Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, Vlaanderen telt twee provincies met een gedeputeerde voor dierenwelzijn: Limburg en Vlaams-Brabant. Intussen hebben ook 72 steden en gemeenten een schepen voor dierenwelzijn.
De verdere afslanking van de provincies is opgenomen in het Vlaams regeerakkoord. Dit is een omvangrijke oefening die gefaseerd zal verlopen. De eerste fase bestaat in het in detail in kaart brengen van welke taken en bevoegdheden de provincies uitoefenen en welke beleidsinstrumenten, mensen en middelen hiervoor worden ingezet. In een tweede fase zal voor taken en bevoegdheden aangegeven worden welk bestuursniveau ze eventueel zal overnemen indien het nuttig wordt geacht dat deze taken en bevoegdheden behouden blijven.
De Limburgse gedeputeerde voor dierenwelzijn hield dinsdag 12 mei een persontmoeting waarbij hij liet weten dierenwelzijn als een provinciale bevoegdheid te willen behouden. De gedeputeerde stelt dat een jarenlange gefundeerde aanpak, waarmee veel succes werd geboekt, helemaal verloren zal gaan. Hij wil dit ook nog persoonlijk aan u toelichten.
Minister, zijn er gesprekken met de provincies of staan die nog op de planning? Deelt u de visie dat inspanningen uit het verleden verloren dreigen te gaan? Welke rol ziet u hier weggelegd voor de steden en gemeenten?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de collega kaart een bezorgdheid aan die alleszins bij ons in de provincie Limburg heel erg leeft. Als ik goed ben ingelicht, werd namens de gedeputeerden en de provinciale adviesraden voor dierenwelzijn een heel uitgebreide brief naar u gestuurd over de heel veel specifieke projecten die in Limburg rond dierenwelzijn bestaan. Er is inderdaad grote bezorgdheid of die bevoegdheden al dan niet nog bij de provincie mogen blijven. Het is immers een van de domeinen waarover nog geen duidelijkheid is. Natuurlijk is het belangrijk dat de provincie weet of ze er al dan niet nog in geld voor mag voorzien. Als dat niet zo is, is het belangrijk dat er snel een duidelijke boodschap wordt gegeven.
De provincie Limburg heeft op het vlak van dierenwelzijn altijd een voortrekkersrol gespeeld. We maken ons er daarom zorgen over dat we stappen achteruit zouden moeten zetten. Ik zal niet alle projecten overlopen, want het zijn er heel wat. In Limburg wordt op een heel specifieke manier rond dierenwelzijn gewerkt. Een van de specifieke projecten gaat bijvoorbeeld over de aanpak van zwerfkatten. Dat gebeurt in heel de provincie, samen met alle gemeenten. De gemeenten betalen een bijdrage aan de asielen voor de sterilisatie. De asielen vangen de katten op en de provincie betaalt een bijdrage in de loonkost voor de persoon die de zwerfkatten gaat vangen. Dit is maar een concreet voorbeeld, maar daarmee worden er bij ons jaarlijks 4000 zwerfkatten opgevangen, gesteriliseerd of gecastreerd en opnieuw uitgezet. Er wordt onder meer rond deze problematiek heel specifiek gewerkt. De provincie heeft ook al heel veel geïnvesteerd in de werking van de asielen. Ik weet dat er in de asielen ook een heel grote bezorgdheid bestaat over hoe ze, indien de middelen en de ondersteuning vanuit de provincie wegvallen, hun werk kunnen blijven doen. Ze hebben nu immers al heel veel moeite om de werking op orde te houden.
Ik wil daarom heel graag de vragen ondersteunen. Mag de provincie het nog doen of niet? Die vraag zou eens duidelijk beantwoord moeten worden. Hoe zullen we ervoor zorgen dat we op het vlak van dierenwelzijn geen stappen achteruit moeten zetten?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, aansluitend bij de vorige vragen wilde ik gewoon informeren naar het volgende. Eind deze maand plant u een overleg met alle schepenen van dierenwelzijn. Ik wilde informeren of u ook de gedeputeerden hebt uitgenodigd.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik kan eigenlijk kort antwoorden. De algehele discussie over de bevoegdheidsverdeling tussen de Vlaamse overheid en de provinciale overheden loopt nog. Ze valt trouwens niet onder mijn bevoegdheden, maar onder die van minister Homans. Wat mij betreft, gaat de discussie niet over wie wat doet, maar wel over wat er gedaan wordt en dat het blijft gedaan worden. Wie het doet, is voor mij van ondergeschikte orde.
Ik kan eerlijk gezegd ook niet vooruitlopen op die discussie. Die verloopt in twee fasen, zoals mevrouw Joosen correct heeft geduid, op basis van het Vlaams regeerakkoord en in de schoot van de Vlaamse Regering.
Ik ben anderzijds wel tevreden dat we er steeds meer in slagen om op lokaal niveau de gemeenten te stimuleren en te mobiliseren om iemand verantwoordelijk te stellen. Ondertussen zijn er 72 schepenen voor dierenwelzijn, en het aantal uitvoerende mandatarissen met die titulatuur groeit steeds verder aan. Het zit dus goed. We merken ook een onmiddellijke vertaling in het lokale beleid.
Mijn bedoeling is om op 25 juni al die lokale verantwoordelijken samen te brengen. De gedeputeerden zijn uiteraard heel erg welkom. We zullen in een eerste fase focussen op de lokale besturen, maar we sluiten de gedeputeerden er absoluut niet van uit, integendeel, ze zijn heel erg welkom. Het aantal inschrijvingen loopt trouwens goed.
Het belangrijkste is dat er op lokaal niveau een beleid op het vlak van dierenwelzijn kan worden gevoerd, zo dicht mogelijk bij de mensen. Het is belangrijk dat er op lokaal vlak een groot bewustzijn is waardoor er ook rechtstreeks kan worden opgetreden, ook politioneel. Het is essentieel dat niet langer de weg gevolgd moet worden naar onze centrale dierenwelzijnsinspectie, want daarmee gaat er heel wat tijd verloren. Dit staat dan nog los van het gegeven dat die inspectie al veel bevraagd wordt. Als er lokaal, dicht bij de burger en dicht bij de feiten kan worden opgetreden, dan hebben we al heel veel gewonnen.
Ik herhaal dat heel deze discussie nog tot enig resultaat moet komen. Voor ons in het niet belangrijk wie wat doet, maar wel wat er wordt gedaan.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
We zijn tevreden dat minister Homans omzichtig te werk gaat met deze oefening. Het is uiteraard een oefening die breder gaat dan alleen dierenwelzijn. Vlaanderen telt twee gedeputeerden voor dierenwelzijn. Dat houdt natuurlijk ook in dat een aantal provincies geen gedeputeerde voor dierenwelzijn hebben. Wat elke provincie momenteel doet, is heel variabel. Is dit wel de meest efficiënte manier? We moeten inderdaad de taken bekijken. Deze oefening kan volgens mij net een opportuniteit inhouden om te bekijken welke rol er het beste kan worden ingevuld op welk niveau.
Hebt u al overleg gehad met minister Homans? Of volgt dat nog?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar bij iedere vraag over de rol van de provincie blijft het antwoord heel vaag. Voor alle duidelijkheid, ook voor mij gaat het niet om wie wat doet, wel dat het gedaan moet worden. En dat is net de bezorgdheid.
Ik ben Limburger en een beetje chauvinistisch, maar wij zijn altijd een voorloper geweest op het vlak van dierenwelzijn. En het is niet omdat andere provincies dat niet zijn geweest, dat daarom bij ons de klok achteruit moet worden gedraaid.
Ik hoor u heel fel verwijzen naar de lokale besturen, maar we moeten ook een beetje realistisch blijven. De provincie coördineert vandaag op provinciaal niveau, overkoepelend dus, heel veel op het gebied van dierenwelzijn. Vandaar juist onze bezorgdheid over wie die coördinatie, het sturen en het stimuleren, zal overnemen. Ik geloof niet dat het kan op lokaal niveau, maar goed, er komt nog altijd geen duidelijk antwoord. En we voelen op het terrein dat het nodig is dat er een duidelijk antwoord komt. We weten niet goed of er nog in middelen voor dierenwelzijn moet worden voorzien op provinciaal niveau of niet. Zolang er geen duidelijkheid komt, blijft ook de ongerustheid bestaan, en dan blijft ook terecht de bezorgdheid bestaan dat we op het vlak van dierenwelzijn alleszins in Limburg stappen achteruit zullen moeten zetten.
Ik wil er nog eens op aandringen dat u nadenkt over de coördinatie en de overkoepelende ondersteuning, want die kan echt niet worden afgeschoven op de lokale besturen. Als dat wel zo is, zullen slechts enkelen het doen en zullen we in de praktijk in Limburg stappen achteruit zetten. Vandaag is de praktijk immers dat alle 44 gemeenten aan bepaalde projecten meedoen. Als er geen coördinatie is, zal dat wegvallen, en daar maak ik me serieuze zorgen over.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, u zegt dat de gedeputeerden welkom zijn, maar ik zou toch willen suggereren om ze uit te nodigen. Ik meen dat het belangrijk is dat ook zij betrokken worden bij het overleg. Vandaar mijn suggestie dat u alsnog een formele uitnodiging stuurt naar de gedeputeerden.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het laatste betreft: dat doen we.
Inzake de vrees met betrekking tot de coördinatie en de vraag van mevrouw Joosen, wacht ik op minister Homans om geroepen te worden – dan zal ik aanschuiven.
Wat die vrees betreft, kan ik herhalen dat we niet mogen vooruitlopen op de beslissingen die moeten worden genomen. Desnoods kan ik altijd zelf instaan voor de coördinatie. Ook in de andere provincies loopt het goed. Ik weet dus niet of het een grote vrees dient te zijn. Als het moet, staan we klaar om in de bres te springen, in andere provincies lukt het en gaan we vooruit. Het zal enkel gebeuren in het geval van de beslissing tot overdracht van de betrokken bevoegdheid.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Het gaat met deze oefening niet over het terugdraaien van de klok, wel over de vraag welke taken door welk niveau op de meest efficiënte manier kunnen worden uitgevoerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.