Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u om mijn vraag om uitleg los te koppelen van vier andere vragen om uitleg. Ik dreigde te worden meegesleurd in de stroming van het Denderbekken, terwijl mijn vraag eigenlijk eerder over de procedure gaat.
Minister, ik wil even teruggrijpen naar 11 mei 2015. Ik denk dat die dag de oorzaak was van vele vragen die er verleden week werden gesteld. Ik wil het niet zozeer hebben over het Denderbekken zelf, met alle respect voor het belang dat dat heeft, maar wel over uw opmerkelijke uitspraak over onze buren. U zei dat men in Wallonië minder aandacht had voor inspraak, veiligheid en erfgoed.
Op 1 februari 2010 hoorden we in de commissie-Sauwens, waar veel mensen werden gehoord, ook de Direction Générale Opérationnelle du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie van de Service Public de Wallonie, meer bepaald Benoît Gervasoni, over dergelijke procedures in Wallonië. Destijds hebben we zo ook Nederlandse experts gehoord in de filosofie dat we het warm water niet zelf moeten uitvinden.
Er werd regelmatig verwezen naar zaken die het Waalse Gewest goed doet. Aan de andere kant heeft men gezegd dat men in Wallonië ook slechte ervaring heeft met decretale validaties.
Het DAR-decreet van 17 juli 2008 borduurde eigenlijk voort op het decretaal werk van het Vlaams Parlement aangaande het Deurganckdok. Ook dit DAR-decreet werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof.
Toen u eerst verwees naar het feit dat men in Wallonië minder aandacht had voor inspraak, dacht ik nog dat u naar dit DAR-decreet verwees, maar volgens mij is dit decreet niet toegepast bij de werken aan het Denderbekken op het Waalse grondgebied.
Minister, naar welke decreten verwees u met uw uitspraken? Waarop zijn die uitspraken gebaseerd? Wat kunnen we leren en niet leren uit de voorbeelden bij onze Waalse buren in functie van het sneller en beter uitvoeren van belangrijke maatschappelijke projecten in Vlaanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot de complexiteit van een aantal dossiers kent u ongetwijfeld zelf al beter dan ik de lange doorlooptijden die we kennen in het kader van de milieueffectenrapportering, het ruimtelijk uitvoeringsplan, de stedenbouwkundige vergunningen enzovoort. Dan heb ik nog niet gesproken over onroerend erfgoed. Ook daar is er een niet onaanzienlijk effect op de lengte van de doorlooptijd van het project, maar ook op de kostprijs.
Het zorgen voor extra veiligheid op het vlak van waterbeheersing heeft bijvoorbeeld in Geraardsbergen tot gevolg dat de huidige sluis tijdelijk moet worden omgebouwd tot een noodstuw. Het is een preventieve maatregel die moet zorgen voor extra waterveiligheid tijdens de bouwwerken. U weet ook dat die sluis in kwestie is aangemerkt als erfgoed, beschermd monument. Dat maakt dat we een veel langere en duurdere procedure moeten doorlopen.
Er is evenwel niet alleen het bestaan van onze procedures en vergunning, er is ook, bijvoorbeeld op het vlak van erfgoed, de rigide toepassing ervan. In Vlaanderen hebben we niet alleen strenge en lange procedures, maar ze worden ook rigide toegepast. Dat is een vaststelling.
U vraagt mij wat het belangrijkste probleem is. Dat zijn alle procedures die we moeten doorlopen en vervolgens de vergunningen die worden verleend en in sommige gevallen aangevochten. In sommige gevallen heeft dat een positief resultaat, alleszins voor de verzoeker. Er is al eens een vergunning verleend, die vervolgens met succes is aangevochten door een actiegroep. Een milieugroep is erin geslaagd om die vergunning te laten vernietigen. We dragen daarvan nog steeds de gevolgen, aangezien we moeten zorgen voor een regularisatie van de toen uitgevoerde werken. Het gaat nota bene om werken ter bescherming van de bevolking tegen overstromingen.
U hebt het over oponthoud en u vergelijkt met Wallonië. Wel, in Wallonië zijn er dijken verhoogd zonder vergunning. In Vlaanderen moet je daarvoor een vergunning vragen, die vervolgens wordt aangevochten en vervolgens ook nog eens geschorst of vernietigd. En dan moeten we helemaal herbeginnen. Dat is een verschil. Ik zeg niet dat het slechter is.
In Wallonië heeft men al een ‘permis unique’, de integratie van vergunningen, die bij ons omgevingsvergunning heet. De facto betekent dat ook minder betrokkenheid, maar ‘elk nadeel heb zijn voordeel’ en vice versa – als er stukken uit je quotes worden geknipt. De Waalse aanpak is alleszins beter en gaat vlotter in functie van de realisatie van projecten, maar er wordt ingeleverd op het vlak van inspraak en betrokkenheid. Ik heb verwezen naar de aanpak voor dijkverhogingen. Die is manifest. Er zijn verschillen. Maar mij hoort u niet zeggen dat de Waalse aanpak slechter is voor de realisatie van projecten.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Extra veiligheid zit niet meteen in veel vergunningen, maar het is een afweging die we maken. Het is altijd een moeilijk debat, maar meestal primeert veiligheid.
Of Wallonië minder doet voor erfgoed dan wij, durf ik te betwijfelen. Dat moet u maar eens natrekken. Als we ons gaan vergelijken met een bestuur dat een ingreep doet zonder vergunning, een illegale ingreep dus, dan kunnen we natuurlijk niet concurreren qua tijd.
De ‘permis unique’ gaat trager dan onze omgevingsvergunning, want dat is in Wallonië enkel het gelijktijdig indienen van een bouwvergunning en een milieuvergunning. Daardoor kan die nog altijd op twee fronten worden aangevallen, en dat is precies de winst van de omgevingsvergunning. Vlaanderen is de juiste richting ingeslagen.
Ik heb weinig nieuwe dingen gehoord, naast de dingen die we vijf jaar geleden in de commissie-Sauwens hebben gehoord. Het verschil in procedures tussen Wallonië en Vlaanderen moeten we relativeren en in een juiste context plaatsen. Dat zal ongetwijfeld gebeurd zijn, minister, maar zoals u zegt, wordt er altijd maar een fragment van de boodschap meegegeven. Voor mij is het nu duidelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.