Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, geweld op vrouwen en intrafamiliaal geweld komen hier in het parlement regelmatig ter sprake omdat de strijd daartegen van groot belang is. Gisteren hadden we het in de commissie Welzijn nog over de haalbaarheidsstudie die in het kader van het nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en intrafamiliaal geweld wordt uitgevoerd naar referentiecentra inzake opvang en begeleiding van slachtoffers van verkrachting.
Enkele dagen geleden stelde de vzw Persephone het tweede deel van hun boek voor: Geweld tegen vrouwen met een handicap. Daarin wijzen ze op het feit dat dat een uitermate kwetsbare groep is en dat die vrouwen veel gemakkelijker slachtoffer worden van geweld en intrafamiliaal geweld dan andere vrouwen. Men gewaagt van een op vijf gezinnen, terwijl het voor vrouwen met een beperking zou gaan om een op drie gezinnen.
Minister, in antwoord op een vraag van mevrouw de Bethune van een jaar geleden, antwoordde u dat Vlaanderen in het kader van het nationaal actieplan de vraag stelde aan de Federale Regering om daarin op te nemen dat verder onderzoek naar geweld op die kwetsbare doelgroep zou worden gedaan, en dat er ook sensibiliseringscampagnes zouden worden gevoerd.
Minister, hoever staat het met dat nationaal actieplan en de opname van de vragen van Vlaanderen daarin met betrekking tot geweld tegen vrouwen met een handicap? Hoe voert Vlaanderen een beleid inzake preventie, opvang en hulpverlening van die kwetsbare doelgroep?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op een debat dat we hier een tijd geleden hadden over de bezorgdheid van het parlement om in het nationale veiligheidsplan en in de kadernota Integrale Veiligheid daarin prioriteit te geven aan de problematiek van geweld, intrafamiliaal geweld en geweld op kwetsbare mensen. We hebben toen gezegd dat Vlaanderen dat in het overleg heeft ingebracht. Dat zal opnieuw tot de prioriteiten behoren.
Het actieplan met betrekking tot gendergerelateerd geweld dan. Men is op dit moment druk bezig met het plan te maken. Vandaag is daarover opnieuw overleg. Ik kan u bevestigen dat het ernaar uitziet – het moet natuurlijk nog worden afgeklopt – dat de specifieke problematiek van geweld op bijzonder kwetsbare personen, namelijk vrouwen met een beperking, daarin zal worden opgenomen. Een grondig onderzoek is nodig om na te gaan wat er bestaat aan toegankelijke informatie en mogelijke ondersteuning, onder andere van mensen die klachten willen indienen. In het plan in wording wordt daarom een concrete actie gepland, waarin wordt gepleit om de Europese onderzoeken daarin te consulteren.
Ondertussen blijft onze actie over het gebruik van het meldpunt 1712 lopen. We hebben daar onlangs een nieuwe campagne over gevoerd met tv-spots. In de sector personen met een handicap proberen we met de uitbreiding van het aanbod rechtstreeks toegankelijke hulp precies mantelzorgers en mensen te ondersteunen zonder dat ze allerlei procedures moeten doorlopen wanneer een ondersteuning nodig is. Als je echt hulp zoekt bij een probleem, kun je daar terecht.
In de nieuwe partnerovereenkomst – met de nieuwe partner die ons ondersteunt bij seksuele gezondheid en relatiebevordering – wordt opgenomen dat er een beleid moet worden gevoerd met betrekking tot seksualiteit en relatievorming in voorzieningen voor ouderen, personen met een handicap, psychiatrische patiënten. We gaan ons beleid daarop focussen en daar meer aandacht aan geven.
Via de toepassing van ons kwaliteitsdecreet hebben we aan alle voorzieningen en diensten die worden gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) gevraagd om een beleid te voeren met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag. Dat beleid veronderstelt, ook in de sector personen met een handicap, dat je moet melden als er gevallen zijn van grensoverschrijdend gedrag.
Op de vraag van mevrouw de Bethune heb ik toen gezegd dat we nog niet kunnen zien wat de aard van de feiten is. Ondertussen is er beslist dat men het geslacht en de leeftijd van de betrokkene moet registreren, en moet aangeven op welke manier er is geremedieerd en of er is gereageerd.
Op tal van terreinen is er vooruitgang geboekt, maar in het nationaal actieplan gendergeweld zal het thema zeker aan bod komen.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is goed dat die vraag blijvend gesteld wordt vanuit Vlaanderen. Ik ben tevreden om te horen dat dat ook behouden zal worden.
Vanuit de vzw Persephone werd ook nog gemeld dat de drempel voor vrouwen met een beperking ook vaak letterlijk fysiek groter is. We weten dat het doen van aangiftes sowieso al een cruciaal punt is met betrekking tot het thema geweld, en zeker intrafamiliaal geweld. Men stelt dat er ook nog werk aan de winkel is op het vlak van bijvoorbeeld vluchthuizen. Dat is een thema dat hier ook wel vanuit Vlaanderen bekeken kan worden.
U verwijst terecht naar 1712, maar men vraagt ook een afzonderlijke registratie, en ik denk dat die tot op heden binnen 1712 nog niet gebeurt voor mensen met een beperking. Misschien is dat een aanvulling die nog kan gebeuren.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Deze problematiek raakt ons allemaal. Wij zijn heel tevreden, minister, om te horen dat u heel wat gerichte acties gaat ondernemen in de toekomst.
Mevrouw Schryvers verwees ook al even naar de vluchthuizen. We lazen inderdaad dat er bij de vluchthuizen subsidies konden worden aangevraagd om bijvoorbeeld de kamers toegankelijker te maken, maar dat dat zeer traag op gang komt. Wat gaat u doen om deze specifieke problematiek wat meer onder de aandacht te brengen bij de vluchthuizen, zodat ook de toegankelijkheid bij die vluchthuizen snel kan worden aangepakt, zodat het grote drempelprobleem ook daar opgelost kan worden?
Collega’s, ik denk dat het goed is om als volgt te werk te gaan. Zodra het nationale actieplan rond gendergeweld geformaliseerd is, moeten wij opnemen wat onze specifieke verantwoordelijkheden en engagementen zijn binnen dat plan. Het onderzoek dat daarin wordt gevraagd, zal vrij snel duidelijk maken op welke aspecten in de hulpverlening er moet worden ingezet om specifiek voor deze groep en met dit soort fenomeen van geweld adequaat te kunnen omgaan. In die zin denk ik dat we die zaken op die chronologische manier systematisch kunnen aanpakken.
Ik zal eens horen bij 1712 of er rond die registratie nog verfijnd kan worden, maar met de verschillende invalshoeken en de prioriteiten in de veiligheidsfenomenen, en het nationaal actieplan, en het feit dat we met de partnerorganisaties specifieke afspraken kunnen maken, en het feit dat er ook ter ondersteuning van mensen die zich misschien moeilijk kunnen uitdrukken op het moment dat ze hun verhaal willen doen, mogelijkheden zijn in het rechtstreeks toegankelijke aanbod, en ten slotte het feit dat we daar in onze richtlijnen rond grensoverschrijdend gedrag specifiek op inzetten, denk ik dat dat er samen voor moet zorgen dat er een verhoogde alertheid en gevoeligheid is om voor dit probleem de nodige aandacht te hebben en er vanuit de eigen verantwoordelijkheid en dienstverlening op de juiste manier mee om te gaan.
Wat de vluchthuizen betreft, kijken we vooral in de richting van de CAW’s. Ik heb er uiteraard ook geen probleem mee om eens te kijken of daar aandacht is voor dit soort thema’s. We hebben geregeld overleg met de sector, dus het is absoluut geen probleem om dat nog eens onder de aandacht te brengen.
Bedankt, minister. Er is heel wat in beweging. Ik denk dat we zeker een taakstelling hebben, zowel op het vlak van preventie als op het vlak van opvang en hulpverlening. Ik hoop dat we in de volgende periode daarin een en ander verder kunnen concretiseren.
De actuele vraag is afgehandeld.