Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, uit een studie van de Vrijdaggroep – dat is een denktank van jonge intellectuelen – die eind juni werd gepubliceerd, blijkt dat tussen 2008 en 2013 de directe buitenlandse investeringen in ons land netto afnamen met 124 miljard euro. Tegelijkertijd gingen er netto 16.500 jobs verloren.
Met de nodige media-aandacht kondigt de Vlaamse Regering frequent de vestiging van een buitenlandse investeerder in Vlaanderen aan. Het meest recente voorbeeld is MOBIS Europe, dat een distributiecentrum van Hyundai en Kia zal vestigen in Beringen. De multinational ontvangt daarvoor 4 miljoen euro steun van de Vlaamse Regering.
Ik begrijp het optimisme waarmee de Vlaamse Regering buitenlandse investeringen aankondigt. Dergelijke investeerders zorgen immers voor jobcreatie, vergroten de toegevoegde waarde, stimuleren de technologische ontwikkeling enzovoort. Althans, zo zou het moeten zijn. Ik begrijp natuurlijk dat het voor de Vlaamse en de Federale Regering niet simpel is om te bepalen in welke mate buitenlandse investeringen precies de productiviteit van onze economie vergroten en banen of toegevoegde waarde creëren. Het valt de regering dan ook niet direct te verwijten als de investeringen niet de gewenste resultaten hebben opgeleverd. We kunnen moeilijk op voorhand bepalen hoeveel jobs een buitenlandse investering moet opleveren.
Wat we wel kunnen doen, is werk maken van een stevig economisch beleid dat focust op de middellange en de lange termijn. Het aantrekken van buitenlandse investeringen mag geen doel op zich zijn. We mogen niet te afhankelijk worden van multinationale spelers op de markt.
Minister-president, op welke manier komt het beleid van deze Vlaamse Regering tegemoet aan de bekommernissen die de Vrijdaggroep in zijn studie uit? Een van de aanbevelingen in de studie van de Vrijdaggroep is een doelgericht investeringsbeleid, dat inzet op de kwaliteit van de investeringen, veeleer dan de kwantiteit. In welke mate voert de Vlaamse Regering al zo’n beleid? Is ze in de nabije toekomst van plan om dat soort beleid nog extra kracht bij te zetten?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Remen, ik heb in mijn beleidsnota en in het Ondernemingsplan 2015-2019 van Flanders Investment & Trade (FIT) al een consistent en sterk geheel van onderdelen van de strategie voor het aantrekken van buitenlandse directe investeringen naar Vlaanderen gebracht. Internationaal ondernemen in Vlaanderen wordt in eerste instantie versterkt door het aanbieden van kwalitatief hoogstaande en specifieke diensten, die alle facetten van het internationaal ondernemen omvatten, en dat aan alle ondernemingen actief in Vlaanderen. Daarnaast gebeurt dat door het gericht aantrekken van buitenlandse investeringen in Vlaanderen.
Het ondernemingsplan van FIT belicht een reeks elementen van belang voor het buitenlandse investeringsverhaal in Vlaanderen en voorziet het ook van de nodige kritieke prestatie-indicatoren, zoals de ondersteuning en versterking van Vlaamse speerpuntclusters, de significante rol die FIT op zich neemt om meer buitenlandse directe investeringen en indirecte investeringsstromen naar Vlaanderen te halen, de bijdrage die FIT levert om uitbreidingsinvesteringen van buitenlandse bedrijven in Vlaanderen te detecteren en mee te helpen begeleiden, een proactieve benadering van de retentieproblematiek door de uitbouw van een gericht Vlaams beleid, een bijdrage tot een meer investeringsvriendelijk ecosysteem in Vlaanderen.
Het toegenomen belang van een gericht retentie- en uitbreidingsbeleid bijvoorbeeld is reeds van bij het begin door deze regering belicht. Niet alleen wereldwijd, maar ook binnen Europa zelf wordt de concurrentie bij het aantrekken van investeringen op het scherp van de snee gespeeld. U weet dat niet alleen Vlaanderen, maar zowat alle buurlanden zeer actief zijn en in dezelfde vijvers vissen.
Bij het uitwerken van nieuwe strategische denksporen om aan bovenstaande context een sterk antwoord te bieden, gaan de diensten altijd professioneel en zorgvuldig te werk. Zo worden bijvoorbeeld nieuwe opties omtrent kloofanalyses, retentie of ‘welcome teams’ eerst grondig uitgetest, om nadien, wanneer hun relevantie bewezen is, te worden toegevoegd aan het bestaande strategische investeringsinstrumentarium.
De vaststelling dat buitenlandse investeringen voor onze kleine en open economie van primordiaal belang zijn, is niet nieuw. In de KOF globalisatie-index 2014 – KOF staat voor Konjunkturforschungsstelle, afdeling van de universiteit van Zürich – wordt België trouwens jaar na jaar aangeduid als een van de meest geglobaliseerde economieën ter wereld. Het feit dat België en Vlaanderen als deelstaat expert zijn in het internationaliseren van de eigen economie, wordt ook keer op keer aangetoond in internationale onderzoeken. Ik heb hier een reeks van onderzoeken – ik kan ze u eventueel eens bezorgen – waarin wij telkens opnieuw zeer hoog scoren en geprezen worden om onze open economie, de kwaliteit die daarbij geleverd wordt, het resultaat bij het aantrekken van investeringen enzovoort.
Desinvesteringen halen misschien gemakkelijker het nieuws. De sluiting van Ford Genk is evident groot nieuws, dat is geen nieuws voor één dag. Dat heeft lang repercussies. Maar buitenlandse investeerders, van zowel mature als opkomende landen, vinden wel degelijk hun weg naar Vlaanderen. Ook de eigen cijfers bevestigen dat Vlaanderen internationaal proportioneel nog altijd goed scoort wat betreft het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Ik wil erop wijzen dat de Vrijdaggroep eigenlijk over andere cijfers dan pure investeringen gaat. Ze geven het ook letterlijk zo aan in hun eigen commentaar: “Het feit dat de fenomenale desinvestering zich precies voordeed in de sector van holdings en hoofdkantoren, hoeft niet eens te verrassen.” Die kolossale bedragen hebben dus te maken met andere zaken dan wat de corebusiness is van FIT. FIT trekt bedrijfsmatige investeringen aan of probeert uitbreidingen van investeringen aan te trekken, die actief zijn in de economie.
De Vrijdaggroep maakt zelf enig voorbehoud bij de betrouwbaarheid van haar cijfers, maar wijst er dus op dat de fenomenale desinvestering zich voordeed in de sector van holdings en hoofdkantoren. Dan heb je het natuurlijk over kapitaalstromen en andere zaken die op federaal niveau aan de orde zijn. Dan heb je het over coördinatiecentra, ‘excess profit rulings’, fiscaal gunstige systemen. Dat zijn op zich geen zaken waar FIT rechtstreeks mee bezig is. FIT is niet bezig met het kapitaliseren van holdings, laat dat duidelijk zijn. FIT heeft een andere taak.
Je moet dat rapport van de Vrijdaggroep, dat zelf de eigen cijfers relativeert, in de juiste context plaatsen. Ze zeggen dat hun cijfers vooral te maken hebben met hoofdkantoren en holdings.
Het is algemeen bekend dat wij kort na de sluiting van Ford Genk twee grote arbeidsintensieve investeringen gemist hebben in Limburg. En die zijn niet naar midden-Europa getrokken, maar naar Nederlands Limburg. Dat ging telkens om zes- à zevenhonderd arbeidsplaatsen. We hebben die bedrijven ook gecontacteerd, en hun antwoord was dat onze loonkost te hoog is. Als de loonkost 20 à 25 procent hoger ligt, kamp je daarmee, zeker in distributie en logistiek en alles wat arbeidsintensief is. Het is belangrijk dat we die slagkracht blijven verhogen.
De loonkostkloof, die ontstaan was sinds 1996, sinds de wet-Dehaene, wordt weggewerkt. Vlaanderen doet daar vanaf 1 januari 2016 nog eens zeer grote RSZ-reducties bij voor de doelgroepen, die we terugbrengen van 37 of 38 tot 3 doelgroepen. Fiscaliteit is natuurlijk ook een van de betrokken aspecten daarbij.
Een van de aanbevelingen in de studie van de Vrijdaggroep is het voeren van een doelgericht investeringsbeleid dat inzet op kwaliteit, veeleer dan op kwantiteit. Wij voeren zo’n beleid. Er is een zeer streng doorgedreven focus en een alsmaar verdergaande kennisverdieping met betrekking tot sectoren en clusters. We moeten die clusters absoluut in stand houden. We hebben bijvoorbeeld de grootste chemische cluster van Europa, de tweede grootste van de wereld. Vorige week nog ben ik een belangrijke investering gaan openen bij Evonik, een Duits bedrijf. Zij hebben met zoveel woorden gezegd dat ze die investering hier doen omdat die cluster hier is, omdat ze hun grondstoffen hier in de pijpleiding krijgen van buurtbedrijven, omdat ze ook aan de haven zitten, waar ze direct kunnen exporteren. We moeten echt wel inzetten op dat clusterbedrijf. En dat is uiteraard iets waar FIT sterk werk van maakt en waar ook collega Muyters werk van maakt.
We hebben heel wat troeven, laat ons die vooral koesteren: onze logistieke ligging, onze hooggeschoolde mensen, onze bekwame werkkrachten, onze talenkennis, onze proactieve aanpak, onze arbeidsproductiviteit, die trouwens de hoogste is van alle buurlanden. We kunnen dus heel wat troeven voorleggen, en we doen dat ook.
Ik durf te zeggen dat het beleid dat FIT voert, een goed beleid is. In 2014 zijn er 184 nieuwe investeringsprojecten gedetecteerd in Vlaanderen, voor een investeringsbedrag van 2,77 miljard euro en een tewerkstelling van 4164 jobs. 2014 kende een lichte daling wat betreft het aantal projecten, maar het investeringsbedrag en de tewerkstelling kenden een stijging. Er kan dus gesteld worden dat 2014 een goed investeringsjaar was.
Bovendien is er een stijgende trend merkbaar. Als je de cijfers over meerdere jaren uitzet, zie je een duidelijke stijging in het aantal buitenlandse directe investeringen in Vlaanderen en de bijhorende investeringsbedragen. Het gaat van 115 projecten in 2009 naar bijna 200 in 2013 en 2014. En het gaat van 1,16 miljard euro in 2009 naar 2,77 miljard euro in 2014. Er zijn ook een paar grote industriële desinvesteringen geweest. Ik heb Ford Genk genoemd, en er was ook de sluiting van de Opelfabriek in 2010.
De cijfers van de Vrijdaggroep hebben vooral betrekking op kapitaalstromen. U weet dat België met zijn coördinatiecentra en vroeger de notionele intrestaftrek altijd heel sterk ingezet heeft op dat vlak. Als andere holdingstructuren en andere fiscale regimes gunstiger zijn, dan verplaatsen die kapitalen zich heel snel.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Die holdings hebben meer dan 200 miljard euro uit België gehaald, maar dat was meer om belastingen te optimaliseren of te ontwijken dan om meerwaarde in onze economie te stoppen. Die maakindustrie is de laatste jaren inderdaad verminderd met 36 miljoen euro, terwijl ze in Nederland voor 48 miljoen euro bij geïnvesteerd hebben. Maar dat is dan te wijten aan Ford en Opel, spijtig genoeg.
Naast die maakindustrie, die de laatste jaren erg gedesinvesteerd heeft in België, moeten we ook echt aandacht geven aan onze lokale bedrijven, de hier verankerde kmo’s. Het is ook een bedenking van de Vrijdaggroep, die oordeelt dat er in Vlaanderen een rodelopermentaliteit is voor de grote multinationale bedrijven, in tegenstelling tot de kmo’s. Ik weet wel dat minister Muyters achter een goed en transparant subsidiebeleid voor de kmo’s staat, maar toch vinden heel veel kmo’s de weg niet, in tegenstelling tot de multinationals, die een leger van consultants hebben om met de subsidies aan de haal te gaan.
We moeten daarvoor oppassen. De grote buitenlandse investeringen zijn welkom, maar we moeten zeker ook aandacht hebben voor onze binnenlandse economie. Dat is een prioriteit. Wij zitten in een open economie in een geglobaliseerde wereld. Daarin kan België alleen maar overleven als we een goede, stabiele binnenlandse economie hebben, waar onze eigen kmo’s alle aandacht krijgen. Dat was een bedenking van de Vrijdaggroep. Ik wil u vragen om daar met het Vlaamse beleid zeker op te blijven focussen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het is evident, collega Remen, dat die kmo’s bijzonder belangrijk zijn. Dat zijn meestal heel duurzame manieren van investeren en groeien. Het zijn ook heel vaak familiale bedrijven, die blijven investeren in het bedrijf. Dat is voor mij de eerste factor van duurzaamheid.
We ondersteunen die. Ik denk aan de kmo-portefeuille. Ik denk ook aan de investeringen die we met FIT doen om vooral ook in te zetten op kmo’s om nieuwe markten te betreden, wat niet zo evident is voor kmo’s. Voor grotere bedrijven gaat dat gemakkelijker, want zij hebben daar meer middelen en mensen voor. Ik denk vooral ook aan Onderzoek en Ontwikkeling. Het is onze bedoeling om kmo’s gemakkelijker te betrekken. U weet dat wij met Onderzoek en Ontwikkeling een omslag maken en dat we vraaggestuurd werken, veeleer dan aanbodgericht. We gaan echt uit van de vraag van de ondernemingen. We gaan ook naar één agentschap, het Agentschap Innovatie en Ondernemen. Het decreet zit in de pijplijn. Er komt één loket. Het is echt de bedoeling om kmo’s op die manier een maximum aan ondersteuning te geven. En in de omgekeerde beweging willen we ze helpen om de nieuwe markten op te zoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.