Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016
Verslag
Algemene Bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016.
We zijn bezig met het onderdeel Landbouw en Visserij.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik was aangekomen bij het ketenoverleg. We hebben allemaal de goede afspraken van het ketenoverleg gehoord die in augustus gemaakt zijn. Nu stellen we vast dat dat niet goed loopt. Het is altijd heel uitdrukkelijk de wens geweest van het ketenoverleg dat de overheid zich daar niet in mengt. De verschillende schakels in de keten willen onder elkaar goede afspraken maken. Het is ook niet evident om daar als overheid in tussen te komen. Je kunt niet zomaar vanuit de overheid aan de marktwerking en prijsstructuren steun gaan verlenen of de marktmechanismen in een bepaalde richting gaan sturen. Dat mag en kan trouwens niet in een vrije markt.
Ik weet dat er in het verleden een aantal stemmen zijn opgegaan om een soort toezichthouder of een soort ombudsman aan te stellen in dat ketenoverleg. Ik heb in dat verband een concrete vraag: stel dat wij zo’n toezichthouder of ombudsman hadden aangesteld, welke instrumenten zou die man of vrouw op dit ogenblik hebben om ervoor te zorgen dat het ketenoverleg wel goed loopt? Dat zal volgens mij weinig extra bijbrengen, want er zijn eigenlijk geen instrumenten waarover iemand kan beschikken om een aantal zaken af te dwingen. Ik vind dat de afspraken die vanaf augustus ondertekend zijn en op papier vastliggen, uiteraard moeten worden nageleefd.
Ik heb de voorbije dagen heel wat overleg gepleegd. Collega De Meyer, u vraagt om iedereen opnieuw rond de tafel te brengen om overleg te plegen, de voorbije dagen is echter heel wat bilateraal overleg gepleegd. Het ketenoverleg is, gelukkig maar, nog niet helemaal afgesprongen. Alle afspraken die gemaakt zijn rond de melksector worden ook voort uitgevoerd. Men probeert nu ook de druk nog wat op te voeren door individueel met een aantal veetelers rond de tafel te zitten en met hen afspraken te maken. Uiteraard volg ik op de voet wat daar gebeurt en kunnen we altijd zien wat we de komende dagen kunnen doen, welke rol we kunnen spelen. Maar, zoals gezegd, is het niet zo evident om zomaar tussen te komen in dat overleg. Ik denk dat het op dit ogenblik ook weinig zal oplossen, gelet op de vele gesprekken die ik de voorbije dagen heb gehad. Ik geloof heel sterk in het structureel oplossen en zorgen dat ook onze varkenshouders sterker staan in die keten wanneer op structurele basis gewerkt wordt aan producentenorganisaties. Op dit ogenblik is het immers een van de zwakke elementen in het ketenoverleg dat iedereen individueel rond de tafel zit en in verspreide slagorde probeert tot oplossingen te komen. In januari organiseren we dus de G30 om die producentenorganisaties ook op goede weg te zetten.
Ik ga over tot het laatste punt: de visserij. Ik denk dat hier terecht verwezen is naar het convenant dat de regering heeft gesloten. We hebben de impuls gegeven om met alle stakeholders van natuurorganisaties over de visserij rond de tafel te zitten. Daar moeten we ook de toekomst van onze visserij verder uitwerken.
Collega Vermeulen, wij hebben Visserijraad gehad en dinsdag om 2 uur ’s nachts hebben we met de Europese ministers een overeenkomst bereikt rond de quota. Het is ook daar altijd zoeken naar een evenwicht om ervoor te zorgen dat er geen overbevissing is, dat het mariene milieu in orde is, dat er voldoende aandacht is voor de vissen in de verschillende wateren, maar aan de andere kant ook een toekomst te geven aan onze visserij. Ik denk dat we met de quota die nu vastliggen dat evenwicht wel gevonden hebben, op basis van het wetenschappelijk advies, maar ook rekening houdend met de sociaal-economische impact voor onze sector. Uiteraard blijven we ook inzetten op de Europese cofinanciering via het FIVA, waar wij in geloven. Het is vooral een cofinanciering waar we op inzetten en uiteraard zullen we ook jonge vissers die van start willen gaan, voort ondersteunen.
Ik wil het nog even hebben over de warme sanering. Die werd uitdrukkelijk op de tafel gelegd door collega Caron. We hebben daarover ook al van gedachten gewisseld. Ik zie echter geen oplossing in het op de tafel leggen van 60 tot 70 miljoen euro. Waar moet dat geld vandaan komen? Wat is de consequentie van zo’n warme sanering? En als we dat zouden doen, betekent dit dat we 60 tot 70 miljoen euro zullen uitbetalen aan landbouwers die stoppen met hun landbouwactiviteit, maar het zal geen enkele impact hebben op de prijszetting in de sector. Als we die miljoenen op de tafel leggen om de prijs te beïnvloeden met alle marges die hier creëren, weten we nu al wat er zal gebeuren, want overal in Europa is er crisis, is er overproductie. Dan staan Nederland, Duitsland, Frankrijk en Polen klaar om onmiddellijk onze markt te overspoelen. De prijs zal niet stijgen voor degenen die overblijven. We zullen die 60 tot 70 miljoen euro moeten uitbetalen aan een aantal landbouwbedrijven, maar de volledige sector zal daarmee niet geholpen zijn. Daarom zijn wij geen voorstander van die warme sanering. Ik ben wel voorstander van structurele maatregelen die er op lange termijn moeten toe leiden dat duurzaam kan worden geproduceerd voor een eerlijke prijs, ook voor onze varkens.
Voorzitter, ik wou het nog even hebben over de Russische boycot, maar ik zie dat de Russische delegatie weg is. (Gelach)
Nu, ze verstaan mij ook niet, alhoewel het West-Vlaams en het Russisch dicht bij elkaar liggen. (Gelach)
Minister, al tientallen jaren hoor ik woorden als overleg, actieplannen, highlevelgroepen, G30. In feite verandert er weinig of niets. Zes maanden geleden, na de massale boerenbetoging, hebt u in de commissie een aantal inspanningen aangekondigd op Vlaams, federaal en Europees niveau. Toen werd ook met veel bombarie de highlevelgroep op Europees niveau aangekondigd. Ik moet zeggen dat ik daarover sindsdien absoluut niets meer heb gehoord. Ik heb zelfs gelezen dat die highlevelgroep zelfs nog niet samengesteld, laat staan opgericht zou zijn.
Wat de klimaatinspanningen en de correlatie klimaat-landbouw betreft ben ik het er uiteraard mee eens dat ook landbouw een belangrijke rol kan spelen in het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Ik heb soms de indruk dat sommige collega’s laten doorschemeren dat de landbouwsector op dat vlak de afgelopen jaren nog geen inspanningen heeft gedaan. Dat wil ik ten stelligste bestrijden.
Ook wij vinden dat een debat over de warme sanering mogelijk moet zijn, met dien verstande dat dit debat volgens ons op Europees niveau moet worden gevoerd. Iedere inkrimping die wij zouden realiseren, wordt immers onmiddellijk door andere landen ingenomen. Ooit moet de warme sanering op Europees niveau wel bespreekbaar worden.
Voorzitter, minister, ik denk dat alle collega’s hetzelfde bedoelen als we het over een warme sanering hebben. Die moet inderdaad op Europees niveau gebeuren, anders heeft het geen zin eraan te beginnen, want dan wordt wat wij opgeven onmiddellijk door anderen opgevuld.
U zegt dat aan die warme sanering consequenties verbonden zijn en dat ongeveer 60 miljoen euro op tafel zal moeten worden gelegd. Het zal waarschijnlijk inderdaad om een dergelijk bedrag gaan. Daarover kan ik me in dit korte tijdsbestek moeilijk uitspreken. We moeten echter kijken naar het totale bedrag dat de afgelopen jaren is gestoken in een sector die nog altijd verlieslatend blijkt. Ik pleit er dan ook voor om het debat in de commissie met een open geest aan te gaan. Ik spreek me niet uit over hoe het debat moet verlopen, maar we moeten er wel in alle openheid en zonder taboes over durven nadenken.
Voorzitter, er ontstaat een discussie over de vraag wat het begrip ‘familiale landbouw’ inhoudt. Misschien moeten we een andere definitie vinden. We bedoelen natuurlijk de meerwaardelandbouw. Familiale landbouw kan vandaag de dag ook grootschalig zijn. Het komt al te vaak voor dat het familiale landbouwbedrijf niet langer in handen is van een familie of een gezin. Heel vaak staan familiale landbouwers bijna onder curatele van de veevoederfabrikanten, de slachthuizen of actoren waarin de boerenorganisaties een belang hebben. Wat is familiale landbouw? Dat debat moeten we ten gronde voeren.
Ik meen dat we onze middelen moeten inzetten op de meerwaardelandbouw. Die bedrijven doen meer dan louter varkenskarkassen exporteren. Die laatste activiteit heeft overigens zijn plaats, want ze zorgt voor export en tewerkstelling. Die sector moet volgens mij momenteel echter zelfbedruipend zijn.
Minister, u zegt dat u het niet met mij eens bent dat we heel veel investeringssteun geven aan de bouw van nieuwe stallen, maar dat we ook zeer veel andere dingen doen. Wij doen zeer veel andere dingen. Op een schriftelijke vraag van mijnentwege hebt u echter geantwoord dat in 2014 ongeveer 30 miljoen euro aan investeringssteun voor nieuwe stallen is uitbetaald. We doen op dat vlak dus wel heel wat. Het enige waarop ik wil wijzen, is dat we die investeringssteun vandaag geven, maar dat we in de toekomst ook heel wat steun moeten geven om bedrijven te sluiten. Als we het hebben over warme sanering, dan vind ik de flankerende maatregelen om grote bedrijven te sluiten deels reeds een vorm van warme sanering. We moeten erop toezien dat die grote bedrijven niet op andere plaatsen uitbreiden. We moeten de discussie durven aan te gaan over hoe we in Vlaanderen met nog aanwezige nutriënten en emissierechten omgaan, niet met het oog op een verdere inkrimping – daar pleit ik absoluut niet voor -, maar wel om niet verder te kunnen uitbreiden. Wij kunnen de centen maar één keer uitgeven. (Applaus bij de N-VA en Groen)
Voorzitter, enerzijds zijn we het er allen over eens dat we werk moeten maken van een langetermijnvisie en een structurele aanpak. Minister, ik denk dat de commissie Landbouw de komende maanden een bondgenoot zal zijn om samen met u en de landbouwsector daarover na te denken.
Anderzijds is er de aanpak op korte termijn. In uitzonderlijke omstandigheden is soms een atypische aanpak verantwoord. Ik wil een suggestie meegeven. Ik denk dat het belangrijk is dat de initiatieven van uzelf van uw federale collega Borsus in het ketenoverleg voldoende op elkaar worden afgestemd. Hopelijk is dat zo. Ten slotte uit ik nogmaals mijn bezorgdheid over de mensen die de sector moeten verlaten. Ik hoop dat dit op een sociaal verantwoorde wijze kan gebeuren.
Het debat neemt een vreemde wending. Ik krijg de indruk dat men een en ander door elkaar haalt. Wanneer we spreken over het werk van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), dan moet men beseffen dat dat het VLIF inzake de reguliere productie uitsluitend werkt aan de verduurzaming. Wanneer een stal wordt gesubsidieerd, dan is dat niet ten behoeve van de stal, maar voor extra investeringen die noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld ammoniakemissiereductie te realiseren. Voorts hoop ik dat niet wordt gepleit voor het wegtrekken van middelen die een structurele verduurzaming mogelijk maken, in functie van de afbouw van de veestapel. Ik heb de indruk dat heer Vanderjeugd vindt dat te veel wordt geïnvesteerd in ondersteuning van verduurzaming, en dat dat geld beter zou worden gebruikt om de veestapel af te bouwen. Daar ben ik het absoluut niet mee eens.
We moeten dit debat in de commissie voeren, mijnheer De Meyer. Ik heb de woorden ‘warme sanering’ voor het eerst in deze legislatuur in de mond genomen. In dat verband heb ik de heer Hendrik Vandamme geciteerd. Als zelfs een deel van de sector het probleem ter sprake brengt, dan is het onze taak als politici om de zaken aan te pakken. Tot de heer Dochy wil ik nog dit zeggen. Misschien is het verstandig om als eerste stap na te denken of het zinvol is om vandaag nog megastallen te laten oprichten. De heer Engelbosch zei dat ook. Laten we de investeringssteun stilleggen. Laten we die alleen nog toekennen voor vergroenings- en verduurzamingsinitiatieven. Dat is logisch en ligt in de lijn van het klimaatakkoord. Dat zal er tenminste voor zorgen dat we het allemaal niet erger maken voor de varkenskwekers.
Mijnheer Dochy, u hebt me echt wel verkeerd begrepen. Ik ben echt geen tegenstander van investeringssteun voor duurzaamheid van de landbouw. Europa geeft ons ook geld voor langetermijnsteun, los van wat het VLIF doet. Ook daar moeten we rekening mee houden. Ik zeg niet hoe het moet, maar we moeten er het debat wel over voeren, in de commissie.
Het debat moet inderdaad in de commissie worden voortgezet. Wat Europa betreft, is deze week een Landbouwraad gehouden. We hebben er samen met andere lidstaten de crisis in de varkenssector besproken. Er is een Europese taskforce opgericht. De kandidaturen zijn binnen. In 2016 gaat die aan het werk. We betreurden nogmaals dat het lang duurt voor die van start gaat en met oplossingen komt.
Wat het klimaat betreft, wil ik toch even de cijfers meegeven. Ik wil benadrukken dat in het verleden al heel wat inspanningen zijn geleverd. De uitstoot van de landbouwsector is in vergelijking met 1990 met 32 procent verminderd. Bijkomende inspanningen zullen gebeuren. Op de klimaattop zal de landbouwsector als punt worden geagendeerd.
Mijnheer Engelbosch, u stelde een vraag over de VLIF-steun. U kreeg een overzicht. Ik verwijs ook naar wat de heer Dochy daarover zei. Nieuwe stallen verbruiken minder energie en water, en zijn dus duurzaam. Dat is de bedoeling. Sinds dit jaar is het VLIF ook hervormd, en dat zal andere cijfers opleveren dan deze die u voor 2014 hebt ontvangen.
Ik ben het ermee eens dat, wat structurele maatregelen betreft, alle pistes op tafel moeten liggen en dat we dat goed moeten bekijken. We zullen daar in de commissie dan ook nog vaak van gedachten over wisselen. We moeten ook die G30, met alle stakeholders, samenroepen. Ik ben het er ook absoluut mee eens, collega Engelbosch, dat we moeten inzetten op meerwaarde. Ik heb daarnet al gesproken over differentiatie en meerwaarde. We moeten kijken hoe we daar een structurele oplossing kunnen bieden.
Ik heb willen aangeven, collega’s, dat een botte, warme sanering, waarbij we 60 of 70 miljoen euro op tafel leggen en zeggen dat men dan maar moet stoppen, voor mij geen structurele oplossing is. Dat is een kortetermijnoplossing, die mensen misschien wel wat geld zal geven en sociaal verantwoorde oplossingen zal bieden, maar die op de lange termijn geen enkele oplossing biedt voor betere prijzen en een duurzamere sector. Ik wil vooral ook die aspecten meenemen in structurele maatregelen, die Vlaanderen aan de sector moet geven. Ik wil die ook samen met hen uitwerken. (Applaus bij CD&V)
Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening
We gaan nu over naar het onderdeel Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om te onderstrepen dat u een unieke minister bent in deze regering. Alle andere collega’s zeggen, ook in de begrotingsbesprekingen, dat ze graag meer middelen zouden hebben voor hun bevoegdheidsdomein, dat ze graag meer zouden kunnen doen, meer zouden willen inzetten en realiseren. U hebt geld over. U hebt geld te veel. U geeft geld weg.
Ik zal het u cijfer per cijfer illustreren. We hebben tijdens de begrotingsbespreking in de commissie een uitgebreide discussie gehad over het Boscompensatiefonds. Ter herinnering: u had 4 miljoen euro ingeschreven op de begroting van 2015. Dat waren inkomsten, dus geld dat mensen betalen om bossen te mogen rooien. Om bossen aan te leggen, had u 2,8 miljoen euro ingeschreven. Dat is dus al niet het volledige bedrag. En toen ik u vroeg wat u daar precies van had uitgegeven, kwam u aan 1,6 miljoen euro vastleggingen. U geeft met andere woorden maar een fractie uit van wat u zou kunnen uitgeven, voor een domein waarvan u zelf zegt dat het belangrijk is. En dat is niet nieuw, want het is al jaren zo.
Als we dan naar de begroting van dit jaar kijken, zien we hetzelfde. U hebt een geraamd bedrag van 3,9 miljoen euro aan inkomsten, en u hebt maar 3,1 miljoen euro uitgetrokken – nog niet eens vastgelegd – voor echte bebossing. Dat betekent aan de ene kant dat er geen bossen bij komen in Vlaanderen, maar het betekent vooral ook dat dit een vorm van georganiseerde zakkenrollerij is, minister. U vraagt wel degelijk aan mensen om een compensatie te storten om te mogen rooien. Dat is dus een compensatie die moet dienen om de bomen die gekapt worden, te compenseren met nieuwe bomen. Maar in de praktijk doet u dat gewoon niet. Het is een soort van afkoopregeling geworden. En voor de mensen die die storting te goeder trouw doen, is het een vorm van zakkenrollerij.
Het is schrijnend en tekenend voor heel veel van wat u doet. U stelt hoge doelstellingen, u hebt grote ambities, onder andere ook rond het klimaat, maar de maatregelen volgen niet. De maatregelen rond bebossing volgen de inkomsten niet. Ze volgen ook de ambities niet die u stelt. We zijn samen op de klimaattop in Parijs geweest, we zijn allebei blij dat daar een akkoord is gesloten, maar ook daar zie ik u niet zwaar protesteren als blijkt dat bijvoorbeeld rond hernieuwbare energie het beleid van de ene regering maakt dat u uw doelstellingen niet zult kunnen waarmaken.
Uw probleem, minister, is dat u in deze begroting, maar ook in het geheel van het beleid, mooie woorden verkondigt, maar er geen maatregelen tegenover zet. Dat u middelen hebt, maar niet bereid bent of niet in staat bent om ze uit te geven. Ik heb ook tijdens de bespreking van u geen enkele maatregel en geen enkele aanwijzing gehoord dat u van plan bent om daar iets aan te veranderen. Dat maakt van deze begroting fictie. Dat maakt van heffingen als de boscompensatie zakkenrollerij. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Tobback, het is heel fijn dat u onder druk van heel wat berichten in de media het Boscompensatiefonds hebt ontdekt. Maar ik wou u een vraag stellen, en ook de cijfers meegeven.
U zegt dat ik geen geld bijvraag. U hebt misschien de begroting niet goed bekeken. U zou moeten weten dat er onder andere 60 miljoen euro is bijgekomen voor de sanering van water, en dat er ook extra middelen zijn voor natuurbeleid. Die zijn toegekend voor wat deze begrotingsopmaak betreft.
U verwijst naar het Vlaamse klimaatbeleidsplan. Uw partij zat mee in de regering in 2013, toen dat Vlaamse klimaatbeleidsplan werd aangenomen. Vindt u dat dan geen goed plan? Heeft uw partij dat dan tegen haar zin goedgekeurd?
Minister, ik heb hier pas uw plannen en ambities bejubeld en ondersteund. Ik heb alleen betreurd dat u ze niet uitvoert. En dat u niet gaat voor wat u zou moeten gaan.
U stelt mij de vraag naar het Boscompensatiefonds. Ik heb u in de commissie gevraagd wat er nu al is vastgelegd van de middelen van dat Boscompensatiefonds. Even ter herinnering: er kwam 4 miljoen euro binnen, in 2015 begroot. Er was maar 2,8 miljoen euro begroot om uit te geven. Daarvan had u op het moment van de begrotingsbesprekingen vorige maand welgeteld 1,6 miljoen euro vastgelegd.
Ik heb die bomen niet ontdekt. Dat Boscompensatiefonds bestaat al een hele tijd. We hebben dat trouwens mee ingesteld en ik ben er een grote voorstander van. Maar ik ben er geen voorstander van dat dat dient als een soort van aflaat om toe te laten dat er bomen worden gekapt. Ik ben ervoor dat het dient als een systeem dat ervoor zorgt dat waar het ene gekapt wordt het andere wordt gecompenseerd. Dat, minister, is uw taak. Van die 1,6 miljoen euro was er dan nog 850.000 euro globaal naar de Vlaamse Landmaatschappij gegaan, waarvan u ook niet kunt specificeren waar daar nu precies mee werd gecompenseerd inzake aanplantingen.
Ik kan uit de cijfers die u voorlegt alleen maar vaststellen dat u hier een fictie creëert. U vraagt geld aan burgers, maar vervolgens besteedt u het niet aan datgene waarvan die burgers kunnen verwachten dat het zou dienen. Zelfs op het moment dat blijkt dat dat moeilijk is, en ik begrijp dat het niet evident is om daar locaties voor te vinden, doet u noch in uw beleidsbrief, noch in uw begrotingsmaatregelen enige inspanning om ervoor te zorgen dat dat kan worden versneld. Integendeel, het gebruik van die middelen in dat Boscompensatiefonds gaat jaar na jaar trager.
Wat het klimaatplan betreft, is het precies hetzelfde. Ik ben er helemaal voor dat we in Vlaanderen voluit onze verantwoordelijkheid nemen. Ik stel voor dat we de discussie die we hier de vorige keer hadden niet opnieuw gaan voeren. Maar als u cijfers geeft inzake hernieuwbare energie, de vermindering van CO2-uitstoot en de toekomstige plannen – minister-president Bourgeois heeft hier gisteren nog heel uitgebreid toelichting gegeven over de ambities in Vlaanderen – dan zou u tegelijkertijd toch ook moeten zorgen dat er maatregelen tegenover staan in plaats van alleen maar vrome beloften en vervolgens niks.
Mijnheer Tobback, u weet dat 2015 nog anderhalve week duurt. U hebt blijkbaar een glazen bol waarin u ziet hoe wij dit jaar zullen afsluiten. Het is eigen aan dergelijke fondsen – en dat geldt niet alleen voor het Boscompensatiefonds, maar ook voor heel veel investeringen die mijn collega’s doen – dat je pas aan het eind van het jaar kunt zien wat er effectief mee is gebeurd. U maakt nu al een vooruitzicht van wat er in 2015 zal gebeurd zijn met dat Boscompensatiefonds. Laat ons elkaar terugzien wanneer de afrekening van 2015 is gebeurd.
Ik wil ook wijzen op een aantal maatregelen die de Vlaamse Regering heeft genomen om dat Boscompensatiefonds open te trekken. We hebben in het verleden gezien dat dat fonds te weinig werd aangewend. Daarom hebben we het opengesteld voor lokale besturen. Onlangs heb ik nog elf nieuwe bosprojecten van lokale besturen goedgekeurd. Dat tikt ook nog aan op dat Boscompensatiefonds van dit jaar. We hebben het ook opengetrokken naar particulieren en naar natuurbeherende verenigingen. Al die maatregelen hebben wij genomen om ervoor te zorgen dat dat Boscompensatiefonds ook wordt aangewend.
Het Klimaatbeleidsplan wordt inderdaad verder aangescherpt. Dat is in het begin ook zo gezegd. Maar dat de maatregelen die daarin staan – de quick wins en dergelijke – niet zouden worden uitgevoerd, klopt natuurlijk niet. We hebben de extra isolatiepremie goedgekeurd, energieconsulenten aangesteld in scholen enzovoort. We hebben tal van maatregelen genomen op basis van dat Vlaams Klimaatbeleidsplan. Uiteraard moeten we dat gaandeweg tijdens de periode tot 2020 nog aanscherpen. Daarom zullen we opnieuw een klimaatconferentie organiseren, waarbij er vanuit verschillende beleidsdomeinen extra klimaatthema’s aan bod zullen komen.
Ik sluit mij graag aan bij het betoog van de minister.
Mijnheer Tobback, uw verhaal strookt niet helemaal met de waarheid. U weet heel goed dat het Boscompensatiefonds middelen omvat die gelabeld zijn. De manier waarop die kunnen worden uitgegeven, is gekoppeld aan een aantal voorwaarden. Dat is zeer terecht. Het moet de doelstelling van het Boscompensatiefonds zijn om te komen tot kwaliteitsvolle, goede bossen die dus ook aan een aantal voorwaarden voldoen.
U hebt zelf aangegeven dat het geen sinecure is om aan de voorwaarden te voldoen en effectief de nodige projecten te realiseren.
De voorwaarden in verband met het Boscompensatiefonds werden heel duidelijk opengetrokken, vooral de voorwaarden over wie ervan kan gebruikmaken. Naast het ANB in het verleden kunnen nu ook gemeentebesturen of private personen gebruikmaken van dat Boscompensatiefonds. Gisteren heb ik een brief ontvangen in mijn mailbox, waarin onder anderen de gouverneur een oproep doet om na te gaan waar die kwaliteitsvolle bossen eventueel mee gerealiseerd kunnen worden. Misschien hebt u die brief ook ontvangen?
De minister maakt er langs verschillende zijden dus wel degelijk werk van om het Boscompensatiefonds op een zo goed mogelijke manier in te zetten. Meer nog zelfs, in de bespreking – ik hoop dat u dat ook hebt gehoord – heeft de minister aangegeven dat zij de middelen uit het Boscompensatiefonds ook meer wil inzetten in een aantal projecten, zoals het project rond toegankelijk groen in de buurt, Bos voor Iedereen, de speelbossen enzovoort. Er wordt dus wel degelijk gezocht naar ruimte om dat Boscompensatiefonds ruimer in te zetten.
Kortom, er wordt wel degelijk op ingezet om het Boscompensatiefonds breder open te trekken.
Collega’s, minister, het probleem is dat de verdedigingslinie voor het Boscompensatiefonds vanuit meerderheid en regering altijd gebaseerd is op de voornemens. Ik twijfel er niet aan dat jullie voornemens goed zijn en dat jullie een goede compensatieregeling willen. Maar we kijken naar de feiten. En dan scheelt er heel wat aan dat systeem.
Zo is er het feit dat de minister de middelen niet op krijgt. Er is inderdaad een historische reserve van 8,5 miljoen euro, waarvoor vandaag in deze begroting nog altijd geen oplossing bestaat. De minister heeft nu gezegd dat er daaraan bij de begrotingsaanpassing – eindelijk – een mouw zal worden gepast. Op zich is dat positief, maar het systeem op zich draait ook niet.
Op basis van antwoorden op schriftelijke vragen, minister, blijkt dat de financiële compensaties die in het fonds worden gestort, ontoereikend zijn. In de periode 2011-2014 is ongeveer voor 556 hectare bos gecompenseerd, maar met die middelen kan je maar ongeveer de helft daadwerkelijk realiseren aan gecompenseerd bos. Het systeem werkt dus structureel niet. Minister, we moeten dat systeem, wat mij betreft over de grenzen van meerderheid en oppositie heen – ik ben de laatste tijd in een zeer constructieve bui –, duidelijk aanpassen. Het draait niet. Collega’s van de meerderheid, minister, het zou u sieren dat u die feiten ook erkent.
Ik sluit mij graag aan bij de oproep van de heer Sanctorum. Ik ben er heel graag toe bereid om te kijken hoe we dit beter kunnen doen. Mevrouw Rombouts, minister, wat u nu doet, is eigenlijk op alle mogelijke manieren proberen dat geld toch maar aan iets op te krijgen. Gaat dat naar gestructureerd beleid? Neen. Hebt u daarvoor voorstellen op tafel gelegd? Neen. U besteedt het eigenlijk zelf. Ik heb eind november een mail gekregen van uw kabinet over de stand van zaken. Met andere woorden, waar is dat geld in 2015 aan besteed? Voor de projectoproep lokale besturen was voorzien in een bedrag van 222.000 euro, maar daarvan is niets vastgelegd of uitgegeven. En dat is maar een symptoom, want eigenlijk ging het over de helft van wat u had voorzien, en dat was nog maar een deel van wat in het Boscompensatiefonds binnenkwam. U had nog 800.000 euro liggen. Ik wil wel zoeken naar manieren om dat geld uit te geven. U probeert in elk geval om aan het eind van het jaar nog voor 800.000 euro kerstbomen te kopen om dat geld op te krijgen. Dat is geen beleid waarmee u de bossen in Vlaanderen zult beschermen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Tobback, ik ben het niet met u eens dat er geen systeem achter zit en dat wij geen prioriteiten zouden hebben. Wij zetten heel sterk in op de stadsrandbossen, op groen in de stad en op speelbossen. We proberen in zo veel mogelijk gemeenten bossen aan te leggen. Dat is een heel duidelijke structuur.
U trekt een conclusie in de loop van een jaar op basis van voorlopige cijfers, maar pas bij de afrekening na 2015 zal duidelijk zijn waaraan die middelen zijn besteed.
Mijnheer Sanctorum, u zegt dat het systeem niet klopt. Het is ook om die reden dat wij een aantal bijsturingen hebben gedaan. Ik heb daarnet gezegd dat dit fonds vroeger niet kon worden aangewend voor lokale besturen en verenigingen. We hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om dat fonds open te trekken. We hebben er ook voor gezorgd dat wanneer het over grotere percelen bos gaat, er geen compensatie meer kan worden betaald maar dat er in natura moet worden gecompenseerd. Dat is een heel stap vooruit.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we ook beslist om de compensatiefactor op te trekken, om ervoor te zorgen dat er grotere bedragen in dat fonds worden gestort.
Het klopt dat er een consensus groeit om de in het verleden opgebouwd reserves in dat Boscompensatiefonds open te stellen. In die zin zal de regering daar bij de begrotingsaanpassing 2016 over praten en zal ik een concreet voorstel doen om de opgebouwde reserves aan te wenden voor projecten overal in Vlaanderen.
Onze fractie heeft er ook altijd voor gepleit om die middelen aan te wenden. Wij zijn dan ook blij dat vandaag alle neuzen in dezelfde richting staan en dat iedereen dat vraagt. Ik onderschrijf ook wat de minister zegt. Er zijn aanpassingen doorgevoerd, maar voor ons is het nu van belang dat ook particulieren en vzw’s daar straks middelen uit kunnen putten en mee projectoproepen kunnen lanceren om ervoor te zorgen dat er extra bossen worden aangeplant. Onze fractie is daar voorstander van. Bovendien zijn de meeste middelen uit dat Boscompensatiefonds afkomstig uit onze mooie provincie.
En welke provincie is dat dan?
Dat is dezelfde provincie als waar u woont.
Dat is Limburg dus! (Gelach)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij het antwoord van de minister.
Mijnheer Sanctorum, u hebt een oproep gedaan om de werking van het Boscompensatiefonds eens van dichtbij te bekijken. We hebben dat in de commissie al gezegd, dat engagement is aangegaan.
Ik juich het engagement van de minister toe om te proberen om die ruim 8 miljoen euro die historisch is opgebouwd en nog in het fonds zit, uit te geven. Ik roep haar echter ook op om in te gaan op het aanbod om te zoeken naar een manier om ervoor te zorgen dat het ook echt gaat naar structureel hoogwaardig beleid inzake herbebossing in Vlaanderen. Het mag niet gaan naar een verdere versnippering, want dat bent u nu aan het doen.
We moeten er allemaal samen eerlijk over zijn dat we geld incasseren ter compensatie en dat we nu aan het proberen zijn om het op alle mogelijke versnipperde manieren uit te geven om te kunnen zeggen dat we bomen geplant hebben. Dat is geen bosbeleid, minister, dat is een beleid dat probeert om het geld op te krijgen. En blijkbaar hebt u er te veel van.
De sp.a-fractie wil met heel veel plezier meewerken aan het zoeken naar een manier om ervoor te zorgen dat het geld ook echt nuttig kan worden aangewend. Maar als u fair wilt zijn en niet aan – ik gebruik de term nogmaals – zakkenrollerij gaat doen, dan moet u de compensatiemiddelen die u krijgt voor het rooien van bossen, ook gebruiken om in te zetten op het heraanplanten van echte bossen, dus niet voor een struik hier en daar of voor 800.000 euro kerstbomen tegen het eind van het jaar.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik hoor in elk geval bereidheid om het debat te voeren. Het rapport van het Rekenhof over het Boscompensatiefonds dat in februari of maart naar het parlement kan komen, kan een mooi startmoment zijn om het fundamentele debat hierover opnieuw te voeren.
Collega’s, minister, ik ben blij dat Parijs het Vlaams Parlement heeft bereikt. Ik heb gisteren tijdens de toespraken van de fractieleiders gemerkt dat het klimaat een rode draad was doorheen de betogen. Dat stemt me positief. Ik vind in alle eerlijkheid dat klimaat onvoldoende aan bod was gekomen in het parlement de afgelopen jaren. Ik hoop dat dat vanaf nu kan veranderen. Er is bereidheid om over de grenzen van meerderheid en oppositie heen diep in te gaan op het thema, eventueel in een afzonderlijke commissie. Dat stemt me hoopvol en ik kijk uit naar een volwassen politiek debat over klimaat.
De uitdagingen zijn natuurlijk niet min, we hebben allemaal de prognoses al wel ergens mogen ontwaren: we zitten niet op schema. De prognoses tot 2035 kunnen we als volgt samenvatten. Voor het woningenbestand is er een verbetering zichtbaar – minister Turtelboom is nu net even afwezig – maar de renovatiegraad zal gevoelig moeten stijgen om onze doelstellingen op langere termijn te halen. Voor landbouw blijft alles vrij constant tot pakweg 2035. Er zijn inspanningen geleverd, vooral op het vlak van de energetische emissies. De vraag is wat we zullen doen met de niet-energetische emissies. Dat betreft natuurlijk de veestapel en de varkensmest. De grote uitdaging zit hem in het transport, want dat blijft stijgen. Het is ook de grootste sector waar Vlaanderen voor bevoegd is.
Ik wil graag het volgende met u delen, ik wil er graag een reactie op krijgen. Ik heb het over de inkomsten van de veiling van emissierechten en wat we daarmee kunnen doen. Ik heb even een snelle berekening gemaakt op basis van wat in het Belgisch klimaatakkoord staat. Ik vat kort samen, want de klok tikt genadeloos voort. Voor de periode 2013-2015 zal er ongeveer 172,8 miljoen euro naar Vlaanderen gaan, dat is 57,6 miljoen euro per jaar. Van 2016 tot 2020 gaat het over 84 miljoen euro per jaar. Als we daar het gemiddelde van nemen per jaar, dan gaat het over 74,1 miljoen euro.
Wat kunnen we daarmee doen? Dit is een terechte vraag. In principe moet het dienen voor klimaatbeleid. Maar als we kijken wat de engagementen zijn ten aanzien van de industrie voor de indirecte ‘carbon leakage’ voor het jaar 2013, werd in 2014 in 49,3 miljoen euro voorzien. Een gelijkaardig bedrag was er voor het jaar nadien. Voor komend jaar is nog niet in een bedrag voorzien, maar ik heb zo’n vaag vermoeden dat het in een begrotingsaanpassing zal opduiken.
Er is 40,5 miljoen euro voor klimaatfinanciering. Dan blijft er 10,3 miljoen euro per jaar over voor eigen beleid. Zeker als je dat vergelijkt met die ongeveer 50 miljoen euro voor de indirect carbon leakage, dan is dat bijzonder weinig. Van de minister en de meerderheid zou ik graag horen of mijn analyse klopt. Hebben we inderdaad zo weinig geld voor eigen beleid over uit die inkomsten?
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer Sanctorum, die carbon leakage, dat is natuurlijk een heikel dossier. Dat is een engagement van de vorige regering, van toenmalig minister Peeters, en een engagement dat natuurlijk ook gestoeld is op een realiteit. Die indirect carbon leakage slorpt inderdaad veel geld op uit de emissierechtenpot. Dat zal de minister waarschijnlijk straks bevestigen. Doe je dat echter niet, dan breng je jezelf natuurlijk in een heel lastig parket ten opzichte van concurrerende landen. Ik zeg altijd: is het dan beter voor het milieu dat zo’n bedrijf verhuist naar een land waar de normen nog veel lager zijn dan hier? Ik dacht van niet. Dan zijn we ten eerste die werkgelegenheid hier kwijt, en ten tweede gaan ze nog minder inspanningen doen voor het milieu als ze in een land zitten waar die normen veel lager zijn. Ik vind dat dus heel moeilijk. U hebt gelijk als u zegt dat daar veel middelen naartoe gaan, maar ik weet niet of er vandaag een alternatief is.
Wat ik wil zeggen, ligt in dezelfde lijn als wat collega Vandaele heeft gezegd. Die indirect carbon leakage is natuurlijk wel een essentieel onderdeel van een klimaatbeleid zoals het hoort, waarbij we de bedrijven ondersteunen, die grote inspanningen leveren en inzake energie-efficiëntie tot de wereldtop behoren. Hen doen verhuizen, hen niet ondersteunen om die inspanningen leveren, zou een bijzonder slechte zaak zijn voor het klimaat. Collega Sanctorum, het is dus wat jammer dat u die die middelen blijkbaar niet echt als klimaatbeleid beschouwt. Ik denk dat de vorige regering heel terecht de kaart heeft getrokken van het ondersteunen van die bedrijven. Ik merk ook dat de milieubeweging samen met die bedrijven in bijvoorbeeld de beweging van The Shift ambitieuze doelstellingen stelt met betrekking tot het klimaat. Het lijkt me belangrijk om de bedrijven te betrekken en te blijven ondersteunen, zodat we én de jobs hier houden én belangrijke inspanningen doen om de klimaatdoelstellingen te halen. Voor ons zijn die middelen voor de indirect carbon leakage dus echt noodzakelijk om een goed klimaatbeleid te voeren.
De heel concrete vraag is gesteld wat er gebeurt met wat er is afgesproken in het interne Belgische klimaatakkoord en met de middelen die richting Klimaatfonds komen. We hebben daar afspraken over gemaakt toen we dat Klimaatfonds hebben opgericht. Dat kan worden aangewend voor interne maatregelen. U weet dat er heel uitdrukkelijk in het Vlaamse regeerakkoord staat dat wij ter zake de prioriteit bij de gebouwen leggen, dat we op dat vlak ook een inhaalbeweging doen. Dat hebt u daarnet trouwens ook zelf gezegd. Het gaat ook over internationale klimaatfinanciering, en het gaat inderdaad ook over indirect carbon leakage. Dat zijn allemaal zaken die vanuit dat Klimaatfonds kunnen worden gefinancierd. In het klimaatbeleidsplan zelf is er ook een soort beslissingsboom uitgewerkt voor interne maatregelen. Elk beleidsdomein kan voorstellen doen op basis van de vraag wat de grootste reductie van de uitstoot van CO2 en broeikasgassen kan opleveren. Dat komt dan op de eerste plaats om middelen te kunnen krijgen uit dat Klimaatfonds.
We moeten uiteraard binnen de regering zelf die oefening nog doen. We wachten in januari een aantal voorstellen uit de diverse beleidsdomeinen af. In maart zullen we dan, wanneer we de begrotingsaanpassing bespreken, concreet bekijken hoe we die middelen zullen aanwenden. Op dit moment kunnen we daar dus niet op ingaan, omdat er bij de opmaak van de begroting uiteraard nog geen intern Belgisch klimaatakkoord was. Bij de begrotingsaanpassing in het voorjaar zullen we dat dan ook verder bespreken binnen de Vlaamse Regering, op basis van de principes die ik daarnet heb geschetst.
Het argument dat we de industrie gaan wegjagen, wordt heel gemakkelijk gebruikt. Uiteraard gaan we de industrie niet wegjagen, maar u weet ook, collega Vandaele, collega Bothuyne, dat u in een maximale compensatie voorziet. Dat is zelfs al eens aan bod gekomen in de Fact Check. Daarbij werd onze analyse en die van de milieubeweging ondersteund. Het is eigenlijk vier keer meer dan de werkelijke kostprijs.
Mijn vraag ging in de eerste plaats over die slechte verhouding. De compensatie bedraagt vijf keer meer. Het is een discussie over het geslacht der engelen: is dat klimaatbeleid? Er wordt geen broeikasgasreductie mee bekomen natuurlijk, met die compensatie, maar het is een manier om klimaatmiddelen te investeren. In elk geval gaat het over vijf keer meer dan de pot die naar echt beleid gaat.
Het gaat altijd over geld. De vraag is altijd: waar gaan we dat geld halen? Ook voor het klimaatbeleid geldt dat. In de eerste plaats moeten we investeren. Dat zijn investeringen die we op termijn, zelfs op korte termijn, zeker als het gaat over energierenovatie, terugverdienen, maar we moeten geld kunnen mobiliseren. Als er maar 10 miljoen euro per jaar ter beschikking is, tenzij er ergens een dotatie richting Klimaatfonds gepland is, maar daar weet ik niet van, hebben we gewoon heel weinig geld om het klimaatbeleid mee uit te stippelen. Dat is een zuivere vaststelling die moeilijk kan worden tegengesproken.
Voorzitter, ik betwijfel of de voorstelling door de heer Sanctorum wel juist is. Hij heeft al eerder gezegd dat de compensatie veel te hoog is, vier of vijf keer hoger wel. Mijnheer Sanctorum, die compensatie is nooit volledig.
Bovendien zijn er Europese regels voor. Er is een Europees kader. Alle Europese landen hanteren dat systeem. Als ik u was, zou ik dat toch met iets meer omzichtigheid poneren.
Collega Sanctorum, het is belangrijk om in te zien – ik denk dat u daar ook voor bent – dat het klimaatbeleid veel meer is dan het besteden van de middelen die straks in het Klimaatfonds ter beschikking zijn. De minister zei het ook al, wij verwachten dat elke betrokken minister, bevoegd in een relevant domein zoals Mobiliteit, stappen vooruitzet om onze doelstellingen te halen. Dat gaat veel verder dan alleen die miljoenen euro’s die straks vrijkomen in het Klimaatfonds. Het gaat over veel meer middelen die zullen worden ingezet. Anders kunnen we inderdaad geen serieus klimaatbeleid voeren. Ik denk dat iedereen daarvan overtuigd is.
Mijnheer Sanctorum, het is onjuist om de illusie te scheppen dat alleen de overheid die klimaatinspanningen en- investeringen moet doen. Dat is net de essentie van de financiering van de carbon leakage. Dat zijn bedrijven die een extra inspanning doen: ze willen ervoor zorgen dat hun uitstoot gereduceerd geraakt maar ze ondervinden een concurrentienadeel ten opzichte van landen die dat niet doen. Het is logisch dat wij deze bedrijven helpen om productief te kunnen zijn en het voorbeeld in België en Vlaanderen te kunnen zijn en niet ergens anders minder te moeten zijn. U kunt niet anders verwachten van een liberale partij dan dat we mensen en bedrijven stimuleren om zelf aan de kar te trekken en hen te helpen waar het nodig is.
Ik heb het al gezegd, ik ben constructief de laatste maanden. U moet dat erkennen, mijnheer Bothuyne. Het is goed om vanuit de oppositie constructieve kritiek aan te voeren.
Ik onthoud vooral dat we meer middelen kunnen inzetten dan wat in het Klimaatfonds zit. Binnenkort voeren we het fundamentele debat over extra inspanningen inzake klimaatbeleid. Mijn oprechte bezorgdheid was: er is zo weinig geld waarover we kunnen discussiëren. Maar het is dus meer dan die 10 miljoen euro. Ik kijk uit naar het debat.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister Schauvliege, wat een schitterende bevoegdheden hebt u toch: de ordening van de ruimte en het vrijwaren van de omgeving waarin wij leven, Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu. Het is een droomportefeuille en u weet dat, uw collega’s in de regering zijn daar stikjaloers op, met name minister Weyts.
In onze kleine en dichtbevolkte regio is alles met alles verweven, en daar moeten we in het beleid rekening mee houden. Het in elkaar schuiven van Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu biedt hier kansen: één minister, één inspectie, één administratie, één omgevingsvergunning.
Als we een betere, uitvoerbare en betaalbare ruimtelijke ordening willen, met voldoende draagvlak, om bijvoorbeeld werk te maken van de signaalgebieden of om slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden te schrappen, dan moeten we nadenken over het systeem van planbaten en planschade. U wilt dat oplossen met een groot Instrumentendecreet, minister. Ik zou liever snel enkele concrete stappen zetten. De vorige regering keurde eind 2013 al een conceptnota goed, maar we wachten nog op de uitvoering.
Wat betreft ruimte voor wonen ben ik blij dat u vooral kijkt naar inbreiding, herbestemming en activering van slapende bouwgronden. Op het Gentse Vastgoedevent van enkele dagen geleden kwam naar voren dat ook projectontwikkelaars, aannemers en heel wat gemeenten een halt willen toeroepen aan de verkavelingsdrang. Ook zij pleiten ervoor om in te breiden, kleiner en waar nuttig hoger te bouwen. Laten we dus, minister, de open ruimte maximaal vrijwaren, ten behoeve van landbouw, natuur en landschapsbeleving.
Wat de signaalgebieden betreft, stellen we vast dat bepaalde provinciebesturen toch nog verkavelingsvergunningen afleveren in gebieden waarvan de Vlaamse Regering al heeft gezegd dat er geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Blijkbaar hebt u dat ook ondervonden, want in uw beleidsbrief schrijft u dat een decreetsaanpassing nuttig kan zijn.
De ruimtelijke ordening, met onder andere ruimte voor water, is ook een belangrijk puzzelstuk in het klimaatbeleid. De doelstellingen die wij moeten halen, vergen een doortastende aanpak. We kunnen niet meer gewoon overgaan tot de orde van de dag. Oosterweel niet bouwen, kost ons geld, zei onze fractieleider gisteren. Dezelfde redenering geldt hier: geen doeltreffend klimaatbeleid voeren, kost ons geld.
Gisteren werd de lange lijst opgesomd van wat we vandaag al doen, maar we weten dat we die lijst langer moeten maken om er te geraken. Het klimaatdossier doet ons nadenken over waterkwantiteit, maar dat mag ons niet uit het oog doen verliezen dat de oppervlaktewaterkwaliteit stagneert. We moeten daaraan voortwerken via waterzuiveringsinfrastructuur enerzijds, en de aanpak van de nutriënten in de landbouw anderzijds. We zullen zien of het nieuwe Mestactieplan hiervoor zal volstaan.
Wat rioolstelsels betreft, kijken we uit naar nieuwe vereenvoudigingen en subsidiëringsmechanismen voor gemeentelijke rioleringen, die worden overwogen.
We zetten in de legislatuur stappen om al lang aanslepende dossiers aan te pakken: historisch permanente graslanden, bescherming van ruimtelijk kwetsbare bossen, het IHD/PAS-verhaal (instandhoudingsdoelstellingen/programmatische aanpak stikstof). Minister, de N-VA heeft in elk van die dossiers een trekkersrol gespeeld. Als u de ambitie hebt om echt stappen vooruit te zetten in het milieubeleid, dan hebt u aan ons een bondgenoot. (Applaus bij de N-VA)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het begrotingsluik van ruimtelijke ordening en bij uitbreiding omgeving, is misschien omgekeerd evenredig met het belang van dat beleidsdomein. Zonder een goede ruimtelijke ordening kan onze Vlaamse maatschappij niet functioneren. In het verleden heb ik ooit de vergelijking gebruikt van het dirigeerstokje: het kost misschien veel minder dan al die dure instrumenten in het orkest, maar zonder het dirigeerstokje kan het orkest niet spelen.
Het komend jaar wordt heel belangrijk voor twee uitlopers van de commissie-Sauwens. Op die commissie mogen we trots zijn als een werkstuk waarmee we hebben bewezen dat we over partijgrenzen heen aanbevelingen kunnen doen over zaken die we moeten en kunnen veranderen naar aanleiding van aanklachten die we vaak horen, en die de heer Keulen hier een paar weken geleden bij zijn huldiging nog heeft aangehaald.
Ik wil er twee opnoemen. Het decreet Complexe Investeringen, dat vorig jaar is opgestart. Volgend jaar zullen we belangstellend uitkijken naar de eerste resultaten. Inspraak zonder inzicht leidt tot uitspraak zonder uitzicht, zegt men wel eens. Onze fractie gelooft in inspraak, en met dat decreet kunnen we die inspraak nog beter kanaliseren, en er ook voor zorgen dat de inspraak wel kan leiden tot uitspraak en beslissingen.
De Vlaamse Regering heeft een historische beslissing genomen inzake de omgevingsvergunning. Daar wordt al sinds de jaren tachtig over gesproken. Nu wordt er eindelijk werk van gemaakt. Ik som de vier voordelen nog eens op. Bedrijven zullen maar één aanvraag meer moeten doen voor een vergunning. De verschillende administraties zijn dermate gespecialiseerd dat we in het verleden dikwijls met uiteenlopende adviezen werden geconfronteerd. In de commissie-Sauwens is heel nadrukkelijk de verkokering van de Vlaamse administratie naar voren gekomen. Dat wordt nu opgelost met het geïntegreerd advies. Er komt verder een permanent karakter van de omgevings- en milieuvergunning, weliswaar op bepaalde tijdstippen getoetst aan bepaalde criteria. De gemeente blijft bevoegd voor kleine en middelgrote projecten.
Ik reken op u, minister, voor de uitwerking van de omgevingsvergunning, maar ik reken ook op u allemaal, collega’s. We hebben samen de aanbevelingen gedaan, maar we zijn ervan overtuigd dat wanneer de omgevingsvergunning wordt ingevoerd dit problemen zal meebrengen in de praktijk. Er zullen vragen komen. Er zal altijd koudwatervrees zijn bij sommigen. Ik reken erop dat we allemaal samen, als er punten van kritiek te horen zijn, achter het principe blijven staan dat we met zijn allen hebben goedgekeurd in dit parlement.
De verdere integratie van de planning is een oude vraag. U zult daarover in 2016 decreetteksten indienen.
Tot slot benadruk ik het belang van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). U hebt dat dossier opnieuw vlot getrokken. Nu wordt het tijd om stappen vooruit te zetten. Het verhogen van het ruimtelijk rendement met het oog op reductie van het bijkomend ruimtebeslag, laat maar komen. De link met mobiliteit, laat maar komen. We hebben dit dinsdag nog uitgebreid besproken in de commissie. Dit opent perspectieven voor de toekomst. U vindt in ons uiteraard een bondgenoot. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ik wil nog even reageren op wat de heren Vandaele en Ceyssens hebben gezegd over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We staan voor ontzettende uitdagingen. Met de ruimtelijke ordening is het een beetje zoals met het klimaat: we zijn het eigenlijk over veel eens, maar niet altijd over de concrete acties en de snelheid waarmee scheefgegroeide situaties worden rechtgetrokken.
Vlaanderen kent inzake ruimtebeslag een piek in Europa. 32 procent van onze ruimte is bebouwd. Daar komt 6 hectare per dag bij. De vraag is wanneer dat niet meer zal toenemen. Wanneer kunnen we 0 schrijven in plaats van 6 hectare per dag? In het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen staat dat dit in 2040 of 2050 zal zijn, maar tegen dan is onze ruimte nog meer bebouwd en zitten we misschien al aan 50 procent bebouwing. Hoe snel kunnen we de evolutie van het ruimtebeslag afbouwen? In het beleidsplan mogen dan ook geen vage intenties staan, maar harde garanties. Men is nog bezig met het witboek, maar ik uit nu al mijn bezorgdheid en hoop dat we in de commissie tot eenzelfde tijdspad en conclusie kunnen komen.
U verwijst terecht naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen dat de opvolger is van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat moet er volgend jaar zijn. Er is al een heel traject doorlopen. De bedoeling is om te werken naar verdichting en verweving, en te zorgen dat we geen extra open ruimte aansnijden. U zegt dat het niet bij mooie woorden mag blijven. Als bewijs van het feit dat we nu al bezig zijn en heel concrete maatregelen nemen in het voorbije jaar waarin ik bevoegd ben voor ruimtelijke ordening, wil ik verwijzen naar de belangrijke conceptnota die wij hebben goedgekeurd in de regering wat betreft de woonuitbreidingsgebieden. Daar hebben wij er heel uitdrukkelijk voor gekozen om alleen nog maar inbreiding toe te laten en woonuitbreidingsgebieden die zomaar in de open ruimte liggen en niet goed ontsloten zijn, te schrappen. Dat is een beslissing die we nu al hebben genomen in de Vlaamse Regering, die toch wel toont dat het niet alleen bij woorden blijft, maar dat wij ook effectief op het terrein het verschil willen maken.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Zoals ik al zei bij mijn intro, staan er in de beleidsbrief zeker heel wat aspecten die wij met onze fractie kunnen onderschrijven. Alleszins belooft het jaar 2016 een zeer belangrijk jaar te worden. Er staan ons heel wat uitdagingen te wachten. Minister, de rode draad in uw managementsamenvatting, een doordacht en zuinig ruimtegebruik dat de ruimtelijke organisatie ten goede komt en dat tevens alle aandacht heeft voor de omgevingskwaliteit, kunnen we zeker onderschrijven. Ook vereenvoudiging en versnelling blijven speerpunten. Ook dat juichen wij alleen maar toe.
Een eerste aspect waar ik op wil terugkomen, is het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en het sleutelbegrip in de werktekst BRV, met name een geïntegreerde en gebiedsgerichte werking. Onze fractie hoopt dat in het kader van het BRV alle nodige aandacht wordt gegeven aan inspraak, aan een kwaliteitsvolle participatie en aan de aangekondigde bottum-upbenadering, zodat we kunnen komen tot een sterk plan waar Vlaanderen nood aan heeft. In de vorige legislatuur is duidelijk de keuze gemaakt om niet verder te gaan met het bestaande RSV, maar te kiezen voor een nieuwe visie, weg van de top-downbenadering. Vandaag, met de werktekst witboek in het achterhoofd, rijst bij een aantal mensen toch wel twijfel of een grondige herziening van het RSV, geënt op wat gerealiseerd is en gericht is op een nieuw bestuurlijke landschap inzake ruimtelijke ordening, gestoeld op zeer sterke en ontvoogde lokale besturen, geen sterker verhaal had kunnen betekenen dan wat er nu voor discussie voorligt.
De twaalf werkgroepen hebben de voorbije periode hun werk gedaan en hebben ook heel wat aanbevelingen meegegeven. Dat is sowieso een goede zaak. Toch kunnen we er ook uit afleiden dat er een grote kloof is tussen de theorie in het groenboek enerzijds en de dagelijkse realiteit anderzijds.
We hebben daarnaast ook de TOP-werking (territoriale ontwikkelingsplannen), waar heel wat middelen aan besteed zijn in het verleden. Ons aanvoelen was alleszins dat de TOP-aanpak eerder een top-downbenadering is. Vandaag zien we heel concreet dat waar men in het kader van die TOP-werking soms outside the box een aantal belangrijke doelstellingen wilde lanceren, men in de dagelijkse praktijk onmiddellijk wordt teruggefloten. Dat komt zeker de nieuwe ruimtelijke planning niet ten goede. Of dit leidt tot een win-winsituatie en tot een innovatief ondernemersklimaat met nieuwe vormen van verweving tussen harde en zachte functies, blijft een open vraag.
Minister, wij willen zeker ook hameren op de harmonisering van alle juridische en complexe gegevens binnen het omgevingsbeleid. Ik heb daaromtrent al het verhaal rond de erfgoedsites en rond de voormalige ankerplaatsen aangehaald. Ik hoop dat u daar zeker de nodige aandacht voor zult hebben.
De eenvoudige en doeltreffende instrumenten zijn hier al aan bod gekomen. Wat dat betreft, is de omgevingsvergunning zeker heel belangrijk. We willen er opnieuw op hameren dat ook het digitale luik er zeker moet komen. Als we vandaag zien dat nog maar amper een vijftigtal lokale besturen werken met de digitalisering, dan moet daar zeker een versnelling in komen.
Dan zijn we meteen bij het decreet Complexe Projecten. Ook daar willen we vragen om uw intentie van beleidsvernieuwing wat meer kracht bij te zetten. Wat betreft die investeringsprojecten na de lange termijn van verkenningsperiode, zitten er op dit moment maar een tweetal dossiers in dat nieuwe verhaal, met nu nog een doorlooptijd van drieënhalf jaar vooraleer men potentieel zou kunnen overgaan tot realisatie. Het lijkt ons alleszins wat lang te duren.
We hopen dat in 2016 ook snel werk wordt gemaakt van het Instrumentendecreet. Tot slot zou ik u willen vragen, minister, in het verhaal rond de instandhoudingsdoelstellingen ook aandacht te hebben voor de oranje bedrijven, want ook zij wachten nog altijd op een aangepast flankerend beleid. Collega Dochy heeft dat zo-even ook al aangehaald.
De heer Nevens heeft het woord.
Begin 2017 is het zover! Na twintig jaar worden twee werelden één! Met de omgevingsvergunning realiseerde de vorige Vlaamse Regering het decretaal kader voor de integratie van de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning.
En vorige maand – collega Ceysens verwees er al naar – keurde deze Vlaamse Regering hiervoor de uitvoeringsbesluiten goed. Een historisch moment! Eindelijk komt er een geïntegreerde aanpak, minder verkokering, meer tijdswinst en een kwalitatieve en geïntegreerde besluitvorming.
Natuurlijk zal dat koudwatervrees met zich meebrengen, maar ik heb het volste vertrouwen in onze lokale besturen, als we hun voldoende voorbereiding en ondersteuning geven. Met het actieplan lokale besturen komt die er ook. Dit is nodig, want zowel de omgevingsvergunning als het digitaal loket zullen een grote impact hebben op de werkwijze van lokale besturen.
Daarom vraagt onze fractie extra aandacht bij het gelijk invoeren van het digitaal luik en de omgevingsvergunning, een goede trajectbegeleiding voor de medewerkers en een goede ondersteuning voor deze lokale besturen, zowel vooraf als naderhand.
Minister, hoe zult u dat concreet doen, en zal iedereen hiervoor tijdig klaar zijn, zowel technisch als organisatorisch?
Dit alles hangt samen met de nodige expertise van Ruimtelijke Ordening (RO) en Milieu, die nu reeds aanwezig is.
De gemeenten moeten wel ten volle hun rol kunnen spelen op het vlak van RO. Er moet een beroepsinstantie zijn om de procedures te bewaken, maar de gemeenten blijven het eerste aanspreekpunt: zij kennen de situatie op het terrein het best. Helaas worden beroepsprocedures misbruikt om daaraan te ontsnappen.
Collega’s, jaarlijks zijn er 63.000 bouwdossiers in eerste aanleg. Hiervan stroomt 3 à 5 procent naar beroep bij de deputatie. We stellen vast dat over heel Vlaanderen de deputatie in 50 procent van de gevallen een weigeringsbeslissing van de gemeenten omzet in een vergunning. Dat is één kans op twee tussen een vergunning en een weigering. Hierbij gaat de deputatie regelmatig ook voorbij aan het advies van de provinciaal stedenbouwkundige ambtenaar.
Voor mij is het duidelijk: er is dringend nood aan een evaluatie van de kwaliteit van de beslissingen in beroep. Dit is trouwens bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Minister, is dat al gedaan?
Wat leefmilieu betreft, kijken we uit naar de concrete uitwerking van de stroomgebiedbeheerplannen en volgen we op hoe de aanbevelingen van het Rekenhof met betrekking tot het vergunningen- en heffingenbeleid van grondwater, en het gebruik van grijswater als onderdeel van een kringloopeconomie, daarin zal worden meegenomen. Het is positief dat samen met de matrassensector gewerkt wordt aan een systeem van producentenverantwoordelijkheid. Vlaanderen zet duidelijk, met concrete, sectorgebonden maatregelen, in op de kringloopeconomie. Een belangrijke beleidslijn is de afstemming van de afvalverbrandingscapaciteit in Vlaanderen op de nog resterende hoeveelheid restafval. We rekenen erop dat het beleid maximaal inzet op het vermijden van afvalverbranding, voor zover dat kostenefficiënt is.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, op het vlak van natuur waren de voorbije maanden, maar ook vanochtend, de Vlaamse bossen het discussiepunt bij uitstek, dat vele Vlamingen na het hart ligt, tot cabaretiers toe. De discussies brachten bossen dan bijna letterlijk tot in de huiskamer van de Vlaming. In deze periode van het jaar is een boom in de huiskamer niet zo vreemd, en ik wil dan ook even bij die bomen en bossen blijven stilstaan.
Collega’s, jullie weten dat we bij het nieuwe natuurdecreet, ook in functie van de realisatie van de IHD, het belangrijke principe van ‘gelijke monniken-gelijke kappen’ hebben ingeschreven. Dat werd trouwens door een brede meerderheid in dit parlement gesteund.
Wij stellen duidelijk het volgende principe voorop: “Natuur is van iedereen, en natuur is er voor iedereen.” Ook in het komende jaar willen wij dit verankerde principe verder handen en voeten geven. Iedereen moet zijn of haar steentje kunnen bijdragen aan natuur. De toekenning van subsidies voor de realisatie van natuur wordt dan ook opengetrokken naar iedereen die dezelfde ambities heeft. Wie de natuurdoelen realiseert, doet er niet toe. Of het nu om een terreinbeherende vereniging gaat, een gemeentebestuur of een private eigenaar: wie aan dezelfde voorwaarden voldoet en dezelfde inspanningen levert, moet financiering kunnen krijgen. Natuur is een zaak van iedereen!
Ook het doelpubliek voor de projectoproep vanuit het Boscompensatiefonds voor de aankoop van te bebossen gronden werd in die zin uitgebreid naar privépersonen en privaatrechtelijke personen. We hebben het reeds over ‘ruim’ gesproken. Ik denk dat voldoende is aangegeven dat niet alleen een engagement is aangegaan, maar dat wel degelijk stappen vooruit zijn gezet.
Collega Tobback, de initiatieven inzake het Boscompensatiefonds hebben geen betrekking op versnipperde bomen of op kerstbomen, maar er wordt wel degelijk gezocht naar kwaliteitsvolle bossen. Ik heb begrepen dat u het daarmee eens bent.
Op die manier kan iedereen zijn steentje bijdragen en zorgen we samen voor meer en betere natuur in Vlaanderen.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Collega’s, als derde punt wil ik even terugblikken op het akkoord omtrent de bescherming van de meest kwetsbare waardevolle bossen. Hiermee wordt het goede voornemen dat de minister reeds langer had uitgesproken, ook in daadkracht omgezet. Deze bossen zijn ecologisch en vaak ook recreatief zeer waardevolle bossen en verdienen dan ook de nodige bescherming. We weten dat ruimtelijke processen vaak lang duren; met deze maatregel wordt een snelle, evenwichtige bewarende maatregel ingevoerd. De voorlopig vastgelegde bossen krijgen een extra beschermingsstatuut en zullen in de ruimteboekhouding en taakstelling worden meegerekend. De doelstelling blijft uiteraard wel degelijk dat er ook RUP’s worden opgemaakt.
We zijn ervan overtuigd dat dit een evenwichtig akkoord is, dat ook kansen biedt voor de opbouw van een vertrouwensrelatie tussen de betrokken sectoren. Voor ons is hiermee althans de volgende trend gezet: “Natuur is een zaak die iedereen aanbelangt.” Dat zal ook voor ons de rode draad zijn in 2016.
Voorzitter, ik heb gezien dat de ruimtelijk bedreigde bossen ook straks nog op de agenda van de plenaire vergadering staan. Aangezien mevrouw Rombouts het onderwerp aansneed, wil ik nu reeds een vraag stellen.
U weet dat we ons in de commissie eens te meer zeer constructief hebben opgesteld. Het ging om een amendement dat op het allerlaatste moment is ingediend en ter stemming is voorgelegd. We hebben dat laten passeren.
Kort samengevat is het ontheffingsmechanisme naar het regeringsniveau overgeheveld. Dat is het grote verschil met de huidige regeling met betrekking tot de ruimtelijk bedreigde bossen. Ik vind het goed dat het mechanisme op een hoger niveau wordt getild en dat de voltallige regering de verantwoordelijkheid draagt bij de toekenning van een ontheffing op het verbod op ontbossing.
Ik blijf met een bekommernis zitten. Ik hoop dat de regering altijd een goed geïnformeerde beslissing zal nemen. Zal de regering altijd op basis van een advies, bijvoorbeeld van het INBO, een beslissing nemen? Is dat in de procedure voorzien? Moet nog een uitvoeringsbesluit op het decreet worden uitgevaardigd? Ik hoop dat voldoende drempels worden ingebouwd om de ontheffingsregeling zo weinig mogelijk te gebruiken, ook al is ze op regeringsniveau getild.
Mijn vraag is dus de volgende: wordt er voorzien in een advies van het INBO, telkens als er een beslissing moet worden genomen?
Mijnheer Sanctorum, u blijft herhalen dat u constructief bent. U voert dus ongetwijfeld iets in het schild.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, we hebben de ontheffing in de commissie toegelicht. Die is nodig omdat we maximale controle invoeren, hoewel er zich omstandigheden kunnen voordoen die een ontheffing noodzakelijk maken. Het gaat duidelijk over uitzonderingen. Uiteraard gaan we ervan uit dat de Vlaamse Regering de beslissing steeds zal moeten motiveren. Verschillende instanties, zoals het ANB, zullen adviezen moeten aanleveren.
Het is al enkele keren aan bod gekomen: de positieve ingesteldheid van de heer Sanctorum. Ik wil hem daarvoor prijzen. Als hij nu nog iets aan zijn wantrouwen zou willen doen, dan kunnen we reuzenstappen vooruitzetten.
Mijnheer Ronse, hier staat dat u 3 minuten spreektijd hebt, ik maak er 1 van. (Applaus)
Mijnheer Vandaele, de voorzitter is gearriveerd. Ik vermoed dat u beter als voorzitter opstapt? (Gelach. Applaus)
Hij heeft Poetin al buitengewerkt.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik moet u zeggen dat hij bij de Russen is geweest. Weest u dus voorzichtig.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u was in 2015 niet uit de media weg te slaan. U was een van de meest trendy ministers van de Vlaamse Regering. Dat had zeer veel te maken met het klimaat. In 2016 zal de Vlaamse Regering fundamentele keuzes moeten maken op het vlak van onze omgang met de ruimte.
Ons ruimtelijk beleid is minstens even belangrijk als de keuzes die op het vlak van het klimaat zijn gemaakt. In dat verband hebt u aan tien regio’s gevraagd wat de bouwstenen moeten zijn voor het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. U kreeg een stapel dossiers terug die al gemiddeld tien jaar op regionale memoranda staan. In mijn regio – Zuid-West-Vlaanderen – gaat dat bijvoorbeeld over het aanpakken van een verkeerswisselaar, de uitbreiding van een bos, de ontwikkeling van een bedrijventerrein en beter overleg over de uitbouw van een regionale luchthaven. Niets nieuws dus.
Ik doe geen afbreuk aan de legitimiteit van die dossiers, maar ik vind dat Vlaanderen beter verdient wanneer het gaat over de toekomst van ons ruimtelijk beleid. Mijn fractie had bijvoorbeeld gehoopt op vernieuwende voorstellen over hoe we projecten inzake windenergie sneller en beter kunnen bestemmen en realiseren; over hoe we kunnen afstappen van verouderde voorschriften in gewestplannen, zoals het onderscheid tussen kmo- en industriegebieden; hoe we de verstedelijking daadwerkelijk en efficiënt zullen aanpakken; en hoe gaan we – en dat is naar mijn mening het belangrijkste – de link tussen wat we effectief inkleuren en wat we effectief plannen, bestemmen en uitvoeren versterken. Ik wil immers niet weten hoeveel al aan planbaten en planschade is aangericht sinds het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bestaat.
Ik denk dat u ook op dat vlak de boer moet blijven opgaan. Daartoe wil ik u drie belangrijke elementen meegeven. Een: het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen moet een duidelijk afdwingbaar kader zijn, met voldoende manoeuvreerruimte voor lokale besturen. Twee: stap af van de verouderde methodiek van afbakening van regionale stedelijke gebieden. Geef inplantingen van bijvoorbeeld bedrijventerreinen langs grote mobiliteitsassen een kans. Drie: geef ook het principe van regiovorming een ernstige kans. Want planning, behoefteraming van ruimte en uitdagingen stoppen niet aan gemeentegrenzen.
Minister, wij behouden het vertrouwen in u en in het feit dat er een sterk Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zal komen, maar wij willen toch ook wijzen op een aantal ernstige knipperlichten, waar u nu, in het proces van coproductie met de lokale besturen, rekening mee moet houden. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Ronse, u behoudt het vertrouwen in de minister. Ik heb na uw behartenswaardige woorden vooral vertrouwen in u. U had het over die concrete projecten, en dat is net wat ik daarnet bedoelde. We zijn het allemaal eens over de principes en over het feit dat het ruimtebeslag moet verminderen, en wel zo snel mogelijk, maar hoe gaat dat er concreet uitzien? Als u pleit voor een afdwingbaar kader, is dat hetzelfde als toen ik daarnet harde garanties vroeg.
Ik ben wel verontrust door wat collega Peeters daarstraks zei. Er is een verschil tussen het groenboek, ooit opgesteld door minister Muyters, en de concrete situatie op het terrein. En over die kloof gaat het, de kloof tussen de mooie principes uit het groenboek – dat trouwens echt de moeite waard is om te lezen, al is Ruimtelijke Ordening niet het meest sexy onderwerp, maar wel zeer belangrijk – en de concrete realisatie ervan. In die zin hoop ik dat die concrete projecten, van waaruit men het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wil schragen, niet zullen zorgen voor een uitholling van de zo broodnodige garanties en het zo broodnodige kader waar u voor pleit, mijnheer Ronse.
Ik dank collega Pira voor het vertrouwen in mij en ik deel haar bezorgdheid, maar zal die meteen ook voor een stuk wegnemen. Het is nog niet te laat. Er staan nog een pak consultatierondes met de gemeenten op de agenda, om die heel belangrijke principes uit het groenboek en het ontwerpwitboek van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen effectief verder af te toetsen.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ruimtelijke Ordening is inderdaad vaak een technisch onderwerp, collega Pira, maar er is geen enkele materie, geen enkel thema dat meer impact heeft op de toekomst van Vlaanderen dan dat thema. Het verdient dan ook een nog sterkere uitwerking op dat vlak.
Collega Pira, we hebben inderdaad allemaal vastgesteld dat het groenboek nogal een theoretisch en academisch kader was, waarin de voeling ontbrak met hoe het in de praktijk verloopt. Daarom heb ik bij de start van deze regering heel resoluut gekozen voor een bottom-upbenadering, om die theoretische denkoefening te toetsen aan hoe het op het terrein gaat. Dat zijn de quick wins waar collega Ronse daarnet naar verwees. Het klopt dat dat op de ene plaats al wat creatiever was dan op de andere. We hebben vastgesteld dat men daar in sommige gebieden beter mee omgegaan is dan op andere plaatsen, maar we willen daar ook mee aan de slag gaan.
Daar blijft het niet bij. We zijn nu bezig met de consultatie van alle gemeenten. Dat zal nog twee keer gebeuren. We hebben dat nu gedaan op basis van de eerste werktekst van het witboek. In de loop van 2016 zullen er nog verschillende consultaties volgen, net om ervoor te zorgen dat we die aansluiting tussen het theoretische denkkader en wat er concreet op het terrein gebeurt, goed uitwerken.
Maar we wachten daar ook niet op. Het BRV is zeer belangrijk, maar ondertussen nemen wij al een aantal initiatieven. Ik heb daarnet al verwezen naar de woonuitbreidingsgebieden. We werken ook aan een bijsturing van de Codex Ruimtelijke Ordening, waarbij we een aantal instrumenten, zoals verouderde voorschriften uit de gewestplannen, zullen bijsturen. We zullen dus niet wachten op het BRV om op het terrein al een aantal stappen vooruit te zetten, zodat we daar al sneller de resultaten van kunnen zien.
Minister, u neemt mijn ongerustheid niet weg. U verwijst al voor de tweede keer naar uw conceptnota rond de woonreservegebieden en de woonuitbreidingsgebieden. Ik heb u in de commissie al gezegd dat ik dat net geen goed signaal vond. U stelde dat het belangrijk was om daarmee te komen, omdat u aantoonde dat u bepaalde woonuitbreidingsgebieden wilt schrappen. Dat is natuurlijk gemakkelijk, want bepaalde woonuitbreidingsgebieden kunnen niet anders dan geschrapt worden.
Maar u kwam eigenlijk met het signaal dat u gemeenten faciliteert om woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Dat werd niet alleen door mij zo geïnterpreteerd maar ook door vele ruimtelijke planners die daar toen, ik denk dat het mei 2015 was, opiniestukken over schreven. U faciliteert dus gemeenten om woonuitbreidingsgebieden aan te snijden, en u faciliteert ze niet om die te behouden. Dat was een van de grote kritieken. Met de knipperlichten van de heer Ronse en met mijn ongerustheid over het verschil tussen de theorie en de praktijk, de mooie woorden en de realiteit, mag ik hopen dat u als minister van Omgeving niet achter de feiten aanhinkt. De heer Vandaele zei dat er een onlangs een vastgoedcongres is geweest in Gent, waar niet alleen burgemeesters en politici maar ook vastgoedmakelaars en architecten zeiden dat ze een stop willen op de verkaveling van Vlaanderen. Zij denken zeer radicaal. Daarover gaat mijn pleidooi.
Dank u, mevrouw Pira. Om een correct debat te voeren over woonuitbreidingsgebieden moeten we niet vervallen in dogma’s. We moeten niet zeggen dat woonuitbreidingsgebieden per definitie inhouden dat we verder ruimte aansnijden. De conceptnota is een middel om de woonuitbreidingsgebieden te beoordelen op hun merites. Er zijn ongetwijfeld veel woonuitbreidingsgebieden in Vlaanderen die het best niet zouden worden aangesneden: woonuitbreidingsgebieden die geïsoleerd liggen, die slecht bereikbaar zijn en die zelfs niet grenzen aan bestaand woongebied. Daar zou het inderdaad nuttig zijn dat er duidelijkheid over komt dat die niet worden aangesneden.
Anderzijds gaat het dikwijls over stukjes grond die al omringd zijn door bebouwing, stukjes grond die vandaag geen enkele meerwaarde hebben en die zelfs verloederen. Als je zegt dat die stukjes moeten worden beschermd omdat je, als je die gaat aansnijden, de open ruimte zou aansnijden, dan ga ik daar totaal niet mee akkoord. Dat zijn dikwijls kansen voor gemeenten om op een kwaliteitsvolle manier aan wooninbreiding te doen. We moeten het debat niet voeren met algemene dogma’s. De conceptnota is hier een goed handboek om de woonuitbreidingsgebieden allemaal op hun merites te beoordelen.
Ik zal heel kort zijn, want we hebben dit debat al heel uitvoerig gevoerd in de commissie.
Mevrouw Pira, ik ben het niet eens met uw analyse van de woonuitbreidingsgebieden. Het gaat effectief om een visie op het schrappen van woonuitbreidingsgebieden wanneer die niet goed ontsloten zijn of niet inbreidingsgericht zijn. Dat is een mijlpaal. Het is belangrijk dat dit in de nota staat.
Ik ben het eens met de heer Vandaele. Zijn visie wordt door de hele Vlaamse Regering gedeeld. Dat Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is een kans om ervoor te zorgen dat er een omslag is en dat we echt inzetten op verdichting en verweving. We moeten ervoor zorgen dat er in Vlaanderen voldoende open ruimte is. We moeten dat BRV dringend aannemen. Het groenboek uit de vorige legislatuur moet nu dringend in de praktijk worden uitgevoerd en omgezet in een witboek. Dat wil de Vlaamse Regering ook doen. Daarom organiseren we nu die consultaties.
Mijnheer Ceyssens, u weet best dat ik niet dogmatisch ben. Maar als iemand uit de meerderheid spreekt over ‘knipperlichten’, dan mag ik het toch nog iets straffer formuleren, dacht ik.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik stip met betrekking tot het beleidsdomein van de minister graag vijf aandachtspunten wat betreft Natuur aan. Vijf, niet omdat we er niet meer hebben maar omdat de tijd nu eenmaal beperkt is en we dus prioriteiten moeten leggen.
Eén. We vragen de minister zeer nadrukkelijk om verder in te zetten op meer en betere nabije natuur. We weten uit zeer veel onderzoeken hoe na dit Vlamingen aan het hart ligt en we kennen de vele positieve gevolgen daarvan. Ons lijkt het dan ook evident om daarbij prioritair in te zetten op natuurarme zones in de dichtst bevolkte gebieden van Vlaanderen.
Twee. Een oud Vlaams gezegde luidt ‘Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd’. En even leek het, minister, of u dat uit het oog had verloren. Duizenden vrijwilligers moesten door een jaar onzekerheid en onduidelijkheid vooraleer bevestigd werd dat er toch nog financiële steun mogelijk zou zijn om kleine natuurprojecten dicht bij huis te beschermen. Het is goed dat de minister heeft geluisterd naar die verzuchtingen op het terrein. Het zijn verzuchtingen die bij vele lokale politieke actoren te horen waren. Of, zoals een ander gezegde luidt: ‘eind goed, al goed’, toch wat dit dossier betreft.
Ten derde valt de discussie over de instandhoudingsdoelstellingen in 2016 uiteraard niet stil. Zo kijken we met bijzondere aandacht uit naar de wijze waarop de minister het proces van de realisatie van instandhoudingsdoelstellingen buiten speciale beschermingszones zal aanpakken. Want ook daar is, wat ons betreft, nog werk aan de winkel. Het lijkt essentieel om de verschillende actoren op een volwaardige manier daarbij te betrekken.
Ten vierde, hopelijk volgt op PAS, DPAS: Definitieve Programmatische Aanpak Stikstof. Momenteel zoekt de minister naar een evenwichtige combinatie van generieke maatregelen, een brongericht vergunningsbeleid en een effectief herstelbeheer. Het is duidelijk in ieders belang dat het opgelegde tijdpad daarbij gerespecteerd wordt. We rekenen op de minister om daar strikt op toe te zien.
Ten vijfde, minister, collega’s, lieten we eerder al wat ergernis horen over de traagheid waarmee soortenbeschermingsprogramma’s worden opgemaakt en uitgerold. We hopen dat in 2016 geen verdere vertraging wordt opgelopen en dat alvast ook het nodige voorbereidende werk voor de volgende jaren tijdig wordt opgestart en afgerond.
Tot zover, collega’s, enkele aandachtspunten. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik wil even ingaan op wat u zegt over de kleinere natuurgebieden. Begin december heb ik goed geluisterd naar de toespraak van de minister op de algemene vergadering van Natuurpunt. U zult dat ongetwijfeld ook hebben gedaan. De minister heeft toen heel duidelijk gezegd dat ook de kleinere natuurgebieden bijdragen tot het beleid van de minister en van deze regering. De gevreesde minimum erkenningsgrens van 10 hectare voor de aankoop van een natuurgebied, zal niet worden gehanteerd. De minister heeft dat al duidelijk gemaakt in april en ook op de algemene vergadering van Natuurpunt is die boodschap nogmaals gebracht. Die vrees was gedurende het jaar dus helemaal niet nodig. (Applaus bij CD&V)
Daarom concludeerde ik ook ‘eind goed, al goed’. We verschillen een beetje van mening over de eenduidigheid van het signaal dat in april werd gegeven. Ik stel vooral vast dat ik daarin niet alleen was, maar dat letterlijk duizenden mensen – ook lokale politieke actoren van alle partijen, ook de uwe – daar iets minder zeker van waren.
Ik heb geconcludeerd ‘eind goed, al goed’, en die verdienste komt de minister toe.
Voorzitter, mijnheer De Bruyn, ik ben blij dat u mijn visie deelt om de steun voor die kleine natuurgebieden zeker niet op te heffen. Dat heeft ook nooit op tafel gelegen, het is nooit een plan geweest. Ik heb het al een paar keer herhaald, zo ook in antwoord op een actuele vraag van mevrouw Lieten. Ik heb toen heel uitdrukkelijk gezegd dat het niet tot mijn plannen behoorde. Die signalen zijn dus altijd heel duidelijk geweest.
Uw vraag over de soortenbescherming is terecht. Ik kan u formeel meegeven dat wij dit jaar vijf soortenbeschermingsbesluiten zullen hebben goedgekeurd: over de bever, de haven van Antwerpen, de hamster, de kwartelkoning en de grauwe kiekendief. Die vijf soortenbeschermingsprogramma’s zullen dit jaar dus in orde zijn.
Waarvoor dank!
Minister, het was voor mij nieuw dat die soortenbeschermingsprogramma’s in orde komen.
Ik wil u toch even herinneren aan het engagement in het regeerakkoord. U had het over vier programma’s per jaar. U bent nu anderhalf jaar bezig en zit aan vijf programma’s. U hebt uw aantal dus nog niet bereikt, want eigenlijk zou u er zes moeten halen.
Ik ben blij dat de beschermingsbesluiten voor de hamster en de grauwe kiekendief eindelijk zijn goedgekeurd. Wanneer u het hebt over vier soorten beschermingsprogramma’s per jaar, en u hebt er vijf na anderhalf jaar, dan haalt u uw eigen doelstelling niet.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Het is positief dat er aandacht wordt besteed aan het leefmilieu, ook op lokaal niveau. Ik heb het dan in het bijzonder over het verbeteren van de luchtkwaliteit.
De goedkeuring van het decreet over de lage-emissiezones is een belangrijke stap voorwaarts in het verbeteren van de luchtkwaliteit in stedelijke agglomeraties. Een lage-emissiezone is een zone met een selectief toelatingsbeleid om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Het decreet legt een algemeen kader op Vlaams niveau vast en geeft de lokale besturen voldoende ruimte om zeer specifieke, situationele maatregelen te nemen. Het gaat over een selectief toelatingsbeleid. De Vlaamse Regering bepaalt de gewestelijke toelatingscriteria en de gemeenten kunnen bepalen of de voertuigen die aan deze criteria voldoen, verboden worden of onder bepaalde regels toegelaten zijn. De gemeenten kunnen ook kiezen voor een lokale toegang tegen betaling. Het toezicht op de naleving van de toelatingscriteria gebeurt via nummerplaatcontrole. Het invoeren van de maatregel vereiste onder meer de invoering van een nieuw verkeersbord, en er moest een goed handhavingskader door de lokale besturen worden uitgewerkt.
Het doel van de lage-emissiezone is het verbeteren van de leefomgeving, daarom is het
ook belangrijk dat de mogelijke opbrengsten gebruikt worden voor duurzame maatregelen die de levenskwaliteit in de stedelijke agglomeraties verbeteren.
Collega’s, niet enkel als lid van de commissie Leefmilieu, maar ook als inwoner van Antwerpen ben ik zeer tevreden met het uitwerken en het goedkeuren van dit decreet. Het is heel tastbare en voelbare maatregel. De rode straten van Antwerpen met een heel slechte luchtkwaliteit moeten groene straten worden met een heel goede luchtkwaliteit.
In 2016 zullen minstens 200.000 Antwerpse inwoners van een betere luchtkwaliteit kunnen genieten. Ik hoop samen met de minister dat vele steden en gemeenten het voorbeeld van Antwerpen zullen volgen.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Dat een goed beleid voeren niet altijd geld hoeft te kosten, bewijzen de inspanningen van het afgelopen jaar in verband met dierenwelzijn.
De beslissing van de minister om het onverdoofd slachten op tijdelijke slachtvloeren te verbieden, zorgde ervoor dat tijdens het afgelopen Offerfeest 30.000 dieren bespaard zijn gebleven van een wrede, onnodig pijnlijke dood. Minister, ik wil u daar nogmaals voor bedanken. Ik wil u ook feliciteren dat u ondanks druk langs alle kanten het been stijf hebt gehouden. Het komt er nu op aan om blijvend de dialoog aan te gaan met de verschillende betrokkenen om in consensus verder te evolueren naar een algemeen verbod op onverdoofd slachten, ook in slachthuizen. Onnodig en vermijdbaar dierenleed is onaanvaardbaar, ook niet in naam van religie. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, hoe zit het met de dialoog? Mijnheer Engelbosch, die dialoog moet verder worden gevoerd.
U wilt ook evolueren naar een volledig verbod op onverdoofd slachten. Ik ben benieuwd naar de mening van de andere meerderheidspartijen daarover.
Ik weet niet of u goed hebt geluisterd, maar ik heb gezegd dat de dialoog blijvend moet worden aangegaan – de minister is daar volop mee bezig – om in consensus verdere stappen te zetten in de toekomst. Wij pleiten hier vandaag niet voor een revolutie, het is niet de bedoeling morgen overal een verbod in te voeren. Het moet gaan over een evolutie waarbij een dialoog moet worden gestart om op termijn een algemeen verbod te kunnen invoeren.
In Nederland, een land waar de sector van de nertsenkwekerijen 25 keer groter is dan in Vlaanderen, is men erin geslaagd om die sector te laten uitdoven of op termijn te laten uitdoven. We hebben dus geen enkel excuus meer om in Vlaanderen niet naar eenzelfde uitdoving te gaan, weliswaar omkaderd en met een billijke uitdovingsperiode. We moeten vermijden dat de Nederlandse sector zich naar Vlaanderen verplaatst.
De castratie van biggen wordt in het ideale scenario ook op het Europese niveau ingevoerd. Uiteraard moeten we ook dat debat alle kansen geven, maar dat mag niet betekenen dat we in Vlaanderen geen stappen zetten en we een afwachtende houding aannemen inzake biggencastratie. Het is een en/en-verhaal. Wij moeten in Vlaanderen, zoals is overeengekomen in het regeerakkoord, sowieso werken aan een verbod tegen 2018.
Ik wil afronden met een pleidooi om de crisis in de landbouwsector als een opportuniteit te zien om van meer dierenwelzijn een troef te maken. We hadden het er deze morgen al over dat we meerwaarde moeten creëren in de landbouwsector. De consument is daar gevoelig voor. Ik ben ervan overtuigd dat vrijwillige investeringen in betere leefomstandigheden en in extra stalverrijkingen ervoor kunnen zorgen dat de boer zich onderscheidt van de massa en een betere prijs krijgt voor zijn producten. Dat is dus een win-winsituatie. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mijnheer Engelbosch, ik ben het volledig met u eens. Ik ben altijd degene met duidelijke uitspraken als het op dierenwelzijn aankomt. Uw partij levert de minister van Dierenwelzijn. Uw partij heeft er, denk ik, bij de onderhandelingen over het regeerakkoord hard voor gevochten om ervoor te zorgen dat de minister van Dierenwelzijn niet de minister van Landbouw was.
U zegt wel dat we nodeloos dierenleed moeten vermijden. Ik ben het daar absoluut mee eens: alle nodeloos dierenleed, zowel religieus als wat de vleesindustrie en de pelshouderijen betreft. U stelt nu dat er in Nederland een verbod is ingevoerd. Als ik u mag geloven, bent u er voorstander van om dat ook in Vlaanderen te doen. Ik vraag me dan af waarom u het voorstel van de heer Sanctorum van Groen hebt weggestemd. Het was een voorstel om te doen wat in uw verkiezingsprogramma stond, namelijk om een uitdoofbeleid en een verbod voor zowel bestaande als voor nieuwe pelshouderijen in te voeren met een overgangstermijn van 10 jaar. Dat is niet consequent. (Applaus van sp.a en Groen)
Mevrouw Robeyns, ik ben altijd een beetje jaloers op de oppositie. De oppositie kan als een soort ‘Alice in Wonderland’ rondlopen, ideeën opperen en voorstellen doen. Politici met verantwoordelijkheidszin gaan er echter eerst voor zorgen dat de zaken juridisch in orde zijn. Ik heb ook het voorstel van decreet van sp.a gelezen. Hoe gaat u morgen zeggen dat het ermee gedaan is, dat er geen uitbreiding meer mag zijn? Wat zult u vandaag doen met vennootschapsvormen?
Wij willen zeker in die richting werken, maar het moet een gedragen verhaal zijn, het moet juridisch correct zijn en er moeten overgangstermijnen zijn. Dat zullen we eerst nakijken en daarna zullen we tot eenvoudig verhaal komen. Wij gaan niet zomaar eventjes zeggen, zoals de oppositie dat heel makkelijk kan, dat we snel eventjes zullen zorgen voor een uitdoofbeleid.
En mevrouw Robeyns, nog één ding. U zegt dat u inzake dierenwelzijn altijd op mijn lijn zit. Maar waar was uw partij in het verhaal over het onverdoofd slachten? (Applaus bij de N-VA)
Hoe oprecht is het verhaal van sp.a inzake dierenwelzijn? Dat vraag ik me af. Het enige wat u doet is een groot spel maken van de punten waarvan u vermoedt dat er discussies over zijn binnen de meerderheid! Dat doet u! (Applaus bij de N-VA)
Weet u waar uw partij zich bevond in de discussie over het onverdoofd slachten? U was de vakbond van de slachters, u was de pleitbezorger van meer onverdoofd slachten! Dat is wat uw partij doet! Wij hebben van u geen lessen te leren over dierenwelzijn! (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Engelbosch, kalmte kan u altijd redden. (Applaus bij sp.a)
U probeert natuurlijk de zaken om te draaien. Ik heb zojuist gezegd – en dat deed ik niet voor het eerst publiekelijk – dat mijn partij voor het vermijden van alle nodeloos dierenleed is, maar dan echt wel consequent van alle nodeloos dierenleed, zowel het religieuze als dat bij de pelshouderijen en bij de vleesindustrie. U weet goed genoeg, collega, dat daar nog altijd praktijken plaatsvinden die niet conform zijn aan wat wij onder dierenwelzijn verstaan.
U draait rond de hete brij. U zegt dat u voor een verbod op de pelshouderijen bent, maar dat er daarvoor een juridisch kader moet zijn. Het voorstel van decreet van de collega van Groen en ook het voorstel van decreet dat wij hebben ingediend, bevat een overgangstermijn zodat in de nodige omkadering kan worden voorzien. U moet natuurlijk het voortouw durven te nemen in Vlaanderen op het vlak van dierenwelzijn. In sommige dossiers doet uw partij dat, maar in andere niet.
U kunt alleen maar het voortouw nemen door vandaag maatregelen te nemen. Weliswaar moet er in de nodige termijnen worden voorzien om alle omkadering juist of mogelijk te maken. U doet dat echter niet. Dat is het punt dat ik wou aanhalen. U hebt wel veel mooie praatjes, maar de daden ontbreken. (Applaus bij sp.a)
We zullen de discussie hier ten gronde niet kunnen voeren over de nertsenhouderij. Daarvoor ontbreekt de tijd. Ik wil echter gewoon een paar elementen ter overweging geven. Toen ik daarnet, toen we het over landbouw hadden, pleitte voor een level playing field, zag ik op alle banken instemmend geknik. We moeten dus streven naar een gelijk Europees speelveld in de landbouwsector, en daarmee bedoelen we het volledige palet van sectoren.
We moeten ons ervoor hoeden de sector te culpabiliseren: nertsen houden is geen maffiapraktijk. Het is een door de wet geregelde dierhouderij. Die mensen hebben een eerbaar beroep. Het zijn geen criminelen.
Het is ook een sector die niet is gesubsidieerd. Daarnet was er de discussie over de varkenshouderij. Dat is een wereldmarktproductie, en er werd gesteld dat dit zou moeten kunnen zonder subsidies. Wel, de nertsenhouderij is een subsidievrije sector.
We moeten de zaken onder ogen zien. Wanneer we vaststellen dat het maatschappelijk draagvlak voor een bepaalde vorm van dierhouderij wegvalt, dan kan daar in elk geval over worden gesproken, in rust en sereniteit, maar vooral in overleg met de betrokken sector. Dat is toch een oproep aan de minister. Ik hoor van de sector dat er inderdaad een uitnodiging is geweest om langs te komen op het kabinet, maar echt overleg is er tot op vandaag eigenlijk nog niet geweest, en ik pleit daar heel uitdrukkelijk voor. Ik ben ervan overtuigd dat er een oplossing kan worden gevonden, maar op een verstandige, rustige, serene manier.
Mijnheer Dochy, dat gelijke speelveld komt altijd terug. Dat is duidelijk de rode draad in uw betoog. Uiteraard is dat belangrijk, maar ik hoed me altijd voor een betoog waarbij een gelijk speelveld zelfs het dierenwelzijn kan overrulen. Ik vertrek vanuit een ander uitgangspunt: dierenwelzijn is gewoon cruciaal, punt, en we moeten dat dierenwelzijn maximaal verbeteren. Eerlijk gezegd, dat gelijk speelveld staat hoog in de rangschikking, maar wat mij betreft staat het onder het dierenwelzijn. Wat dat betreft, houden we er misschien een fundamenteel verschillende visie op na. Met die redenering doen we immers wereldwijd gewoon niets op het vlak van dierenwelzijn, want op die manier kan iedereen gewoon constant naar elkaar wijzen, van ‘kijk, daar is het nog slechter, dus moeten we hier niet te veel doen’. Dat is ook wat bijvoorbeeld op het vlak van het klimaat heel veel heeft vertraagd. Iedereen keek immers gewoon naar elkaar. Op een bepaald moment moeten een aantal progressieve spelers gewoon de sprong durven te wagen en vooruitgaan. Blijkbaar verschillen we echter gewoon van mening op dat vlak.
Collega Engelbosch, ik apprecieer uw oprechte bekommernis als het gaat over dierenwelzijn. U weet dat wij die bekommernis delen. Ik hoop alleen dat u hier volgend jaar op het spreekgestoelte niet gewoon exact dezelfde verontwaardiging zult uiten omdat er nog geen stappen voorwaarts zijn gezet, terwijl uw partij de beleidsverantwoordelijkheid heeft. Ik hoop dat oprecht. Ik weet dat u oprecht bekommerd bent, maar uw partij is net voor dat beleidsthema verantwoordelijk. Het moet vooruitgaan. Volgend jaar wil ik dus resultaat.
Collega Sanctorum, ik zou collega Dochy toch even willen bijtreden, maar met de volgende nuance voor onze fractie. Er moet een Europees level playing field zijn als het gaat over nutsdieren, maar er is een groot verschil met dieren voor gezelschap. Nutsdieren zijn er voor consumptie en noem maar op. We moeten toch pleiten voor het hanteren van een Europees level playing field ter zake. Dat staat ook in het regeerakkoord.
We moeten heel hard opletten dat we niet afglijden in de discussie. Ik hoor hier het pleidooi van mevrouw Robeyns om alle dierhouderij in principe heel streng te gaan beoordelen. Dierenwelzijn is een moeilijk thema, het heeft een ethische dimensie. Als men zegt dat dieren niet gekweekt mogen worden louter voor hun pels, dan roept dat vandaag begrip op. Als men zegt dat dieren niet meer mogen worden gekweekt voor de vleesproductie, is dat een andere discussie. We zitten op een soort glijbaan. Ik wil ervoor waarschuwen om daar enige aandacht voor te hebben. In een ethische discussie is het gemakkelijk om te zeggen: het beste dierenwelzijn is zorgen dat de dieren niet geboren worden, en daar gaat het hier nu naartoe.
Mijnheer Dochy, ik wil alle nodeloos dierenleed vermijden. De heer Engelbosch zegt dat en de minister zegt dat. Als we dat menen, moeten we als regio de moed hebben om het voortouw te nemen. Altijd opnieuw het schaduwspel spelen met dat level playing field, daar komen we nergens mee. Er zijn andere landen, ook buurlanden, die dat wel doen. Nederland voert een verbod in, Duitsland neemt maatregelen tegen kooihuisvesting van leghennen, tegen het doden van eendagskuikens enzovoort.
Mijnheer Dochy, ik heb hier een persbericht voor mij liggen: JONGCD&V roept CD&V op om een verbod op nertskwekerijen in te voeren. Ze zeggen letterlijk: “We zijn voorstander van een Europees verbod, maar een regio moet de moed hebben om het voorbeeld te geven.” Dat is exact mijn boodschap, die van de heer Engelbosch en die van de heer Sanctorum.
Ik ben heel blij te horen dat iedereen vindt dat overleg nodig is inzake de vleesindustrie en de pelshouderij. Jammer genoeg was voor andere zaken blijkbaar minder overleg nodig. (Applaus bij sp.a en Groen)
Collega’s, als Nederland 25 keer zo groot is als Vlaanderen en daar wordt het verboden, dan hebt u daar uw level playing field. Als we moeten kijken naar de rest van Europa, dan staan we bijna stil. Als dat de maatstaf is, dan staan we over honderd jaar nog waar we honderd jaar geleden stonden.
Mevrouw Robeyns, inzake consequentie hebben we van uw partij echt geen lessen te leren. Ik heb uw motie gelezen rond proefdieren en ik heb de beslissing van de sp.a-gedeputeerde in Limburg gezien. Dat zegt genoeg. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, unieke kansen liggen voor ons met deze beleidsbrief Dierenwelzijn. De minister kiest voor een aanpak die steunt op drie pijlers.
Ten eerste, de wetgeving moet verbeterd en op sommige punten uitgebreid worden. Enkele concrete acties zijn: zorgen voor een betere omkadering en controle van de fokkerij en handel. De lijst van invoerders is intussen aan een grondige controle onderworpen. Dit resulteerde recent in een schrapping van leveranciers uit Hongarije. We gaan de continuïteit en de performantie van het registratiesysteem voor honden garanderen. Net als u, minister, vind ik het belangrijk dat de performantie van het systeem van de identificatie wordt herbekeken en dat de databank inderdaad een nog belangrijker instrument kan worden voor het toekomstig beleid. De nieuwe aanbesteding zal worden gekoppeld aan het nieuwe systeem voor katten. Voor katten zal nu ook het verplicht chippen worden opgestart. Om de kattenpopulatie in toom te houden volgt verder een evaluatie en een eventuele bijsturing van de regelgeving in 2016. Voor een betere ondersteuning van de asielen gaan we de succesvolle opleiding voor asielmedewerkers voortzetten. Voor de paardenasielen gaan we erkenningsvoorwaarden uitwerken, een vraag die al langer leeft.
De tweede pijler is de controle op de wantoestanden, die moeten worden aangepakt. We gaan onderzoeken of we feedback kunnen geven aan particulieren na een melding.
De derde pijler is sensibilisering: samen met alle betrokkenen werken aan een beter dierenwelzijnsbeleid. We gaan een langetermijnvisie ontwikkelen. Er komt een socialemediacampagne. De ‘Dag van de schepenen voor Dierenwelzijn’ en de studiedag voor het brede publiek werden positief geëvalueerd.
Minister, ik ben zeer tevreden dat u met de beleidsbrief Dierenwelzijn de kansen grijpt en dat u dierenwelzijn zult uitbouwen tot een volwaardige Vlaamse bevoegdheid. (Applaus bij de N-VA)
Energie
We bespreken nu het onderdeel Energie.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, heel af en toe hoop je dat je eigen voorspellingen niet uitkomen. Vorig jaar voorspelden we op deze zelfde plek en op hetzelfde moment dat de energiefactuur gigantisch zou stijgen voor de Vlaamse gezinnen en kmo’s.
Vandaag zien we dat het nog veel erger is dan we toen hadden voorspeld. Meer dan 50.000 gezinnen hebben moeite om hun energiefactuur te betalen. Dat is een perverse logica. Eerst laat de regering de factuur stijgen en dan kijkt ze hoe ze de energiearmoede eventueel kan aanpakken. Ik vind dat een perverse volgorde. Eerst denk je na over hoe je de energiearmoede aanpakt, voor je de factuur laat stijgen. Dat is de juiste volgorde. (Applaus bij Groen en sp.a)
Bovendien – en dat vinden we even erg – is de factuur van dien aard dat ze energiezuinigheid niet promoot. Steeds meer vaste componenten komen erin, zodat mensen die weinig verbruiken, toch veel betalen. Iedereen weet dat als je een draagvlak wilt creëren voor een noodzakelijke en toekomstgerichte energietransitie, je de energiefactuur onder controle moet houden. Inderdaad, we moeten inzetten op hernieuwbare energie, op energie-efficiëntie en op energiebesparing.
Het parlement heeft zelf haar verantwoordelijkheid genomen. In juni van dit jaar hebben we kamerbreed voor een energievisie gestemd, die moet leiden tot een energiepact. We hebben de regering als het ware een traject opgelegd. Maar wat zien we? Zelfs het begin van dat traject is nog niet gemaakt. Ik zie heel veel woorden van de regering, maar weinig daden.
Ik wil enkele elementen aanhalen die Groen heel belangrijk vindt. Met energierenovatie leg je de basis om energie-armoede te vermijden. Daar is blijkbaar heel hard aan gewerkt in werkgroepen, maar de concrete vertaling ervan blijft achterwege. Iedereen weet dat als je mensen wilt overtuigen om hun huizen of fabrieken te isoleren en energiezuinig te maken, je met een totaalconcept moet komen. Niet nu eens met het ene, en dan eens met het andere. Zo riskeer je voor half werk te zorgen en zo zijn die huizen en fabrieken over enkele jaren opnieuw verouderd.
Het draagvlak voor hernieuwbare energie is totaal onderuitgehaald door allerhande heffingen. Het is droevig vast te stellen dat ons Vlaams energiebeleid massa’s geld kost, maar weinig zoden aan de dijk zet. De regering moet dringend meer dan een tandje bijsteken. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op de recente Klimaattop te Parijs heb ik een woord te weinig gehoord: energie-efficiëntie. Ook in dit parlement spreken we te veel over de problemen van het aanbod, en te weinig over de vraag.
Nochtans, als we de klimaatdoelstellingen willen halen, moeten we meer inzetten op het gedrag dat de vraag veroorzaakt zodat er minder aanbod noodzakelijk is.
U bent gestart met heel wat energiewerven: elf deadlines voor 2016. Er staan heel wat projecten in de startblokken, maar die staan nog niet ver genoeg. Dit duidt op daadkracht, maar baart ons toch zorgen. Waarom? De meeste zaken zijn aan elkaar gelinkt en de tijd haalt ons in.
Als we spreken over energie-efficiëntie, dan kunnen we dit toepassen op de productie, het transport en het verbruik. Wetenschappelijke Amerikaanse studies wijzen uit dat op heden het nettorendement gemiddeld 34 procent bedraagt vanaf productie tot wat uit het stopcontact komt. Met andere woorden: 66 procent van onze energie gaat onderweg gewoon verloren. Daarom moeten we inzetten op efficiëntie in de volledige keten.
Er zijn een aantal opties om efficiënter om te gaan met productie. Waarom geen ondersteuning geven aan windenergie in functie van hoeveelheid te produceren stroom in plaats van de klassieke tien jaar? Daar we onze hernieuwbare energie vandaag reeds moeilijk kwijt kunnen op het Europees netwerk, is het misschien goed om na te denken over decentrale opslag.
Biogastechnologie is in Vlaanderen sterk uitgebouwd, maar wat is de toekomst? Een regelgevend kader voor warmtenetten kan ervoor zorgen dat een correct investeringsklimaat ontstaat waarbij Vlaanderen stap per stap kan uitgroeien tot één groot warmtenet en niet een amalgaam van kleine eilandjes.
Ook het transport kan efficiënter. Centrale netten en productie-installaties vormen binnenkort niet meer de basis voor ons energienetwerk. Een spinnenweb – hoe akelig dat soms kan zijn – van decentrale energiestromen van productie en consumptie, is noodzakelijk. Waarom? Hoe groter de transportafstanden tussen twee punten, hoe groter het verlies.
Zo komen we bij de lokale verbruiker of producent. Energie-efficiëntie is de meest efficiënte methode om ons energieverbruik te laten dalen en het aandeel hernieuwbare energie te laten stijgen. Wanneer ons verbruik met de helft daalt, verdubbelt automatisch ons aandeel hernieuwbare energie. Wat hebben we nodig om de verbruiker verder aan te zetten om te sparen op zijn kilowattuur? Simpele tools die administratief eenvoudig zijn, maar toch streng genoeg, zoals een flexibel tarief, partieel capaciteitstarief voor netkosten, de partiële uitrol van slimme meters, de Vlaamse digitale energielening – met nadruk op digitaal –, een hervormde energiepremie die streng genoeg is maar met desnoods meer incentives bij renovatie, de mini-EBO’s (energiebeleidsovereenkomst) voor kmo’s, en bijkomende flankerende maatregelen voor specifieke doelgroepen zoals gezinnen met een budgetmeter of elektrische accumulatieverwarming. Want cadeautjes die niets veranderen aan de energie-efficiëntie, zullen we niet meer geven. Daarom geen gratis kilowattuur of andere. Neen, we belonen wie investeert in duurzame energiebesparing.
Er is nog een pak werk, maar het zijn allemaal zaken die komen in een energievisie en een energiepact. Waar willen we de komende twintig jaar naartoe? We moeten ondertussen niet stilzitten en wachten op dit pact. We kunnen snel een aantal quick wins uitvoeren. We vrezen echter dat als we straks de quick wins uitgevoerd hebben, we dan plots naar elkaar zullen kijken en zeggen: “Wat nu? De visie is er nog niet.” Dat zou pas echt een gemiste kans zijn voor Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Gryffroy heeft een aantal ideeën om in te zetten op energie-efficiëntie en energiebesparing. We praten daar regelmatig over. Dat zijn op zich geen spectaculaire nieuwe dingen. Ik vind het daarom bijzonder laakbaar dat als we weten wat er moet gebeuren, we dit niet doen. Hoe komt dat?
Als je eerlijk bent met jezelf, weet je dat heel wat zaken starten bij gedrag. Ik heb het ooit aangekaart bij de parlementsvoorzitter dat de verlichting in dit gebouw niet altijd wordt uitgeschakeld. Dat gaat over gedrag. In plaats van je altijd te concentreren op het aanbod, moet je beginnen bij het gedrag. U hebt het altijd over het aanbod, zijnde dat we moeten werken naar groene stroom enzovoort. Mijn visie is dat men moet werken naar energie-efficiëntie. We hebben daarvoor al een aantal maatregelen omtrent de REG-premies (rationeel energiegebruik). Die moeten strenger en adequater worden. We willen inderdaad werken rond de renovatiepremie, het energiepact enzovoort. Er zijn voldoende concrete maatregelen, maar mensen, gezinnen en bedrijven gaan maar effectief hun gedrag aanpassen als je hen stimuleert, niet door geld te geven maar door programma’s op te zetten.
Weeral, u weet wat er moet gebeuren. Maar ik vraag me af hoe het komt dat er niet gebeurt wat er moet gebeuren. Natuurlijk moet er op gedrag worden ingezet, maar gedrag kan je ook analyseren. Je kunt er ook met slimme tools voor zorgen. Maar hoe komt het dat we er in Vlaanderen niet in slagen om onze energieconsumptie voor een deel te verminderen? We moeten inderdaad inzetten op energie-efficiëntie en energiebesparing, over die grote lijnen ben ik het 100 procent met u eens, maar ik stel gewoon vast dat op het terrein heel weinig gebeurt. Hoe komt dat? Wanneer mogen we op dat vlak verbetering verwachten? Ik zie dat de minister tien of elf werven naar voren schuift. De ambities zijn best hoog en ik steun ze ook wel, maar ik zie op het veld heel weinig concreets gebeuren.
Het is niet omdat u elf werven hebt, en stel dat die werven ook geconcretiseerd, geformaliseerd en gefinaliseerd zijn, dat daarom plots het energieverbruik zal dalen. Een heel groot stuk zit ook bij onze eigen verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen. Mag ik u vragen of u ’s avonds de decoder effectief uitzet? Hoeveel mensen doen dat? Hoeveel mensen schakelen effectief een aantal zaken uit en realiseren een aantal quick wins? Dat zijn er dan plots niet veel meer. Wij kunnen een kader maken, maar de invulling gebeurt wel door de verbruiker zelf.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s van Groen, het is wel een beetje gemakkelijk om de zaken zo simplistisch voor te stellen. We willen allemaal 100 procent hernieuwbare energie. Het mag bovendien niets kosten en, o wee o wee, er moet altijd zeker en vast genoeg energie zijn. U weet hoe complex het is om die driehoek in evenwicht te houden.
Bovendien hebt u gezegd dat iedereen weet wat er moet gebeuren. Daar ben ik helemaal nog niet zo zeker van. Ik weet wel dat deze regering een heel duidelijke visie naar voren heeft geschoven over wat ze kan doen, wat ze wil doen en wat ze moet doen.
Maar het is al ten voeten uit gezegd: er moet ook puin worden geruimd. Er moet ook voor worden gezorgd dat de mensen niet kreunen onder de lasten van het beleid voor hernieuwbare energie. Er moeten nieuwe formules worden gezocht. Dat doet deze regering. De manier waarop hernieuwbare energie ondersteund wordt, is fundamenteel veranderd. Er wordt puin geruimd en er wordt ingezet op gedragsverandering. Mensen die willen besparen op hun energieverbruik, worden daartoe aangemoedigd. Het zit allemaal in de beleidsbrieven, het zit allemaal in de begroting. Ik begrijp dus niet waar u die verontwaardiging vandaan haalt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de voorbije weken zijn een aantal langverwachte en voor sommigen misschien wel onverhoopte akkoorden gesloten. Eerst was er het Belgische klimaatakkoord. Dan was er Parijs, met de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius, maar eigenlijk streven we zelfs naar een maximale globale opwarming van 1,5 graden. Dat wil inderdaad zeggen, collega’s, iedereen heeft het al benadrukt, dat we meer dan een tandje zullen moeten bij steken. Dat wil zeggen dat we werk moeten maken van een grootschalige, massieve energietransitie. We zullen inderdaad minder energie moeten gaan verbruiken en de energie die we nog verbruiken, moet zoveel mogelijk uit hernieuwbare bronnen komen. Daar zijn stappen voor gezet, maar meer is zeker nodig.
Dat kan alleen maar als we goed samenwerken met alle overheden, zowel de lokale, provinciale, Vlaamse, federale als Europese overheden. Maar we moeten niet alleen samenwerken met de overheden, ook met de consumenten, de bedrijven, de netbeheerders, de leveranciers de energieproducenten, iedereen zal moeten worden betrokken in deze transitie om ze effectief tot een succes te maken. Elke betrokkenheid is daarbij belangrijk en essentieel om tot een draagvlak te komen.
Vandaar dus ons pleidooi voor die energievisie, dat energiepact, waarover daarnet al gesproken is, en waarvoor we hier in juni een resolutie hebben goedgekeurd. Dat is dus al enige tijd geleden.
Minister, u bent nu al een jaar minister van Energie, ik denk dat het momentum nu aangebroken is om dat energiepact effectief vorm te geven. We rekenen erop dat u, in overleg met uw collega’s, zowel federaal als die van Brussel en Wallonië, dit dossier eindelijk effectief zult aanpakken. Daarbij is, wat ons betreft, energie-efficiënte – de heer Gryffroy verwees er ook al naar – een kernpunt van het beleid. De isolatiegraad van de oude woningen in ons Vlaams woningpatrimonium moet beter, zodat het residentieel energieverbruik en de bijhorende uitstoot dalen. De voorbereiding van het Renovatiepact is al afgerond, er worden stappen gezet, maar we kijken uit naar de concretisering van dat Renovatiepact en de bijhorende hervorming van de REG-premies. De toename van de aangevraagde energieleningen – die hebt u goed gepromoot, minister – wijst erop dat mensen effectief willen investeren in energiezuinigheid. Het is positief dat de Vlaamse regering met deze begroting hiervoor opnieuw meer middelen uittrekt. Wellicht is ook hier nog meer mogelijk, bijvoorbeeld door het maximum te ontlenen bedrag verder op te trekken. Zeker voor de meest kwetsbare gezinnen is hier nog meer mogelijk en nodig. Ook bij bedrijven is nog een enorm potentieel aan energiebesparing. We hebben energiebeleidsovereenkomsten voor de grote, energie-intensieve bedrijven, maar ook voor de kmo’s vragen we een gericht beleid.
Tot slot willen we niet alleen energiebesparing, maar uiteraard ook energieproductie. We zitten wat achter op het schema inzake hernieuwbare energie. U hebt een aantal initiatieven aangekondigd. We rekenen erop dat, in het kader van het energiepact, ook een ambitieus beleid rond hernieuwbare energie wordt uitgewerkt, zodat u de doelstellingen die we in Parijs en met onze collega’s van Vlaanderen, Wallonië en de Federale Regering hebben afgesproken, effectief haalt.
We moeten inderdaad inzetten op hernieuwbare energie. Maar ik wil nogmaals het belang beklemtonen van het energiepact, want door het langer openhouden van Doel 1 en Doel 2 wordt het steeds moeilijker om meer hernieuwbare energie te produceren. Op die manier zitten we in de kwadratuur van de cirkel, we komen er niet uit, want als die weer duurder wordt, wordt het draagvlak ondermijnd, en zo komen we er helemaal niet. Ik wil dus extra oproepen om er echt werk van te maken.
Minister, wanneer denkt u, met uw collega’s, de eerste stappen te zetten rond het energiepact, samen met de federale collega’s en die van de andere deelstaten.
Collega Danen, ik denk niet dat u het zo simpel mag voorstellen. Het langer openhouden van de kerncentrales heeft ook een implicatie op de prijs. Als u kijkt naar de forward voor één jaar, ziet u ook dat de prijs daalt met 8 euro per megawattuur, wat voor een gemiddeld gezin een daling betekent van 50 euro. Dat zal niet ten nadele zijn van hernieuwbare energie, maar ten nadele van de gascentrales, omdat die momenteel een duurdere importbrandstof gebruiken. De uitdaging voor de toekomst – vandaar ook mijn pleidooi – is dat in om het even welk net waar hernieuwbare energie wordt ingepompt, dit altijd intermitterend is. Men kan niet voorspellen wanneer er wind is en wanneer er geen wind is, wanneer er wel zon is of geen zon. Daarom moeten we meer overgaan naar decentrale opslag. Vandaar ook mijn conceptnota.
Dat is wel zo. In een aantal installaties voor hernieuwbare energie wordt om het half jaar het steunmechanisme herberekend. Als de energie op de markt inderdaad heel goedkoop is, onder andere als gevolg van het langer openhouden van Doel 1 en Doel 2, moet de regering optreden. Dat is een fundamenteel probleem, waardoor de kosten weer zullen stijgen. Dat moeten we vermijden. En met een energiepact had dat misschien kunnen worden vermeden.
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, de rode draad doorheen het gevoerde energiebeleid van het afgelopen jaar begint stilaan duidelijk te worden. Ook de beleidsbrief die we gekregen hebben en die we in de commissie tot in detail besproken hebben – mede met dank aan de voorzitter voor een extra commissievergadering over de energieheffing – heeft al heel wat discussies doen oplaaien. Volgens ons bestaat de focus er vooral in dat heel wat aankondigingen worden gedaan en dat uiteraard ook de prijs van de elektriciteitsfactuur stijgt. Voorlopig blijven echte aanzetten tot energietransitie echter achterwege.
Het palmares dat de regering vandaag kan voorleggen en de beleidsplannen voor 2016 vertonen wat ons betreft iets te weinig ambitie met het oog op hun effectieve realisatie. We zien vooral heel veel aankondigingspolitiek. Minister, op dat vlak hebt u het afgelopen jaar een gouden medaille verdiend. U zou in heel Vlaanderen slimme meters uitrollen, er zou een fraudeplan komen tegen het misbruik met zonnepanelen, de energiepremies zouden worden hervormd enzovoort… Voor al die projecten was 2015 de deadline. Ik vrees dat ze eerder dode letter blijven en naar volgend jaar zullen worden uitgesteld. Wij blijven bereid om constructief mee te werken en we hopen dat er snel resultaten komen.
Wij willen een ambitie inzake energiebeleid en hernieuwbare energie. Het komt erop aan acties uit te rollen op het terrein, en dat in nauw overleg met de stakeholders en vooral met de andere gewesten. Wij willen geen aankondigingen, maar daden!
Welke keuze maakt u in uw beleidsbrief? Ten eerste stelt u 2050 voorop als streefdatum om de Vlaamse huizen energie-efficiënt te maken. Sp.a vindt dat een nobele doelstelling en we kunnen die ambitie enkel bijtreden. Wel vreest mijn fractie dat 2050 te ver af is; het wiegt mensen in slaap. Het zorgt niet voor stimulansen om mensen ertoe aan te zetten om in energie-efficiënte maatregelen te investeren. Sp.a pleit er ook voor dat u in uw hervormingen rekening houdt met subdoelstellingen op korte termijn. We stellen vandaag al vast dat er in 2015 een dalende investeringsbereidheid is. Dat bewijst dat doelstellingen op korte termijn echt noodzakelijk zijn. Een ambitieus pact met doortastende maatregelen om al onze woningen binnen afzienbare tijd energiezuinig te maken, is voor sp.a een absolute must. We willen dat u niet alleen in 2050, maar ook in deze legislatuur al resultaten kunt voorleggen.
Een tweede punt zijn de energiescans. We zijn tevreden dat u samen met uw collega Homans op energiescans blijft inzetten. Energiescans moeten leiden tot meer effectief uitgevoerde werken in woningen. We stellen vast dat de maatregelen om dat laatste te bereiken, nog op zich laten wachten. We kijken de toekomst hoopvol tegemoet.
Ten derde wilt u volop inzetten op het sociale energiebeleid. We stellen echter vast dat u dat beleid momenteel enkel op papier belangrijk vindt. In de praktijk handelt u helaas niet naar de ambities die in uw beleidsbrief staan. Een betaalbare energiefactuur voor iedereen betekent niet dat u enkel beslissingen moet nemen die de energiefacturen doen stijgen. Dat kunt u misschien ook eens tegen uw federale collega’s zeggen. U zegt dat u enkel een armoedetoets zult toepassen op die dossiers waarop die armoedetoets volgens het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) moet worden toegepast. Helaas hebt u die toets niet gedaan bij de afschaffing van de gratis stroom voor elke Vlaming, noch bij invoering van de energieheffing. Dat zijn twee maatregelen die een directe impact hebben op de elektriciteitsfactuur van de Vlaamse gezinnen. Sp.a betreurt dat.
Collega Beenders, hoeveel energiescans in woningen zijn inmiddels uitgevoerd? Ik zal het u zeggen: 176.000. Als 176.000 energiescans zijn uitgevoerd, dan moet het mogelijk zijn om een benchmark te doen tussen de verschillende types van woningen, zodat onmiddellijk tot actie kan worden overgegaan. Dat is steeds mijn pleidooi geweest: stop met scans en ga over tot actie. Dat is energie-efficiëntie. Niet studeren, maar uitvoeren!
Ik stel enkel vast dat de huidige regering voor energiescans kiest en ze ook tot realisaties wil uitrollen. Wij steunen dat ook. Blijkbaar hebt u een probleem met het beleid dat wordt gevoerd. (Applaus bij sp.a)
De regering kiest voor energie-efficiëntie.
Collega Gryffroy, de ministers Turtelboom en Homans hebben zich samen ertoe geëngageerd om met sociale economie energiescans uit te voeren. Wij vinden dat een zeer goed beleidspunt. We hebben daarover in de commissie een uitgebreide discussie gehad. Nu zegt u in de plenaire vergadering plots dat u tegen energiescans bent. Had dat dan gezegd in de commissie, waar de discussie had moeten worden gevoerd.
U spreekt nu over sociale economie, maar daarnet had u het daar niet over, maar wel over het algemene beleidsdomein energie.
Wie voert die energiescans uit? Als u weet hoeveel er zijn uitgevoerd, dan moet u ook weten wie ze uitvoert. (Applaus bij sp.a)
Collega’s, alvorens het debat compleet verzandt, wil ik nog een opmerking maken.
Collega Beenders, u maakte daarnet een interessante opmerking: deze regering voert geen sociaal beleid, het enige wat ze doet, is facturen verhogen. Welnu, dat is niet helemaal waar. Deze regering presenteert facturen aan de mensen, ze laat zien wat de zaken kosten. Tegelijkertijd zorgt ze ervoor dat mensen meer overhouden.
Wij betalen de facturen van de mensen niet. Ze moeten meer overhouden, weten wat de dingen kosten en dan zelf keuzes maken. Ze worden gestimuleerd om energiezuiniger te leven. Als ze het geld niet hebben, kunnen ze daarvoor goedkope leningen afsluiten. Het sociale beleid van beide ministers is er precies op gericht om mensen die op energievlak zwak staan en een huis huren, en dus niet gemotiveerd zijn om dubbel glas te installeren, te stimuleren om dat toch te doen. Wie wel een eigen huisje heeft maar weinig kan overhouden, willen we helpen om een tandje bij te steken, zodat ze die investeringen wel kunnen doen. Zeg dus alsjeblief niet dat dit niet sociaal is. We kiezen er bewust voor om de facturen niet onder de mat te vegen – in schulden of belastingen –, maar om de problemen bij naam te noemen.
Inderdaad, het klopt dat u ervoor kiest de factuur vooral naar de gezinnen door te schuiven. Dat is nu net mijn punt. Vandaar dat het goed zou zijn geweest om hier te staan met een plan om de energiearmoede aan te pakken. De heer Danen zei het ook al. Het is toch niet logisch om eerst prijsverhogingen door te voeren – zowel hier als op het federale niveau –, om nadien te zeggen dat mensen een energielening kunnen aangaan als ze de factuur niet kunnen betalen? Dat is de wereld op zijn kop. We moeten eerst de energiearmoede aanpakken, en pas nadien kunnen we extra maatregelen nemen. Het zou veel beter zijn om op dat moment dan verantwoorde keuzes inzake de energieheffing te maken. Op dat vlak zijn er perverse gevolgen. Vandaag blijkt dat de gezinnen grote bedragen moeten ophoesten, in vergelijking met wat de dertig grootste vissen van dit land moeten betalen. We roepen dus op om een energiearmoedeplan op te stellen, met concrete maatregelen.
Wat u zegt, is manifest onjuist. Deze regering is de eerste die ervoor zorgt dat de energiefactuur niet vooral door de gezinnen wordt betaald. Er is een evenwicht tussen wat gezinnen en bedrijven bijdragen. Bovendien gaat het over de doorgeschoven facturen die vooral door gezinnen en niet door de grote bedrijven zijn gegenereerd. Een rechtvaardig oordeel van u zou dus op zijn plaats zijn.
Mijnheer Beenders, uw sp.a-beleid schoof de factuur door naar de volgende generatie. Wij daarentegen lossen de schulden die u hebt opgestapeld, op.
Dit soort tussenkomsten moeten we hebben: kort maar krachtig.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de energetische kwaliteit van ons woningbestand blijft heel slecht. Er worden stappen in de goede richting gezet, maar tegen dit tempo moeten we nog enkele decennia wachten vooraleer de zaken op orde geraken. Het duurt allemaal veel te lang. Ik erken zonder problemen dat er goede dingen gebeuren. Maar het is veel te weinig en veel te laat.
Minister, sp.a betreurt dat u er als Vlaams minister zonder enige opmerking mee instemt dat uw federale collega’s beslissen om Doel 1 en 2 tien jaar langer open te houden. Op die manier maken ze het u onmogelijk om uw doelstellingen inzake hernieuwbare energie te realiseren. Ik weet dat u zult tegenwerpen dat op het net hernieuwbare energie voorrang heeft, maar ik zou graag vernemen hoe dat dit er in de praktijk aan toe zal gaan. Het is een papieren regeling die in de praktijk helaas niet zal werken.
Minister, het kan anders. U kunt ervoor kiezen om een beleid te voeren dat de nadruk legt op hernieuwbare, betaalbare energie. Niet enkel met woorden, maar ook met daden. We zullen volgend jaar al uw plannen kritisch maar ook steeds constructief blijven beoordelen, in het licht van onze visie die is verwoord in een resolutie over het energiepact die hier is goedgekeurd.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijnheer Beenders, aansluitend bij dat laatste: ik ben het daarmee helemaal eens. Hernieuwbare energie tegen een betaalbare prijs, dat is de doelstelling. Dat is precies de reden waarom in juli de steun voor de installatie van zonnepanelen volledig is stopgezet. Wie dat vandaag doet, krijgt er geen subsidies meer voor. Oversubsidiëring kan niet meer. Dat is ook niet nodig, want de prijs van zonnepanelen is drastisch gedaald. Dat is ook de reden waarom we vanaf januari voor de derde keer op rij de subsidies voor de installatie van windmolens verlagen. De prijs van de windmolens blijft maar dalen, terwijl de rendementen stijgen. We zorgen dus voor een erg kostenefficiënt subsidiesysteem.
Dat verklaart ook waarom we inzetten op energiepremies. In januari komt er een hervorming. In de Vlaamse Regering wordt daarover volop overlegd. We zitten in de eindfase, en in januari zal het dossier op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering worden behandeld.
Maar je ziet nu ook al in de cijfers van het derde kwartaal dat de energiepremies enorm aan het stijgen zijn en dat bijvoorbeeld voor de dakisolatie, dat toch het grootste knelpunt is, de rendementen goed zijn en dat de gevoeligheid daarover stijgt.
Ten derde hebben we de energieleningen. Die zijn overgenomen vanuit de federale overheid. Dat was 12,5 miljoen euro, is opgetrokken naar 15 miljoen euro en nog eens naar 17,5 miljoen euro. Voor het hele jaar 2015 is het 30 miljoen euro en vanaf volgend jaar 55 miljoen euro. Je ziet dat die rendementen bijzonder goed zijn. We zien alleen nog dat bepaalde provincies achterophinken. Oost-Vlaanderen bijvoorbeeld doet het procentueel minder goed, doordat we daar nog een blinde vlek hadden, maar gelukkig is dat sinds een maand ook opgelost. Dat zal daar dus ook aantrekken. Ik ben er zeker van dat die 55 miljoen euro, met een intrestvoet van 0 procent of van 2 procent, effectief volledig zal worden opgebruikt. Er was dus een onderbenutting op het federale niveau, en bij ons is er al een heel sterke stijging van de factuur.
We zijn het Renovatiepact gestart. Ik doe dat samen met twee collega’s. Het klopt dat 2050 nog heel ver af is, maar we merken dat we bij mensen de grootste inspanning krijgen om over te schakelen naar energie-efficiënte investeringen als we dat doen op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld wanneer een huis verkocht wordt of wanneer een huis of appartement van huurder verandert. Net daarom is er die tijdshorizon. Vergeet niet dat we in Vlaanderen gelukkig heel veel mensen hebben die huiseigenaar zijn. Dan is het van belang dat we hen stimuleren, veeleer dan verplichten, want ze zijn tenslotte private eigenaar. We merken dat het het beste is om in te spelen op dat natuurlijke moment, vandaar die langetermijnvisie, maar wel met kortetermijndoelstellingen die we willen realiseren.
Ik ben het helemaal met u eens dat het systeem van de energiescans een goede formule is. Op het moment dat ik minister werd, hebben we onmiddellijk beslist om dat voort te zetten, maar waar het vroeger alleen papier was, moeten ze nu ook veel meer naar harde maatregelen werken. Papier is immers heel geduldig, en ik weet dat u en uw fractie het daar volledig mee eens zijn. Ik krijg binnenkort de eerste resultaten daarvan binnen, maar ik hoor vanop het terrein dat dat effectief rendementen en effect begint te hebben. Het is nu aan ons om alle resultaten van het Renovatiepact verder uit te werken en verder vorm te geven, natuurlijk met respect voor het feit dat iemand ook zelf de lening heeft.
U komt altijd terug op het gratis kilowattuur, mijnheer Beenders. Ik begrijp dat dat voor u iets heel ideologisch is, alleen is het woord ‘gratis’ natuurlijk wel een heel fake woord. Het was niet gratis. Als we vandaag iets uitzweten, is het wel dat dit het complete failliet is van de gratispolitiek. Het gratis kilowattuur werd bijvoorbeeld betaald door de groep waar u vandaag zo schande over spreekt. Die groep betaalt nu al jaren aan een stuk 290 euro om dat gratis kilowattuur voor iemand anders te compenseren. Uw verontwaardiging is dus altijd bijzonder selectief.
We hebben die gratis stroom afgeschaft om verschillende redenen. Ten eerste bereikten we de doelgroep niet. Ten tweede hadden we ontzettend veel administratieve rompslomp. Ten derde was het niet gratis, want het werd gewoon door andere doelgroepen betaald. De zelfstandigen, de kmo’s, de mensen die een groter energieverbruik hebben: die betaalden de factuur. En tot slot is energie een schaars goed. We pleiten er allemaal voor dat we naar een grotere energie-efficiëntie moeten gaan. Wel, dan zul je er ook voor moeten zorgen dat energie een prijs heeft, en wel op een transparante en eerlijke manier. Dat is wat wij op dit moment aan het doen zijn. We zijn de prijszetting transparant en eerlijk aan het maken. Je ziet dat ook in de perscommuniqués van de distributienetbeheerders, waarin uw partij overigens meer dan vertegenwoordigd is. Zij zeggen: eindelijk gaan we nu terug naar een stabiele elektriciteits- en energiemarkt, niet met onzichtbare putten, maar met transparante en duidelijke tarieven en vooral met propere rekeningen.
Dus ja, ik kies voluit voor hernieuwbare energie. Wij hebben de ambitie om tegen 2020 500 windmolens te hebben. We hebben er eind dit jaar al 370 tot 380. Ik zet in op zonne- en windenergie omdat dat technologieën zijn waarmee je voor hernieuwbare energie kunt kiezen aan een kostenefficiënt tarief.
U hebt het over de verlenging van de kerncentrales. Er zijn andere parlementen om dit debat te voeren. Maar ik zeg u daarover één ding duidelijk: we hebben een Europese wetgeving, die wij in Belgische wetgeving hebben omgezet, waardoor hernieuwbare energie altijd voorrang heeft op het net. Ik ben er op dit ogenblik nog niet zo zeker van welk businessmodel het sterkste is. Op het moment dat er veel zon en veel wind is, zou ik wel eens willen weten of de businesscase van een bedrijf dat investeert in hernieuwbare energie, niet veel sterker zal zijn, en nog sterker zal worden in de toekomst, dan de businesscase van een bedrijf dat een kerncentrale heeft. U kent mijn droom daarover. Het is mijn droom om te gaan naar een wereld zonder kernenergie. Maar laat ons eerst zoveel mogelijk de hernieuwbare energie stimuleren.
We zijn vandaag volop de energiemarkt aan het rechtzetten. Men stelt vragen over het energiepact. Ik heb in de commissie al meerdere keren gezegd dat we in overleg zijn met de Federale Regering en met de gewesten. Maar toen we hier het debat hadden over de verzoening van de verkeersfiscaliteit, bleek daaruit dat we al vijftien jaar wachten op een samenwerkingsakkoord om ook de leasewagens daarin te kunnen betrekken. Als we het hebben over een slimme kilometerheffing, zegt op dit ogenblik een van de gewesten dat zij daar deze legislatuur zeker niet naartoe gaan. Dus ja, ik wil gaan voor een energiepact met alle entiteiten. Maar ik wil vooral eerst kijken wat wij hier in Vlaanderen kunnen doen om ervoor te zorgen dat we zo veel mogelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie hebben. Want anders is de kans misschien reëel dat ik vier jaar ongelooflijk veel gestudeerd en nagedacht zal hebben, maar dat ik niets gedaan zal hebben. Wij gaan opstarten conform de resolutie die de collega’s over het energiepact en de energievisie in het Vlaams Parlement hebben goedgekeurd. Wij zullen samen met jullie bekijken op welke manier we dat debat over de energietransitie kunnen opstarten, volledig conform de resolutie.
We gaan nog verder. De Vlaamse Regering heeft gezegd dat we gaan starten met een Vlaamse klimaattop. Dat is dan ruimer, maar energie zal er een zeer belangrijk onderdeel in zijn. De doelstellingen van Parijs gaan over hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
Onze pijlers zijn dus: eerst ervoor zorgen dat mensen zo weinig mogelijk energie verbruiken en hen daartoe aanzetten, en dan bij de energieproductie die je nodig hebt, de doelstelling van hernieuwbare energie op een zo gemakkelijk en kostenefficiënt mogelijke manier behalen. Daarvoor sta ik garant. U mag mij afrekenen op de beslissingen die ik heb genomen om ervoor te zorgen dat we het altijd op een kostenefficiënte manier doen. Kijk maar naar het stopzetten van de steun voor de zonnepanelen of naar het systematisch verlagen van de subsidies voor de windenergie, die bovendien al zeer concurrentieel zijn in vergelijking met andere landen die nieuwe kerncentrales bouwen, die aan veel hogere feed-intarieven zitten.
Minister, ik ben het met een groot aantal van uw ambities eens. Wij steunen u daarin echt. Maar het enige wat wij heel erg missen, is dat we de voorbije vijftien maanden geen debat hebben kunnen voeren over de betaalbaarheid van de elektriciteitsfactuur. U kunt toch niet ontkennen dat dat een probleem is waarvoor het beleid zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Geen sociale correcties, geen armoedetoets, de tsunami aan prijsverhogingen ging zo snel. Elke Vlaming kreeg elke week wel een nieuwe prijsverhoging te verteren, maar aan de andere kant werd nooit een oefening gemaakt om de betaalbaarheid van de elektriciteitsfactuur te garanderen. U kunt toch niet ontkennen dat het aantal mensen dat problemen heeft met het betalen van de elektriciteitsfactuur, toeneemt.
Vandaag ligt er nog altijd geen actieplan op tafel om daartegenover maatregelen te stellen. U had perfect een armoedetoets kunnen toepassen. Uw collega Schauvliege heeft dat voor de waterfactuur gedaan. Zij heeft ook gekozen voor een transparant beleid, waarin ze zegt dat elke saneringskost moet worden meegenomen in de factuur. Ze heeft een betoog gevoerd in verband met het afschaffen van het gratis water. En al zijn we het er niet mee eens, ze heeft het betoog gevoerd. Ze zegt er daarnaast wel bij dat ze maximaal inspanningen zal doen om de waterfactuur niet te laten stijgen, ook al moeten de Vlamingen de saneringskosten betalen. Ze geeft een korting per gedomicilieerde. Bij de ene minister kan het blijkbaar wel. Bij u kan het blijkbaar niet.
U verwijst altijd naar het verleden en zegt dat u geen andere keuze hebt. Dat is een politieke platitude. U had de afgelopen vijftien maanden wel maatregelen kunnen nemen om die sociale correcties aan te passen. U had wel een armoedetoets kunnen toepassen en ervoor kunnen zorgen dat de betaalbaarheid van de elektriciteitsfactuur gemakkelijker zou zijn geweest voor de Vlaming. (Applaus bij sp.a)
Minister, niemand vraagt u te wachten met iets te doen tot het energiepact helemaal rond is. Dat zou nogal straf zijn. Maar het is toch ook wel wat pervers en pijnlijk om vast te stellen dat de maatregelen die worden genomen door de andere assemblees of regeringen, onze doelstellingen om ons eigen energiebeleid te voeren, dwarsbomen. Zo maakt het langer openhouden van Doel 1 en Doel 2 dat hernieuwbare energie moeilijker wordt gehaald.
Ik wil hierover nog een laatste ding zeggen. Het hanteren van doelstellingen tot 2050 is een fantastisch goede zaak. Ik wil echter niet worden geconfronteerd met de tragedie van de horizon, namelijk dat de doelstellingen heel ver in het verleden worden gemaakt, zonder bijhorend beleid.
Mijnheer Beenders, de prijs stijgt en de tarieven stijgen pijlsnel. Weet u hoe dat komt? Dat is net als een kurk onder water houden, steeds dieper. Als het water blijft stijgen en je dan de kurk loslaat, schiet die als een raket de hoogte in. Dat is exact wat er met de prijzen is gebeurd.
U hebt geen debat gehad? Excuseer: drie, vier, vijf, zes commissies, rapporten van de SERV, grafieken die heel duidelijk hebben aangetoond hoe groot de schulden zijn of waren. Daarop heeft de minister een antwoord geboden, met cijfers en bedragen. Heel duidelijk en transparant. Er is dus helemaal niets mysterieus aan die prijsstijgingen. Het is gewoon het opruimen van een schuldenberg en daarnaast een heel duidelijk beleid waarbij er wordt ingezet op energiebesparing, energie-efficiëntie en een bescheiden, maar aangehouden investeringsagenda in hernieuwbare energie. Dat lijkt mij een zeer verstandig hernieuwbaar energiebeleid.
Mijnheer Beenders, water en elektriciteit kun je niet vergelijken. Je zet beide het best ook niet samen, want dan krijg je kortsluiting.
Als de prijzen stijgen, moeten we bekijken waarom ze stijgen. We hebben hierover debatten gevoerd. We hebben een historische schuld. Die schuld verdwijnt niet zomaar, je moet die oplossen.
Het wordt nu opgelost. Als je vaststelt dat het systeem van gratis kilowattuur niet werkt, zoek je beter andere maatregelen dan het per se dogmatisch willen behouden van dat gratis kilowattuur.
Uw collega Johan Vande Lanotte heeft indertijd beslist om de btw te verlagen van 21 naar 6 procent om zo bij manier van spreken de indexsprong te kunnen vermijden. Eigenlijk was dat toen schuldig verzuim. Hij wist dat de schuld op hem afkwam en bevroor de prijzen. Hij wist dat de schuld op hem afkwam, maar schoof het probleem voor zich uit. Maar je kunt het natuurlijk niet blijven uitstellen, want dan stel je het probleem uit naar de volgende generatie en kost het ons nog meer miljarden dan nu. Het moest worden opgelost!
Mijnheer Schiltz, ik heb zeker niet gezegd dat er geen debat is gevoerd. Dan heb ik mij verkeerd uitgedrukt. Ik heb gezegd dat er geen debat is gevoerd over de betaalbaarheid van de elektriciteitsfactuur. We hebben regelmatig de vraag gesteld of dergelijk plan in aantocht was. We hebben regelmatig gevraagd of er sociale correcties waren. Daarop is steeds geantwoord dat er geen alternatief is en dat het verleden moet worden opgelost. Er is dus nooit een inhoudelijk degelijk debat gevoerd over de sociale correcties en de betaalbaarheid van de energiefactuur, maar wel over de energieheffing. Ik wilde mij dus zeker niet verkeerd uitdrukken.
Mijnheer Gryffroy, u zegt dat we andere maatregelen moeten nemen indien de gratis stroom niet werkt. Gratis stroom bereikte 95 procent van de mensen en zorgde voor een verlaging van de factuur. U vergeet soms dat de maatregelen die u hier neemt en die uw federale collega’s nemen, als een optelsom op de factuur komen. Vandaag zien ze daarop heel duidelijk dat de gratis stroom wegvalt. Ze moeten ongeveer 90 euro bijbetalen.
En als u een betere maatregel hebt, waar is die dan? U schaft ze gewoon af en u verhoogt de factuur met 90 euro. Is dat dan een betere methode om de energiefactuur betaalbaar te maken? (Applaus bij sp.a)
Wat is dan uw voorstel? Het voorstel van Groen kennen we. Zij gaan akkoord met een btw-verhoging van 6 naar 21 procent en vinden dat de centrale begroting alles moet betalen. Maar uw voorstel heb ik nog niet gehoord. Gaat u alles doorschuiven naar de toekomst?
Ik wil met veel plezier het debat herbeginnen over de alternatieven, maar dat zou ons te ver leiden. Dankzij de voorzitter hebben we een extra debat kunnen voeren in de commissie, en dat lijkt me voldoende.
Mijnheer Beenders, u blijft daarop hameren. Ik zal heel duidelijk zijn: deze regering kiest er niet voor om het algemeen sociaal beleid via verbruiksfacturen te voeren, integendeel, dat is net de dynamiek die we hebben omgekeerd. We laten de mensen betalen wat de dingen kosten, maar we zorgen dat ze meer overhouden. Dat is heel eenvoudig, en dan heeft men geen batterij aan uitzonderingsmaatregelen nodig. En voor de zwakste categorieën wordt wel degelijk een uitzondering gemaakt. Ik herhaal dat er een uitzondering is op de heffingen die hard aankomen, dat wij ondersteuning bieden om energie te besparen voor hen die in energiearmoede leven en kwetsbaar zijn en dat wij zorgen dat mensen meer overhouden en daarmee hun facturen kunnen betalen.
Mijnheer Schiltz, dat lijkt me een goed einde. Dan moeten wij gewoon tegen de mensen zeggen dat zij meer moeten betalen om meer over te houden. (Applaus bij sp.a)