Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de reden waarom wij elkaar opnieuw over dit thema spreken, is omdat het voorval een aantal vragen oproept.
De eerste signalen van de problematiek waren er al in juni vorig jaar. Het meisje onderneemt een poging tot zelfdoding en welzijnsdiensten worden gealarmeerd. Vanaf september wordt ook de politie op de hoogte gebracht van de feiten. Nadien duurt het zes maanden voor het meisje wordt beschermd. Het duurt ook zes maanden voor er duidelijke onderzoeksdaden worden gesteld om die tienerpooier op te sporen.
Ik begrijp dat u daar geen politieke verantwoordelijkheid voor draagt, maar ik begrijp niet hoe het kan dat het parket aan de overkant geen gevolg lijkt te geven aan de afspraak die u met hen hebt gemaakt om tienerpooiers snel en kordaat aan te pakken, en die praktijk te kwalificeren als mensenhandel. Dat is een vraag voor de overkant, maar mijn vraag aan u is hoe het kan dat welzijnsinstanties op de hoogte zijn van dit zeer ernstige misbruik bij een kind van 12 jaar en dat dit kind toch zes maanden lang kan worden blijven misbruikt. Dat misbruik ging van kwaad naar erger waarbij het kind uiteindelijk bij een daad van zeer vergaand misbruik in bescherming is genomen, niet eens optimaal maar in open instellingen waar zij nog altijd contact kan hebben met die tienerpooier en waar zij helaas ook uit kan weglopen.
Dat strookt helemaal niet met uw aanpak. Ik begrijp niet hoe dit is kunnen gebeuren. Wie heeft waar gefaald en op welke manier heeft de zorgketen niet gezorgd voor bescherming van dit kind? Wat kunnen wij hieruit leren om ervoor te zorgen dat niet andere kinderen op dezelfde manier gedurende zes maanden onbeschermd blijven in handen van een tienerpooier terwijl meerdere instanties weet hebben van de feiten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik vind dit eigenlijk een vraag die echt op de rand zit van wat tijdens een publieke zitting kan worden behandeld.
Ik heb geen kennis van de concrete feiten. Er zijn mensen in de hulpverlening met een beroepsgeheim en er is de tussenkomst van het openbaar ministerie. Hier worden conclusies getrokken die misschien juist zijn, maar die evengoed met een juiste analyse van de feiten op een heel andere manier moeten worden geïnterpreteerd.
Ik zal me permitteren niet op de concrete casus in te gaan, hoe ernstig die ook is, maar ik zal terugkomen op wat ik hier een tijdje geleden heb gezegd naar aanleiding van de conclusies van het onderzoek van Child Focus over het fenomeen van de tienerpooiers. Het is een ernstig fenomeen en het is heel duidelijk dat inderdaad beleidsmatig een aantal acties ondernomen moeten worden om er beter op te kunnen reageren.
We moeten meer inzetten op preventie. Dat staat ook in het actieplan. Dat gaat over vormingen aan allerlei specifieke groepen, die misschien met wat vorming wat attenter en alerter kunnen zijn om signalen te herkennen. Die zijn overigens genoemd in het actieplan, ook preventie met betrekking tot het onlinegebeuren. Hoe kunnen we ouders toegang geven tot de juiste informatie wanneer ze zich ongerust maken? Het actieplan bevat dus een heleboel zaken die preventief moeten worden aangepakt, die ik hier in de plenaire vergadering ook heb aangekondigd en die we uiteraard ook uitvoeren. Het bevat ook maatregelen die we mee moeten nemen met betrekking tot de bescherming. Ik heb toen gezegd dat we in de gemeenschapsinstellingen een unit zullen equiperen die specifiek beschikbaar is voor deze groep slachtoffers. Ik heb ook gezegd dat we in het private aanbod ook met een aantal partners een capaciteit meer zullen uitrusten om de beslotenheid die soms nodig is te kunnen waarmaken.
Het plan bevat ook maatregelen die genomen moeten worden met betrekking tot de aanpak van de daders. We hebben toen afgesproken de kwalificatie mensenhandel te gebruiken omdat het een aantal juridische mogelijkheden geeft die we zeker beter moeten benutten. We hebben ook aangegeven dat we de afspraken met justitie in het kader van de kadernota Integrale Veiligheid hebben opgenomen en dat we de keten kort willen houden. Wanneer we de slachtoffers beschermen, moeten we ook kunnen uitgaan van het feit dat de daders met de nodige expertise ook in de internationale context kunnen optreden. Daarvoor is de kwalificatie mensenhandel belangrijk.
Ten slotte hebben we ook een aantal initiatieven aangekondigd ten behoeve van de partners: degenen die we eigenlijk in het hele fenomeen moeten sensibiliseren en expertise laten opbouwen en delen. Die initiatieven zijn we uiteraard ook aan het uitwerken.
Ik kan op dit ogenblik echt geen oordeel uitspreken over de concrete situatie. Ik heb ook geleerd dat, wanneer vanuit een beleidsinvalshoek moet worden gekeken naar iets dat je oprecht verontwaardigend en verschrikkelijk vindt, het beter is eerst een goed inzicht te krijgen in de situatie, alvorens allerlei conclusies te trekken. Daar zijn immers ook de hulpverleners bij betrokken, met heel veel professionaliteit. Ik ga ervan uit dat de partijen die tussenkomen dat ook doen vanuit een oprechte bekommernis. Het is nu niet aan mij te oordelen wat in deze casus concreet is misgelopen. Ik sluit het niet uit, maar ik kan er geen uitspraak over doen, en ik hoed me er ook voor. Ik denk immers dat het een zeer slechte evolutie zou zijn dat we over elke individuele situatie, hoe dramatisch ook, onmiddellijk en aan de hand van krantenberichten een oordeel zouden uitspreken over de betrokken hulpverleners en actoren van justitie. Ik zal dat niet doen, en indien u dit wenst, kunnen we er in de beslotenheid van de commissie eventueel een aantal zaken over bekijken. Dan nog zal ik een beroep moeten doen op de goodwill van een aantal actoren om ons hun verhaal te delen over deze concrete situatie.
Minister, het zijn net de individuele casussen die ons tonen waar de korte keten waarover u het hebt, faalt. Het is dankzij die individuele casussen dat wij weten dat er een probleem is. Hoe anders kunnen wij evalueren of wat gebeurt juist is? Wat u zegt op papier, is allemaal goed en wel, al brengen sommige dingen die u zegt, mij wel een beetje aan het lachen. U zult vorming geven aan de medewerkers, excuseer, maar wanneer iemand in een CLB hoort dat een kind van 12 jaar wordt verkracht en door een pooier wordt uitgeleend, hoeveel vorming heeft die dan nodig? U zegt: ouders een beetje bijscholen over toegang tot de sociale media. Die ouders smeken al zes maanden om er iets aan te doen. Ze hebben zes maanden geleden voor het eerst aan de politie gemeld dat het kind via internet te koop wordt aangeboden. Zij wisten dat. U moet niet afkomen met maatregelen als vorming en ouders van alles leren. Ik begrijp dat u niet kunt antwoorden op mijn concrete vragen over deze casus. Ik zou het echter niet begrijpen dat u niet bereid bent op basis van die casus te onderzoeken waar het fout loopt in de korte keten, want zes maanden misbruikt worden is geen korte keten, dat is een lange lijdensweg. (Applaus)
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ongeveer één maand geleden stonden we met heel wat collega’s aan het spreekgestoelte naar aanleiding van het rapport van Child Focus over de problematiek van tienerpooiers. Toen hebben we allemaal – allemaal! – aan de minister gezegd dat we blij waren met zijn slagkracht, met het feit dat hij deze problematiek zo ernstig nam en met het feit dat hij ermee aan de slag ging.
Nu, een maand later, duikt er inderdaad een verhaal op. Wij weten niet hoe de casuïstiek juist in elkaar zit. Ik meen dat we af en toe eens een stap terug moeten zetten. We moeten onszelf weer een maand geleden daar vooraan zien staan, want toen hebben we aan de minister gezegd dat hij onze volledige steun had.
Als er een probleem is, dan willen we dat graag evalueren, maar we denken dat het beter is om dat niet op basis van een aantal krantenartikels te doen, maar om de kwestie ruimer te bekijken.
De minister heeft toen gezegd: “De verwachtingen qua omkadering, beveiliging, pedagogische setting, geestelijke gezondheidszorg enzovoort, moeten duidelijker zijn zodat de actoren beter van elkaar weten wat ze mogen verwachten.”
Minister, hoe ver staan we daar ondertussen mee? Kunt u toelichten wat er al gebeurd is, om aan die verzuchting, die u zelf hebt uitgesproken, tegemoet te komen? (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, het is inderdaad nauwelijks een maand geleden dat het onderzoek van Child Focus werd voorgesteld en het hier ook uitgebreid in de plenaire vergadering aan bod is gekomen met verschillende acties. De minister heeft zich geëngageerd om er werk van te maken. We hebben inderdaad allemaal onderschreven dat we dat nodig vonden en goed vonden dat het onderzoek is gebeurd en dat het rapport werd opgesteld.
Minister, als we dan nu getuigenissen lezen in de krant, bevestigen die alleen maar dat het goed was dat u zo’n rapport hebt laten opmaken en dat er actie rond wordt gevoerd. Ook ik wil vanzelfsprekend niet ingaan op de casuïstiek, want dat is absoluut niet aangewezen. We kennen de concrete feiten ook niet.
U hebt toen gezegd dat u ook een stukje van het private aanbod wenste open te stellen. U zou een aantal voorzieningen oproepen om zich kandidaat te stellen. Hebt u er ondertussen meer zicht op of het private aanbod daar inderdaad voor openstaat?
U zou ook laten onderzoeken of daartoe een aanpassing van de regelgeving nodig zou zijn. Hebt u daar al meer zicht op?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ik was er ook een beetje verbaasd over dat deze vraag hier vandaag wordt gesteld. Zoals al aangegeven door de collega’s, werd dit onderwerp inderdaad al uitgebreid besproken in januari. We hadden het toen over het aanpakken van de tienerpooiers die jonge meisjes in de prostitutie lokken. Het rapport van Child Focus gaf daarvoor een aantal aanbevelingen.
Minister, u gaf toen ook aan dat u de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen zou uitbreiden, maar dan wel op een specifieke manier. U zou ook een stuk van het private aanbod ombouwen om te beantwoorden aan de criteria van veiligheid, van opvang, van ondersteuning en van bijstand. Wat is de stand van zaken?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Parys, u hebt inderdaad gehoord dat het een goede zaak is dat er een studie is gemaakt en dat Groen het een goede zaak vindt dat de minister daar een actieplan tegenover zet. U hebt goed geluisterd en u hebt ons ook horen zeggen dat het absoluut nodig is om het aanbod aan zorg voor jongeren op te trekken omdat de capaciteit nu onvoldoende is.
Waarom halen we dit er nu bij? Wat gebeurt er in de praktijk wanneer jeugdrechters een dossier in behandeling krijgen over een kind in prostitutie?
Er zijn twee mogelijke acties. Er zijn rechters die het dossier direct oppakken en wanneer er voor het kind geen plaats is in de hulpverlening, dan komt het in het slechtste geval in een politiecel terecht. Er zijn ook rechters die, wanneer ze weten dat er geen plaats vrij is, beslissen om het dossier pas te behandelen wanneer er wel een plaats is. Dat is de realiteit, jeugdrechters vertellen me dat. Justitie treedt met andere woorden soms te laat op omdat het duidelijk is dat er toch geen plaats in de hulpverlening is. Ze willen het kind ineens een zorgaanbod kunnen geven.
Minister, u hebt in uw actieplan een aantal capaciteitsuitbreidingen aangebracht. Ik vermoed dat ze te laag zijn, maar zijn ze intussen al in de realiteit uitgevoerd?
Collega’s, wat de capaciteitsuitbreiding betreft, heb ik op dat ogenblik ook gezegd dat wij ernaar streven om dat in het midden van het jaar operationeel te krijgen. Ik heb er de timing toen bij genoemd. Dat heeft te maken met de infrastructuur en de uitrusting in de gemeenschapsinstelling. En inderdaad, er zijn gesprekken met kandidaten uit het private aanbod. Daarbij moet bekeken worden of er nog een aantal zaken, met betrekking tot de financiering, de bestaffing en dergelijke, moeten worden aangepakt.
Wij gaan uiteraard met grote urgentie de acties die we toen hebben aangekondigd, uitvoeren. We zijn ons immers allemaal bewust van het feit dat hier een fenomeen aan de orde is dat we zeer fundamenteel moeten aanpakken. Dat is de reden waarom aan Child Focus gevraagd is om daar de expertise voor bijeen te zetten. Ik heb er geen enkel probleem mee, collega’s, om op een bepaald ogenblik in de commissie met de realisatiegraad van dat actieplan te komen en u te informeren over de stand van zaken. Want het is een belangrijke zaak. En het feit dat we met een nieuw drama geconfronteerd worden, illustreert inderdaad dat we dat absoluut ernstig moeten nemen.
Ik denk in alle eerlijkheid dat u mij er niet van kunt verdenken dat ik dat niet heb willen doen. Dat is gewoon de reden geweest waarom we al maanden geleden gezegd hebben dat we hierop moeten doorgaan. Wat is de omvang van het fenomeen? Wat zijn de internationale lessen die we trekken? Wat zijn de dingen die in ons land te gebeuren staan? Die zijn opgelijst en zijn nu effectief in uitvoering. En dat is ook nodig. We hebben in maart opnieuw een afspraak, onder meer met Child Focus, over een aantal zaken van de implementatie. Ik ben absoluut bereid om daaromtrent verantwoording te komen afleggen.
Als je in een krant een aantal dingen leest, collega’s, is dat uiteraard iets waar je van schrikt. Je bent dan attent om te zeggen: wat is er gebeurd en wat moet daar eventueel uit geleerd worden? Maar ik ga dat niet doen zonder dat we dat in alle rust en sereniteit gedaan hebben. Op dit ogenblik is voor mij de zorg voor het slachtoffer en voor een adequate aanpak door de actoren van Justitie, waarvan ik helemaal geen inzage heb in de manier waarop zij dat doen, aan de orde.
Als u morgen zou zeggen dat het Comité P of wie dan ook een casus analyseert en kijkt wat er gebeurd is: geen enkel probleem. Maar als u mij op dit ogenblik vraagt of er gefaald is door die en die, kan ik u dat niet zeggen, omdat ik de context niet ken, niet weet wat er gebeurd is, welke therapeuten wat gedaan hebben en dat soort zaken meer.
Minister, het is niet omdat u op papier een plan hebt uitgewerkt, dat wij niet meer het recht hebben om te kijken of er in de realiteit ook op die manier wordt gewerkt. Ik twijfel niet aan uw goede intenties. Dat heb ik overigens nooit gedaan. Op papier zijn wij het trouwens vaak eens met elkaar.
Elke keer dat er een kind in de cel moet overnachten, staan hier ook meerdere collega’s. Het is bijna altijd naar aanleiding van individuele dramatische gevallen dat wij u vragen stellen. U weet dat. Wij stellen u vragen over het gehele beleid, naar aanleiding van zo’n individuele casus. Als ik u was, zou ik zelf eens goed nagaan wat er fout is gegaan, welke instantie waar heeft gefaald, of het een systeemfout is, dan wel een menselijke fout, zodat u ook kunt voorkomen dat andere kinderen hetzelfde meemaken.
U zegt dat uw prioriteit nu uitgaat naar de zorg voor het slachtoffer. Goed. Ik denk dat dat bij iedereen zo is. Maar zorg dan ook dat het kind, dat is aangemeld voor een gesloten instelling, die plaats ook echt krijgt, dat het niet meer kan weglopen en niet meer terug in de handen van die pooier raakt. (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.