Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het recente rapport betreffende problematisch alcoholgebruik
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, het volgende geldt zeker voor u vandaag, minister, collega’s, een frisse pint of een goed glas wijn, dat behoort tot de geneugten van het Vlaamse leven. Ook ik geniet er soms van. De overgrote meerderheid van de Vlamingen heeft trouwens een normaal alcoholgebruik en gebruikt alcohol zonder scha en schande.
Er is echter ook een grote maar. Er is ook een problematisch alcoholgebruik: te veel alcohol, alcoholmisbruik en zelfs alcoholafhankelijkheid. Daar moeten we iets aan doen, minister, we mogen het probleem niet onder de mat vegen. Het problematisch alcoholgebruik heeft een heel hoge maatschappelijke kost: in ons gezondheidssysteem, maar ook ver daarbuiten, in relaties, op het werk en zo meer.
Vanuit de sp.a-fractie vinden we dat we de maatschappelijke uitdaging actiever moeten aanpakken. De sociale kost van het problematisch gebruik is voor de gebruiker zelf en voor zijn naaste en verre omgeving veel te groot.
Er zijn ondertussen genoeg studies, verklaringen van ministers, interministeriële conferenties en gezondheidsconferenties geweest die allemaal tot dezelfde vaststelling komen: actie is nodig op verschillende beleidsniveaus. Er zijn zelfs al ontwerpplannen geweest die echter gekelderd werden door een bepaalde politieke partij. Maar in Vlaanderen kunnen we ook een globaal, geïntegreerd beleid maken op onze beleidsdomeinen. Het veronderstelt van Vlaanderen dat we inzetten op sensibilisering, op preventie, op vroegdetectie en dat we vroeg ingrijpen. Dat kunnen we allemaal met onze Vlaamse bevoegdheden.
Vandaar, minister, een heel korte vraag naar aanleiding van de meest recente studie die verschenen is. Waar blijft ons globaal Vlaams actieplan?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, 2 miljard euro, dat is wat we allemaal samen elk jaar opnieuw betalen voor de gevolgen van alcoholmisbruik in dit land. Minder dan 1 op 10, dat is het aantal problematische alcoholgebruikers dat zijn weg vindt naar de hulpverlening. En, alsof dat nog niet erg genoeg is, iemand die met een alcoholprobleem naar de hulpverlening stapt, doet daar acttien jaar over.
Dit zijn onthutsende cijfers. De vraag is altijd wat we daar nu mee doen. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft in zijn laatste studie een heel mooie oplijsting gemaakt van de problemen, de pijnpunten, en tegelijk ook van waar we de oplossingen kunnen vinden. En als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat we dat eigenlijk allemaal wel al wisten.
Er is een probleem voor de persoon met het problematische alcoholgebruik: hij of zij vindt soms letterlijk de weg niet naar de hulpverlening. Hij/zij weet niet welk aanbod er is en waar hij/zij daarvoor terecht kan. Dat is een probleem, daar moeten we iets aan doen.
Ook op het niveau van de zorgorganisatie moet er iets gebeuren: meer toegankelijkheid en binnen de bestaande capaciteit moet er meer reële capaciteit komen. Dat heeft ook te maken met de zorgverleners zelf. Een grote groep weet zich onvoldoende gewapend om adequaat om te gaan met deze specifieke doelgroep. Ook aan de opleiding van zorgverstrekkers moeten we iets doen.
Een derde aspect is hoe we als maatschappij kijken naar alcoholmisbruik. Dat is ook al een groot stuk van het probleem.
Minister, ik heb begrepen dat elke betrokken minister kenbaar heeft gemaakt dat men dit jaar wil samenwerken aan een alcoholplan of een alcoholstrategie. Op welke manier zult u, vanuit uw bevoegdheden, actief meewerken aan zo’n strategie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik wil daar absoluut en zeer constructief aan meewerken. In de vorige legislatuur is er op verzoek van mevrouw Onkelinx werk gemaakt van zo’n alcoholplan. De Vlaamse Gemeenschap heeft daar actief aan meegewerkt en heeft zich steeds bereid getoond om het stuk van het plan dat betrekking had op de gemeenschapsbevoegdheden te honoreren. Daar is geen enkele onduidelijkheid over. We spreken daarover samen in de Algemene Cel Drugs, waar alle overheden en vakgebieden samenzitten. Ook in deze legislatuur heeft de Vlaamse Gemeenschap daar zeer uitdrukkelijk ‘ja’ gezegd toen er werd gesuggereerd om het plan terug op te nemen en na te gaan of er een nieuwe start kon worden genomen. Intussen zijn er een aantal vergaderingen geweest en er zullen er nog een aantal komen, want het is de bedoeling om samen een nieuw plan te finaliseren in de volgende maanden.
Wat het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft gedaan, is zeer belangrijk omdat het ondubbelzinnig en zeer uitdrukkelijk zegt dat men maar succes zal hebben als er synergieën en een geïntegreerde aanpak komen. Dat is iets wat de collega’s uit de commissie Welzijn bekend in de oren klinkt. Ik ben het daar uiteraard volmondig mee eens en ik zal binnen mijn bevoegdheden mijn verantwoordelijkheid ook moeten nemen.
Toch even zeggen dat het Vlaamse actieplan met betrekking tot de gezondheidsdoelstelling ‘middelengebruik’ eind 2015 is afgelopen. In dat plan was uiteraard ook het thema ‘alcohol’ zeer uitdrukkelijk aanwezig. Ik vind het een beetje verbazend dat in de studie van KCE – maar misschien heb ik ze niet helemaal in detail gelezen – niet echt melding wordt gemaakt van het feit dat uiteraard op vlak van sensibilisering, uiteraard op vlak van onlinemogelijkheden, er in Vlaanderen al wel degelijk een aantal initiatieven bestaan. Ik noem er drie.
Er is de website alcoholhulp.be die we zelf financieren. De organisatie die ondersteunt, financieren wij. In 2014 werd die website 700.000 keer bezocht. Dat is geen kleine website meer, maar een zeer actief instrument voor heel wat burgers waar men zelf een inschatting kan maken en een weg naar de hulpverlening kan volgen. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en Domus Medica hebben eenzelfde tool ontwikkeld om huisartsen te ondersteunen bij hulpverlening en vroegtijdige detectie. Ook VAD heeft een aantal initiatieven genomen, ook voor het uitgaansleven, wat een van de aanbevelingen van het KCE-rapport was.
We gaan werk maken van een nieuwe gezondheidsconferentie waarin de alcoholproblematiek met stip genoteerd staat. Die timing is wel degelijk zo dat we kunnen sporen met de opmaak van het interfederaal plan dat er moet komen. We zullen er zeker actief aan deelnemen.
Een punt dat in de KCE-studie uitdrukkelijk aan bod komt, is de toegang tot de zorg en de vroegtijdige detectie. Over verslavingsproblematieken hebben we een visietekst voorgelegd aan een breed publiek van betrokken stakeholders. De verhoging van de competenties om met zulke problemen in de eerstelijnszorg om te gaan, is heel uitdrukkelijk opgenomen. In het nieuwe drugshulpverleningsbeleid zal dit verder worden ontwikkeld.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Niemand heeft gezegd dat er in Vlaanderen niets gebeurt, maar we vragen heel uitdrukkelijk dat het iets sneller en iets actiever zou gaan. De eensgezinde vaststellingen zijn er al lang. In 2014 is aangekondigd dat er een nieuw totaalplan zou komen, en nu zijn we nog bezig met een aantal van dezelfde pijnpunten. U haalt ze zelf aan: de rol van huisartsen, drempels in de eerste lijn, vroegdetectie, vroeginterventie. Dat zijn nog altijd pijnpunten, na de eerste studies van 2008. Na bijna tien jaar constateren we dat er nog pijnpunten zijn. We vragen niet meer dan het volgende: ageer sneller op het terrein, wacht niet op nieuwe studies.
Dan heb ik nog een specifieke vraag over iets waarnaar nog niet is verwezen. Onderneem ook sneller actie en wacht niet op een nieuwe gezondheidsconferentie met betrekking tot het piekdrinken, het bingedrinken bij jongeren, dat steeds kwalijkere gevolgen heeft.
Minister, ook ik heb nooit getwijfeld aan uw goede wil. Ik heb zelf gezegd dat elke betrokken minister bereid is om mee te werken aan zo’n strategie. Ik heb ook niet gezegd dat u niets hebt gedaan. U bent uw antwoord wel begonnen met te zeggen wat u al hebt gedaan, maar mijn vraag was eigenlijk, en ik herhaal ze opnieuw: welke concrete maatregelen zult u bepleiten in het kader van die alcoholstrategie die dit jaar in alle diverse beleidsniveaus zal worden ontwikkeld? 2016 is op dat vlak immers wel een cruciaal jaar. Nu moeten we wel het verschil maken met nieuwe maatregelen, want met de bestaande alleen doen we het niet. Ik heb een aantal cijfers opgenoemd. Ik denk dat die toch wel vrij verbluffend zijn. We moeten echt wel een verbetering krijgen, en alleen met wat we nu doen, zal het niet lukken. Mijn vraag is dus: welke concrete maatregelen zult u daar bepleiten?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeer blij dat de collega’s nog maar eens hameren op de verslavingsproblematiek. In december heb ik zelf ook een vraag gesteld over de rol van de huisarts bij die problematiek. Ik heb toen ook gepleit voor meer ondersteuning van die huisartsen, en ook voor een bredere uitwisseling tussen de huisartsen en de revalidatiecentra. Nu weten we allemaal dat hun rol cruciaal is. Ze zijn immers vaak het eerste contact van die patiënten. Met een eenvoudige vragenlijst zouden we al een heel eind op weg zijn, maar slechts een op de twee artsen doet dat ook, vaak door een gebrek aan tijd of omdat men bang is om die patiënten te schofferen. Daarenboven voelen huisartsen zich vaak ongewapend om een behandeling te gaan opstarten. Daarom lijkt het me essentieel om daar de eerstelijnszorg in te betrekken, en die inderdaad meer te gaan ondersteunen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil vooral even de aandacht vestigen op jongeren die drinken. Dat is niet aan bod gekomen, maar ieder jaar zie je de cijfers stijgen van het aantal jongeren die regelmatig zeer veel alcohol gebruiken. Het aantal jongeren die zeggen soms tot zes glazen per twee uur te drinken, bedraagt 20 procent. Dat zijn dus zeer hoge cijfers. In ons beleid gaan we tot een bepaalde leeftijd alles verbieden, en dan gaan we onze jongeren als volwassenen behandelen. We hebben inderdaad een website die goed in elkaar zit en veel informatie geeft, maar een website is te weinig als plan om jongeren te helpen en te begeleiden om op een verantwoorde en gezonde manier met alcohol om te gaan, om hen te leren drinken, in de goede zin van het woord.
Minister, u kondigt een plan aan. Zoals de heer Bertels zegt, is dat plan eigenlijk al wel redelijk over tijd. Zal er in dat plan aandacht zijn voor de jongeren, en zal dat verder gaan dan een website? Zal dat echt een plan zijn om te bekijken hoe we onze jongeren op een verantwoorde manier met alcohol leren omgaan?
Ik deel uiteraard de vele zorgen en de analyses die ook het kenniscentrum maakt, maar dit parlement heeft een regelgeving goedgekeurd over de manier waarop we met onze preventiebevoegdheid omgaan. De methodologie is dat we gezondheidsconferenties moeten organiseren, waarop, wetenschappelijk onderbouwd en na een brede consultatie van de bevolking en van de stakeholders, wordt gezocht naar nieuwe strategische doelstellingen, waaraan dan een actieplan wordt gekoppeld. Die methodologie heb ik niet uitgevonden. Dat is gewoon de manier waarop wij in Vlaanderen onze bevoegdheid invullen.
Het is al vanaf de beleidsnota en de beleidsbrief duidelijk dat er in deze legislatuur een aantal gezondheidsdoelstellingen en daaraan verbonden actieplannen aflopen en dat er nieuwe moeten worden gemaakt. We hebben ervoor geopteerd om één grote conferentie te houden over middelengebruik, voeding en beweging, omdat de inschatting van de experts was dat voor de beide gezondheidsdoelstellingen vaak dezelfde methodieken de grondslag vormen als je mensen wilt overtuigen van een gezonde keuze of een gezonde levensstijl.
Dat proces is volop bezig, om die conferentie voor te bereiden. Dat bevat een evaluatie van de vorige gezondheidsdoelstelling en de daaraan verbonden acties. Wat is effectief geweest? Wat heeft gezondheidswinst opgeleverd en wat niet? Wat heeft gewerkt en wat niet? Dat zal ook de internationale literatuur verkennen. Dat zal een brede inspraakprocedure met zich meebrengen dit jaar. En dan zal er gefocust worden om te articuleren wat dat wil zeggen voor de volgende vier, vijf, zes jaar. Daar zal ook een tijdsperspectief in moeten zitten om dat plan op te stellen.
Ik heb in de commissie al meermaals gezegd dat het bingedrinken, de specifieke kwetsbare groepen, allemaal zaken zijn die inherent zullen zijn aan dat plan, want het zijn fenomenen waarover ook een aantal wetenschappelijke gegevens en cijfermatige beschrijvingen beschikbaar zijn en waarvan de ernst voldoende groot is om te zeggen dat wij daar verder op zullen moeten inzetten.
Maar even duidelijk is dat alleen met datgene wat je ‘braaf’ zou kunnen noemen, namelijk sensibilisering, wellicht geen succes gehaald kan worden. Je moet een geïntegreerd beleid kunnen voeren. En dat vraagt de positionering en het engagement van andere vakgebieden. We kunnen dan kijken naar de Vlaamse Regering en de Vlaamse bevoegdheden, maar uiteraard ook naar bevoegdheden op andere bestuursniveaus – lokale, Belgische en wellicht ook een aantal Europese – waar we uiteraard minder concreet in mee kunnen stappen. Maar bijvoorbeeld rond tabak zijn er heel duidelijke Europese richtlijnen die België ook moet invullen en waarover de afspraken in ons land ook gemaakt moeten worden. We gaan dat ook absoluut doen.
Ik ben het er helemaal mee eens dat de huisarts daarin een uitdrukkelijkere plaats zal hebben. Dat hebben we ook op het congres rond verslavingszorg zeer duidelijk gevoeld. We moeten proberen te bekijken hoe we in de eerste lijn, dat eerste aanspreekpunt, vroegdetectie en doorstroming naar adequate hulpverlening indien dat nodig is, kunnen faciliteren.
Ik hoed me er wel voor om te zeggen dat wij totaal geïsoleerd binnen Welzijn en Volksgezondheid op Vlaams niveau, zonder die grote methodologie die nu op het terrein in uitvoering is rond de opmaak van de gezondheidsdoelstelling, een aantal ad-hocdingetjes gaan doen. Dat moet grondig, duurzaam en fundamenteel zijn, en het moet passen binnen het flankerende beleid. Daarom is die studie ook zo nuttig, omdat ze heel duidelijk aangeeft dat je dat samen moet doen.
Mevrouw Van den Brandt, die studie beveelt wel degelijk aan om in te zetten op websites en zo meer, maar spreekt ook over terugbetaling in de ziekteverzekering, beschikbaarheid van alcoholische producten en noem maar op. Dat is een heel scala van maatregelen.
Ik hoop dat de Algemene Cel Drugs de voortgang van het alcoholplan kan realiseren. In de vorige legislatuur – daar moeten we ook eerlijk in zijn – zijn we er bijna geraakt, maar is op het laatste moment, op de Interministeriële Conferentie Drugs, waar het plan gefinaliseerd moest worden, gebleken dat er op het federale vlak geen akkoord was om dat plan te honoreren. Ik hoop dat onze poging deze keer meer succes zal hebben.
Minister, ik hoop samen met u dat we niet op het laatste moment geconfronteerd worden met een blokkering op een ander beleidsniveau. Maar dat belet niet, minister, en ook niet de methodologie van de gezondheidsconferentie en de gezondheidsdoelstellingen, dat u tussentijds versnellingen en acties kunt doen rond nieuwe maatschappelijke uitdagingen met betrekking tot alcoholmisbruik, waarover hier kamerbreed de mening wordt gedeeld dat er iets meer rond moet gebeuren.
U kunt uw eigen Vlaamse bevoegdheden maximaal uitputten én al een geïntegreerd globaal preventiebeleid – bijvoorbeeld rond drempels voor de eerstelijns gezondheidszorg – opstellen voor die maatschappelijke uitdagingen. Verschuil u niet achter methodologieën. De uitdaging is daar. Daar is iedereen het over eens. De maatschappelijke kost is te hoog. Ook daar is iedereen het over eens. Laat ons dus de Vlaamse bevoegdheden gebruiken en daar werk van maken. En laten we ons niet verschuilen achter hetzij het federale niveau, hetzij methodologieën van een gezondheidsconferentie. Er is daar al een gezondheidsconferentie over geweest.
Minister, u hebt in uw tweede repliek van alles verteld waar ik het roerend mee eens ben. Alleen hebt u niet geantwoord op mijn duidelijke en concrete vraag. Maar goed, geen zorg. Ik zal proberen te eindigen met een positieve noot, namelijk een maatregel die wij hier wel al allemaal samen kunnen nemen, niet alleen in dit parlement, maar iedereen die deel uitmaakt van onze samenleving. We weten namelijk allemaal dat er een enorm grote tolerantie is voor alcoholmisbruik. We lachen daar wel eens mee en doen daar een beetje meewarig over en dat soort dingen meer.
Maar tegelijk – en dat is een minstens even groot probleem – is er een grote intolerantie ten aanzien van mensen die er om welke reden dan ook voor kiezen om geen alcohol te drinken. In de vrije tijd in de voetbalkantine, op recepties enzovoort: men wordt daar altijd op aangesproken. Er is in onze samenleving een enorm grote sociale druk om alcohol te drinken. Daarom pleit ik voor meer verdraagzaamheid en tolerantie voor die mensen die niet willen drinken, want als we het hebben over maatschappelijke perceptie, dan is dat een grote stap vooruit om dit probleem om te lossen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.