vind het zeer kwetsend ten aanzien van alle medewerkers van de SYNTRA’s dat u uit dat rapport juist die negatieve evaluatie haalt om hier in het parlement te brengen. Ook het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) is op drie van de vijf onderzochte vestigingen niet geslaagd, idem voor het voltijds beroepsonderwijs inzake basisvorming.
Ik vind het ook heel unfair om hier te doen alsof SYNTRA Vlaanderen, het agentschap dat instaat voor de kwaliteitsbewaking, hetzelfde zou zijn als de SYNTRA’s. U weet net als ik dat dit totaal onderscheiden zaken zijn.
Minister, u hebt terecht gezegd dat SYNTRA-opleidingen resulteren in goede kansen op werk, en inderdaad, 87 procent van de afgestudeerden vindt binnen het jaar een duurzame job. Wat voor mij belangrijk is in het kader van het duaal leren, is dat er in die SYNTRA’s nog een goede instroom is. Uit een schriftelijke vraag die ik aan minister Muyters heb gesteld, blijkt dat slechts één op tien vanuit het onderwijs wordt gestuurd, dat is weinig. Ziet u daar nog verbetering?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ook ik ben een beetje verbaasd over deze vraag. Dit rapport is eigenlijke een uitvloeisel van het decreet Leren en Werken dat toenmalig minister Vandenbroucke in 2008 hier in het parlement heeft ingediend. Het was een baanbrekend decreet vol goede intenties, alleen was hij vergeten de financiering voor de SYNTRA’s te regelen. Waar een dbso-school 3 euro krijgt, krijgt een SYNTRA 1 euro om hetzelfde werk te doen terwijl het over dezelfde Onderwijsinspectie gaat die op basis van dezelfde maatstaf die opleidingen beoordeelt. Ik ben blij dat deze meerderheid, deze minister van Onderwijs, een gelijkwaardige financiering in het vooruitzicht stelt voor alle aanbieders van het nieuwe systeem van duaal leren. Op die manier kunnen de centra met gelijke riemen dezelfde wedstrijd roeien met het oog op meer kwaliteit voor jongeren en de arbeidsmarkt.
Minister, nog een bijkomende vraag: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het SYNTRA-netwerk met al die werkervaringsplaatsen die op dit moment onbenut zijn, want de instroom is inderdaad vrij laag, beter benut wordt in het nieuwe systeem van duaal leren?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, deze regering heeft de ambitie om duaal leren te versterken en op een hoger niveau te brengen. Ik denk dat we heel aandachtig de bevindingen van de Onderwijsinspectie moeten opvolgen om jongeren af te leveren die niet enkel goede ervaringen hebben opgedaan in een bedrijf, maar die ook goed worden ondersteund in hun traject naar leren en werken. Het gaat vaak over jongeren die een moeilijk leertraject achter de rug hebben. Ook zij verdienen onze steun. Ik wil u dan ook vragen de kwaliteit te bewaken en een grondige evaluatie van de proefprojecten door te voeren voor die vastere vorm krijgen in de volgende schooljaren.
Mevrouw Gennez, ik wil toch wel opmerken dat de leertijd en het dbso al vrij lang bestaan, maar dat het deze regering is en niet de vorige waar uw partij de minister had, die van duaal leren een sterk positief project wil maken. U hebt terecht gezegd dat de SYNTRA’s voor de eerste keer zijn doorgelicht in 2013. Het had misschien ook wat vroeger kunnen gebeuren, maar het is zeker voor het eerst dat we tijdens deze legislatuur gaan naar één systeem van duaal leren met een sterke werkcomponent en een sterke onderwijscomponent waar er hopelijk geen concurrentie meer moet bestaan. Het is de bedoeling om met zijn allen te gaan voor een sterke kwalificatie van die jongeren voor wie het voltijds onderwijs niet de beste methode is om aan een volwaardig diploma secundair onderwijs te geraken maar voor wie het gedurende meerdere dagen vertoeven op een werkplek de ideale trigger is om ook zin te krijgen om te leren.
Ook ouders van jongeren die sterk beroepsgeoriënteerd zijn, vinden het belangrijk dat hun kinderen voldoende algemene vorming krijgen en niet alleen klaargestoomd worden voor de arbeidsmarkt.
Mijnheer Ronse, het voltijds beroepsonderwijs heeft inderdaad knelpunten op het vlak van algemene vorming. Maar dat is geen argument om de mankementen bij SYNTRA onder de mat te vegen en te zeggen dat alles in orde is. We moeten er werk van maken.
Ik heb u net de oplossing aangeboden. We gaan voor sterke trajecten duaal leren die zowel bij SYNTRA als bij de CVO’s als in het voltijds beroepssecundair onderwijs aangeboden kunnen worden. Op termijn kan dat misschien ook in het technisch onderwijs, als we nu maar starten met de eerste projecten.
Mevrouw Brusseel, we gaan de proefprojecten uiteraard evalueren. Maar heel belangrijk, en dan geef ik mevrouw Gennez zeker gelijk, is dat de controle en het toezicht voldoende sterk zijn. Tegelijk moeten we ervoor zorgen dat de bedrijven niet gaan klagen dat SYNTRA, VDAB en de onderwijsinspectie bij hen over de vloer komen. De betrokkenen moeten dat samen aanpakken. Zorg dat ze elkaars taal begrijpen, zorg dat ze hetzelfde toezichtskader hebben en dan komt het goed.
Dat is juist het belang van het protocolakkoord dat we gesloten hebben met de inspectie, SYNTRA Vlaanderen en VDAB. Ze gaan samen de try-out doen en eenzelfde kader hanteren om de kwaliteit te beoordelen.
Er is inderdaad nog een lange weg te gaan naar globaal gedragen en sterke opleidingen. Maar we hebben het decreet en de protocolakkoorden.
Los van de verbetertrajecten, mevrouw Gennez, die uiteraard moeten worden uitgevoerd, heb ik er wel vertrouwen in dat, dankzij de afgesloten akkoorden, het toezicht op de beroepsgeoriënteerde trajecten heel sterk zal blijven, en dat er ook inhoudelijk grote stappen voorwaarts gezet worden op dit ogenblik.
Ik roep vooral op tot de ambitie op het vlak van vorming. 12 procent van de Vlaamse jongeren verlaat het onderwijs zonder diploma. Een sterk systeem van duaal leren is dus essentieel. Het zal niet verwonderen dat mevrouw Brusseel die zorg deelt. Zij zit in de commissie Onderwijs en is bezorgd om de kwaliteit van die pedagogie, ook bij SYNTRA Vlaanderen. Andere collega’s kijken meer vanuit het perspectief en het belang van de werkgever, maar ons gaat het hier in de eerste plaats om de degelijke vorming van jongeren zodat de werkgevers er effectief maximaal hun voordeel mee kunnen doen.
Dat die ambitie van deze regering te beperkt is, bewijst ze nogmaals door voor de invulling van het mentorschap, dat ook in handen van SYNTRA gelegd is door deze regering, twee voorwaarden te stellen voor de training op de werkvloer. Men moet 25 jaar zijn en men moet een attest van goed gedrag en zeden hebben. Er wordt geen enkele andere voorwaarde gesteld. Sta me toe, collega’s, dat wel heel minimaal te vinden als invulling van sterke pedagogische kwaliteiten die onze jongeren weerbaar maken voor de arbeidsmarkt van de toekomst.
De actuele vraag is afgehandeld.