Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de inschakelingsvergoeding voor schoolverlaters die in het kader van het M-decreet les volgen in het reguliere onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, exact een jaar geleden voerden we in de plenaire vergadering de discussie over een federale beslissing die het hebben van een diploma koppelde aan het recht op een wachtuitkering voor jonge schoolverlaters. We vonden dat toen, samen met een aantal collega’s, onder anderen mijnheer De Ro en mevrouw Helsen, een vreemde vereiste omdat we eigenlijk durfden vast te stellen dat een kwetsbare groep jongeren, die zonder diploma van de school komen, verder in de armoede dreigden te worden geduwd op het moment dat ze wilden toetreden tot de arbeidsmarkt.
Minister, u zei toen dat u het daarmee eens was, dat u het federale koninklijk besluit onzorgvuldig opgesteld vond. U hebt ook gezegd dat we twee dingen moeten doen, en daar hebben we u volledig in gesteund. Een: de strijd tegen de ongekwalificeerde uitstroom opvijzelen. Twee: het federale koninklijk besluit opkuisen.
U hebt overleg gehad met federaal minister Peeters en minister Milquet voor de andere gemeenschap. Wat blijkt? Federaal minister van Werk Peeters zegt dat we nu een heel zorgvuldig samengestelde lijst hebben die uitzonderingsvoorwaarden maakt voor kwetsbare jongeren die wel een diploma of getuigschrift behaalden, en die dus wel recht hebben op die wachtuitkering. Vandaag kopt een Vlaamse krant: “Meest kwetsbare jongeren geen recht op een uitkering.”
Het gaat meer bepaald niet over jongeren die we willen aanmoedigen om hun diploma te halen, maar dat niet willen. Het gaat over jongeren die hun kans grijpen om in het kader van inclusief onderwijs een getuigschrift of diploma te behalen, die daarvoor ook een volledig onderwijstraject afleggen, maar die nu niet op de lijst blijken te fungeren.
Minister, dat is geen goede zaak. Mijnheer De Meyer, we hopen dat u dat ook met ons vindt. Daarom zouden we willen oproepen om toch geen kwetsbare jongeren verder in de miserie te helpen op het moment dat ze toetreden tot de arbeidsmarkt. Kunt u die uitzonderingscategorie toevoegen en ervoor zorgen dat die jongeren na hun onderwijsloopbaan in aanmerking komen voor een wachtuitkering?
De heer de Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eventjes een nuance om het probleem nog scherper te stellen. Leerlingen in OV3, in het buso, maken kans op een getuigschrift. Indien ze een getuigschrift behalen, maken ze ook kans om later recht te hebben op een inschakelingspremie. Er zijn ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die het gemeenschappelijke curriculum volgen in het gewone onderwijs. Zij hebben kans om een getuigschrift of een diploma te behalen en ze hebben recht op een inschakelingspremie. Daarnaast zijn er leerlingen die toegang zouden hebben tot OV3, maar voor een individueel curriculum kiezen in het gewone onderwijs. Zij kunnen een attest van verworven bekwaamheden behalen. Zij hebben dan geen getuigschrift of diploma tenzij de klassenraad beslist om hen een getuigschrift of diploma toe te kennen. In het eerste geval hebben ze geen recht op een inschakelingspremie, in het tweede geval wel.
Dit alles heeft minder te maken met het M-decreet, maar meer met de federale maatregel. Oorspronkelijk was bepaald dat een inschakelingspremie gekoppeld was aan een diploma. Op vraag van de gemeenschapsministers voor onderwijs is dat sterk verruimd. Dat is de situatie vandaag.
Minister, u hebt verklaard dat de groep leerlingen die ik als laatste heb geschetst, u zeer nauw aan het hart ligt. Vandaar mijn suggestie en vraag: zou het niet goed zijn – als u in februari de juiste cijfers hebt over het aantal leerlingen – te evalueren en na te gaan of er eventueel opnieuw overleg moet komen met uw federale collega?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank beide collega’s voor de vraag. Collega De Meyer heeft het goed uitgelegd, maar ik zou iedereen toch willen vragen om nog eens goed te luisteren, om goed de filosofie achter de huidige toestand te proberen begrijpen. Ik kan vandaag onmogelijk zeggen: “Ja! Die groep jongeren zullen we ook in aanmerking laten komen voor een inschakelingsuitkering.” Ik zal zeggen waarom.
Het M-decreet heeft als filosofie om zo veel mogelijk jongeren naar het gewone onderwijs te laten gaan. Veel meer jongeren dan vroeger krijgen dus geen verslag buitengewoon onderwijs meer, maar een gemotiveerd verslag om les te volgen in het gewoon onderwijs. Dat betekent dat al die jongeren, als ze het traject hebben afgelegd, gewoon een diploma krijgen en in aanmerking komen voor een inschakelingsuitkering.
Er is een groep jongeren die een verslag krijgt om buitengewoon onderwijs te volgen. Dat zijn er al veel minder dan vroeger. Jongeren met een visuele beperking bijvoorbeeld, gaan doorgaans naar het gewone onderwijs. Zij krijgen een gemotiveerd verslag om gewoon in ons reguliere onderwijs les te volgen. Er is echter nog een groep jongeren die de raad krijgt om buitengewoon onderwijs te volgen. We hebben daarvoor types buitengewoon onderwijs, opleidingsvorm 3 en 4, die er specifiek op gericht zijn om die jongeren de kans te geven op een maximale integratie in het normale arbeidscircuit. Dat is ook de reden waarom we voor jongeren die die opleiding voltooien, ook de deur openzetten voor een inschakelingsuitkering.
Een klein groepje daarvan, dus van de groep jongeren die een verslag krijgen om naar het buitengewoon onderwijs te gaan, gaan ondanks dat verslag toch naar het gewone onderwijs. Dat is niet verboden. Zij volgen daar dan een individueel aangepast onderwijscurriculum. Het is mogelijk dat de klassenraad op het einde beslist hun een diploma te geven. Het is ook mogelijk dat de klassenraad beslist hun geen diploma te geven. Ik kan onmogelijk sowieso zeggen dat die groep gelijkgesteld wordt aan hen die het volledige traject afleggen in opleidingsvorm 3 of 4, omdat je anders natuurlijk een route creëert waardoor jongeren gewoon een individueel aangepast programma gaan vragen omdat ze toch een diploma krijgen op het einde van de rit. Dat kan je niet zomaar doen.
We zullen dus op 1 februari nagaan wie in die groep zit. Kwalificeren die trajecten even goed als opleidingsvorm (OV)3 en OV4 van het buitengewoon onderwijs? Als dat zo is, dan heb ik er geen problemen mee om een bijkomende vraag te stellen. Maar die garantie heb ik vandaag niet. Ik zal niet toelaten dat de goede opleidingsvormen van het buitengewoon onderwijs die jongeren goed voorbereiden om zich in het normale arbeidscircuit in te schakelen en zich in het leven te integreren, worden gedegradeerd of niet worden gewaardeerd. De toestand blijft dus zoals hij is. Op 1 februari zal ik de cijfers bekijken. Als de individueel aangepaste trajecten volledig voldoen aan de vereisten van OV3 of OV4, dan heb ik er geen problemen mee. Vandaag is dat nog niet duidelijk, want we hebben nog geen fijnmazig zicht op de individuele trajecten.
Ik dank u voor het antwoord, minister. Ik wil toch oproepen om iets meer voluntarisme aan de dag te leggen. Ook Lieven Boeve en Raymonda Verdyck van de onderwijskoepels stellen dat het eigenlijk niet logisch is dat uitgerekend die kwetsbare groep van jongeren die, samen met hun ouders, kiezen voor inclusief onderwijs en het volledige traject afwerken, uit de boot zouden vallen. Want vanuit het oogpunt van de samenleving is het wenselijk dat het inclusief onderwijs – ook met een aangepast curriculum – maximaal wordt gegarandeerd. Wij denken dat het sowieso goed is dat zo veel mogelijk jongeren zich aanmelden bij de VDAB om hun rechten op een wachtuitkering te doen gelden. Want zo kunnen we op basis van de Vlaamse bevoegdheden Werk en Onderwijs met vervolgtrajecten een passend beleid voeren. Als die jongeren immers niet zijn gekend, dreigen ze door de mazen van het net te vallen. Dat willen we niet. Het zou gemakkelijker zijn als u bij uw federale collega’s erop zou aandringen om die vereiste te schrappen. Want vandaag vallen enkel de drop-outs uit de boot, en het zijn precies zij die we moeten blijven volgen – in het onderwijs, naar ook vanaf de eerste dag dat ze op de arbeidsmarkt terechtkomen.
Ik heb begrepen dat u zich engageert, minister. Het is ook vrij logisch dat u de cijfers van de toestand op 1 februari afwacht. Minister, een belangrijk element in uw antwoord was uw nadruk op de kwaliteit van het buitengewoon onderwijs in het algemeen en van OV3 in het bijzonder. Dat mag gezegd worden. Het blijft alleszins een nuttige oefening om het individuele curriculum van leerlingen die in principe toegang hebben tot OV3 in het buitengewoon onderwijs, maar toch gewoon onderwijs volgen, op te volgen. De vraag rijst dan of ze zo aan de voorwaarden voldoen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, namens mijn fractie kan ik stellen dat we tevreden zijn met uw antwoord. U hebt het M-decreet geërfd en moeten uitvoeren. U hebt in de commissie en de plenaire vergadering steeds gezegd dat alles wordt gemonitord en wordt geëvalueerd. De visie van beide vraagstellers is de juiste, en ik denk niet dat iemand dit zal betwisten. Als er jongeren zijn die we via de federale maatregelen kunnen activeren, dan moeten we dat ook doen. Het is echt geen sociale daad om jongeren in een valkuil te laten lopen. Wel is het zo dat ons onderwijs niet hetzelfde is als dat van de Franstalige Gemeenschap. Als daar categorieën of subcategorieën zijn die niet worden gevat door een KB, dan moeten we een oplossing zoeken. Ik denk dat we het dossier in de commissie Onderwijs verder moeten uitspitten zodra we de cijfers op datum van 1 februari hebben.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben het eens met de vraagstellers dat het almaar duidelijker wordt dat de koppeling van diplomavereisten aan de wachtuitkering veel neveneffecten genereert die absoluut geen goede zaak zijn. De genomen beslissing is niet goed.
Een van die neveneffecten komt nu ter sprake. Iemand die ondanks het feit dat hij naar het buitengewoon onderwijs mag gaan, toch echt kiest voor inclusief onderwijs en in het gewoon onderwijs wil blijven met een beperking, kan dit maar waarmaken afhankelijk van de financiële situatie. Dit is een heel pervers neveneffect. Volgens ons moet u hier wel naar kijken. Hier moet een oplossing voor worden gezocht.
Ik dring er dan ook op aan om dit ernstig te nemen en om voor deze groep naar een oplossing te zoeken.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik was met een heel grote bezorgdheid omtrent dit gegeven vandaag naar hier gekomen, maar ik ben gerustgesteld door uw antwoord. Het is toch een beetje anders dan de kranten lieten uitschijnen.
Ik ben heel blij met uw antwoord, want het is inderdaad heel belangrijk. Wij hebben binnen het M-decreet gekozen voor onze twee onderwijssystemen: het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs. Met dat M-decreet beogen we een maximale inzet van die leerlingen in het onderwijs dat voor hen het beste geschikt is. Wanneer dat het buitengewoon onderwijs is, dan moet dat een positieve keuze zijn.
Als er toch mensen zijn die vasthouden aan het gewone onderwijs en kiezen voor de individuele leerlijn, maar daardoor dreigen ongekwalificeerd uit te stromen, dan moeten we daar heel waakzaam voor zijn.
Minister, ik vraag u daarom hoe we de communicatie kunnen optimaliseren zodat ouders, leerkrachten en scholen zich bewust zijn van de gevolgen. En vooral: wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat de keuzes die worden gemaakt, de juiste zijn opdat de jongeren binnen het M-decreet maximaal gekwalificeerd een getuigschrift of diploma kunnen behalen?
Dames en heren, ik deel een aantal bezorgdheden die werden geuit. Ik wil er nog eens op wijzen dat het mijn overtuiging is dat we niet alle jongeren die een individueel aangepast programma volgen en eigenlijk naar het buitengewoon onderwijs zouden kunnen gaan, zomaar kunnen gelijkstellen qua diploma. Er zijn ook opleidingsvorm 1 (OV1) en opleidingsvorm 2 (OV2). Ze dienen er specifiek voor om de jongeren toe te laten min of meer zelfstandig te functioneren in een beschermd milieu. Als die jongeren kiezen voor een individueel aangepast programma, kunnen we toch onmogelijk zeggen dat het toeleidt naar een gewoon diploma waarmee ze naar de arbeidsmarkt kunnen gaan en recht hebben op een inschakelingsuitkering? Die inschakelingsuitkering is bovendien niet iets voor het leven! Het is een uitkering die men krijgt in afwachting van een inschakeling in een job! Je kunt dus niet zomaar zeggen dat alle jongeren die een individueel aangepast programma volgen, optimaal voorbereid zijn op hetgeen waarvoor de inschakelingsuitkering dient, namelijk ingeschakeld geraken in het reguliere circuit.
Laten we dus voorzichtig zijn en bekijken hoeveel jongeren in die groep zitten. Het zal sowieso altijd gaan over de groep die een attest OV3 of OV4 gekregen heeft en naar het gewoon onderwijs gaat. Het gaat niet over de gehele groep.
Ik deel wel de bezorgdheid dat we jongeren maximaal aan een kwalificatie moeten helpen. Maar dat zal niet afhangen van het al dan niet krijgen van een inschakelingsuitkering. Waar het onder meer wel van afhangt, is van het feit dat minister Muyters en ik wanneer jongeren plots niet meer naar school gaan, ervoor zorgen dat de VDAB ze heel snel kan opvolgen en kan toeleiden naar een traject. We willen de databanken aan elkaar koppelen, dat weet u ook, mevrouw Gennez.
Er is een pakket aan maatregelen nodig om jongeren aan een kwalificatie te helpen, en we zitten nu ter zake volop in uitvoering. Maar het openen van het recht op een inschakelingsuitkering betekent sowieso dat je een kwalificatie hebt. Dat is een keuze die gemaakt is. Ik zal erover waken dat ook de individueel aangepaste trajecten die jongeren volgen, inderdaad toeleiden naar een versterkte aankomst op de arbeidsmarkt waardoor de kansen op een arbeidsplaats groter worden. De groep moet nauwkeurig afgebakend worden en er moet bekeken worden of de individuele trajecten inderdaad even waardevol zijn als de trajecten die vandaag in het buitengewoon onderwijs aangeboden blijven worden.
Ik geef meteen een voorbeeldje van de groep waaraan ik denk. De groepsopleidingen in het buitengewoon onderwijs die aangeboden worden, zijn beperkter qua keuzes dan die in het gewoon onderwijs.
Ik kan mij dus voorstellen dat een bepaalde jongere die een attest buitengewoon onderwijs heeft, toch kiest voor het gewone onderwijs omwille van een bepaalde opleiding die in het beroepsonderwijs kan worden gevolgd. Het lijkt mij evident dat die jongere wel in aanmerking zou komen.
Collega’s, het zal maatwerk zijn op basis van de trajecten die worden gevolgd. Ik ben bereid om dat te doen. Ik ben er ook van overtuigd dat de Federale Regering er geen enkel probleem mee zal hebben dat we die lijst nog wat aanvullen.
We mogen het er echter niet zomaar allemaal bij doen, want dat zou negatieve effecten kunnen hebben op de zorgzame keuzes die we nu hebben gemaakt.
Minister, ik hoor het u graag zeggen. De M van M-decreet stond voor maatwerk. Dat betekent effectief dat je je curricula maximaal aanpast aan de zorgnoden van de leerlingen, veel minder aan de structuren zoals we ze vandaag kennen.
Minister, als u nog eens in een uitzondering op een uitzondering wilt voorzien, dan zou ik eigenlijk het pleidooi willen versterken: laten we teruggaan naar het recht op een uitkering na het volmaken van het volledige schoolse traject, zodat we niet de meest kwetsbare jongeren in de verdoemenis duwen. Het zijn net zij die het het meest nodig hebben. Daarom bied ik een uitgestoken hand aan alle collega’s van alle fracties, maar in een andere assemblee, met name de Kamer. Er is een sp.a-wetsvoorstel dat de diplomavereisten loskoppelt van het recht op een wachtuitkering die inderdaad tijdelijk is voor elke jongere na zijn schoolse carrière. Dat lijkt mij rechtvaardig en de beste beslissing tegen armoede.
Minister, ik denk dat uw aanvullingen en nuances correct en noodzakelijk zijn. Ik weet dat onze collega en voorzitter van de commissie Onderwijs, mevrouw Helsen, hier erg om bekommerd is. Ik meen te mogen veronderstellen dat we in februari, zodra we alle gegevens hebben en de evaluatie is gebeurd, zeker en vast nog uitgebreid en met de nodige tijd hierover verdere gesprekken zullen kunnen voeren.
De actuele vragen zijn afgehandeld.