Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ons hart klopte vol verwachting om de monitor onder ogen te nemen. Hij is er. U hebt de bevallingstermijn gehaald. Hij staat goed online. Ik hoor er al reacties op van collega’s die het observeren en die zien hoe ze ermee kunnen omgaan. Ik denk ook dat je er een eind mee weg kunt. Dit is toch een röntgenfoto die je goed kunt benutten. Maar het is natuurlijk vooral tabellenwerk. En zoals bij veel dingen in het leven vraagt dit toch naar meer. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Dat is voor een andere vergadering.
Wij zijn ervan overtuigd dat het van moeten is, dat elke gemeente die interne zelfbeschouwing als instrument zeer nuttig kan gebruiken om te weten waar men staat en waar men naartoe moet werken.
Natuurlijk is het zoals bij elk kind dat wordt geboren: men zegt dat het geen struis kind zal worden als we er niet de nodige voeding aan geven. Dat kan ook van deze monitor worden gezegd. Die lokale besturen zitten nu al met een aantal andere uitdagingen. Je voelt bijvoorbeeld dat men overal rond gemeenten en OCMW’s doende is. Vandaar een aantal vragen naar wat we in de onmiddellijke toekomst met dit instrument zullen doen.
Minister, waar wilt u eindigen? Ik bedoel natuurlijk: met deze operatie. (Gelach)
Hoe vrijblijvend of hoe dwingend wilt u eigenlijk zijn met dit instrument? Hoe kunt u aanmoedigend werken? Het Agentschap Binnenlands Bestuur kan daar zeker flankerend mee werken. Hoe gaat u dat activeren?
Dit geeft ook harde cijfers. Maar men verwacht van u ook zachte suggesties, om naast het kwantitatieve ook het kwalitatieve in te vullen. Nu we dat hebben, moet Vlaanderen zich daarin dienend opstellen. Hoe gaat u dat aanmoedigen?
Ik denk met andere woorden dat dit een goed vertrekpunt is, maar de vraag is hoe we van zoveel kwantiteit tot nog meer kwaliteit komen.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ingaande op wat de heer Doomst net zei, ben ik het er natuurlijk mee eens dat die bestuurskrachtmonitor een interessant gegeven is, in de eerste plaats voor de lokale besturen zelf. In het kader van de lokale autonomie moet iedereen daar zijn oefening maken en er de besluiten uit trekken die zij daaruit menen te moeten trekken.
Hoe vrijblijvend of dwingend is dat? Flankerende maatregelen kunnen natuurlijk worden gegeven vanuit de administratie.
Ik zou daarvoor willen waarschuwen. Die kunnen suggestief gegeven worden, maar toch niet dwingend. De zoveelste omzendbrief, de zoveelste regelgeving waar je je aan moet houden, noem het allemaal maar op. Ik ga akkoord met collega Doomst, maar ik denk dat hij het niet zo bedoelt dat we weer met nieuwe regelgeving te maken krijgen naar aanleiding van deze bestuurskrachtmonitor, waar enorm veel uit te halen is. Er kunnen goede suggesties uit komen. Die kunnen vanuit de administratie worden meegegeven aan de lokale besturen, geen enkel probleem, maar toch zeker niet dwingend. Ik zou suggereren dat ze vrijblijvend zijn.
Collega Doomst, u hebt mijn gedachten kunnen lezen. Enkele weken geleden heb ik een schriftelijke vraag ingediend met bijna exact dezelfde insteek en teneur. Collega’s, wat de heer Doomst aankaart, is terecht. We hebben nu een set van indicatoren. Er zijn nog een aantal vragen in de bestuurskrachtmonitor die open blijven, eerder kwalitatieve dan kwantitatieve vragen. Veel belangrijker dan de monitor op zich is wat we ermee gaan doen. Dat moet de essentie zijn. Het komt erop aan om als gemeentebestuur ten eerste zelf de reflectie te doen en ten tweede dan aan de slag te gaan met de resultaten van die zelfreflectie. Dan vermoed ik, als je het landschap in Vlaanderen een beetje bekijkt, dat daar wel enige ondersteuning nodig zal zijn. Wij kijken als lokale bestuurders reikhalzend uit naar het voorstel van de minister en van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
De notie bestuurskracht is zeer moeilijk te definiëren. Het omvat veel verschillende aspecten. Voor wie gedacht had een monitoring te krijgen waar je op een score van 0 tot 10 wist hoe bestuurskrachtig je gemeente is, of net niet is: dat is het niet geworden. Het zal belangrijk zijn om toch een correcte inschatting van die bestuurskracht te hebben. Ik vrees een beetje dat, als er geen externe medewerking en begeleiding komt, we dat niet altijd, en zeker niet altijd objectief, zullen kunnen vergelijken tussen verschillende gemeenten. Vandaar mijn heel concrete vraag: hoe zult u de opvolging van het meten zelf organiseren en ondersteunen? Ik denk dat dat nog veel belangrijker is dan de bestuurskrachtmonitor op zich.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, ik ben oprecht heel opgelucht dat uw hart niet gestopt is met kloppen. Dat is al een goede zaak. Ik heb zeer toevallig de lokale bestuurskrachtmonitor van de gemeente Gooik deze ochtend eens bekeken. Ik dacht: ik kan niet altijd met Antwerpen afkomen. Ik wilde zelf eens even kijken, en ik was behoorlijk onder de indruk: 84 pagina’s met allerlei kwantitatieve indicatoren en kwantitatieve data over uw gemeente.
Ik neem een positief voorbeeld, u had ook niet anders van mij verwacht. De financiële schuld per inwoner van Gooik is 912,72 euro in 2013 en in Vlaanderen 1251,47 euro. Uw gemeente doet het dus zeer goed. Dit maar even om de collega’s die het nog niet hebben bekeken, wegwijs te maken in wat er aan informatie voor lokale bestuurders en lokale overheden teruggevonden kan worden in de bestuurskrachtmonitor. Het is ook wel op zijn plaats om de administratie te danken voor het zeer nuttige werk dat ze hebben gedaan, want ik vind het zeer nuttig.
Mijnheer Doomst en mijnheer Maertens, u hebt aangegeven dat het allemaal nuttig is maar dat het allemaal indicatoren zijn. Er worden 130 indicatoren weergegeven per gemeente. Is dat kwantitatief? Ja. Heb ik een zachte kant, mijnheer Doomst? Uiteraard. Ik vind dus het kwalitatieve ook zeer belangrijk, niet alleen de harde ruwe kant, maar ook de zachte. U hebt het zelf zo gezegd in de vraagstelling, dus ik herhaal enkel uw woorden. (Opmerkingen van de heer Michel Doomst)
Ik denk dat de lokale bestuurskrachtmonitor een zeer goed instrument is. Ik denk dat we binnen het domein Binnenlands Bestuur nog andere goede instrumenten hebben, bijvoorbeeld de Stadsmonitor en dergelijke meer. Dat is misschien niet van toepassing op de gemeente Gooik.
Is dat goed? Ja, indicatoren zijn zeer goed. Moeten we dan ook kwalitatief te werk gaan? Ja.
Ik wil meegeven, ook aan u, mijnheer Doomst, dat het absoluut niet de bedoeling is geweest van de lokale bestuurskrachtmonitor – ik zeg ook niet dat u dat hebt gezegd, maar ik denk dat het goed is dat ik hier de duidelijkheid verschaf – een instrument te laten zijn in het kader van de fusies zoals ze opgenomen zijn in het regeerakkoord, dus vrijwillig. Vrijwillig wil zeggen: niet verplicht. Kan het een hulpmiddel zijn om te kijken waar je als gemeente kunt verbeteren? Ja natuurlijk. Is dit een voorafname op de fusies? Absoluut niet. Een voorafname kan er niet zijn op iets dat sowieso vrijwillig moet gebeuren.
Wat hebben wij gedaan? Ik niet, maar alle respect en applaus voor de administratie voor het goede werk: zij hebben de monitor gemaakt en tegelijkertijd hebben wij samen een overheidsopdracht uitgeschreven om een consultant op afroep ter beschikking te stellen van de lokale besturen voor de begeleiding van de bestuurskrachtonderzoeken in de gemeenten zelf. De monitor van de gemeente Gooik telt 84 pagina’s. U kunt dat interpreteren zoals u wilt. Ik heb het voorbeeld van de financiële schuld per inwoner gegeven, maar er staan er wel iets moeilijkere in, moet ik eerlijkheidshalve toegeven. We hebben vanuit de Vlaamse overheid een overheidsopdracht uitgeschreven om een consultant op afroep ter beschikking te kunnen stellen om ook een kwalitatieve interpretatie aan de kwantitatieve indicatoren en data te kunnen geven. Ik denk dat het goed is voor de lokale besturen om die interpretatie te kunnen maken.
Uw laatste vraag is of ik bereid ben om vanuit deze benadering een verdere samenwerking te ontwikkelen binnen de Vlaamse overheid voor een interbestuurlijk ondersteuningsbeleid om lokale bestuurskracht te versterken. De bestuurskrachtmonitor is slechts een van de vele instrumenten die de steden en gemeenten worden ter beschikking gesteld ter ondersteuning en versterking van de lokale bestuurskracht en efficiëntie. Andere voorbeelden zijn het verminderen van de planlasten, wat toch wel zeer duidelijk aanwezig is in het regeerakkoord en in de beleidsnota Binnenlands Bestuur, en ook de standaardbestekken die worden aangeboden voor leningen, verzekeringen en dergelijke meer. Ik denk dat dit een van de belangrijkere instrumenten is.
Ik deel uw analyse en die van de heer Maertens dat het een kwantitatieve benadering is, maar je moet natuurlijk ergens beginnen. Om een kwalitatief onderzoek te kunnen doen, moet je eerst de ruwe data en de ruwe cijfers hebben. Die heeft de administratie zeer nauwgezet online gezet. Alle gemeenten kunnen online zien wat de resultaten voor hun gemeente of stad zijn. Ik heb dan ook onmiddellijk, in samenspraak met de administratie, beslist dat we een overheidsopdracht zouden uitschrijven om de lokale besturen de kans te geven om aan die kwantitatieve data ook een kwalitatieve interpretatie te koppelen, indien gewenst.
De heer Doomst heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het toch wel kwaliteitsvolle antwoord. Wat we nu doen, is een heel belangrijke oefening. Het is eigenlijk de basis van heel wat discussies die we hier ook nog gaan voeren, namelijk: waar willen we naartoe met steden en gemeenten op basis van een voor een groot deel te objectiveren kracht of onmacht die we hebben in de lokale besturen? Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we de volgende maanden bijeenkomsten suggereren en methodieken aanreiken waarbij men echt de hand aan de ploeg slaat en met dit instrument gaat werken. Ik denk dat we wat voorbeelden zullen moeten geven die anderen motiveren om dat te doen.
We zullen een beetje rekening moeten houden met de grootte van de stad of de gemeente. Men kan niet van alle besturen verwachten dat men dat op dezelfde manier zal aanpakken. Het zou voor een stuk moeten gebeuren in een regionale samenwerking.
Het is heel belangrijk dat we binnen afzienbare tijd, bijvoorbeeld binnen een jaar of zo, een stand van zaken hebben. We moeten weten en meten hoe men er is mee omgegaan. Ik denk dat we na twaalf, dertien of veertien maanden een stand van zaken hebben om te zien hoe die bestuurskracht eruitziet en daaraan al kunnen voelen dat fusies misschien totaal overbodig zouden kunnen zijn.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, ik kan me volledig vinden in wat collega Doomst zopas heeft gezegd. Ik wil er ook op wijzen dat er de voorbije jaren al zo vele onderzoeken zijn geweest. Ik ga volledig akkoord met ‘meten is weten’, maar de voorbije acht tot tien jaar zijn er al zo veel studies en onderzoeken gebeurd, ook de grote studie door de gouverneur van een provincie, waar we meer dan een jaar aan hebben gewerkt. Ik wil er toch voor pleiten dat men, wanneer we het hebben over bestuurskracht, eens tot een besluit moet kunnen komen en niet altijd het volgend onderzoek moet afwachten. Dat zal altijd wel interessant zijn en een nieuwe bron van gegevens zijn. Op den duur moeten we met al die onderzoeken naast elkaar in een korte tijdsspanne, ook wel eens overgaan tot beslissingen wanneer we het hebben over bestuurskracht, waar de voorbije jaren al zo veel over te doen is geweest, met studies vanuit de universiteiten, de provincies enzovoort en nu het zeer interessante gegeven en de interessante analyse die de bestuurskrachtmonitor ongetwijfeld is. Men moet toch eens tot besluiten en conclusies komen, anders blijven we van onderzoek naar onderzoek lopen, en dat kan toch de bedoeling niet zijn.
Minister, ik heb nog een vraag. U spreekt over de externe partner die zal worden ingeschakeld via een overheidsopdracht om de gemeenten te begeleiden. Wie betaalt dat? Zijn dat de gemeenten of is dat Vlaanderen?
We moeten de bestuurskrachtmonitor zien als een ‘reality check’, maar vandaag ook niet als meer dan dat. Belangrijk zijn de doelstellingen die worden gesteld in het regeerakkoord en de beleidsnota die gaan over het stimuleren van fusies, over het faciliteren van regiovorming, intergemeentelijke samenwerking enzovoort. Het gaat ook over de opkuis van de grote wirwar aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en het zoveel mogelijk inkapselen van die samenwerkingsverbanden in dezelfde gehelen. Ik heb de oproep gedaan bij de bespreking van de beleidsnota, maar ik wil hem hier graag nog eens herhalen, namelijk dat er een vorm van begeleiding nodig zal zijn. Je voelt dat. Ik had vanmorgen een bijeenkomst van de burgemeesters uit de regio Midden-West-Vlaanderen, waar we al behoorlijk ver staan en waar gedacht wordt aan een regionale backoffice, aan beleidsmatige samenwerking enzovoort. Je voelt dat een van de grote manco’s de opkuis is van de wirwar aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Ik denk dat de gemeenten zelf moeilijk bij machte zijn dat te doen en dat er een externe begeleiding nodig is. Misschien is het een mogelijkheid om bij het uitschrijven van die ene overheidsopdracht over de bestuurskrachtmonitor, meteen een aantal andere aspecten bij te geven. Misschien is dat een mogelijkheid, of als alternatief, in een latere fase. Als we echt resultaten willen boeken – waarvan ik hoop dat het de ambitie is van iedereen in meerderheid en oppositie –, zal een en ander extra nodig zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst en mijnheer De Meulemeester, dank voor uw bijkomende analyse. Ik ben zeer duidelijk geweest in mijn antwoord.
De vraag van de heer Maertens wie de externe consultant gaat betalen, had ik al van ver zien aankomen, maar ik had ze eigenlijk van collega Doomst verwacht. Ik kan u zeggen dat we veel zullen betalen. De Vlaamse overheid zal subsidiëren. Het zal wel een model van cofinanciering zijn. We kennen de verhouding nog niet. We zijn samen met de administratie aan het onderzoeken wat de beste verhouding zal zijn, maar het is de bedoeling dat Vlaanderen hier geld in investeert. Maar er wordt ook een kleine tegemoetkoming vanuit de lokale besturen verwacht, wat ik zeer logisch vind.
Mijnheer Maertens, u vraagt of die externe consultancy ook kan worden opengesteld voor bijvoorbeeld het opkuisen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) en dergelijke meer. Ik denk dat het niet overal op prijs zou worden gesteld als ik van bovenaf zou opleggen welke IGS-verbanden moeten worden opgekuist en welke niet. Ik denk dat het vooral een evolutie is – ik neem aan dat u dat ook zo bedoeld hebt – die bottom-up moet komen en dat ik niet van hogerhand moet opleggen welk IGS beter kan of moet stoppen. Ik denk dat dat geen goed idee is. Het is ook niet de bedoeling die consultancyopdracht naar dat aspect uit te breiden, omdat ik de lokale bestuurskrachtmonitor nu net iets belangrijker vind. We willen immers zeer veel vertrouwen en zeer veel autonomie aan de lokale besturen geven en we zitten natuurlijk ook met een beperkt budget. Hoe meer je de opdracht opentrekt, hoe minder budget je hebt. Ik wil eerst inzetten op de lokale bestuurskrachtmonitor. Als dat goed werkt en – wie weet? er ooit nog manna uit de hemel valt, dan ben ik absoluut bereid om over deze zeer waardevolle suggestie na te denken.
Minister, ik bedoelde niet dat Vlaanderen ook dat nog maar eens moet betalen. We hebben de regioscreening gehad. Daar is heel veel tijd, geld en moeite in gestopt. We hebben op lokaal-regionaal vlak een beetje de indruk dat het rapport er nu ligt maar dat het nu nog moet beginnen. Dat wordt een moeizaam verhaal als we er geen incentive aan geven. Dan is het misschien een idee om eens na te gaan – dat moet inderdaad van onderuit gebeuren, in een aantal, regio’s is men daar sterk mee bezig – of er geen gedeelde belangen zijn. We kunnen misschien een opdracht uitschrijven voor alle regio’s die willen intekenen – en die dat dan uiteraard zelf financieren, dat is geen probleem. Als we echt iets willen doen, verloopt dat beter gecoördineerd want ik heb niet de indruk, met permissie, dat we vandaag wat betreft de regiovorming veel verder staan dan enkele maanden of enkele jaren geleden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.