Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het voortgangsverslag inzake hernieuwbare energie van de Europese Commissie
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik wil het hebben over de subdoelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie die in Vlaanderen zijn afgesproken. Het percentage hernieuwbare energie ten opzichte van het totale bruto finaal energieverbruik is in 2012-2013 slechts gestegen van 5,6 naar 5,8 procent. De Vlaamse Regering stelt elk jaar een bruto binnenlandse groenestroomproductie voorop en legt indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron vast, die erop gericht zijn de vooropgestelde bruto binnenlandse groenestroomproductie te bereiken. We kunnen dat terugvinden in tabellen op de site van de Vlaamse overheid, waar men een opsplitsing maakt tussen bijvoorbeeld groene stroom, groene warmte en biofuel.
Op 31 januari 2014 – in de vorige legislatuur, dus – heeft de Vlaamse Regering voor groene stroom indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron en een jaarlijkse bruto productie vastgelegd. Daarbij werd ook een doelstelling van 10,5 procent hernieuwbare energie tegen 2020 vooropgesteld. Ik weet dat er ook onderhandelingen zijn met de andere gewesten en met het federale niveau over het al dan niet halen van 10,5 procent.
Om die 10,5 procent hernieuwbare energie tegen 2020 te halen, wordt een bruto finaal energieverbruik in 2020 van 243.000 gigawattuur naar voren geschoven. Uit de inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen voor de periode 2005-2013, opgesteld door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), blijkt echter dat het bruto finaal energieverbruik in 2013 281.000 gigawattuur is, evenveel als in 2007.
Minister, is een bruto finaal energieverbruik in 2020 van 243.000 gigawattuur tegen 2020 nog realistisch? Dat zou immers betekenen, vertrekkende van de huidige 281.000 gigawattuur, dat we ongeveer 2 procent energie per jaar moeten besparen, vanaf vandaag tot 2020. Dat is mogelijk, maar het betekent wel dat de beslissingen bij wijze van spreken eergisteren al moesten zijn genomen.
Is de Vlaamse hernieuwbare-energiedoelstelling van 10,5 procent tegen 2020 nog haalbaar met de in 2014 door de Vlaamse Regering vastgelegde indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron? Zo ja, hoe?
Wanneer zal de Vlaamse Regering dit jaar de bruto binnenlandse groenestroomproductie, het verwachte bruto finaal energieverbruik in 2020 en de vastgelegde indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron evalueren? Wat moeten we nog investeren om die 10,5 procent te halen? Wat zou de totale kost daarvan zijn? De kost om die 10,5 procent te halen, zal ergens mee betaald moeten worden, met een of ander systeem. We kennen nu de groenestroomcertificaten, maar dat kan eventueel nog gewijzigd worden. Het zal sowieso ook een impact hebben op de elektriciteitsfactuur van een gezin, een kmo of een energie-intensief bedrijf in 2020. U kunt daar uiteraard geen getallen op kleven, maar ik veronderstel dat u toch al ideeën hebt over hoe u dat zou aanpakken.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, het was een rapport van de Europese Commissie van twee weken geleden dat ons tot deze vraag inspireerde. Uit dat rapport bleek onder andere dat negentien lidstaten met het reeds uitgevoerde of geplande beleid inzake hernieuwbare energie hun streefcijfers voor 2020 zullen overtreffen. Ook België deed het in 2013 beter dan het indicatieve aandeel dat werd opgenomen in het vooropgestelde traject.
Er zijn echter een aantal lidstaten, waaronder ons land, die moeten beoordelen of het beleid en de gehanteerde instrumenten volstaan en doeltreffend zijn voor het halen van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie, iets waar u toch op wilt inzetten. De procentuele toename van het aandeel hernieuwbare energie was in België beperkt tussen 2012 en 2013, terwijl de gevraagde toename een sterke stijging zal kennen richting 2020 – dat is althans de bedoeling. Tegen het huidige tempo zal België het streefcijfer van 13 procent hernieuwbare energie in 2020 echter niet halen.
Minister, de cijfers in het voortgangsrapport hebben betrekking op België. Behaalde Vlaanderen in de trajectperiode 2011-2012 eveneens de doelstellingen inzake hernieuwbare energie? Wat is de prognose voor Vlaanderen tegen 2020? Behaalt Vlaanderen het afgesproken streefcijfer? In welke sector wenst u nog bijkomende inspanningen te leveren, naast de reeds bestaande en gecommuniceerde?
Uit de cijfers van het voortgangsrapport hernieuwbare energie blijkt dat een aantal landen de vooropgestelde streefcijfers ruimschoots zullen overtreffen. Dat viel me onmiddellijk op. Een aantal andere landen zullen deze streefcijfers vermoedelijk niet behalen. Deze situatie maakt het voor bepaalde lidstaten interessant om onderling samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten, waardoor ze gezamenlijk het beoogde streefcijfer wel kunnen behalen. Voor België bestaat de mogelijkheid dat het streefcijfer van 13 procent niet wordt behaald in 2020. Minister, hebt u er weet van of België gebruik zou maken van een dergelijke samenwerkingsovereenkomst? Werd u hiervoor al gecontacteerd? Of hebt u zelf contacten gelegd?
Vlaanderen kan autonoom beslissen over het beleid inzake hernieuwbare energie op zijn grondgebied. Vlaanderen kan dus, indien gewenst, ook samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met andere lidstaten of deelstaten. Neemt u de mogelijkheid tot het afsluiten van zulke overeenkomsten met andere lid- of deelstaten in overweging, minister? Zult u bij voorkeur een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met de andere gewesten in België? Wie zijn de voorkeurspartners indien Vlaanderen de beoogde doelstelling ruimschoots zal behalen? Wie zijn de voorkeurspartners indien Vlaanderen de beoogde doelstelling niet zal behalen? Hebt u al gesprekken gevoerd voor een eventuele samenwerking? Indien ja, met wie?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het zijn interessante vragen, collega’s. Eigenlijk vraagt u een samenvatting van het hele Vlaamse beleid voor energie, want het gaat zowel over energiebesparing, energie-efficiëntie, productie van hernieuwbare energie en de ondersteuning ervan, als internationale samenwerking.
Het aspect groene warmte is misschien nog vergeten in het hele verhaal. Dat was onderbenut in ons Vlaamse energiebeleid de voorbije jaren. We weten allemaal dat u maximaal wilt inzetten op zonne- en windenergie en het potentieel in Vlaanderen maximaal wilt ‘ontginnen’, om een fossiel woord te gebruiken. We steunen u daar ten volle in, minister, want in eerste instantie moeten Vlaanderen en België zelf de doelstelling trachten te realiseren, alvorens te kijken naar samenwerkingsverbanden met andere lidstaten. Zeker voor de groene warmte is er nog veel potentieel. Wat is uw mening daarover?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het energieverbruik van Vlaanderen in 2020 hangt af van heel wat onzekerheden zoals het weer in 2020, de aard en de omvang van de economische activiteiten, de respons op het energiebesparingsbeleid enzovoort. Een aantal factoren zijn moeilijk te voorspellen. Wallonië heeft op dit moment een beter percentage, omdat door de economische crisis het verbruik sterk is gedaald.
Het meest actuele cijfer voor het finaal energieverbruik 2020 werd door de VITO in opdracht van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) gesimuleerd als input voor het prognoserapport broeikasgassen dat België op 24 april 2015 aan de Europese Commissie heeft bezorgd. Uitgaande van de huidige groei- en besparingsverwachtingen in de diverse sectoren, bedraagt de inschatting voor het bruto finaal energieverbruik in 2020 263.709 gigawattuur. Dat verbruik ligt hoger dan eerdere schattingen die gebaseerd waren op een ruwe trendanalyse, die vertekend werd door de crisis en enkele warme winters.
Het aandeel hernieuwbare energie wordt bepaald door de productie van hernieuwbare energie (de teller) op het totale energieverbruik (de noemer). Dat zeg ik erbij omdat het laatste vaak wordt vergeten. Het percentage kan snel stijgen, wanneer een aantal grote energieverbruikende bedrijven zouden delokaliseren. Dan heb je zogezegd een heel goed cijfer voor hernieuwbare energie, maar een heel slecht economisch cijfer. Beide zijn wel van belang.
Aangezien het verwachte bruto finaal energieverbruik tegen 2020 geactualiseerd werd en naar boven is bijgesteld, zullen de indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron vastgelegd in 2014 eveneens bijgesteld moeten worden. Eerder dan opnieuw niet of nauwelijks onderbouwde subdoelstellingen zoals in 2014 vast te leggen, willen we dit beter onderbouwd doen. Daarom onderzoeken we nu onder andere in het kader van de fast lane wind of het effectief mogelijk is om de subdoelstelling van wind naar boven op te trekken. De resultaten van de werkgroep fast lane worden tegen het einde van het jaar verwacht.
Verder weten we uit het marktanalyserapport van het Vlaams Energieagentschap dat bij de realisatie van de twee nieuwe grote biomassacentrales, op basis van de contracten die nog de vorige legislatuur zijn afgesloten, de subdoelstelling voor groene stroom en de subdoelstelling voor biomassa tegen 2020 overschreden worden, als de omstandigheden dezelfde blijven. Ik wacht ook de evaluatie van de subdoelstellingen van groene stroom van het Vlaams Energieagentschap af om verdere conclusies te trekken. Dit rapport verwacht ik heel binnenkort. Ik zou graag meer tussentijdse cijfers krijgen. We kijken hoe dat mogelijk is. Nu gebeurt het één keer per jaar. Stel dat het goed of slecht nieuws is, het is sowieso van belang om het zo snel mogelijk te weten. In de ideale wereld zou je een dagelijkse update krijgen, maar dat is wat ambitieus.
Ik zou al blij zijn als ik het meer dan één keer per jaar zou krijgen, want dan kunnen we het beleid rapper bijstellen. Nu zit ik altijd tot halverwege het jaar te wachten om te zien hoe ver we zitten. Het is echt wel blind varen op dat vlak.
De nog vereiste investeringen om de hernieuwbare energiedoelstelling in Vlaanderen te halen, zijn dus eveneens afhankelijk van heel wat onzekerheden, onder andere inzake de nog bij te stellen hernieuwbare energiemix, de exploitatie van bestaande installaties en de investeringen in energiebesparing bij particulieren, bedrijven, overheden. Dat maakt het op dit moment niet zinvol om de vereiste investeringen precies in te schatten.
Wel is het evident dat bij de onderbouwing van de nieuwe subdoelen rekening zal worden gehouden met de vereiste investeringen in diverse scenario’s en met de impact hiervan op de elektriciteitsprijs. Daarbij moet in ieder geval opgemerkt worden dat het merendeel van de impact van de hernieuwbare energiedoelstelling op de elektriciteitsprijs, veroorzaakt wordt door de hernieuwbare energie-installaties die er nu reeds staan of waarvoor reeds in het verleden engagementen werden aangegaan. De impact van de nog te maken keuzes is dus beperkt.
Tot slot moet er bovendien ook rekening mee worden gehouden dat de gerealiseerde energiebesparingen en de investeringen in hernieuwbare energie een positief effect hebben op het budget van de betrokken Vlamingen. Zeker bij te verwachten stijgende energieprijzen in de toekomst, is dat van cruciaal belang.
Het is nog wachten op de evaluatie. Het echte debat hierover zullen we volgens mij pas inhoudelijk kunnen voeren als we weer tussentijdse cijfers hebben over waar we staan, halfweg 2015. Dan zullen we echt het debat kunnen voeren en zien waar we kunnen bijsturen.
Ik heb nog wat cijfermateriaal. Het is positief dat België de indicatieve doelstellingen voor 2011-2012 heeft gehaald en dat ook de indicatieve doelstellingen voor 2013-2014 naar alle waarschijnlijkheid zullen worden gehaald. Dit is het resultaat van de inspanningen van alle gewesten en dus ook van Vlaanderen. Het aandeel hernieuwbare energie in Vlaanderen is tussen 2008 en 2013 verdubbeld tot een aandeel van 5,8 procent in 2013, een percentage dat gemeenzaam bekend is. Dit komt overeen met een totale productie van 16.367 gigawattuur of de helft van de in België geproduceerde hernieuwbare energie.
De gesprekken rond de lastenverdeling zijn nog niet afgerond. Het is uiteraard een belangrijk debat, maar anderzijds ook weer niet. Ik vind dat wij gewoon ons best moeten doen en moeten proberen om zo veel mogelijk te doen: minder doen omdat Wallonië meer doet, vind ik geen goed uitgangspunt. Onze ambitie moet blijven om een goed niveau te bereiken. We hebben de indicatieve doelstelling van 10,5 procent tegen 2020 vooropgesteld binnen de nv België.
We menen dat die doelstelling haalbaar is als we nog enkele belangrijke inspanningen leveren om de productie van groene stroom op te trekken. Ik ben het ook helemaal eens met wat de heer Bothuyne daarover zegt, voor het aandeel groene warmte hebben we echt nog heel veel potentieel. Het punt is dat het eigenlijk dubbel telt om de doelstelling te halen en dat het goedkoper is. Het is dus zowel voor het halen van de doelstelling als voor de prijszetting heel goed om voor groene warmte te kiezen. Natuurlijk blijft de uitrol van het systeem wel moeilijk. Het gaat relatief makkelijk in nieuwe woonwijken, maar de installatie vergt tijd, een zonnepaneel is veel sneller geplaatst dan een nieuw warmtenet. Er zit dus vertraging op. Bovendien – ik hoef het u eigenlijk niet te vertellen – is onze achterstand ten opzichte van Nederland en de Scandinavische landen intergalactisch. Er is dus nog marge voor verbetering, om het heel eufemistisch te zeggen.
Wij kijken heel bewust naar wind- en zonne-energie omdat het de meest kostenefficiënte technieken zijn op dit moment. Bij biomassa is er altijd het debat dat we hier al een aantal keer gevoerd hebben: waar komen de houtstromen vandaan, is dat te verantwoorden enzovoort. Zelf hebben we te weinig afvalhout dat niet bruikbaar is voor de industrie. Onlangs heb ik ook gezegd dat we voor windenergie vanaf 1 januari 2016 waarschijnlijk de steun terug kunnen doen dalen van 63 euro per megawattuur naar 53 euro per megawattuur. Het zijn twee technologieën waarvan de leercurve er een is waarbij de subsidie vanuit de overheid altijd beter wordt. We willen een duidelijke cesuur maken met het verleden, we willen geen oversubsidiëring, want daarmee wordt het draagvlak voor hernieuwbare energie ondermijnd.
Over de Fast Lane heb ik het al gehad. Met de zonnekaart willen we vele Vlamingen mee ontzorgen om te investeren in zonnepanelen. Dat kan ook op een kostenefficiënte manier. We willen dat men online kan zien of een dak geschikt is. We werken ook verder aan een charter voor groepsaankopen van zonnepanelen, zodat ook de lokale kmo’s kunnen meedoen, want dat is vandaag toch een probleem. Ook over de groene warmte heb ik het al gehad. We maken ook de steun voor warmtenetten meer flexibel. We breiden daartoe de steun uit voor warmtenetten die minstens 50 procent hernieuwbare energiebronnen hebben of door 50 procent restwarmte worden gevoed. We breiden daarmee de scope uit. U weet dat we nog steeds een budget hebben bij de call groene warmte van 10 miljoen euro, een bedrag dat tot nu niet opgebruikt wordt of waarvoor geen projecten worden ingediend. Dat is natuurlijk echt zonde, rekening houden met de kostenefficiëntie en het feit dat het dubbel telt in de resultaten voor de doelstellingen. We hebben daarom de scope uitgebreid om er zo mee voor te zorgen dat er meer projecten ingediend kunnen worden.
In verband met de samenwerkingsmechanismen voor hernieuwbare energie met andere lidstaten verwijs ik naar het Belgisch actieplan Hernieuwbare Energie, dat in 2011 bij de Europese Commissie werd ingediend. Daarin werd aangegeven dat België er alles aan zal doen om de doelstelling van 13 procent intern te realiseren.
Uit het voortgangsrapport van de Europese Commissie blijkt dat 19 van de 28 Europese lidstaten op weg zijn om hun doelstellingen te overschrijden. De landen of de regio’s die heel veel met hydro kunnen doen, hebben natuurlijk een ongelooflijke voorsprong. Kijk maar naar Oostenrijk of bepaalde regio’s in Duitsland. De doelstellingen blijven bij ons ambitieus, aangezien we een kleine en dichtbevolkte regio zonder watervallen zijn. We hebben dus handicaps, maar toch zijn we zeer ambitieus. Ik denk dat we dat ook moeten zijn.
Ik heb het departement LNE de opdracht gegeven om contact op te nemen met andere regio’s, om te bekijken of zij overschotten hebben. Wat vijf of twee jaar geleden nog onhaalbaar was, doet zich nu wel voor: er zijn dagen dat Denemarken of andere Scandinavische landen voor 100 procent op hernieuwbare energie draaien en dus geen andere energiebronnen meer nodig hebben. Als daar nog verder wordt geïnvesteerd, zou je vrij snel in de situatie kunnen komen, volgend jaar of binnen twee of drie jaar, dat er landen zijn met overschotten. Het zou een enorm interessante piste kunnen zijn voor Vlaanderen, om te bekijken of we aan een competitieve, concurrentiële prijs hernieuwbare energie in andere landen zouden kunnen inkopen. We hebben nu gevraagd om dat eens in kaart te brengen en te onderzoeken of dat aanbod er al is. Dan wil ik op Europees vlak aankaarten dat we daartoe samenwerkingsmechanismen installeren en faciliteren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Hier worden enkele punten aangesneden die belangrijk genoeg zijn om op in te gaan.
De heer Danen geeft het over 13 procent voor België. Voor Vlaanderen is dat 10,5 procent. Men is dat overeengekomen toen men prognoses aan het maken was op basis van berekeningen die zich op dat ogenblik steunden op economische crisissen. Ik zie de titels nog: “We halen de Kyotonorm”, maar men had er vergeten bij te zeggen dat dat dankzij de economische crisis was, voor zover je daar het woord ‘dankzij’ kunt gebruiken. Ondertussen zullen we – slordig gerekend – ongeveer 5 procent hoger uitkomen in 2020 met het primaire energieverbruik. Als we tegen 2020 de doelstelling van 10,5 procent voor Vlaanderen moeten halen, kun je uitrekenen hoeveel windmolens er zouden moeten bijkomen. Maar kun je dan in de onderhandelingen over het ‘burden sharing’ voor het Klimaatfonds dat cijfer opnieuw op tafel leggen? Ik weet dat het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daar momenteel niet mee willen, om dat dossier enige vooruitgang te doen boeken. Zij willen de verdeling van de gelden koppelen aan de inspanningen die moeten gebeuren. Wij in Vlaanderen zeggen dat die twee moeten losgekoppeld worden omdat dat twee verschillende discussies zijn.
Het energiegebruik ligt dus hoger dan we hebben ingeschat. Stel dat de economie opnieuw aantrekt, en we gaan naar een lichte elektrificatie van de maatschappij – elektriciteit is op zich, bij manier van spreken, een groter primair energieverbruik dan een directe brandstof zoals aardgas en fuel. De groenewarmteprojecten staan op stapel, maar zullen er misschien pas tegen 2018, 2019 zijn. Ik heb dus schrik dat we ons daar op een bepaald ogenblik met die 10,5 procent zullen vastrijden.
Een tweede belangrijke vaststelling is dat de biomassadoelstellingen zullen worden gehaald, zeker als Bee Power in Gent er ook nog eens bijkomt. Het enige waarvoor ik schrik heb, is voor post-2020, want dan zouden twee onrendabele biomassacentrales wel eens kunnen sluiten: Langerlo en Max Green. Je kunt natuurlijk zeggen dat we nu toch de doelstelling hebben gehaald, maar de vraag is natuurlijk of enkel de doelstelling primeert. Misschien moeten we de doelstelling iets lager leggen? Ik ben vooral bezorgd over productiezekerheid: hebben we nog voldoende eigen installaties en centrales die elektriciteit kunnen produceren? De biomassadoelstellingen houden enkel rekening met de doelstelling op zich, niet met het gehele plaatje. Ik weet ook dat dit past in het Energiepact waarover we het na september verder zullen hebben.
Minister, ons bruto finaal energieverbruik stijgt met 5 procent. Kunnen we opnieuw discussiëren over de doelstelling van 10,5 procent hernieuwbare energie?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik vond uw antwoord interessant. Ik kan een aantal aspecten van wat de heer Gryffroy zegt volgen, maar niet alles, natuurlijk. Ik wil er toch voor pleiten om voldoende ambitieus te blijven. Daarin volg ik u wel, minister. Ik ben er ook voorstander van om te onderhandelen met de landen die overschot hebben. Maar ik zou onze doelstelling, die toch al niet bijzonder hoog ligt, niet willen verzwakken.
Minister, het is misschien logisch dat we nu of de voorbije jaren de vooropgezette doelstelling gehaald hebben, maar tegen 2020 stijgt die doelstelling redelijk snel. Zullen we erin slagen om tegen 2020 de vooropgezette doelstelling te halen? Nu halen we 5,8 procent, maar als we tegen 2020 10,5 procent moeten halen… Het is niet meer zo ver van hier, natuurlijk.
Minister, ik moet dringend weg. Ik zal met veel interesse uw antwoord lezen in het verslag.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik dank de minister voor het interessante antwoord. Het is goed dat het potentieel van andere lidstaten en regio’s in kaart wordt gebracht, maar we moeten natuurlijk vooral ons eigen potentieel benutten. We hebben dan geen watervallen, maar we hebben u en we hebben de intentie die we allemaal delen om een energievisie en een energiepact op te maken, met daarin een aantal doelstellingen en vooral ook een ambitieuze weg daarnaartoe, om eigen groene stroom en groene warmte te produceren. Het is heel belangrijk dat we die oefening rond energievisie en het energiepact met de nodige spoed uitwerken en dat we daarvoor duidelijkheid en investeringszekerheid kunnen geven aan alle mensen die we straks nodig zullen hebben om onze doelstellingen rond groene stroom en warmte te behalen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik begrijp de vraag van collega Gryffroy wat het zal geven na 2020. Anderzijds verandert het ook zo snel. Nieuwe technologieën komen snel en de rendementen van bestaande technologieën worden soms nog sterk bijgesteld. Daarom zeg ik: laat ons nu ambitieus zijn tegen 2020. Laat ons die doelstellingen zo goed mogelijk halen, en dan zullen we wel zien. Maar uiteraard moeten we heel waakzaam blijven. We mogen niet op onze lauweren rusten. Het blijft monitoren en opvolgen en kijken waar je moet bijsturen. Het blijft hard werken om elke keer onze subdoelstellingen te halen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik heb gelukkig een rekenmachientje bij, minister. Een stijging van 243.000 naar 263.000 gigawattuur, dat is 20.000 gigawattuur. Als je daar afgerond 10 procent van neemt, gedeeld door 2500, met een vermogen per windmolen van 2,5 megawatt, betekent dat dat we 320 windmolens meer moeten plaatsen. Ik wil maar aangeven welke impact een eventuele foutieve berekening uit het verleden heeft op het halen van onze doelstelling. En er is nu soms al zoveel lokaal protest tegen windmolens. Soms wordt er zelfs een plan geschrapt. En nu moeten we plots 300 windmolens extra hebben door een foutieve berekening. Ik blijf dus met mijn vraag zitten: denkt u eraan om eventueel opnieuw over die 10,5 procent te discussiëren?
Net daarom is de noemer ook van belang. We zetten veel in op de energie-efficiëntie, omdat je zo veel gemakkelijker je doelstellingen haalt. Als je van de noemer nog 5 of 10 procent af krijgt, maakt dat een wereld van verschil om je vooropgestelde percentage te kunnen halen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.