Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
De taxshelter is een fiscale maatregel waarvoor het federale niveau bevoegd is. Ook voor onze Vlaamse fictie-, documentaire en animatiefilm en dus ook voor onze Vlaamse cultuur is het een belangrijke financieringsvorm. Niet alleen het financiële aspect is belangrijk, het heeft ook al zijn nut bewezen en het draagt bij tot de professionalisering en internationalisering van de Vlaamse audiovisuele sector.
Bovendien zien we dat het palet films dat via de taxshelter wordt gefinancierd inhoudelijk en stilistisch heel divers is. Het beperkt zich niet alleen tot de grote commerciële publieksfilms, het spreekt alle genres aan.
De federale taxshelterwetgeving had wel wat uitwassen en werd in de vorige beleidsperiode aangepast. Ik zal hier niet in detail treden over wat en hoe, maar ik wil wel terugkomen op het jaarverslag van het Vlaams Audiovisueel Fonds van 2014: “De hervorming van de Tax Shelter is een feit en gaat van kracht vanaf 1 januari 2015. Het was een delicate oefening: alle ontsporingen van het systeem moesten eerst blootgelegd worden om de noodzaak van een hervorming te bepleiten. Maar dit zonder dat de overheid zou beslissen om deze onmisbare fiscale maatregel af te schaffen. Het hervormingsvoorstel moest overtuigend zijn naar de overheid en naar de sector toe, én bestand zijn tegen de lobby van diegenen die het systeem grondig hadden verziekt. De interpretatie van de nieuwe Tax Shelter moet nu het evenwicht houden tussen de financiële (bank)wereld en de audiovisuele sector (filmmakers), tussen een financieel product en een financieringstool. De investeerders moeten een correct rendement krijgen, rekening houdend met het gegeven dat het geld dat ze ‘investeren’ in feite belastingsgeld is.”
De hervorming is dus van kracht sedert 1 januari 2015. Recent las ik in de media dat er ook daar een aantal kinderziektes zouden zijn. Er zou sinds 1 januari geen enkele ruling meer goedgekeurd zijn. Een dergelijke ruling is nochtans essentieel omdat de ruling garandeert dat de fiscus akkoord gaat.
Minister, u hebt in uw beleidsnota en ook al meerdere keren in deze commissie aangegeven dat u de taxshelter nauwgezet zult opvolgen. In edities van L’Echo en Le Soir van eind mei 2015 vernamen we dat u, samen met uw Franstalige collega bevoegd voor Cultuur, een brief over de problematiek hebt overgemaakt aan uw federale collega bevoegd voor Financiën. Daarnaast werd de problematiek ook, op vraag van de Franse Gemeenschapsregering, geagendeerd op het Overlegcomité van 27 mei 2015. De agenda bevat inderdaad het punt ‘Tax shelter-systeem voor de film- en audiovisuele producties’.
Minister, ik stel vast dat u dit inderdaad nauwgezet opvolgt, maar ik zou graag weten welke bekommernissen u en uw Franstalige collega hebben aangebracht in die gezamenlijke brief over de taxshelter die aan uw federale collega bevoegd voor Financiën werd overgemaakt. Welk standpunt hebt u namens de Vlaamse Gemeenschap ingenomen op het Overlegcomité? Welke resultaten en conclusies zijn er uit dat Overlegcomité van 27 mei 2015 voortgekomen?
Minister Gatz heeft het woord.
De taxshelter heeft de Vlaamse audiovisuele sector inderdaad aanzienlijk versterkt en de creativiteit van Vlaamse, Belgische en Europese filmmakers die actief zijn in België en Vlaanderen gestimuleerd.
Om een antwoord te bieden op onterechte toepassingen van de wet in het verleden, die maakten dat er uiteindelijk slechts een fractie van de opgehaalde taxsheltermiddelen daadwerkelijk terechtkwam in de producties, werd de wet vorig jaar gewijzigd. Op 1 januari 2015 is deze wijziging in werking getreden. Het doel van de wetswijziging was onmiskenbaar het taxsheltersysteem opnieuw tot een echte stimulans voor de creatie van producties te maken, en niet enkel tot een interessant financieel product voor bepaalde investeerders. Het is net de realisatie van deze doelstelling die momenteel in gevaar is door de minimalistische interpretaties van de wetgeving door de FOD Financiën.
In april hebben ikzelf en minister Milquet en ikzelf daarom twee identieke brieven gericht aan de minister van Financiën waarin we onze bezorgdheid met klem hebben geuit. De taxshelter, een fiscale maatregel, mag dan wel een federale bevoegdheid zijn, toch spelen de gemeenschappen een belangrijke rol spelen in het systeem. Zij erkennen de producties immers als in aanmerking komende werken en reiken certificaten uit betreffende de inachtneming van de voorwaarden en de voltooiing van de producties waarvoor de taxsheltermiddelen worden opgehaald.
Mijn diensten hebben rechtstreeks contact met de producenten en kennen de sector goed. Op 27 maart vond een overleg plaats tussen de betrokken administraties van de gemeenschappen en de verschillende diensten van de FOD Financiën, met name de dienst voor voorafgaande beslissingen, wetgeving, vennootschapsbelasting en de nieuwe gespecialiseerde controlecel voor de taxshelter. Dit overleg moest de gemeenschappen in principe de mogelijkheid bieden om hun standpunten te verdedigen over een aantal vragen met betrekking tot de interpretatie van de gewijzigde wet. Deze vragen leken op dat ogenblik echter al beslecht te zijn binnen de FOD Financiën.
Concreet gaat het over de drie volgende pijnpunten. Het eerste belangrijke punt betreft de berekening van de waarde van het taxshelterattest, dat bepaalt hoeveel middelen een producent kan ophalen voor een concrete productie via taxshelter. Neemt men als startpunt voor de berekening 70 procent van de rechtstreeks en onrechtstreekse productie-uitgaven gedaan in de Europese Economische Ruimte (EER) of 70 procent van de rechtstreekse uitgaven in de EER? Hoewel in de memorie van toelichting van de wetswijziging de eerste interpretatie wordt vermeld en de administratie van de FOD Financiën dit in juni 2014 zelf ook communiceerde op een infomoment voor de sector, staan ze nu de tweede interpretatie voor. Het verschil tussen de eerste en de tweede interpretatie bedraagt 10 procent van het totale productiebudget. Gelet op het feit dat de financiering van een productie steeds een erg moeilijke puzzel is, en de taxshelterregeling net in het leven is geroepen om dit deels of helemaal te verhelpen, is deze 10 procent wel degelijk van belang. Bovendien geldt dit voor alle dossiers en voor alle producenten.
Tweede pijnpunt: de federale overheid eist dat de productievennootschappen die middelen ophalen rechten in de desbetreffende producties bezitten en daadwerkelijk zelf alle vereiste uitgaven in België doen. Hierdoor worden administratieve coproducenten – producenten die enkel taxsheltermiddelen inzamelen – uitgesloten. Samenwerken met administratieve coproducenten is echter een gangbare praktijk in de sector. Het betreft veelal structuren die aanleunen bij banken die al actief zijn met betrekking tot de taxshelter of banken die mogelijk geïnteresseerd zijn om zich op deze markt te begeven. Het uitsluiten van administratieve coproducenten kan negatieve gevolgen hebben voor het vermogen van banken om hoge bedragen voor taxshelterinvesteringen vrij te krijgen. Andere potentiële gevolgen zijn het ontstaan van een handel in rechten en extra geldstromen in functie van de taxshelter en niet in functie van de productie. Dit zijn twee zaken die de wetswijziging net wilde aanpakken.
Verder is er discussie over de datum die in acht moet worden genomen indien er sprake is van herfacturatie. De productiecyclus volgt niet noodzakelijkerwijze die van het ophalen van taxsheltermiddelen. Dit laatste gebeurt veelal op het einde van het jaar.
Dit verschil in ritme maakt dat een uitvoerend producent vaak al productie-uitgaven doet voor er raamovereenkomsten met investeerders zijn afgesloten en die nadien herfactureert. Enkel die uitgaven, gedaan na het afsluiten van de overeenkomst, mogen worden ingebracht om aan de bestedingsverplichtingen te voldoen. Het is wenselijk dat de eerder gemaakte uitgaven voor de productie wel in aanmerking worden genomen op basis van de datum van herfacturering. De FOD Financiën geeft momenteel niet duidelijk te kennen deze invulling voor te staan. Tot zover het slechte nieuws.
De elementen die ik heb opgesomd, zijn uitdrukkelijk opgenomen in mijn brief aan minister Van Overtveldt. Minister Milquet en ik hebben hem gevraagd oog te hebben voor onze bezorgheden bij het opstellen van de reparatiewet en de omzendbrief.
Vervolgens hebben we met zijn drieën samengezeten binnen de schoot van het Overlegcomité op 27 mei. Deze pijnpunten zijn daar expliciet aangekaart en positief ontvangen door minister Van Overtveldt.
De Vlaamse Regering kon zich vinden in het voorstel van minister Milquet om de gemeenschappen te betrekken bij het opstellen van de herstelwet en de discussies over de omzendbrief. De gemeenschappen hebben immers jarenlange ervaring met de taxshelterregeling, hebben contact met de producenten en volgen de sector inhoudelijk nauwer op dan de federale overheid.
Ook het voorstel van minister Milquet om werk te maken van een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende betrokken overheden, werd gesteund door alle betrokkenen. Dit samenwerkingsakkoord zou bijdragen tot intensiever overleg en een betere informatie-uitwisseling en expertisedeling tussen de federale diensten en de gemeenschappen. In het verleden ontbrak dit. De puzzelstukken van één dossier lagen verspreid bij de verschillende overheden zodat een totaalbeeld verloren ging. Dat kwam de controle niet ten goede.
Bovendien werd de fiscale controle uitgevoerd door regionale controleurs die niet altijd even goed thuis waren in de eerder complexe materie. De recente oprichting van een gespecialiseerde controlecel en de mogelijkheid om de noodzakelijke erkenning van een producent in te trekken wanneer deze zich niet aan de wet houdt, bieden hier een deel van de oplossing. Inzetten op de controle en informatie en expertise-uitwisseling tussen de overheden zal het toezicht verstevigen en bijdragen tot een gezonder beheer van het systeem.
Om een lang verhaal kort te maken, we zaten even in een alarmfase. De opstart van de wet is niet probleemloos verlopen met als gevolg dat de zaken een beetje stilliggen. Maar er is goed, snel en zonder moeilijkheden overleg geweest tussen de drie betrokken overheden om nu niet alleen maanden- of jarenlang aan een samenwerkingsakkoord te werken, maar ook om onmiddellijk de interpretatieve moeilijkheden die de FOD Financiën had opgeworpen, in het voordeel of in de logica van de gemeenschappen te doen evolueren. Dat is afgesproken tussen de politiek verantwoordelijken. We moeten er nu voor zorgen dat dit zo snel mogelijk operationeel wordt gemaakt.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is goed dat er heel snel aan de alarmbel is getrokken en dat de drie overheden daarover hebben samengezeten. Het gaat om een federale materie, maar de voeling op het terrein zit vooral in de expertise van de gemeenschappen. Dat kan de zaak alleen ten goede komen.
De uitwassen moeten eruit. Het gaat hier om een zeer goede maatregel waarbij iedereen op dezelfde lijn zit. Door samen te zitten en de expertise te delen vindt men oplossingen.
Die taxshelter is een goede maatregel. Minister, u hebt ook gezegd dat die eventueel verder kan worden geïmplementeerd in andere sectoren. Ik wil wel vragen om eerst op het terrein na te gaan of die taxshelter voor de filmsector goed werkt en of de uitwassen eruit zijn en pas dan voor een eventuele uitbreiding te gaan. Zelfs wanneer het systeem goed werkt, moeten we goed nadenken binnen welke deelsector van de media- en cultuurwereld dit kan worden toegepast en echt een toegevoegde waarde heeft. Het heeft geen zin om dat te doen in sectoren waar het geen nut heeft.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik deel die laatste mening. Dat sluit ook aan bij de logica en het ritme van het witboek. We moeten dit schip nu weer rechttrekken, en dat zal ook lukken.
Ik hoor van twee sectoren interesse voor het mutatis mutandis kunnen aanwenden van een taxshelter, zeker vanuit de audiovisuele sector waar men zelf modellen bekijkt. We plegen daar overleg over met hen, dat moet in het witboek terechtkomen waarna de gesprekken zullen volgen.
Er zijn momenteel ook voorzichtige aanzetten vanuit delen van de kunstsector, maar het gaat dan meer over de sector collectie vergaren en dergelijke. Dat is al een ingewikkelder verhaal. Er zijn politieke collega’s die mogelijkheden zien voor de podiumkunsten. Dat lijkt mij op het eerste gezicht minder evident omwille van het specifieke economische proces, de doorlooptijden en de toonmomenten.
We gaan alles bekijken, maar ik ben het eens met uw aanpak dat wat goed werkt, opnieuw goed of zelfs beter moet werken. Daarna kijken we voorzichtig wat er voor andere sectoren mogelijk is.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik ben blij met uw aanvulling. Wat de sectoren van de audiovisuele media en het collectie vergaren betreft, zijn er inderdaad mogelijkheden. Voor de podiumkunsten is dat minder evident. Dat lijkt me een heel ander verhaal waar andere mogelijkheden wellicht beter zouden zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.