Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zou een heel pertinente vraag willen stellen over de personen en instanties die een beroep kunnen instellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen inzake vergunningsbeslissingen. Ik wil even de sympathie van de collega’s winnen door ze niet alle zeven op te sommen, maar er is een duidelijk lijstje van zeven verschillende personen en instanties die in beroep kunnen gaan.
Bij de opstart van de Raad voor Vergunningsbetwistingen werd vastgesteld dat een belangrijk aandeel van de verzoekschriften ingesteld werd door een overheidsinstantie. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet dat aanleiding heeft gegeven tot de opmaak van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, is nochtans het ‘subsidiariteitsbeginsel’ altijd heel erg benadrukt. Ter zake spelen de principes van het Europees Handvest inzake lokale autonomie.
Een belangrijke maatregel om het aantal verzoekschriften te stroomlijnen, vormt de tussenkomst van de leidend ambtenaar van het departement Ruimte Vlaanderen. Hieromtrent stelt het jaarverslag 2013-14 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen als volgt: “Verhoudingsgewijs is het aantal verzoekschriften dat werd ingesteld door een overheidsinstantie verder gedaald van 28 procent tijdens het derde werkjaar, naar 19 procent tijdens het vorige werkjaar en naar 16, 3 procent tijdens het huidige werkjaar. Tot de overheidsinstanties behoren de colleges van burgemeester en schepenen voor zover zij zelf niet de aanvrager van de vergunning zijn, de lokale overheden zelf en de leidende ambtenaren van het departement Ruimte Vlaanderen en van andere departementen of agentschappen. De opvolging van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren door de leidend ambtenaar van het departement Ruimte Vlaanderen speelt een bepalende rol bij de evolutie van dit procentueel aandeel.”
Minister, gelet op deze stroomlijnende rol van de leidend ambtenaar van het departement Ruimte Vlaanderen zou ik u slechts één vraag willen stellen. Kan het Vlaamse Gewest of een van zijn departementen of agentschappen – buiten het geval waarin zij tijdig advies verstrekten of ten onrechte niet om advies werden verzocht – zonder tussenkomst van de leidend ambtenaar een jurisdictioneel beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen instellen tegen individuele vergunningsbeslissingen van lokale besturen op grond van het algemeen belang van de ruimtelijke ordening, op grond van enig wettigheidstoezicht?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening staat dat het toezicht op de vergunningsbeslissingen van de lokale besturen toekomt aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Er geldt ook dat het instellen van jurisdictionele beroepen in functie van de vrijwaring van de ruimtelijke ordening toekomt aan de leidend ambtenaar van Ruimte Vlaanderen. Andere entiteiten komen er dus niet op voor.
Er is ook nog artikel 4.8.11, §1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dat betrekking heeft op de mogelijkheid in hoofde van andere leidinggevende ambtenaren van een adviserend departement of een agentschap om een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen in te stellen. Dat moet ter vrijwaring zijn van een specifieke taakstelling die zij hebben. Het zijn heel strikte voorwaarden. Het gaat over een departement of agentschap dat advies moet verlenen; dat advies moet tijdig worden verstrekt.
Over welke instanties gaat het? Het gaat over het agentschap Onroerend Erfgoed, het Agentschap Wegen en Verkeer, Landbouw, Visserij, de Vlaamse Milieumaatschappij, Scheepvaart, Waterwegen en Zeekanaal, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening, het departement Mobiliteit, het Agentschap voor Natuur en Bos en Leefmilieu, Natuur en Energie. Het is heel strikt bepaald. Het is een limitatieve lijst.
Er is ook de mogelijkheid dat departementen en agentschappen – en daar knelt waarschijnlijk het schoentje – een beroep instellen tegen een vergunningsbeslissing wanneer ze zelf – zoals ook een particulier dat kan – hinder of nadeel ondervinden van een beslissing. Dat kan dus niet op basis van een algemeen belang of een algemeen wettigheidstoezicht, maar wel op basis van een persoonlijk belang van die betreffende entiteit. Een voorbeeld is wanneer een stelplaats van De Lijn zou worden belemmerd door een nieuw vergunde constructie; dan kan De Lijn daartegen in beroep gaan omdat ze daar persoonlijk een nadeel van zou ondervinden.
Er moet dus een onderscheid worden gemaakt. Het is niet zo dat elk departement of agentschap zomaar in beroep kan gaan. Het is strikt bepaald.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Ik heb nog één korte vraag. Mag ik concluderen dat een beroep dat wordt ingesteld zonder de leidend ambtenaar en zonder dat een rechtstreeks nadeel is voor de betrokken entiteit, per definitie onontvankelijk is?
Dat klopt, dat is een juiste analyse.
De vraag om uitleg is afgehandeld.