Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer De Croo heeft het woord.
Collega’s, minister-president, mijn vraag is een beetje eigenaardig omdat ik er een tekst in het Engels heb bijgevoegd. Dat komt doordat de vertaling van de COSAC-proceeds pas later in onze eigen taal komen. En trouwens ook in het Spaans, Italiaans en dergelijke. Het is mijn bedoeling om dit eens officieel in deze commissie te laten voorleggen. Dat is een feitelijk doel.
Ik ben gedurende 25 jaar aanwezig geweest op de COSAC en ken het dus goed, en ik heb er gedurende een jaar of 10, 12 de Commissie voor Europese Aangelegenheden voorgezeten.
De noodzaak van de oprichting in 1989 in de Assemblée nationale van de COSAC staat ook in de naam zelf: Conférence des Organes Parlementaires Spécialisés dans les Affaires de l’Union des Parlements de l’Union Européenne. Het gaat om de adviescommissies, Europese commissies, noem maar op, van diverse parlementen. We zijn nu aan de 53e COSAC-vergadering, er zijn er ongeveer twee per jaar.
Wij hebben ook een bevoegdheid. Bij het ondertekenen van het Verdrag van Lissabon hebben wij verklaring 51 afgelegd. Op dat gebied zijn wij bevoegd als een ‘nationaal’ parlement. Energie, klimaat, het TTIP en andere spelen van onzentwege een rol in die COSAC.
De COSAC geeft uitgebreide beschouwingen. Het is een interessante vergadering. Ik weet niet of een van mijn collega’s hier er al eens is geweest. Ik was er de laatste keer als gastspreker, niet als lid. (Opmerkingen. Gelach)
Het is eenvoudigweg mijn bedoeling om deze problematiek in dit parlement voor deze commissie te brengen. Ik vraag geen blijvende reactie op die algemene aanbevelingen, dat is te complex. De specifieke aanbevelingen, met betrekking tot onder meer de subsidiariteit en de green card, liggen grotendeels binnen onze bevoegdheid.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Collega’s, als het zo is dat de COSAC de samenkomst is van de commissies van Europese Aangelegenheden van de nationale parlementen van de Europese Unie, en als het zo is dat België verklaring 51 heeft afgelegd, waarin staat dat de parlementaire vergaderingen van gemeenschappen en gewesten optreden als componenten van het nationale parlementair stelsel, moet dan onze commissie geen deel uitmaken van de COSAC? In plaats van daar een systeem te hebben met drie leden van de Kamer en vier van de Senaat, of omgekeerd. Dat is een compleet voorbijgestreefde situatie, met allerlei tussensituaties – de Senaat en dan de heer De Croo die zo minzaam is om dat hier ter sprake te brengen, wat trouwens een heel goede zaak is. In essentie is dit een compleet achterhaalde situatie.
Ik vind dit ook een interessant onderwerp. Tussen haakjes, ik heb daar iets gezegd over de green card. Ik deed er de suggestie om eens te bekijken of er niet zo’n systeem zou kunnen bestaan waarbij de regio’s een soort van green card ten aanzien van de federale overheid zouden kunnen hebben. Het is maar een ideetje dat ik lanceerde. Het zou natuurlijk institutioneel ‘bouleverserend’ kunnen zijn. Maar eigenlijk zou het heel logisch moeten zijn.
Sprak u daar als senator of als Vlaams parlementslid?
Ik heb daar als senator gesproken, weliswaar als deelstaatsenator.
Voorzitter, er is binnen België geen subsidiariteit. Het is een nevengeschiktheid van bevoegdheden, geen subsidiariteit.
Dat is niet waarover ik het daar had. Het ging over initiatieven induceren op het federale niveau, op basis van initiatieven op het regionale niveau. Simpel gezegd komt het hierop neer dat de regio’s aan het federale niveau kunnen zeggen: “Kunt ge een keer dat of dat aanpassen?” Wij vinden dat belangrijk. Ik geef het maar mee. Het heeft daar enig schokeffect veroorzaakt, maar dat was ook de bedoeling.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, de thema’s die daar aan bod zijn gekomen, zijn relevant in de context van de huidige politieke actualiteit. Ik kan ten aanzien van de collega’s bevestigen dat de heer Daems op de deelnemerslijst stond.
Collega’s, het zal u bekend zijn dat de Vlaamse Regering, voorafgaand aan de COSAC-vergadering, een aantal thema’s heeft afgebakend naar aanleiding van de publicatie van het commissiewerkprogramma. Die thema’s zijn voor Vlaanderen relevante, prioritaire dossiers. Dit document van het Vlaams Parlement is een mededeling die u kunt terugvinden. U vindt daar ook achtergrond bij dossiers over het klimaat, energiebeleid en EU-handel. In de mate dat de Europese Commissie al met concrete voorstellen is gekomen, vindt u meer informatie in onze al eerder geroemde maandelijkse mededelingen over de ontwikkeling op het niveau van de Europese Unie. Het thema handel kwam aan bod in alle maandelijkse mededelingen van 2015. Achtergrond bij de Energie-unie, het Protocol van Parijs inzake klimaat, inclusief de eerste standpunten, vindt u in de mededelingen van maart 2015.
Collega’s, ik onderstreep dat de controle van nationale parlementen op het EU-wetgevingsproces een prioriteit is voor de Vlaamse Regering. Voor Vlaanderen is er verklaring 51, die België aflegde bij de ondertekening van het Verdrag van Lissabon. Ik heb daar toen als minister van Buitenlandse Zaken heel hard voor geknokt. Ik heb toen gezegd dat wij dat verdrag niet zouden ratificeren als die verklaring daaraan niet was toegevoegd. We zijn daar uniek in. Andere deelstaten binnen de Europese Unie benijden ons daarvoor. Dat betekent voor België dat de deelstaatparlementen naast de twee nationale assemblees de parlementen zijn die de subsidiariteitstoets kunnen doen. Dat wordt hoe langer hoe belangrijker in het licht van de bevoegdheden die we hebben.
Wat het thema subsidiariteit betreft, verwijs ik ook naar de mededeling van de regering over het commissiewerkprogramma in de maandelijkse mededelingen. U vindt daar een nieuw element waartoe ik mijn administratie opdracht heb gegeven: preliminaire subsidiariteitsinschattingen. Dat is een technische oefening in uitvoering van de beleidsnota Buitenlands Beleid, ter ondersteuning van het parlement, waarbij preliminair een eerste check gebeurt aan de hand waarvan het parlement kan zeggen of het nuttig lijkt om al dan niet een toets te doen. Uiteraard is het finaal dit parlement dat beslist of die toets al dan niet gebeurt. Het is niet slecht dat onze administratie dan toch in een vroeger stadium een eerste preliminaire toets doet, zonder enige wetgevende of juridische waarde welteverstaan. Dat is een prerogatief van dit huis.
Een aantal nationale parlementen willen wegen op de voorstellen van de Europese Commissie, onder meer het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland. Naast de gele en de oranje kaart, die we nu kennen, zou er een groene kaart kunnen komen. Die parlementen zijn daar voorstander van in het kader van de politieke dialoog waarbij amendementen op voorstellen zouden kunnen worden ingediend. Als er een voldoende aantal nationale parlementen steun geven, kom je tot die groene kaart. Dan moet de Commissie aangeven waarom ze het voorstel al dan niet overneemt. Ik wil er ook op wijzen dat een aantal parlementen expliciet die mening niet delen, bijvoorbeeld de Polen. Zij vinden dat zij via hun parlement hun regering moeten controleren en dat zij als dusdanig verder als parlement niet moeten optreden. Er is op dit ogenblik ook nog onduidelijkheid over de evaluatie van dat initiatief door het Europees Parlement.
Ik heb ook begrepen dat de Senaat daarover onlangs een aanbeveling heeft geformuleerd: “De Senaat beveelt aan dat het parlement in overleg met de parlementen van de andere lidstaten ijvert voor de invoering van een versterkte procedure van groene kaart, waarbij de nationale parlementen zelf een voorstel van wetgevingshandeling bij de Europese Unie kunnen indienen en de Europese instellingen ertoe kunnen verplichten om hieromtrent een standpunt in te nemen.” Dat lijkt mij een positie die in lijn ligt met ons regeerakkoord. Dat kan leiden tot grotere betrokkenheid bij en gedragenheid van de Europese beslissingen en ook tot een opbouw van een Europese Unie van onderen uit, die rekening houdt met subsidiariteit en proportionaliteit. Het is een verschil met voorstellen in verband met een rode kaart. De Britten zijn daar voorstander van. Ik zie de groene kaart als een constructief voorstel: we stellen voor dat daarover ‘gelegifereerd’ wordt, of we stellen voor dat u amendementen opneemt in deze of gene zin.
Het lijkt mij wel noodzakelijk dat het initiatiefrecht van de Commissie gevrijwaard blijft, en dat de bevoegdheidsverdeling, zoals hij nu vastligt in de verdragen, gerespecteerd wordt. Dit mag geen manier zijn om het Verdrag uit te hollen of sluipenderwijs te veranderen. Er zal voldoende kritische massa moeten zijn, maar dat is ook zo met de gele en oranje kaart. Je moet voldoende parlementen vinden die zich organiseren, en dat moet ook procedureel bekeken worden: hoe interfereer je in die procedure opdat niet alles op een al te lange baan zou worden geschoven?
Dit kan bij een volgende verdragswijziging aan bod komen. Het kan ook aan bod komen bij de bespreking van het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie. Alles hangt natuurlijk af van dit parlement. Of het parlement vindt dat dit moet kunnen gebeuren, moet eerst in het huis zelf worden bekeken. Dat kan natuurlijk in dialoog met de regering, ik sta daar helemaal open voor.
Collega’s, ik heb op de ministerraad in Riga verschillende bilaterale contacten gehad. Ik heb de voorzitter van het Comité van de Regio’s ontmoet, de Finse professor Markku Markkula. Hij is van plan om dit najaar, in november of december, in dit Vlaams Parlement de subsidiariteitsconferentie te organiseren. Dat zou bij uitstek iets kunnen zijn wat u daar op tafel zet. Aangezien het hier zal worden georganiseerd, lijkt mij dat toch een opportuniteit.
Dat was een voorstel van de heer Karl Vanlouwe, die ook lid is van het Comité van de Regio’s.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitleg. We kunnen ons op twee elementen baseren. Eerst en vooral is er het akkoord tussen het federaal parlement en de gewestparlementen over de uitoefening van de subsidiariteitstoets en de proportionaliteitstoets. Die tweede toets wordt vaak vergeten. Er is tevens een overeenkomst tussen de parlementen van dit land over de vertegenwoordiging ten aanzien van de EU. Het kan om enkel de federale overheid, enkel de gewestelijke overheden of de federale overheid met anderen gaan. Dit kan ook een lijn zijn om de overeengekomen bevoegdheden uit te oefenen. Misschien kunnen we onze bevoegdheden het best op die manier uitoefenen.
We beschikken over twee mogelijkheden. We kunnen de overeenkomst betreffende de subsidiariteit op een positieve wijze uitvoeren. Dit houdt verband met de green card. We kunnen het ook hebben over de materies waarvoor we ons binnen dit land consensueel bevoegd hebben verklaard.
In Luxemburg wordt over de green card gedebatteerd. Het zou interessant zijn eens te horen wat elders gebeurt en vervolgens een eigen standpunt te bepalen. Voor mij is het belangrijkste echter dat dit punt aan de orde van de dag is gebracht.
Mijnheer De Croo, ik dank u voor het feit dat u dit punt aan de orde hebt gebracht. In principe zou de green card in Luxemburg moeten worden aanvaard. Dat is het vooruitzicht.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog even op mijn opmerking van daarnet ingaan. Het is een goede zaak dat u in de COSAC aanwezig bent. Ik zou u daar echter liever als voorzitter van deze commissie dan als lid van de Senaat zien zetelen.
Ik ben het daar, voor alle duidelijkheid, mee eens.
Misschien moeten we als commissie eens een initiatief nemen en de heer Peumans, voorzitter van het Vlaams Parlement, vragen een of ander initiatief te nemen. Verklaring 51 geldt ook voor organen als dit.
Dat klopt.
Mijnheer Van Overmeire, hebt u Verklaring 51 goed gelezen? (Opmerkingen van de voorzitter en van de heer Herman De Croo)
Volgens Verklaring 51 worden zij hierdoor deel van een nationaal parlement.
De vraag om uitleg is afgehandeld.