Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg bestrijken een groot veld van organisaties die zich dagelijks inzetten voor diegenen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Zoals u al hebt aangegeven in de beleidsnota en in de begrotingsdiscussies moeten ook deze partners besparen in het beleidsdomein.
Eind maart 2015 hebben de diensten Gezinszorg een nota ontvangen van het Agentschap Zorg en Gezondheid waarin de besparingen voor 2 miljoen euro werden aangekondigd en toegelicht. Deze besparingen zijn, zoals ook al werd aangekondigd, tweeledig: er wordt bespaard door taakuitzuivering en taakverschuiving – dus van duurdere uren gezinszorg naar aanvullende uren gezinszorg (logistieke hulp en poetshulp) en naar reguliere poetsdiensten. De kleinere opstartende diensten beschikken niet over dergelijke aanvullende thuiszorg en kunnen die interne taakverschuiving en interne besparing niet doorvoeren. Anderzijds ging de besparing ook gebeuren door het globale terugschroeven van het aantal gesubsidieerde uren gezinszorg. De facto is gebleken dat het aantal te subsidiëren uren voor 2015 zal worden teruggeschroefd op basis van het aantal reëel gepresteerde uren in 2013. Voor de meeste kleine opstartende diensten was het jaar 2013 het opstartjaar. Dat jaar kan redelijkerwijs onmogelijk als een referentie worden gebruikt voor een correcte toewijzing.
Daardoor zitten deze kleine diensten halverwege 2015 al bijna aan hun maximum te presteren uren. Hierdoor riskeert hun dienstverlening voor hun cliënten in het gedrang te komen.
Minister, bent u zich bewust van dit probleem bij startende diensten voor gezinszorg? Werd hier dan voldoende rekening mee gehouden toen de besparingen werden gecommuniceerd?
Zullen deze diensten bij voorrang compenserende uren krijgen wanneer elders het urencontingent niet volledig werd ingevuld, wat courant de praktijk is?
Welke voorzorgen worden er genomen om de cliënten die bij de kleine diensten in de kou zouden komen te staan, voldoende ondersteuning te garanderen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik vind dit een heel pertinente vraag. Ik neem aan dat iedereen de signalen heeft opgevangen. De helft van de besparingen op de gezinszorg gebeurt via de taakuitzuivering, en voor grote organisaties betekent dit dat ze de besparingen in de andere helft kunnen opvangen. Er moeten 33.000 uren worden bespaard. Momenteel worden 22.500 uren door die vijf kleinere, nieuwe organisaties opgevangen – terwijl men nieuwe organisaties af toe ruimte moet geven. Deze besparingen betekenen de doodsteek voor kleinere organisaties. De inspanning van de grotere staat niet in verhouding.
Groen is het ermee eens dat er hervormingen nodig zijn in die sector. We moeten bekijken hoe we die aanpakken. De huidige manier van werken is niet de juiste, maar besparingen zijn niet het juiste antwoord. De gezins- en thuiszorg zijn bedoeld om mensen langer thuis, in hun eigen omgeving te laten wonen. Daar moeten we op inzetten en investeren om te vermijden dat mensen naar de residentiële zorg moeten gaan zonder dat ze het zelf willen of zonder dat het nodig is.
Ik sluit me aan bij de vragen. Wilt u de manier van besparen herbekijken zodat de kleine nieuwe organisaties die recent zijn toegetreden, niet de grootste dupe zijn? U zou referentiejaar 2014 kunnen nemen, om te beginnen, in plaats van 2013.
Hebt u zicht op de reserves van de andere organisaties? Misschien kan een besparing op een meer solidaire manier worden opgevangen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Bij de uitwerking van de besparingen bij diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg is gebruikgemaakt van de laatst gekende jaargegevens die in VESTA beschikbaar waren. Dit was het jaar 2013. Een uitgangspunt was om de effecten van de vooropgestelde besparingen op een gelijkaardige wijze te verdelen over alle erkende diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg. U hebt het al gezegd: binnen de aanvullende thuiszorg worden er extra mensen gefinancierd, waardoor de shift wordt gemaakt, waardoor de zorgverlening maximaal gegarandeerd blijft. De maximale ambitie werd zo vrij goed gerealiseerd.
Het totale aantal subsidiabele uren gezinszorg is door de Vlaamse Regering vastgelegd op 17.420.313 uren. Het besluit dat de verdeling van het aantal subsidiabele uren gezinszorg voor de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg tot op het niveau van de individuele diensten bepaalt, wordt momenteel door het agentschap Zorg en Gezondheid voorbereid. In overleg met de Vlaamse Vereniging van de diensten voor gezinszorg werd afgesproken dat dit urencontingent 2015 tot op het niveau van de individuele diensten, gecorrigeerd wordt naar het urencontingent van 2014 voor startende en kleinere diensten waarvan het urencontingent in 2014 gelijk of lager is dan 15.390 uur. Geen enkele private dienst voor gezinszorg had in 2014 een urencontingent dat lager was dan 15.390 uren.
Voor de diensten voor gezinszorg is eveneens de overgangsbepaling verlengd tot 31 december 2017 om te voldoen aan de minimale schaalgrootte en doorlopend minstens 10 vte’s verzorgend personeel tewerk te stellen.
Bij de toekenning van de urencontingenten gezinszorg aan de individuele diensten wordt steeds de bepaling opgenomen dat de laatste schijf van de subsidie kan worden verminderd met een bepaald percentage a rato van de mogelijke overschrijding van het globale beschikbare budget. Om de beoogde besparing effectief te realiseren is berekend dat er 16.914.120 uren van het urencontingent gezinszorg volledig subsidieerbaar zijn in 2015. Voor deze uren is op basis van de realisatiegraad in 2013, in overleg met de Vereniging van diensten voor gezinszorg (VVDG), een berekening gemaakt van uren tot op het niveau van de individuele diensten. De monitoring van deze uren binnen dit beschikbare budget gebeurt door de VVDG. binnen de grenzen van het toegewezen urencontingent kunnen deze uren binnen de beschikbare middelen over de diensten heen worden opgevolgd.
Zoals het voor alle diensten geldt die onvoldoende uren beschikbaar hebben om een zorgvraag te beantwoorden, wordt een gebruiker doorverwezen naar andere erkende diensten die in de gemeente van de gebruiker werkzaam zijn. Dit garanderen van de continuïteit van de zorgverlening, in functie van de zorgdoelstellingen, is een bekommernis en een gekend gegeven in de hele sector en is sinds lang een principe. Soms kiest men er ook voor om, in samenspraak met de gebruiker, de informele en professionele zorgverstrekkers, het zorgplan, al dan niet tijdelijk aan te passen.
Voor de goede orde: ik heb geen parate kennis van de reserves. De problematiek van startende en evoluerende diensten wordt ook erkend door de Vereniging van diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Zij hebben het engagement opgenomen om sectoraal de uren binnen de beschikbare middelen te monitoren. Doordat sommige diensten hun uren gezinszorg niet volledig zullen realiseren, kunnen andere diensten, die over hun voorziene contingent binnen beschikbare middelen gezinszorg dreigen te gaan, hiervan gebruik maken. Voor de private diensten worden de gepresteerde uren maandelijks opgevolgd, voor de openbare sector gebeurt dit per kwartaal. Op basis van de resultaten van de monitoring in september zal worden nagegaan of en in welke mate er eventueel ruimte is om een herverdeling mogelijk te maken. De mogelijke prioritaire herverdeling naar diensten die in evolutie zijn naar een doorlopende tewerkstelling van tien VTE’s verzorgend personeel, werd er in elk geval weerhouden. Dit wordt samen met de VVDG en het agentschap Zorg en Gezondheid verder opgevolgd.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik heb van enkele kleine opstartende diensten vernomen dat er een heel onduidelijke communicatie werd gevoerd. Ze werden niet volwaardig betrokken bij de besluitvorming en het overleg op de VVDG, waardoor ze extra veel kopzorgen hebben. Ze hebben personeel waarvan ze niet weten of zei in dienst kunnen blijven. Ze zijn gebonden aan de arbeidswetgeving waardoor ze eventueel mensen tijdig in opzeg moeten zetten.
Mevrouw Van den Brandt gaf het al aan: het is spijtig dat kleine startende initiatieven – we zijn allemaal voor meer ondernemerschap in de zorg – met dergelijke onzekerheden te kampen hebben in die moeilijke opstartfase. Als er overgangsregelingen worden gevonden in de tweede helft van het jaar, geeft dat hoop. Ik denk dat ze zelf voldoende realiteitszin hebben om naar oplossingen te zoeken. Het staat een beetje haaks op wat we in het regeerakkoord en de beleidsnota konden lezen, namelijk meer ruimte voor nieuwe initiatieven en sociaal ondernemerschap.
Misschien is het belangrijk dat de registratie via VESTA sneller up-to-datecijfers kan geven om bij te passen. We zijn nu toch anderhalf jaar verder dan het afsluiten van het jaar 2013, zodat we korter op de bal kunnen spelen en niet moeten afhangen van de eigen monitoring door de diverse diensten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u om te antwoorden, niet voor uw antwoord. Het is niet het antwoord dat nodig is. U zegt dat we misschien gaan zien of we al dan niet later kunnen herverdelen in functie van wat er overblijft. Er zijn nu al een aantal organisaties die met heel fundamentele vragen blijven zitten. Nu krijgen ze minder dan het jaar ervoor. In 2014 hadden ze wel een volledig equivalent van die tien voltijdse medewerkers, en dat valt nu weg. Nu moeten ze zien of ze kunnen bijpassen.
Het is jammer dat er überhaupt besparingen zijn, maar als die nog eens als effect hebben dat ze vooral door de kleinere, nieuwe organisaties moeten worden opgevangen… De logica van die hele thuiszorg is niet juist. In tal van andere domeinen in Welzijn vertrekken we vanuit de persoonsvolgende financiering: mensen met rugzakjes, met eigen budgetten, en in regie. Als je naar thuishulp gaat, vertrekken we vanuit organisaties en uren. Als een persoon zijn thuishulp wil organiseren met een bepaalde organisatie en die uren zijn op, dan wordt hij doorverwezen naar een andere organisatie. Dat staat haaks op de hele filosofie van andere domeinen in Welzijn. Daar moeten we ook naar een shift gaan in de manier waarop die thuishulp wordt gefinancierd en georganiseerd. Zo kunnen we veel meer sociaal ondernemerschap ruimte en dynamiek geven, zodat mensen veel meer eigen regie kunnen houden. Dan kunnen we vertrekken van de vraag van de mensen, en niet zozeer van het zeer rigide bepaald aanbod vanuit instellingen en organisaties.
Minister Jo Vandeurzen heeft het woord.
Dat laatste is een debat. Als je een open end maakt, kun je natuurlijk alles financieren. (Opmerkingen van mevrouw Elke Van den Brandt)
Er bestaan twee systemen als je vraagsturing wilt combineren met budgettaire beheersbaarheid op macroniveau. Dat is prioriteren, wat in de sector personen met een handicap helaas nog het geval is, of het is programmeren van het aanbod. Dat hebben we niet uitgevonden in Vlaanderen, dat is in de ziekteverzekering. Dit zijn de twee instrumenten. De grote ambitie is dat de programmatie voldoende capaciteit heeft om aan de noden te voldoen. Zolang dat niet gebeurt, ben je aangewezen op het creëren van middelen om dat pad te ontwikkelen.
Je kunt proberen nog een ander systeem te bedenken waardoor je die twee premissen kunt combineren. Het is geen voorrecht van de Vlaamse overheid om dat te doen. Dat is een methode die overal wordt gebruikt.
Heel die oefening in de gezinszorg is gebeurd in overleg met de vereniging van die diensten. Ze monitoren dat ook. Toevallig heb ik deze middag overleg gehad met de verenigingen. Er zijn afspraken gemaakt om een collectieve verantwoordelijkheid aan te gaan voor dat budget en dat zelf te organiseren. Dat is een vorm van vertrouwen en responsabilisering geweest van de sector. De kleine diensten hebben tijd tot 2017. In september kunnen we kijken of er bijzondere problemen zijn, en dat is meegenomen in de manier waarop ze dat met ons hebben afgesproken.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik hoor geluiden uit de sector dat de kleine diensten onvoldoende betrokken zijn bij die oefening door de vereniging. Een tegemoetkoming voor de kleine, opstartende diensten, de 15.390 uren of de 10 fulltime equivalenten die zijn aangegeven als een minimum kritisch volume om leefbaar te zijn, zou voor dit jaar kunnen worden toegekend, in plaats van te millimeteren om af te wegen hoeveel uren ze bij kunnen krijgen. Ze moeten de groeiruimte krijgen voor dit jaar om aan dat minimum tegemoet te kunnen komen, zeker met het oog op 2016. Anders zijn ze sowieso ten dode opgeschreven.
Het systeem kan op deze manier blijven functioneren. Als de sector in overleg treedt, proberen we een akkoord te maken. Als sommigen denken dat men dan in hoger beroep kan gaan, voor mij niet gelaten.
Als ik aan de sector vraag hoe we die besparingen gaan realiseren, en de sector geeft daar een model voor, en de vereniging zegt dat ze dat zal proberen te doen en dat ze zelf de verantwoordelijkheid zal nemen, dan is het verstandig dat de minister dat probeert te respecteren.
Minister, ik ben niet voldaan met uw antwoord. Ik herhaal dat ik van de kleintjes in de sector hoor dat ze niet betrokken zijn bij dat overleg. Dan zit je met een probleem van betrouwbaarheid van je partner met wie je die vertrouwensrelatie hebt. Als we in de toekomst gaan naar een landschap waarin we veel bloemen willen laten bloeien, dan moeten we ook de kleintjes de kans geven. Anders krijgen we een recurrent patroon.
Vorige week hadden we de discussie over de zorgboerderijen. Vorig weekend hadden we de barbecue van Think out-of-the-box. We laten nieuwe ondernemers in de zorg, in de verschillende deelsectoren starten, vaak met heel veel animo, soms zelfs met persoonlijke, zware financiële engagementen, om nog niet te spreken van de extra zorgen en slapeloze nachten die die mensen zich op de hals halen. Als ze na twee of drie jaar worden gefnuikt, dan zijn we slecht bezig.
Er moet een evaluatie worden gemaakt van uw gesprekspartner, de VVDG, of die wel iedereen meeneemt in zijn overleg. Als we nieuwe kansen geven aan opstartende kleine initiatieven, moeten we hen niet na twee of drie jaar een zachte dood laten sterven.
U moet me geen intenties in de mond leggen die ik niet heb uitgesproken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.