Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we hebben het hier al herhaaldelijk gehad over het nieuwe beleid in de sector personen met een handicap. Centraal daarin staat het decreet Persoonsvolgende Financiering. U hebt dit al verschillende keren aangekondigd voor 2016. Belangrijk daarbij, zelfs de toetssteen van alles, zal zijn dat personen met een handicap zullen kunnen kiezen tussen zorg in natura en een cashbudget. Dat is toch de ambitie van het decreet. Hoe ze dat cashbudget invullen, daarover hebben ze een behoorlijk grote vrijheid.
Minister, een deel van hen zal dat ongetwijfeld willen inzetten in de vorm van assistentie. Net daarover maak ik me nogal wat zorgen, omdat u in het document uitbreidingsbeleid 2015 melding maakte van een budget uitbreidingsbeleid voor 2016 van 18 miljoen euro. Daarvan gaat ongeveer de helft naar persoonsvolgende financiering en de andere helft naar het basisondersteuningsbudget (BOB). Een belangrijk deel van uw uitbreidingsbeleid wordt dus gebruikt voor de niet-handicapspecifieke zorg.
Als we dit afzetten tegen de noden, weten we dat dit niet afdoende is om zorggarantie te bieden. Maar ik heb enkele grote vragen. We moeten rekening houden met het feit dat er nog een bestaande VIPA-buffer is die van die 8 miljoen euro in mindering moet worden gebracht. Per definitie – anders maken ze geen deel uit van de VIPA-buffer – betreft het hier plaatsen die gelinkt zijn aan infrastructuur waar de keuze voor assistentie als invulling van het cashbudget op z’n minst niet evident te noemen is. In de lijst van voorzieningen die hebben ingespeeld op de VIPA-buffer, gaat het heel vaak over voorzieningen in de klassieke zin van het woord, die wel zeer nuttig werk verrichten, maar waar assistentie as such niet tot het aanbod behoort.
Door deze samenloop riskeert u dat er geen andere mogelijkheid is voor personen met een handicap dan te kiezen voor een plek in een voorziening, en dus de reële keuze tussen zorg in natura en cashbudget er altijd een is voor een plaats in een voorziening. Het begrip vraagsturing lijkt me hierdoor bijzonder gehypothekeerd. In het extreme geval zou vraaggestuurde zorg een leeg begrip kunnen worden.
Kunt u toelichten hoe en in welke mate de VIPA-buffer dit jaar en de komende jaren een impact zal hebben op de middelen van het uitbreidingsbeleid?
Welke garanties kunt u geven opdat er voldoende middelen over blijven om vraaggestuurde zorg concreet te realiseren in 2016 met inbegrip van de keuze voor assistentie binnen het cashbudget?
Hoeveel personen met een handicap zullen in de praktijk kunnen kiezen voor assistentie uitgaande van bestaande gemiddelde PAB-budgetten en de echt vrij te besteden middelen uitbreidingsbeleid?
In theorie is de garantie op de VIPA-buffer beperkt houdbaar. Overweegt u initiatieven te nemen? Als ik me niet vergis, lopen er een aantal engagementen dit en volgend jaar af. Welke opties zijn daar mogelijk?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk dat eerdere engagementen worden nagekomen. Voorzieningen die klaar zijn om investeringen te doen en in exploitatie te gaan, moeten die zekerheid hebben.
Minister, kunt u hiervoor voldoende garanties geven? Nu we volop in de transitieperiode zitten? Is er schatting over het deel van de 9 miljoen euro uitbreidingsbeleid voor trap twee, dat als VIPA-buffer dient? De heer Van Malderen spreekt over 8 miljoen euro, maar de helft van 18 miljoen euro is 9 miljoen euro. (Instemming van de heer Bart Van Malderen)
Moet er nog een VIPA-buffer worden gepland in 2017? Of worden in 2016 alle lopende VIPA-projecten opgeleverd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Bepaalde voorzieningen zijn reeds, op basis van een door de Vlaamse overheid toegekende vergunning, engagementen aangegaan voor het realiseren van een nieuwbouw of verbouwing. Gekoppeld aan het feit dat er voor de bijkomende opvang van personen met een handicap nood is aan bijkomende infrastructuur, en gelet op de overheidsinvestering in deze gebouwen, is het absoluut te vermijden dat deze gebouwen vanwege de vernieuwingen die zich ondertussen voltrekken, leeg zouden blijven staan.
Aan de andere kant willen we in 2016 volop de vernieuwing inzetten en het uitbreidingsbeleid maximaal persoonsvolgend inzetten. Binnen de VIPA-buffer zijn er momenteel in totaal nog 198 plaatsen niet gerealiseerd, die wel reeds een vergunning verkregen hebben. De projecten die opstarten tussen 1 september 2015 en 31 augustus 2016, worden verhaald op het uitbreidingsbeleid van 2016. Het gaat in totaal om 111 VIPA-bufferplaatsen die in die periode operationeel worden.
Om de volledige kost voor deze 111 plaatsen op jaarbasis te dekken, is een budget van maximaal 7.193.000 euro nodig. Het is te verwachten dat niet elk initiatief vanaf dag één volledig in exploitatie gaat, waardoor de kost liquiditeitsmatig hoe dan ook lager ligt. Dit biedt enige ruimte om in 2016, naast de voorzieningen die in de VIPA-buffer zitten, ook tijdelijke of persoonsvolgende convenanten toe te kennen.
Afgaande op de momenteel beschikbare informatie zouden er in de periode september-december 2016 geen plaatsen operationeel worden. Mocht dit wel zo zijn, dan zullen we naar een oplossing zoeken. In de jaren daarna zullen er dan nog 87 plaatsen operationeel worden. Aangezien voorzieningen de snelheid van realisatie niet altijd zelf in handen hebben, is het moeilijk te voorspellen in welk jaar dit precies een impact zal hebben op het uitbreidingsbeleid.
Rekening houdend met de feitelijke verdeling van de uitbreidingsmiddelen over de opeenvolgende jaren 2015 tot en met 2019 en de sterke nadruk die hierbij ligt op de uitbreiding van de middelen in 2017, 2018 en 2019, heeft de realisatie van de plaatsen binnen de VIPA-buffer de grootste impact op het uitbreidingsbeleid dat gepland is voor 2016.
Het VAPH bereidt de implementatie van de persoonsvolgende financiering momenteel volop voor. De eerste basisondersteuningsbudgetten en de eerste persoonsvolgende budgetten los van de VIPA-bufferprojecten, zullen vanaf september 2016, gefaseerd, toegekend kunnen worden. Zoals u weet, zullen personen die een persoonsvolgend budget voor niet rechtstreeks toegankelijk hulp toegekend krijgen, volledig vrij kunnen kiezen of ze dit budget inzetten als cash, als voucher of als combinatie van beide.
Persoonsvolgende toekenningen op basis van regulier vrijkomende middelen kunnen pas worden gerealiseerd zodra de huidige erkende voorzieningen overgeschakeld zijn naar vergunde aanbieders, waardoor er geen sprake meer is van vaste erkende capaciteit. Dan wordt ook voor hen de mogelijkheid gecreëerd om te kiezen voor een cashbudget of een combinatie van cash en voucher. Momenteel verkennen we samen met het VAPH een piste om ook bij de opstart van de VIPA-buffers, reeds maximaal persoonsvolgend te werken. Hierbij zou aan de betrokken voorzieningen dan geen klassieke erkenning worden toegekend, maar start de exploitatie onder de vorm van specifiek toegekende persoonsvolgende convenanten. Of dit voor zowel de plaatsen binnen volwassenenvoorzieningen als binnen voorzieningen voor minderjarigen kan gelden, wordt nog onderzocht. Op die manier willen we proberen om reeds het persoonsvolgende karakter van de financiering in te brengen in deze bijkomende plaatsen.
We wensen te benadrukken dat bij de toekenning van de VIPA-buffervergunningen, door de voorzieningen duidelijke engagementen aangegaan zijn om een werking uit te bouwen voor een doelgroep waar de nood aan ondersteuning bijzonder prangend is. De cliënten die in aanmerking komen voor een persoonsvolgend convenant, behoren tot de groep mensen met de grootste ondersteuningsnood, zoals omschreven in het Perspectiefplan 2020. Door te werken met een persoonsvolgend convenant brengen we deze mensen in een sterkere positie om de regie over hun ondersteuning mee in eigen handen te nemen. Mocht blijken dat een voorziening er niet in slaagt om vraaggestuurde ondersteuning te realiseren, dan kan de cliënt met zijn persoonsvolgend convenant ervoor kiezen de ondersteuning te realiseren in een andere voorziening.
Op basis van de informatie waarover we vandaag beschikken, stellen we vast dat alle betrokken voorzieningen reeds engagementen zijn aangegaan en kosten hebben gemaakt voor de realisatie van de voorziene VIPA-investering. Het VAPH volgt de situatie op het terrein op. Mocht op een gegeven moment duidelijk worden dat een van de initiatiefnemers eigenlijk geen vooruitgang meer boekt, en er dus geen concreet zicht meer is op realisatie, dan kan worden beslist om de toegekende vergunning niet meer te verlengen. Zodra het VAPH persoonsvolgende budgetten kan toekennen krachtens het decreet Persoonsvolgende Financiering, zullen de gebruikers die in deze open plaatsen instappen, het best ook onmiddellijk een persoonsvolgend budget toegekend krijgen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb toch wel wat problemen met uw antwoord. U zegt dat het allemaal zo erg niet is. Als ik zie dat er 198 plaatsen nog openstaan en dat er 111 zijn die men verwacht in 2016, dan zegt u dat het allemaal zo erg niet is want die gaan allemaal niet open op 1 januari. Dat is zo, maar mag ik u in herinnering brengen dat we in deze commissie twee tot drie weken geleden het debat hebben gevoerd over de begrotingscontrole, waar u net als argument gaf om middelen uit de VAPH-sectoren weg te halen richting justitiehuizen en richting enkelbanden, dat het allemaal geld is dat dit jaar niet volledig is gebruikt? Dus welke garantie hebben we nu dat deze middelen waarin in 2016 voorzien wordt, ook in deze sector zullen worden ingezet?
U bevestigt nogmaals dat u de ingang van het decreet Persoonsvolgende Financiering plant vanaf september 2016, wat maakt dat dit budgettair en naar impact een zeer bescheiden opstart zal zijn. Maar ik heb, tenzij ik me vergis, geen enkel antwoord gehad op de bekommernis die ik heb geuit, met name over de positie van mensen die hun cashbudget willen inzetten door middel van assistentie. Dus herhaal ik mijn derde vraag: hoeveel personen met een handicap zullen in de praktijk kunnen kiezen voor assistentie als je uitgaat van bestaande gemiddelde PAB-budgetten, en wat blijft dan echt over, na heel de uitleg die u hebt gegeven, als reëel vrij te besteden uitbreidingsbeleid? Mijn schrik is dat u in 2016 met de cijfers die voorliggen, met besparingsinspanningen, met de VIPA-buffer en dergelijke meer, eenvoudigweg geen bijkomende PAB- of gewezen PAB-budgetten zult kunnen geven. Met andere woorden: vraagsturing wordt in dezen gereduceerd tot hetzij in natura hetzij in cash, maar wel allemaal binnen het kader van een voorziening.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil alleen nog toevoegen dat wij het belangrijk vinden dat, als er een nieuwe infrastructuur is, er inderdaad middelen komen. Ik vind het goed dat die middelen dan mee zullen komen want anders staan die voorzieningen leeg, zoals de minister zelf zegt, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We moeten natuurlijk nog even wachten op de begroting 2016. Het is te verwachten dat dat niet allemaal vanaf 1 januari in gebruik zal worden genomen. Er zal zeker een marge zijn.
Binnen het VAPH en met de sector en de betrokkenen wordt gekeken of men niet een aantal mensen met een persoonsvolgende convenant daarin kan bedienen.
Dat verhaal van 2015 slaat nergens op. Het totale budget aan uitbreidingsbeleid 2015 zal op het einde van 2015 recurrent geëngageerd zijn. Daar zal in 2016 natuurlijk niets af gaan. Dat is constant beleid op dat moment.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ten tweeden male krijg ik geen antwoord op de heel concrete vraag: hoeveel? (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Als u zegt: ik heb 18 miljoen euro, en ik trek daar 9 miljoen euro af voor het basisondersteuningsbudget, dan hebt u een aantal plaatsen die u gemiddeld kunt toewijzen. Als u daar de VIPA-buffer aftrekt, wat blijft er dan over? Dat is de eenvoudige vraag die we wensen te stellen. Dan is mijn eenvoudige conclusie, minister, dat alles wat met assistentie te maken heeft, bijzonder gehypothekeerd wordt hierdoor. Dat is mijn ongerustheid.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Nog één woord: ik heb in alle toelichtingen in deze commissie, in alle toelichtingen, gezegd dat het jaar 2016 voor de Vlaamse Regering budgettair een moeilijk jaar is en dat de grote uitbreidingsronde in 2017 eraan komt. Daar ben ik altijd heel correct in geweest. Hoe het juist zal zijn, hoeveel marge er zal zijn en hoe we dat kunnen moduleren, kunnen we op dit moment nog niet zeggen. Er is het feit dat je van het ene systeem overstapt op het andere. Als je niet onder ogen wilt nemen dat er een transitiefase is en je wilt daar geen pragmatische oplossing voor zoeken, dan ga je nooit in die transitie komen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Dan kan ik alleen maar vaststellen, minister, dat het houden van engagementen bijzonder ongelijk verdeeld is. Ik onderschrijf wat mevrouw van der Vloet zegt: je moet je woord houden. Dat geldt ten aanzien van voorzieningen, maar dat geldt evenzeer ten aanzien van mensen die heel bewust kiezen voor een andere vorm van zorg en ondersteuning. Daar zegt u van: dat is de transitiefase, dat moeten we maar zo laten. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Ik wil u er nog eens op wijzen dat u opnieuw het grote manna dat uit de hemel valt, aankondigt voor 2017. Wij hebben in deze zaal daar bijvoorbeeld ook minister Muyters over ondervraagd, die dat allemaal tussen nogal grote ‘brackets’ zet. Ook bijvoorbeeld collega Diependaele zegt: we zullen wel zien wat de begroting is. Ik stel vast dat de ene begroting de andere niet is. Voor 2016 zegt u: dat weten we nog niet. Maar voor 2017 bent u bijzonder zeker. Ik kan alleen maar vaststellen dat, afgaande op uw antwoord, als ik gehandicapte zou zijn en ik zou willen opteren voor assistentie, ik me bijzonder grote zorgen zou maken. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.