Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, mijn vraag gaat over schoollopende jongeren met een autismespectrumstoornis (ASS) die niet altijd in een secundaire school in hun buurt terechtkunnen waar voldoende rekening kan worden gehouden met de specificiteit van hun stoornis. Dat kan een schoolse reden zijn, maar dat kan ook een veeleer sociale reden zijn, wat helaas vaak het geval is. Kinderen worden vaak gepest, zeker als ze een ernstigere stoornis hebben, omdat andere jongeren daar niet altijd evenveel begrip voor opbrengen. Sommige van die jongeren gaan dan niet naar school, en niet elke van die jongeren krijgt op dezelfde wijze onderwijs thuis. Degelijk thuisonderwijs kost geld of noodzaakt ouders die zelf wat hoger opgeleid zijn. Niet elke jongere bevindt zich in die situatie. Sommige van die jongeren worden dan onder toezicht van een jeugdrechter geplaatst, of worden uiteindelijk in een instelling geplaatst. Helaas kan dat dan ook gaan om een instelling waar veel jongeren met diverse stoornissen samenkomen. De veelheid aan prikkels die de jongeren daar ontvangen, is soms evenmin afgestemd op de specifieke noden van die kinderen, die overigens nog altijd geen onderwijs krijgen.
Een tweede aspect van die thematiek behelst de procedure. Vaak zetten scholen en CLB’s procedures in gang die niet altijd voldoende rekening lijken te houden met de context. Nochtans is contextwerking echt belangrijk binnen die welzijnsaspecten. Kinderen worden soms thuis opgehaald met de politie, terwijl dat niet nodig is. Ouders zijn ook vaak bereid hun kinderen naar een instelling te brengen, ze moeten vaak ook zelf verschijnen voor de jeugdrechter. Dat zijn situaties die voor hen, gelet op hun stoornis, vrij stresserend zijn. Ook de procedure is dus niet helemaal aangepast aan het specifieke probleem van die jongeren.
Het laatste aspect is hoe deze thematiek zich verhoudt tot het M-decreet. Brede inclusie is immers niet voor elke jongere met autismespectrumstoornis even haalbaar. Voor heel wat van die jongeren is dat een moeilijk gegeven.
Minister, hebt u weet van het aantal jongeren met autismespectrumstoornissen die onder toezicht staan van de jeugdrechter wegens hun afwezigheid op school? Hoeveel van die jongeren worden om die reden geplaatst? Wat is de gebruikelijke procedure, zowel bij vaststelling van afwezigheid op school als bij de verdere aanpak van die jongeren wanneer ze worden geplaatst? Ziet u mogelijkheden om meer rekening te houden met de specificiteit van die stoornis, namelijk de moeite die ze hebben met onvoorspelbaarheid bijvoorbeeld en een teveel aan prikkels? Dringen zich in uw optiek aanpassingen op aan het M-decreet om eventueel beter te kunnen omgaan met die situatie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We beschikken niet over de gevraagde cijfers. De informatie heeft vooral betrekking op de werking van de justitiële actoren. Bovendien vraagt de problematiek van autisme in de context van de vraag misschien toch wat nuance en voorzichtigheid bij de interpretatie. Autisme is natuurlijk een begrip dat vele ladingen dekt, het kan zich op vele manieren uiten en komt al dan niet voor in combinatie met andere beperkingen. De noden van mensen met autisme kunnen bovendien erg verschillend zijn, en dat verklaart voor een stuk dat het bestaande hulpaanbod zeer verscheiden is. Dat bevindt zich zowel binnen het RIZIV als op het niveau van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Recent is dat hulpaanbod door de overheveling van de conventies voor de centra voor ambulante revalidatie ook gedeeltelijk een Vlaamse bevoegdheid geworden.
Juist omdat het zo een breed en horizontaal beleid veronderstelt, hebben we een hoogleraar uit Leuven gevraagd voor ons een globaal plan op te stellen rond autisme. Dat staat ook in de beleidsnota, alsook in het regeerakkoord. We zijn ervan overtuigd dat we rond autisme een veel bredere en meer geïntegreerde aanpak moeten stimuleren, en daarin zal het principe Health in All Policies uiteraard zeker niet ontbreken. We zijn op dit ogenblik bezig met de taskforce om dat plan op te stellen. Het is enigszins geïnspireerd op het model van het plan rond dementievriendelijk Vlaanderen, waarbij we eigenlijk een soort plan voor een autismevriendelijk Vlaanderen willen opstellen, en we zoeken partners om daarin mee te werken. We zullen dat ook meenemen in de voorbereidingen van de interministeriële overlegstructuren, de IMC’s, omdat we denken dat het een problematiek is die dermate belangrijk is dat we daar een brede interesse voor kunnen opwekken.
De gebruikelijke procedure bij afwezigheid zonder ziekenbriefje vanaf tien halve dagen afwezigheid bestaat erin dat de school dat moet melden aan het CLB. Op dat ogenblik spreken de school en het CLB de verdere aanpak en de acties af. In dat kader wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het kind. In het geval van verontrusting zou dat kunnen leiden tot een melding bij een ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ) of een vertrouwenscentrum kindermishandeling (VK) en/of justitie, conform de principes van de integrale jeugdzorg. We hebben navraag gedaan en hebben op dit ogenblik geen indicaties dat de zaken echt uit de hand zouden lopen of dat de aanpak niet afgestemd zou zijn op de leerlingen met autisme. Het gaat uiteraard om een monitoring die wij gedaan hebben naar aanleiding van uw vraag. Zo hebben we onder andere mensen uit onderwijskringen gevraagd of ze signalen hebben opgevangen dat er systematisch problemen zouden zijn. Mede gelet op uw vraag zullen we dit probleem uiteraard verder bekijken in overleg met mijn collega bevoegd voor het onderwijs en de actoren van justitie en de jeugdhulp. Zoals gezegd, vermoed ik dat dit in ons plan voor een autismevriendelijk Vlaanderen wellicht ook aan bod zal komen. We zullen dat nagaan, zowel in het kader van het leerrecht, alsook wat de manier betreft waarop we de werkzaamheden rond het toekomstige jeugdsanctierecht ontwikkelen. Want ook daar zal die vraag rond de specifieke aanpak voor jongeren met bepaalde beperkingen niet mogen ontbreken.
We hebben op dit moment geen plannen om het M-decreet, dat op het einde van de vorige legislatuur is goedgekeurd, te wijzigen. In dat decreet is in eerste instantie ingezet op een nieuw type 9, dat voorziet in een specifieke vorm van onderwijs voor kinderen met ASS. Daarnaast voorziet het in de mogelijkheid om binnen het reguliere onderwijs kinderen met bijzondere zorgnoden, waaronder ASS, te laten schoollopen met specifieke ondersteuning. Dat decreet is nog niet helemaal in uitvoering, het wordt verwacht tegen september 2015. Het zal u niet verbazen dat ik na overleg met mijn collega die bevoegd is voor die materie, kan zeggen dat zij ook van mening is dat het nog niet nodig is nu reeds aanpassingen daaromtrent aan te brengen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben alvast blij dat u werkt aan een plan voor een autismevriendelijk Vlaanderen. Ik ben het met u eens dat er een zekere verscheidenheid is waarin deze stoornis zich kan uiten. Daarom spreekt men ook van een ‘spectrum’. Het is zeer zeker ook zo dat de noden van kinderen en jongeren die met die stoornis worden geconfronteerd, toch vrij gelijklopend zijn. Ze hebben vaak baat bij gelijkaardige ingrepen, zij het vanzelfsprekend dat de stoornis in gradaties en verschillende vormen voorkomt.
Ik ben blij dat u ook justitie en onderwijs wilt betrekken. Ze hebben beide een grote impact op het dagelijkse leven van die jongeren en hun omgeving. Dat juich ik absoluut toe. Ik begrijp dat u zegt dat het vroeg is om het M-decreet te evalueren. Ik zou u toch durven oproepen om samen met de minister van Onderwijs zeer goed te monitoren waar de problemen met het M-decreet bij de inschrijving en het eerste jaar dat het van kracht is, zich zullen situeren. Ik geloof zelf dat het een goed decreet is, maar dat er een aantal verbeterpunten mogelijk zijn. Het lijkt me prima wanneer u inderdaad nu en de komende maanden kijkt waar de verbeterpunten zich situeren. U mag dan niet aarzelen om het decreet aan te passen op de domeinen waar het misschien beter kan. We hebben in de hoorzitting al een aantal signalen gehoord, ook enkele die zijdelings betrekking hebben op het M-decreet. Het zou goed zijn dat u dit meeneemt om dan over een aantal maanden te kijken waar er verbeteringen mogelijk zijn. Ik begrijp dat u dit vandaag nog niet doet omdat u wilt zien wat de praktijk geeft.
Ik ben eerder tevreden met uw antwoord en kijk uit naar uw plan. Op welke termijn denkt u het te kunnen voorstellen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit is een interessante vraag, en ik heb aandachtig geluisterd naar het antwoord. Minister, ik had gehoopt of verwacht dat u een link zou leggen met de verschillende begeleidingsdiensten voor kinderen met autisme en de belachelijke wachttijden die er soms optreden. Dat debat hebben we uitgesteld tot de volgende zitting, maar ik had verwacht dat er toch een verwijzing zou zijn omdat het een rem is op een goede begeleiding van jongeren met autisme.
Door het rechtstreeks toegankelijk maken van handicapspecifieke ondersteuning hebben we ervoor gezorgd dat deze is opengesteld voor situaties waarin er een vermoeden is van handicap. Men moet niet de hele procedure volgen. Ik zal zeker niet betwisten dat de integrale jeugdhulp geen einde heeft gesteld aan het feit dat er meerdere kandidaten zijn of dat mensen moeten wachten op ondersteuning van een thuisbegeleidingsdienst. Deze manier van organiseren heeft hopelijk de mogelijkheid gecreëerd dat onder meer CLB’s in situaties van autisme op diensten een beroep kunnen doen zonder dat de zwaardere procedures moeten worden doorlopen. Conceptueel is het in elk geval mogelijk.
Inzake de timing kan ik meedelen dat ik de professor aan wie we hebben gevraagd om de taskforce te leiden, volgende week zie. Ik zal vernemen in welke fase het plan zich bevindt en hoe de werkzaamheden verder zullen verlopen.
Het zou me plezieren mocht u me op de hoogte houden van de timing.
Het klopt dat het goed is dat mensen zonder zware procedures toegang kunnen krijgen tot thuisbegeleiding, vooral voor vroegbegeleiding voor heel jonge kinderen waar de diagnose nog niet definitief is vastgesteld. Dat is een absolute winst, maar het neemt niet weg dat de wachttijd voor begeleiding op jonge leeftijd gemiddeld twee jaar bedraagt en voor begeleiding van kinderen van 12 jaar of ouder gemiddeld vijf jaar. Er zijn ook aanmeldingsstops aangekondigd voor thuisbegeleiding. Het is theoretisch een zeer mooi systeem, maar in de praktijk stropt het omdat er meer noden zijn dan er aanbod is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.