Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, krachtens artikel 2, paragraaf 2, ten tweede, van het samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat vanaf 13 februari 2014 is gesloten, moeten de op die datum reeds bestaande gewestoverschrijdende intercommunales uiterlijk op 1 juli 2015 – dat is nog net een week – hun statuten aanpassen zodat een deelnemende gemeente van een ander gewest dan dat waarvan het recht van toepassing is, een jaar lang de mogelijkheid heeft om uit de intercommunale te treden. Als een gewestgrensoverschrijdende intercommunale nalaat deze statutenwijziging tijdig door te voeren, kan ingevolge artikel 2, paragraaf 3 de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de vennootschap haar zetel heeft, op vraag van een vennoot, een belanghebbende derde of de bevoegde minister haar ontbinding uitspreken.
Gewestoverschrijdende intercommunales met zetel in Brussel zijn er echter van overtuigd dat de voor hen nog steeds geldende wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales hen van deze verplichting ontslaat. Zij roepen meer bepaald artikel 8 van die wet in: “in alle geval iedere vennoot uit de intercommunale mag treden na vijftien jaar te rekenen vanaf (…) de oprichting van de intercommunale (…) met de instemming van twee derde van de stemmen van de andere in de algemene vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden, voor zover de positieve stemmen de meerderheid omvatten van de stemmen uitgebracht door de vertegenwoordigers van de aangesloten gemeenten, en onder voorbehoud dat degene die uittreedt de schade vergoedt die zijn uittreding naar schatting van deskundigen, aan de intercommunale en aan de andere vennoten berokkent.”
Minister, collega’s, het spreekt voor zich dat deze uittredingsregeling uit de wet van 1986, die in feite neerkomt op een regeling met wat men noemt potestatieve voorwaarde, strenger is dan de uittredingsregeling die wordt opgelegd door het samenwerkingsakkoord van 2014. Mijns inziens verdient de vrijere uittredingsregeling van dit samenwerkingsakkoord dan ook voorrang. Daar kampen momenteel een aantal gemeenten mee.
Minister, deelt u de visie dat de uittredingsregeling zoals opgelegd door het samenwerkingsakkoord van 2014 ook geldt voor de gewestgrensoverschrijdende intercommunales met zetel in Brussel? Welk initiatief kunnen Vlaamse gemeenten nemen indien een gewestgrensoverschrijdende intercommunale de uittredingsregeling niet zou toepassen?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, de heer Segers heeft al een behoorlijk deel van de historiek geschetst, maar het is wel belangrijk om dit dossier te kunnen vatten. Van 1993 tot 2014 is men bezig geweest over een samenwerkingsakkoord over de gewestgrensoverschrijdende intercommunales en over wie bevoegd was voor het toezicht. Het is nog niet opgelost.
Als ik tussen de lijnen kan lezen, denk ik dat u het concreet over VIVAQUA hebt. Laten we een kat een kat noemen, dat maakt het iets gemakkelijker. VIVAQUA valt onder toezicht van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Wat is er eigenlijk afgesproken in het samenwerkingsakkoord? De intercommunales kregen een jaar de tijd om hun statuten aan te passen aan de regelgeving die geldig is in het gewest dat toezicht op hen uitoefent. In het concrete geval van VIVAQUA gaat het over het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Ik weet niet of u uit de ordonnantie of uit de wet van 1986 hebt geciteerd. In ieder geval interpreteren zij het samenwerkingsakkoord anders dan het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest dat doen. We hebben dus hetzelfde standpunt als het Waalse Gewest. Wij zeggen dat gemeenten die deelnemen en die tot een ander gewest behoren, een jaar de tijd hebben om uit te treden uit een intercommunale. De statuten moeten daarvoor worden aangepast, maar er kunnen geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zegt dat VIVAQUA dat pas kan doen na vijftien jaar en als een tweederdemeerderheid van de leden aan de desbetreffende gemeenten de toestemming geeft om uit te treden. Dat is natuurlijk een heel andere interpretatie van het samenwerkingsakkoord dan het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest eraan geven. Wij zijn natuurlijk ook niet bevoegd voor de Brusselse ordonnantie.
Welke initiatief kunnen Vlaamse gemeenten nemen indien een gewestgrensoverschrijdende intercommunale de uittredingsregel niet zou toepassen? Indien de gewestgrensoverschrijdende intercommunale de bepalingen over de uittredingsmogelijkheid niet tijdig statutair heeft vastgesteld, kan elke belanghebbende, dus ook een deelnemende gemeente bij de rechtbank van eerste aanleg, de ontbinding vorderen van dit gewestgrensoverschrijdende intergemeentelijke samenwerkingsverband.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de duidelijke conclusies.
Ik heb het in mijn vraag bewust niet specifiek over VIVAQUA gehad omdat er misschien nog andere in Brussel zijn, maar het gaat inderdaad over VIVAQUA. Ik kan u ook vertellen dat nog een tiental kleine gemeenten uit de Vlaamse Rand met diezelfde problematiek bezig zijn en gepoogd hebben, op basis van deze wetgeving, bij aangetekend schrijven de aanpassing van de statuten op de algemene vergadering te laten passeren. Dat is flagrant geweigerd.
Er was een nieuw aangetekend schrijven om een bijzondere algemene vergadering nog vóór eind juni in het leven te roepen met die aanpassing van de statuten. Dat is duidelijk geweigerd. Er zijn nog wat andere problematieken, gaande van taalwetgeving, het niet respecteren van taalvoorwaarden, de benoeming van directieleden, hoge factuurprijzen voor het water, waarover eigenlijk niet kan worden gediscussieerd.
Er is eigenlijk ook weinig transparantie in de beslissingen. Dat geldt dan niet zozeer enkel voor de Vlaamse en de Waalse gemeenten, maar eigenlijk ook nog eens voor een hele reeks van de aangesloten Brusselse gemeenten. Meer in het bijzonder zwaaien de zes stichtende leden eigenlijk de plak en bepalen ze de grote beleidslijnen, op basis van hun verankerde aandelen. Op die manier werden we als Vlaams gemeentebestuur bijvoorbeeld onlangs geconfronteerd met een overname door de intercommunale van een andere Brusselse intercommunale, HYDROBRU, die een schuld van 500 miljoen euro meebrengt. U hoort het goed. Dat betekent dat de Waalse, Vlaamse en Brusselse gemeenten die niet tot die stichtende leden horen, erbij zitten, ernaar kijken en hun bedenkingen hebben, maar niets kunnen wijzigen aan de beslissing. Dat maakt dat een hele reeks Vlaamse gemeenten in onderling overleg de beslissing hebben genomen om inderdaad de uittreding te vragen. Dat zal deze week op diverse gemeenteraden staan. We zullen dan natuurlijk worden geconfronteerd met de uitvoering van de geciteerde artikelen, meer bepaald de ordonnanties in Brussel. De gemeenten zullen dan ook hun initiatiefrecht nemen.
Minister, u hebt ernaar verwezen dat elke belanghebbende dit kan doen, dus elke betrokken gemeente, elke belanghebbende derde of vennoot, maar ook de bevoegde minister. Wie is de bevoegde minister in deze context? Hoe moeten we dat situeren? Hoe kan dat, als het inderdaad over een grotere groep van Vlaamse gemeenten gaat, waar er de komende maanden ongetwijfeld een juridisch geschil zal zijn? Hoe kan er op een of andere manier bijkomende steun zijn voor de gemeenten?
Minister Homans heeft het woord.
Wie is de bevoegde minister? Het valt onder het toezicht van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. In dezen is het dus de Brusselse minister.
Ik heb totaal geen bevoegdheid. Mijnheer Segers, ik twijfel er niet aan dat u het bewuste samenwerkingsakkoord uit 2014 kent. In artikel 1 staan er allerlei voorwaarden over wie het toezicht krijgt over welke IGS. In artikel 2.1 staat er: “Niettegenstaande wat vooraf gaat” – de algemene bepalingen over wie het toezicht heeft, waaraan je dan moet voldoen en dergelijke – “en in ieder geval, oefent het Vlaamse Gewest het toezicht uit over de intercommunale Sibelgas, oefent het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het toezicht uit over de intercommunale VIVAQUA en het Waalse Gewest over de intercommunale TECTEO."
In het samenwerkingsakkoord zijn er allerlei regels bepaald waaraan je moet voldoen om te bepalen onder welk toezicht je viel. In artikel 2 is er heel duidelijk voor geopteerd om een uitzondering vast te leggen voor drie grote intercommunales die – naar ik aanneem volgens een of ander politiek akkoord – zijn toegewezen aan verschillende gewesten. VIVAQUA valt dus onder de bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en dus ook volledig onder de autonomie, het toezicht en de bevoegdheid van de desbetreffende Brusselse minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.