Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, onderzoekster Anna Verhoeven van de KU Leuven stelt in haar doctoraat dat 64 procent van alle ondernemingen in landbouwgebied geen boerenbedrijf is. Van die 64 procent zou een derde behoren tot de industriële sector – hout- en metaalbewerking of voedselverwerking – en twee derde tot de dienstensector – kantoren, architectenbureaus, kinderdagverblijven, paramedische praktijken.
Deze cijfers zijn verrassend: nog slechts 34 procent van de boerderijen is nog een boerderij, zonder dat dit duidelijk blijkt uit officiële cijfers. Er is met andere woorden, een verborgen verstedelijking van het platteland aan het gebeuren zonder dat de overheid grip heeft op de situatie.
Minister, in het kader van het traject naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen kondigde u een proefproject aan met ‘regelluwe’ zones waardoor het mogelijk wordt om leegstaande hoeves makkelijker te herbestemmen.
Minister, op welke manier zal in de ‘regelluwe zones’ worden gewerkt? Wat mogen we verstaan onder regelluw? Welke criteria en voorwaarden worden gehanteerd voor herbestemming? Wordt het instrument van de M-score gebruikt bij de beoordeling van de wenselijkheid van de herbestemming en om de mobiliteitsimpact van de toekomstige functie in te schatten? Erkent u, zoals de onderzoekster stelt, het fenomeen van de verborgen verstedelijking van het platteland? En bent u bereid om een visie te ontwikkelen over wat wel en wat niet kan in deze boerderijen en onder welke omstandigheden?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, mevrouw Pira, de onderzoekster geeft mee dat bestemmingswijzigingen dikwijls gebeuren zonder dat de overheid er grip op heeft. Ik vraag me af in welke mate dat correct is, aangezien volgens mij bijna alle functiewijzigingen vergunningsplichtig zijn. Er is ook een heel duidelijk kader voor de functiewijziging van leegstaande hoeves. Ik vraag me dus af in welke mate dat klopt.
Alleszins zijn we het erover eens dat er wegens het teruglopen van het aantal landbouwbedrijven enerzijds en het feit dat er een bepaald historisch patrimonium is aan hoeves die eigenlijk niet meer dienstig zijn voor de moderne landbouw anderzijds, het nogal evident is dat er heel wat hoeves vrij komen te staan. Wij denken alleszins dat de aanpak van de regelluwe zones binnen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een soort proeftuin kan zijn die zijn dienst kan bewijzen, trouwens niet alleen voor dit. We pleiten anderzijds wel voor de nodige voorzichtigheid. Het debat over de herbestemming van de landbouwgebouwen is al dikwijls gevoerd. Er is natuurlijk niets mis mee om de bestaande leegstaande gebouwen een nieuwe invulling te geven, maar het mag geen impact hebben op de omgeving die meer nefast is voor het buitengebied dan de leegstand.
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, ik kan alleen vaststellen, samen met mevrouw Pira, dat iemand dit doctoraat nu gemaakt heeft. Eigenlijk is er al een studie geweest in 2013 van de Antea Group, die uitwees dat er een verstedelijking van het platteland is. Er waren vier belangrijke redenen voor. De eerste was de vertuining. Heel veel agrarisch gebied wordt vandaag ingepalmd door mensen die de tuin bij hun woning uitbreiden. Er zijn ook de verpaarding en hobbylandbouw. Ook de verblijfsrecreatie was een belangrijke reden. En dan was er de functiewijziging van landbouwbedrijven naar nieuwe economische activiteiten. Soms is het zo dat landbouwers een andere stiel kiezen. Vandaag zijn ze landbouwer, maar om de een of andere reden schakelen ze over op een containerbedrijfje of een tuinbouwbedrijf. Ook daardoor zijn er al enkele landbouwbedrijven van functie gewijzigd.
Wat de heer Ceyssens zegt, klopt. Vandaag zijn er al strikte regels om een herbestemming te doen. Denken we aan een bed and breakfast, een kinderboerderij, een paardenmanege, een dierenarts. Vandaag kunnen via functiewijzigingen al omvormingen gebeuren van een oud bedrijfsgebouw of boerderijgebouw in iets anders.
Minister, denkt u dat er vandaag al voldoende mogelijkheden zijn om de leegstaande hoevegebouwen een nieuwe functie te geven? Zouden we soms integendeel niet iets strenger moeten optreden tegen sommige transformatieprocessen? Er zijn immers ook neveneffecten: er worden parkings aangelegd, landbouwgebieden worden gebruikt voor zaken waar ze niet voor geschikt zijn.
Ik heb ook nog een vraag over de regelluwe zones die u wenst in te voeren volgens de aanbevelingen uit de studie in opdracht van Ruimte Vlaanderen. Hoe ziet u dat eigenlijk?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, dit is inderdaad een delicaat dossier. Ik begrijp dat landbouwers die stoppen met hun bedrijf, hun gebouwen nog te gelde willen maken: er zit immers een kapitaal in. We weten ook dat er soms vreemde uitwassen ontstaan. Een landbouwer mag nu eenmaal bouwen op plaatsen waar een gewone sterveling dat niet mag doen, namelijk in agrarisch gebied. Ik heb toch ook nog gezien dat er nieuwe loodsen worden gebouwd waar nooit ook maar één uur landbouwactiviteit plaats heeft gevonden. Men zet er caravans in. Soms bouwt een uitbollende landbouwer nog een nieuwe loods. En daar zit dan plots een schrijnwerker in. Stockage is dan een eerste stap, maar het duurt niet lang voor er een zaagmachine in staat, en dan zijn we vertrokken.
Ik ben ervoor dat er een aantal herbestemmingen mogelijk zijn, maar niet met een soort generieke maatregel dat het overal kan. Als ik het goed heb gehoord, is niemand daar voorstander van. Men moet echt plaatsgebonden rekening houden met de situatie, met de ontsluiting en zo meer. Men moet kijken wat kan en wat niet kan. Of dat moet dat via regelluwe zones of gewoon via de bestaande maatregelen, die ook al vrij ruim zijn, laat ik in het midden. Het wekt altijd mijn wrevel op als ik dingen zie gebeuren waarvan ik denk dat het willens nillens is dat men er zijn laars aan lapt.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik denk dat we allemaal een beetje hetzelfde willen. We willen meer mogelijkheden geven, maar we willen natuurlijk de deur niet openzetten voor alles.
Mevrouw Pira, u weet dat we de werkzaamheden rond het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) nieuwe zuurstof hebben ingeblazen door van onderuit te kijken wat we concreet kunnen aanvangen met de theoretische principes van dat beleidsplan. We hadden tien gebiedsgerichte werkgroepen. In een aantal ervan is heel expliciet naar voren gekomen, in het Pajottenland en in het Meetjesland bijvoorbeeld, wat onze visie is op de vele hoeves die leeg komen te staan, die niet meer gebruikt kunnen worden voor landbouw.
Ik ben inderdaad voorstander van het opstarten van een aantal proefprojecten met regelluwe zones. Zo kunnen we eens grondig bekijken wat we ermee kunnen aanvangen zonder dat we de deur helemaal openzetten. De impact op de mobiliteit moet uiteraard ook beperkt blijven. Het grondgebruik voor niet-agrarische activiteiten moet ook beperkt blijven. En uiteraard moet ook de hinder voor de omgeving beperkt blijven. Daarom zouden we met een proefproject werken om te zien tot welk resultaat we komen. In deze zones zouden ook nieuwe instrumenten kunnen worden gebruikt zoals ruil. Die zaken moeten we nog verder uitwerken.
Uit verschillende onderzoeken over de jaren heen is gebleken dat in landelijk gebied nieuwe economische activiteiten ontstaan. Ze komen voor in bestaande landbouwgebouwen. Dat wordt ook de verborgen verstedelijking van het platteland genoemd. Ik laat in het midden of dat zo is. Ik denk dat het niet altijd klopt. Feit is dat in landelijke gebieden ook heel kleinschalige economische activiteiten voorkomen.
In de regio Roeselare-Tielt werd het thema voor het eerst echt bestudeerd door de West-Vlaamse Intercommunale. Vervolgens werd het door het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg onderzocht. Recent kwam vanuit de BRV-gebiedswerking ook de vraag wat we ermee gaan doen. Telkens kwam dezelfde bevinding naar boven. Deze economische activiteit komt eigenlijk niet overeen met de vergunbare zonevreemde functiewijziging. Het gaat bijvoorbeeld over kleinschalige handelsactiviteiten, transport, bouw en elektriciteit. Uit het onderzoek in Roeselare-Tielt blijkt dat bij ongeveer 90 procent van de gevallen geen probleem bestond aangaande het lokale draagvlak noch met de impact op de omgeving.
Ik erken de dynamiek en de thematiek. Ik wil er ook een oplossing voor bieden. Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om actief mee te werken aan het proefproject, dat als een quick win vanuit de BRV-gebiedswerking naar voren is gekomen.
Het proefproject of de regelluwe zone zal worden opgestart; we zullen er een aantal zaken uit afleiden. Afspraken in een dergelijk contract kunnen zijn dat het enkel gaat om activiteiten die kleinschalig zijn, tijdelijk, met weinig ruimtelijke impact in bestaande, hoofdzakelijk vergunde gebouwen zonder uitbreiding, in een agrarische bestemming die niet ruimtelijk kwetsbaar is en met een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Het sluiten van zo’n contract of convenant zou de gemeente de mogelijkheid bieden om daarmee aan de slag te gaan.
Het resultaat is dat zij tijdelijk de mogelijkheid krijgen om hun activiteit zonevreemd uit te oefenen en dat de gemeente ruimtelijke kwaliteit kan afdwingen door bijvoorbeeld het erf beter te laten inplanten of door de afbraak van oude vervallen gebouwen.
Het gaat om een proefproject dat we grondig willen evalueren om te zien of we daarmee kunnen doorgaan in Vlaanderen.
We delen dezelfde bezorgdheid dat er af en toe wat meer zou moeten kunnen, maar we moeten ook niet de deur openzetten voor van alles en nog wat.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Daaruit blijkt dat u deze bezorgdheid deelt.
U hebt het in uw antwoord over de verborgen verstedelijking van het platteland, maar u zegt er onmiddellijk bij dat u niet weet of dat echt zo is. En daarmee hebt u geantwoord op mijn vraag of u die trend erkent. U bent daar dus niet zo zeker van en dat ontgoochelt me wel een beetje.
Mijnheer Ceyssens, u pleit ook voor voorzichtigheid. De andere collega’s zien daar zaken gebeuren die absoluut het daglicht niet mogen zien.
Er is inderdaad een kader. Binnen de Codex Ruimtelijke Ordening is er functiewijziging mogelijk, maar in de praktijk zou 85 procent zonder vergunning gebeuren. Ik weet niet of dat getal juist is. Ik heb dat gehoord van een organisatie die zich daarin bekwaamt. Er zou geen vergunning zijn en ook geen handhaving. Ik hoop dat dit niet waar is, want in dat geval zou een soort van gedoogbeleid geregulariseerd worden.
We hebben allen dezelfde bezorgdheid geuit. Een hoeve in zo’n landschap is mooi, maar de initiatieven die nu ontstaan, knippen de link tussen de hoeve en het omliggende land door wat eigenlijk niet gewenst is. Door de functiewijziging wordt de prijs opgedreven waardoor startende landbouwers naar andere plekken moeten trekken en daar opnieuw open ruimte inpalmen. Ik wil u dan ook vragen om ervoor te zorgen dat jonge starters gebruik kunnen maken van die leegstaande hoeves. De landbouw en dan vooral de biolandbouw zijn in opgang. Steeds meer jonge mensen volgen die studierichting. We moeten daar dan ook aandacht voor hebben.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, u wijst terecht op de idee van contractbenadering uit de studie van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO) uit 2005. Op welke manier wijkt dit af van de huidige instrumenten? Ik zou me niet op glad ijs willen begeven. Vandaag kan dat via een verordening, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een tijdelijke vergunning. Een tijdelijke vergunning betekent negentig dagen. We gaan toch geen nieuwe instrumenten invoeren wanneer dat niet nodig is. Er moet een juridisch kader zijn om ervoor te zorgen dat die tijdelijkheid kan worden opgeheven, dat die tijdelijkheid niet berust in een eeuwigheid.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Er kan nu al een en ander. Er zijn al een aantal voorbeelden gegeven. Het is de bedoeling van die proefprojecten om goed in kaart te brengen waar de knelpunten zitten en waar we aandacht aan moeten besteden. Op basis daarvan kunnen we concluderen of er iets moet worden bijgestuurd in de regelgeving.
De vraag om uitleg is afgehandeld.